Anna Meintje Hepkema

Anna Meintje werd op 5 januari 1916 in Wijckel geboren als dochter van Tjebbe Hepkema en Baukje Hepkema – van der Wal.  In het blad Leovardia van september 2017 is een artikel gewijd aan de Duitsche Volksschool in Leeuwarden vanaf 1941 en aan de lerares Anna Meintje Hepkema uit Wijckel. Het artikel, geschreven door Paul Bron, is letterlijk hier opgenomen:

“In de Tweede Wereldoorlog moest school 16 in de Coornhertstraat te Leeuwarden worden verlaten omdat die school was gevorderd door de Duitsers om er een eigen Duitsche Volksschool te vestigen. De maatregelen die de bezetter in het onderwijs wilde invoeren, hebben nauwelijks of geen invloed gehad op de inhoud van het basisonderwijs in Leeuwarden. Maar de eigen nationaalsocialistische school moest er zou er in ons land succes hebben, vond de bezetter. In april 1941 werd in Leeuwarden dan ook de Duitsche Volksschool geopend met als schoolhoofd Kreisschulungsleiter der NSDAP K. Sebelin en als onderwijzeres de tot dan toe in Pingjum werkzame Anna Meintje Hepkema. K. Sebelin sprak zo en dan ook op bijeenkomsten in Leeuwarden, zoals bij het Oogstdankfeest en op een avond over “Opvoeding en onderwijs in den nieuwe tijd”. Tijdens de eerstgenoemde bijeenkomst vergeleek hij de Führer met de commandant van een schip ”en ook al wordt dat schip de storm ingestuurd, wij zullen aan boord blijven, omdat wij vertrouwen hebben in onze commandant”. Bij de opening van de school. Waarbij onderwijsinspecteur Van der Zweep bericht van verhindering stuurde, waren van gemeentewege aanwezig burgemeester Van Beijma en de directeur gemeentewerken Van der Vlis. Zij zullen uit de toon zijn gevallen tussen de geüniformeerde hoogwaardigheidsbekleders. Van Beijma stelde zich in zijn toespraak zo neutraal mogelijk op, door de hoop uit te spreken “dat op deze school de Duitse jongens en meisjes zullen worden opgeleid tot nuttige leden van de maatschappij”. De Beauftragte van de provincie Friesland, Ministerialrat Werner Ross sprak uit, dat ook hier Duits nationalistisch onderwijs voor Duitse kinderen nodig was “de bedoeling is niet om Nederlandse en Friese kinderen tot Rijksduitsers te maken, maar wel om ervoor te zorgen dat Duitse kinderen geen Nederlanders of Friezen worden, maar een Duitse opvoeding krijgen in de nationalistische geest”. Met het hijsen van de hakenkruisvlag werd de eerste Duitsche Volksschool in de drie Noordelijke provincies geopend.

 De leerlingen

De school viel rechtstreeks onder de Duitse inspectie vanuit Den Haag en werd bekostigd door uit de “Oberkasse des Hern Reichskommissaris”. Opvoeding en onderwijs op de school stonden in dienst van de nazificering van de kinderen en de ouders en paste geheel in het streven deze scholen in alle bezette gebieden te stichten. De in Leeuwarden en omgeving wondende Rijksduitsers werden verplicht hun kinderen naar deze school te sturen. Voor een kleine groep leerlingen was de school ook een toevluchtsoord, namelijk foor de kinderen van NSB’ers  die op de eigen school soms erg werden gepest.

Uit een rapport van de Leeuwarder onderwijsinspecteur Van der Zweep: “Onder ogen van het personeel, zowel in de klassen als op de speelplaats, zowel bij het ingaan van de school als bij het verlaten daarvan, ontzien op heel wat scholen de leerlingen zich niet, de enkele schoolmakkertjes wier vaders nationaalsocialist zijn, te beschimpen, uit te schelden en wat dies meer zij. In de klassen worden deze kinderen geïsoleerd en genegeerd”.

 De inhoud van het onderwijs

De school, waar Duits de voertaal was, de Hitlergroet werd gebracht en ’s morgens een groet aan de Duitse vlag, begon met 38 leerlingen. Dat aantal groeide zo snel dat er in de persoon van de Limburger J.M. Huiskens een extra leerkracht kwam. De bestaand locatie werd te klein en men wilde verhuizen mede omdat de school aan het Toernooiveld in de toenmalige rosse buurt, de Boterhoek, stond. Dit was verboden terrein voor leden van de Wehrmacht. De leerlingen hielden nationalistische vieringen. Zij troffen elkaar bij de Jeugdstorm en kwamen bij voorrang in aanmerking voor de zogenaamde kinderuitzending van de Nederlandse Volksdienst. Tot het leerplan behoorde ook politieke scholing, waarbij de leerlingen onder meer leerden dat Joden tot een inferieur mensenras behoorden en uit de volksgemeenschap moesten worden verdreven. Een klein select aantal leerlingen ging na de Duitsche Volksschool naar Duitsland of Heerlen waar ze op de Reichsschule werden opgevoed tot toekomstige leiders. Na Dolle Dinsdag 1944 was het met de school in één keer gebeurd. De Duitse gezinnen vluchtten hals over kop naar der Heimat. In september 1944 evacueerde de school naar Duitsland. Onderwijzeres Anna Meintje Hepkema was toen al terug in haar geboortedorp Wijckel. Na de oorlog moesten ouders die hun kinderen vrijwillig naar de school hadden gestuurd, zich voor het Tribunaal verantwoorden.

“Helferin” Anna Meintje Hepkema

De schrijver Paul Bron van dit artikel vroeg zich af bij het lezen van haar benoeming tot onderwijzeres uit het openbaar onderwijs aan deze Duitsche Volksschool, wat haar eigenlijk bezield heeft. Juf Hepkema (zie foto) was in Wijckel geboren. Na de lagere en middelbare school ging ze naar een Doopsgezinde kweekschool met internaat en begon haar loopbaan als onbezoldigd “kwekeling met acte” in Kimswerd, financieel mogelijk gemaakt door de schoolouders. Zij woonde bij haar grootvader in huis en kon met de stoomtram vanuit Leeuwarden naar haar werk. Op 28 juli 1937, een maand na de dood van haar moeder, werd ze benoemd aan de openbare lagere school van Pingjum. Dat gebeurde op voorspraak van haar nicht, de uit Leeuwarden afkomstige domineesvrouw van dat dorp, Anna Maria Tulner – Hepkema. In januari 1940 twijfelde ze of ze wel door wilde gaan als onderwijzeres, maar ruim een jaar later verleende de raad van Wonseradeel haar per 1 april 1941 eervol ontslag in verband met haar benoeming aan de Duitsche Volksschool. Hoewel ze slechts kort lid is geweest van de NSB, was de keuze voor dit onderwijs wel overwogen.

Bij haar sollicitatiegesprek had ze aangegeven, dat er naast een Duitsche schoolleider eigenlijk een Nederlandse onderwijzeres moest komen en bij voorkeur Friestalig. Ze geloofde dat, wanneer de Duitsers hier bleven, deze scholen een soort modelschool zouden worden voor al het onderwijs, dat dan nationaalsocialistisch zou zijn. Ideologisch vond ze het ook te verantwoorden en ze was zich ervan bewust, dat ze met deze daad het risico nam dat ze niet meer bij het gewone onderwijs terecht kon. Maar de kans dat het zover zou komen, achtte zij niet groot. Bovendien zou ze dan wel zien hoe ze op een andere manier door de tijd zou komen. Met het Opvoedersgilde maakte zij een reis naar Salzburg met andere leerkrachten van de Duitse Volksscholen, waar ze met veel egards werd verwelkomd en werd overspoeld met propaganda. Uiteindelijk beviel het haar toch niet op school en aan het eind van het schooljaar 1943-1944 ging ze weer thuis in Wijckel wonen om voor haar oudere, manisch-depressieve zus te gaan zorgen.

Anna Meintje was behalve onderwijzeres ook Fries schrijfster, secretaresse van de Fryske Underrjocht Liga, van De Mienskip en van het Frysk Faksisten Front. Tijdens de oorlog deelde ze het gedachtegoed van de Allgemeine SS van Feldmeijer, die uitging van de Groot Duitsche gedachte, racistisch was en fel antisemitisch. Ze was bewonderaar van haar oom, de dichter en veearts Rintsje Sybesma, die haar stimuleerde om een bijdrage te leveren aan de Friese literatuur. Sybesma was ook de voorman van de fascistische Fryske Folks Partij waarin hij pleitte voor zijn nationaalsocialistische idealen. Hij schreef pro-Duitsche gedichten zoals het lofdicht op de Duitse ”falskermers” (parachutisten)  die bij Rotterdam en Den Haag geland waren tijdens de Duitse inval. Sybesma had grote invloed op het gezin Hepkema, want zowel Anna Meintje als haar jongere zus Klaasje waren pro-Duits. Anna Meintje: “Die man had zo’n geweldige uitstraling, daar ging iets van uit, je kwam onder zijn bekoring. Ik heb de dichter blindelings gevolgd”. Hij bewoog de jongere zus en haar oudere broer om naar een soort Landesschule in Duitsland te gaan. Klaasje werd bij terugkeer leidster van de Jeugdstorm en vluchtte na Dolle Dinsdag naar Duitsland.

Anna Meintje hield voordrachten op bijeenkomsten van Saxo-Frisia en de Fryske Rie waarvan Douwe Kiestra ook de voorman was. Zo is bekend dat bij een "Landstand-dag" in Oranjewoud 1944 Kiestra de spreker was en dat Anna Meintje de dag besloot met een declamatie van poëzie. De Rie bracht in het Fries wekelijks en later tweewekelijks It Fryske Folk uit, waarin ook Anna Meintje schreef, zoals in 1943 het niet afgemaakte feuilleton “Op Uilensteyn”.  Ook correspondeerde ze met collega-schrijvers als Eeltsje Folkertsma, Pieter Sipma en Douwe Kiestra. Op verdienstelijke wijze vertaalde ze Engelse literatuur in het Fries, bijvoorbeeld The Tale of Benjamin Bunny van Beatrix Potter: Benjamin Bontsje. Na haar internering schreef ze onder haar pseudoniem Boukje Westra in It Fryske Folk een vervolgverhaal, Under it Uleboerd, over boerengezinnen, en enkele verhalen in de Leeuwarder Courant.

Direct na de bevrijding werd ze van huis gehaald en tijdelijk naar Kamp Sondel gebracht. Uiteraard ontkwam ze niet aan het oordeel van het Tribunaal: Uit de Leeuwarder Courant van 23 februari 1946: “Vervolgens moest Anna Hepkema voor de heeren komen. Zij was onderwijzeres te Wijckel, liet haar leerlingen den Hitlergroet brengen en was 4 weken lid van de Nationaal Socialistische Nederlandse Arbeiders Partij geweest.

Anna Meintje beweert dat zij niets van Mussert moest hebben en motiveert haar houding als een verlengstuk van haar gedachten over de Friese Beweging en de invloed van Douwe Kiestra en Rintje Sybesma. Haar oudoom mr. Hepkema verdedigt haar. Als schrijfster is H. reeds tot 1951 gestaakt. Er wordt haar een interneringsstraf van 15 maanden opgelegd met aftrek en het verbod om gedurende 10 jaar het ambt van onderwijzeres te bekleden.

De verslaggever vergist zich door haar onderwijzeres te laten zijn in Wijckel in plaats van aan de Duitsche Volksschool in Leeuwarden. Het verbod om te publiceren was haar opgelegd door de Ereraad voor de Letterkunde op 4 januari 1947, gelijktijdig met haar oom Sybesma, Douwe Kiestra en S.J. van der Molen vanwege “onvaderlands gedrag”. De internering zat zij uit in kamp Erica. De kampcommandante, juffrouw Colenbrander, benoemde haar tot kamphoofd van de vrouwenafdeling. Van haar heeft zij veel geleerd en inzicht gekregen in haar foute keuze. Ze is een van haar beste vriendinnen geworden “Dankzij juffrouw Colenbrander ben ik weer op het juiste spoor geraakt”.  Na haar internering schatte zij in, dat een kans op een baan in het onderwijs voor haar gering zou zijn en vertrok naar Amsterdam, waar ze, evenals eerde haar nicht Maria Tulner – Hepkema, de opleiding volgde tot spraaklerares. Toen ze in 1948 was afgestudeerd, keerde terug naar Friesland en werkte als logopediste in het onderwijs. Volgens haar familie “wie har libben bûnt as in bloeiende Mayedei”. Ze overleed op 12 mei 2010 in Talma Hiem te Balk. De laatste jaren was ze nagenoeg blind, slecht ter been en daardoor geheel afhankelijk. Geen van de bewoners heeft geweten dat zij anderhalf jaar geïnterneerd was geweest. Het verhaal van Anna Meintje werd bevestigd, toen ik later het interview las met haar in de zeer levenswaardige bundel van Zonneke Matthée “Verzwegen Levens”, waarin ze Afke wordt genoemd".

NAWOORD
In dit verhaal werd meermalen de naam genoemd van Rintsje Sybesma,  dichter, dierenarts en “foaroanman” van de Friese Fascistische Partij (FFP). Zijn naam is ook meerdere malen genoemd in het artikel over Jan Melles van der Goot, elders op deze website

De complete tekst is overgenomen uit het tijdschrift Leovardia, een uitgave van Aed Levwerd en Historisch Centrum Leeuwarden. .