Familie Jan Wind uit Oudega

Het gezin Jan Wind was op 10 mei 1940 vanuit Drachten in Oudega, gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde komen wonen. De verhuizing zou 12 mei 1940 plaatsvinden maar op advies van de burgemeester werd het twee dagen eerder.

Bij het gezin Wind werd in maart 1945 ’s morgens om halfzeven, terwijl het buiten nog donker was, huiszoeking gedaan. Dat vroege tijdstip was opzettelijk door de Duitsers en Landwachters gekozen zodat men hen niet kon zien aankomen. De familie Wind woonde met zes kinderen 1300 meter vanaf de verharde weg in de polder. Alleen via een min of meer verhard pad – en niet altijd in goede conditie – konden de bezoekers bij de boerderij komen. Evenals bij de verre buren, de familie Meine van der Sluis, kon men de boerderij alleen bereiken via een aangelegde spoorlijn met lorrie en trekhond. De familie Wind had ruim zicht op alles en iedereen die op de boerderij De Krim afkwam. Daardoor was het een prima plaats voor onderduikers en die kwamen en gingen dan ook met velen zonder dat er een vergoeding was gevraagd. De drie oudste zonen waren in de “gevaarlijke leeftijd” en konden naar Duitsland worden uitgezonden om te werken. Verder waren alle drie jongens verwikkeld in illegale arbeid. Zo was zoon Jan Wind alle weken twee avonden weg vanwege de verspreiding van illegale bladen.

Zittend Jan Wind en Pietje Wind-Dijkstra. Staand van links naar rechts: de kinderen Lamkje, Sanne, Jan, Tjitske, Lies en Freerk. Foto: www.ondergedokeninfryslan.nl

Vader Jan Wind heeft later gegevens van onderduikers opgeschreven zonder daarbij van elk hun naam te vermelden.

  1. Een Joodse jongen van dertien jaar. Hij was twee jaar en twee maanden ondergedoken bij de familie Wind. Zijn naam was Nico Schelvis (foto overgenomen van www.ondergedokeninfryslan.nl).
  2. Vijftien maanden lang was er een wis- en natuurkundestudent ondergedoken.
  3. Een leerling van de Rijks-HBS in Drachten verbleef hier acht weken.
  4. Een jongeman uit Holland was vier weken onderduiker. Hij was op het spoorwegstation in Sneek opgepikt. Door een vergissing van de LO zou hij anders opgepakt zijn.
  5. Een technisch student uit Sneek. Hij was ondergronds PTT-medewerker. Zijn verblijf duurde vier weken.
  6. Een jongeman uit Sneek die hier onderduiker was vanwege razziagevaar. Hij bleef zes maanden met een enkele onderbreking.
  1. Aize Wind en zijn vrouw uit Oosterzee voor een periode van zes maanden. Het waren broer en schoonzuster. Waarom kwamen zij? Aize Wind was commandant van gevechtsgroep Lemsterland en de Sicherheidsdienst was hem op het spoor. Beiden waren gevlucht voor de komst van de SD uit Heerenveen. Deze hadden al een huiszoeking gedaan en de veestapel opgeschreven.
  2. Een Canadese piloot, technical-sergeant Stanley F. Stanczkiewicz, marconist uit Synacuze, New York. Wind had contact met iemand op de veemarkt in Leeuwarden die op zijn beurt weer in contact stond met het verzet. Stanczkiewicz is vier weken gebleven en maakte gewoon deel uit van het gezin. Rond de Kerstdagen van 1944 had vader Wind hem plotseling meegenomen. Moeder Wind had geen bezwaar tegen deze onderduiker. Wel zei ze direct tegen haar man dat ze er weer een voedselprobleem bijkregen. De oudste zoon Freerk had op de HBS de Engelse taal geleerd zodat erover en weer communicatie was.  Stanley had deel uitgemaakt van de tien koppige bemanning van de op 8 maart 1944 bij Warten neergekomen Amerikaanse Liberator B-24 “Yankee-Rebel Harmony”. Het was een noodlanding geweest na een geslaagde aanval in Berlijn op een fabriek van kogellagers en een rangeerterrein van de spoorwegen. Bij de noodlanding was alleen piloot Stephen Peter Judd omgekomen. De bemanning had de tweede piloot John M. Kendrick zwaargewond moeten achterlaten. Hij werd later door de Duitsers naar een hospitaal gebracht waar zijn beide benen geamputeerd zijn.  De andere bemanningsleden zijn door de Friese ondergrondse over heel Friesland verspreid en ondergebracht bij meerdere onderduikadressen.
    Twee piloten, staff/sergeant William E. Mineer en technical/sergeant, radio-operator  Stanley F. Stanczkiewicz, waren eerst ondergedoken in een woonboot in de naaste omgeving van Drachten. Van daaruit is Stanczkieviwicz bij de familie Wind in Oudega gebracht en later naar een tweetal veehouders in It Heidenskip, waar Mineer ook bleek te zijn. Eerst waren ze op een boerderij aan de Ursulaweg. Na twee maanden verhuisden zij naar de Kooidyk bij de Hofmar.
    Waarschijnlijk hebben ze ook nog even ondergedoken gezeten in de boerderij van Galama in Koudum aan de vaart naar Molkwerum. De LO van Koudum verstrekte hun daar kleding en tabak en hielden een praatje met de mannen. Het vervoer ging steeds met een fiets. Tenslotte werd Mej. Aaltje de Jong in Oudemirdum het laatste onderduikadres in Nederland. Zij was oud-directrice van het Diaconessenziekenhuis in Leeuwarden. Hier zijn Mineer en Stanczkiewicz op 17 april 1945 door de Canadezen bevrijd. Zij meldden zichzelf aan toen de bevrijders Gaasterland introkken. Stanczkiewicz heeft persoonlijk nooit weer wat van zich laten horen. De Stichting Missing Airmen Foundation Friesland heeft toch nog met hem contact gekregen in 2011. Hij had inmiddels zijn achternaam laten wijzigen in de familienaam Stanley. In september 2014 heeft hij zijn 85ste verjaardag gevierd in de stad Fayetteville. In augustus 2017 heeft een neef van Stanley – met zijn vrouw - een bezoek gebracht aan de onderduikadressen en dus ook aan de familie Wind.

Als dank voor de hulp aan Stanley heeft de familie Wind deze dankbetuiging gekregen van president Eisenhower.

Na de oorlog was er nog onregelmatig contact met (William) Bill Mineer en de familie Freerk de Jong. Toen William Mineer terug was in zijn vaderland gaf hij zijn eerstgeboren dochter de voornaam Maaike als eerbetoon aan een dappere en zorgzame boerin in Friesland. Op deze manier zal Maaike haar hele leven voor haar kinderen en kleinkinderen de herinnering levend houden aan de onderduikerstijd van haar vader bij Friese burgers, die allemaal op hun eigen wijze een bijdrage hebben geleverd aan de strijd tegen de onderdrukking.

In maart 1945 stonden op een ochtend plotseling zeven Duitsers aan de voorkant van de boerderij en zes Duitsers hadden zich aan de achterkant van de boerderij opgesteld. Alles werd compleet in de boerderij over hoop gehaald. Aanleiding was de droppingskaart met vijf droppingsplaatsen die de Duitsers in handen hadden gekregen bij de gevangenneming van kapitein Pander en Wierda in Tjerkwerd op 3 februari 1945.

Gelukkig konden de Duitsers niets vinden, alhoewel het materiaal (lampen en draad) voor de droppingplaats achter in de koeienstal van de boerderij was opgeslagen. Een onderduiker ontkwam aan ontdekking door in de stal onder een bult hooi te kruipen. Een arbeider was zo uitgekiend om steeds deze hooiplaats aan te vullen met nieuw hooi. Jan Wind wist de Duitsers duidelijk te maken dat zij verkeerd waren en dat zij in het vogelland bij de Fluezen moesten zijn. Wind heeft dit alles met een zekere uitstraling zo zelfverzekerd gezegd dat de Duitsers Wind uiteindelijk dankbaar waren voor zijn uitleg. Na anderhalf uur vertrokken alle Duitsers weer van het erf.

Wind zorgde ervoor dat dit verhaal bij de illegaliteit kwam en daardoor is men in Engeland precies op tijd te weten gekomen dat de droppingskaart in handen van de Duitsers was. Het onderdak geven aan onderduikers was niet Wind zijn belangrijkste bijdrage aan het verzet tegen de Duitsers. Jan Wind heeft zelf opgeschreven: “Het meeste werk is door mij verricht als Marktvertegenwoordiger Bedrijfschap Vee en Vleesch op de veemarkten. Op alle manieren zijn hier de Duitsers bedrogen. Vette koeien zijn voor illegaal werk beschikbaar gesteld met officiële afschrijving van leveringsplicht voor de veehouders. Al het stamboekvee van Hessel Bouma uit Scharnegoutum (gevangengenomen en weer bevrijd uit de gevangenis in Sneek) was in beslag genomen en kwam op de veemarkt. Het vee was daarnaartoe gedreven door de Duitsers om verkocht te worden. De beesten moesten eigenlijk door een collega van Wind verkocht worden, maar die sympathiseerde met de Duitsers. Door te dreigen met vervolging door de illegaliteit kregen zij hem echter toch zover dat hij van de verkoop afzag en de handel aan Wind gunde. Toen zijn al die 40 runderen verkocht aan veehouders die ze voor Bouma zouden bewaren. Dit heeft tot gevolg gehad dat Hessel Bouma drie weken na de bevrijding zijn gehele veestapel terugkreeg. Zo ging dat in die tijd, dat wil zeggen: zo kon het”.

Wind schreef verder dat hij Gereformeerd was en over zijn vrouw schreef hij: “dat zij ook altijd met haar volle persoonlijkheid heeft meegewerkt. De gevaren van de huiszoeking heeft mijn vrouw kloekmoedig doorstaan, ook in de zomer van 1944”.  Als motivatie voor zijn verzetswerk schrijft Wind: “Mijn illegale werk begint in de zomer van 1943 en dat deed ik uit geloofsovertuiging en plichtsbesef tegenover het zo zwaar geteisterde vaderland”.

PERSONALIA:

Jan Wind, geboren op 18 december 1897 in Oosterzee. Zijn ouders waren Freerk Wind en Lamkje de Boer. Zijn beroep was veehouder en marktvertegenwoordiger Bedrijfschap Vee en Vlees. Voor de oorlog bekleedde hij al deze functie en de illegaliteit had hem gevraagd dat baantje weer aan te nemen. Doordat Jan Wind vanwege zijn werkzaamheden veel contacten had met hoge Duitse officieren is hij na de oorlog in de verdachtenbank gezet. Gelukkig hebben oud-verzetsstrijders de waarheid kunnen vertellen en was Jan Wind snel weer thuis. Jan Wind overleed 15 oktober 1949 in Oudega H.O.N.
Hij was getrouwd met Pietje Dijkstra, geboren op 7 februari 1901 in Terzool en overleden op 4 juli 1948 in de gemeente Ooststellingwerf.

Uit dit huwelijk zijn zes kinderen geboren allen in Oosterzee, te weten:
Feerk; Sanne; Jan; Tsjitske; Lamkje en Elizabeth Trijntje.

 

Sanne Wind sneuvelde als oorlogsvrijwilliger in het Friesch Bataljon op 5 september 1946 om 15.30 uur in Oedjoengbroek, Nederlands-Indië.

Tijdens een gemotoriseerde patrouille werd Sanne plotseling beschoten in een brencarriër terwijl hij met anderen bezig was met het opruimen van mijnen. Zijn collega – Vellinga – mankeerde niets.

Naar Sanne is een straat vernoemd in Oudega, gemeente De Fryske Marren, de SANNE WINDWEI.

Op 5 oktober 1988 vond de onthulling plaats van het straatnaambord tijdens een door de gemeente Gaasterlân-Sleat georganiseerde bijeenkomst in het dorpshuis De Skeakel te Oudega.