Hantje Visser en Wiebe de Vries

HANTJE VISSER EN WIEBE DE VRIES UIT SLOTEN

Dit verhaal is van Piet Y. Meinema uit “DE STADSOMROEPER” uit Sloten, van oktober 2002. Uit de opmerking in dit verhaal dat de bevrijders de stadswallen naderden, is op te maken dat de datum van deze anekdote op  zaterdag 14 april 1945 moet zijn geweest.

De oorlog liep ten einde en de bevrijders naderden ook onze stadswallen. De nog aanwezige Duitse soldaten in Sondel werden zenuwachtig. En wanneer je op het punt staat om uit ‘den vreemde’ terug te keren naar huis, neem je toch een aandenken mee? Zo ook de Duitse soldaten van kamp Sondel. Op een zaterdagmiddag kwamen zij met een boerenwagen met twee paarden bespannen bij de zuivelfabriek. “Parkeerden” de wagen voor de plaats van de “melkafslag” en begonnen de wagen vol te laden; nee niet met oude wijven of jonge meiden, maar met kaas en boter uit de fabriek. Niemand op straat te bekennen! Ja toch...Hantje Visser kwam aangelopen. Hij was, zoals gezegd, zo goed als blind maar zijn gehoor was goed. Hij moet aangetrokken zijn geweest door het lawaai dat door de soldaten werd gemaakt en bleef midden op straat staan, met zijn gezicht naar de fabriek gekeerd en de handen diep in de zakken.

Plotseling zag ik één van de Duitse soldaten op Hantje af komen rennen met het geweer over de schouder. Hij greep Hantje bij de arm, sleurde hem in hoog tempo mee en zette Hantje met de rug tegen de muur van de fabriek en liep vervolgens terug naar ongeveer het midden van de weg, waar hij zijn geweer van de schouder nam en...Kennelijk was deze soldaat van mening dat hij en z’n kompanen werden bespied en er voor hen gevaar dreigde, in welke vorm en mate dan ook. Hij was kennelijk van plan om met Hantje “af te rekenen.” Als jongen van vijftien jaar stond ik als aan de grond genageld en wist niet wat ik moest doen. Durfde niemand te roepen. Zeker was voor mij, dat Hantje zou worden doodgeschoten maar... op het meest kritieke moment kwam er een man in overhemd aan draven, met pet op, roepend en met zijn handen gebarend! Deze man, Wiebe de Vries, kapitein van de stoomboot “De Stad Sloten”, wonende op de Haverkamp, had kennelijk ook dat tafereel gadegeslagen. Hij pakte de Duitse soldaat bij de schouder en maakte met zijn linkerhand duidelijke bewegingen, dat Hantje blind was, niets kon zien en er voor de Duitsers niets te vrezen was. Kennelijk was de Duitse soldaat door dat koelbloedig optreden even van zijn stuk gebracht. Hij liet zijn geweer zakken en de Vries nam Hantje bij zijn arm en voerde hem veilig, levend en wel, af en bracht hem thuis.

Onder het oog van de vijand had de Vries een mensenleven gered, hoe dan ook! En het staat mij niet meer zo bij of er toentertijd nog andere “getuigen” dit voorval hebben gadegeslagen. Ik kan mij ook niet meer herinneren of en zo ja in welke mate dit gebeuren nog onderwerp van gesprek is geweest. Ik denk niet, dat de Vries zelf nu een type was om daar later nog over te praten. Ik kan mij ook niet herinneren dat hij door dit enorm kordate optreden ooit publiekelijk werd bedankt of “gehuldigd”.

Je moest het toch maar durven in die gespannen tijd. In mijn ogen was hij een HELD! Ik ben dat beeld van die zaterdagmiddag nooit vergeten.

En waar men zich in Sloten opmaakt “helden” uit een grijs verleden weer eens tot leven te wekken, leek het mij goed om uit een jonger verleden ook nog eens iets te zeggen over een “held” uit de Sleattemer geschiedenis. Op klaarlichte dag en in levende lijve iemand weghalen uit vijands overmacht is zondermeer te beschouwen als een heldendaad.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bij genoemde fabrieksarbeider Hantje Visser (1879-1957) en zijn vrouw Willemina van Hilgen van Hilgen (1886) (dubbele achternaam) was op 31 december 1926 door de politie het hartverscheurende bericht gebracht dat hun 17-jarige dochter Hinke (“Hendrikje”) nachts bij een grote boerderijbrand bij Jetse Keuning in Doniaga was omgekomen. Zij sliep als dienstbode in een zolderruimte boven de koeienstal en was niet meer te redden geweest. Het lichaam van Hinke werd de volgende ochtend gevonden in haar bed. De oorzaak van de brand bleef onbekend. Haar stoffelijk overschot werd onder politietoezicht per lijkkoets naar Sloten vervoerd.