Het jaar 1940

DINSDAG 7 MEI 1940

De dreigende inval van het Duitse leger wordt steeds voelbaarder. Er komen regelmatig signalen bij de landelijke overheid binnen dat een inval aanstaande is. Vandaag krijgt burgemeester Schwartzenberg van Gaasterland om 18.04 uur een telegram aangeboden. Hierin staat dat hij in zijn functie als Hoofd van de Luchtbescherming in Gaasterland direct de  radio-luisterpost 24 uur per dag moet laten bemensen. Deze radio-luisterpost is 24 september 1939 al ingesteld. De taak is om vijandelijke vliegtuigen en bominslagen te melden. Vanaf 10 april 1940 is de post continu bezet. Er zitten gaten in de dossiers omtrent de juiste data dat de radio-luisterpost bemensd is geweest.

DONDERDAG 9 MEI 1940

Aan de andere kant van de grens zag generaal-majoor Kurt Feldt, commandant van de 1e Cavalleriedivisie, de toekomst met vertrouwen tegemoet. Zijn divisie, het enige en laatste onderdeel van de Wehrmacht dat eskadrons te paard kende, was niettemin een vechtlustige, goed getrainde en bewapende strijdmacht. Zij hadden tijdens de vijfdaagse veldtocht in Polen uitgebreide oorlogservaring opgedaan. Vele van Feldts ondercommandanten stamden uit oude Pruisische officiersgeslachten, opgegroeid in een sfeer van strakke militaire principes. Zeventig procent van de onderofficieren en soldaten kwam uit Oost-Pruisen, de rest uit Beieren, Saksen en Westfalen. Deze avond kreeg Generaal Feldt om half negen het codewoord “Dantzig”. Hij wist dat hij nu direct aan zijn aanvalsplan moest beginnen. Niet zonder voldoening las generaal Feldt in deze late avonduren dat bevel nog eens over: “Er moet op gerekend worden dat Nederland aan een Frans-Engelse opmars geen weerstand zal bieden. Tegen Duitse tegenmaatregelen zal men zich waarschijnlijk verzetten. Elke tegenstand moet daarom onmiddellijk en met alle middelen “rücksichtslos” worden gebroken. Alles werd nu in gereedheid gebracht om bij Venebrugge bij Hardenberg de grens over te steken om via Gaasterland op weg te gaan naar de Afsluitdijk.

VRIJDAG 10 MEI 1940

  • De officieren van het Duitse leger lezen om 02.30 uur de dagorder voor aan de troepen: “Naar voren kijken; naar voren denken en naar voren rijden”. Het Duitse leger valt ‘s morgens om 03.30 uur Nederland binnen.
  • Om 03.50 uur kreeg het Hoofdkwartier van de Nederlandse Generale Militaire Staf het bericht binnen dat – zonder aanleiding en zonder bericht vooraf – bij het Limburgse Kerkrade en Vaals de eerste Duitse grensoverschrijding heeft plaats gevonden. De Duitsers zijn ook ‘s morgens vroeg als een dief in de nacht het noorden van Nederland binnen gevallen, over een front dat tussen Coevorden en Ter Apel ligt. Zij komen in Noord-Nederland met fietsers en cavaleristen, die versterkt zijn met artillerie en pantserwagens. Niet alleen Nederland werd aangevallen. Deze 10e mei begint Duitsland ook de oorlog met de code ,,operatie Fall Gelb” in België, Luxemburg en Frankrijk.
  • Het 22ste Duitse cavaleriedetachement wil over de grens bij de plaats Venebrugge – Hardenberg. Zij schieten vanaf het Duits grenskantoor de eerste granaat naar het Nederlandse grenskantoor bij Venebrugge in puin. De grenscommies Harmen Visser uit Lemmer werkt in dit kantoor. Bij het in veiligheid brengen van zijn kinderen werd hij door de granaat geraakt waardoor hij één van de allereerste oorlogsslachtoffers is. Hij is in Lemmer begraven. Gaasterlanders zijn nu gewaarschuwd.
  • In het stadhuis van de gemeente Sloten krijgt de luchtmacht- en beschermingsdienst tussen 05.30 en 06.00 uur de mededeling dat er op veel plaatsen in Nederland sterke Duitse afdelingen met luchtlandingstroepen en parachutisten neerkomen.
  • Tsjerk Douwes Hoekstra, aandeelhouder-directeur ZHW Autobusonderneming, uit Koudum vertelt in de Balkster Courant van 22 maart 1969 over zijn lotgevallen met een autobus. “Het is tien mei 1940. We woonden in Staveren. ’s Morgens om 7 uur wilde ik in de bus stappen toen de stationschef van de Ned. Spoorwegen over oorlog begon. Je kon het bijna niet geloven. In Sneek stonden ze vrachtauto’s te vorderen en ik begon ‘m te knijpen van jewelste. Het wilde maar niet vijf uur worden. Eindelijk was het zover. "Ik heb het buske nog", dacht ik op terugreis naar de Zuidwesthoek. Bij thuiskomst zeiden ze dat we al onze bussen moesten klaarmaken voor vertrek naar Holland. Je deed het natuurlijk. Bij de Afsluitdijk ging het niet verder. De hele zaak werd gevorderd door onze soldaten en we belandden met onze bussen naast een boerderij in Wons.

Daar begon het gedonder pas goed. Eerst schoten ze met mitrailleurs uit vliegtuigen. We lieten de bussen buiten staan en vlogen de schuur binnen. Ik maakte met anderen een hol in een groot aantal
stropakken. “Straks komen de bommen”, zeiden ze. Wij weer naar buiten. Toen kwam er wéér een vliegtuig aan. De kogels ketsten voor ons de grond in. Dus wij opnieuw naar het hol. Ik lag naast Wytse de
Boer, een chauffeur van de fa. De Boer uit Balk toen die bom kwam. Even wist ik niet meer of ik nog leefde, maar toen kropen we samen naar buiten. Wytse had een soort veldfles in zijn vuisten en liet me
zien hoe er door een bomscherf de helft was afgeslagen. “Dy rotsakken hiene oars fan myn drinken ôfbliuwe moatten”. (Die rotzakken hadden anders van mijn drinken moeten afblijven), zei Wytse.

Toen we buiten kwamen bleek er ook een bom in de mesthoop achter de boerderij terecht te zijn gekomen. De helft van de boerderij zat onder een dikke laag stront. Ik keek er juist even naar, toen ze het 12-persoonsbusje van Wytse als een zeef lek schoten. Het stond vlakbij. Even later lagen we achter een varkenshok. Zo’n moment vergeet je nooit meer, de zon scheen lekker daar, en de drek spoot omhoog door de bommen die ze een eindje verder zomaar uit een vliegtuig lieten vallen. Ik dacht aan de bussen maar het kon me niet zoveel meer schelen. De grootste bus van ons was een dure Diamond van 30 personen. Op een moment dat het even rustig was, moesten we de bussen - die nog konden rijden - naar Makkum brengen. “Vernietigen”, zei een soort officier. Nou, ik heb hem maar meteen in de kolk gedonderd. De Nederlandse soldaten wisten ook niet meer wat ze moesten doen. Ze zagen dat ze in Workum kwamen, en wij zaten daar in Makkum nog midden in de rotzooi. Na een paar dagen was er wat orde op zaken gesteld. “De bussen kunnen weer afgehaald worden”, zeiden ze. De Duitsers hadden de wagens weer wat opgekalefaterd. Ik vond twee van onze bussen in Makkum terug, maar de Diamond stond nog in Sneek. “Nach London”, stond er op geklad. De Diamond was natuurlijk veel te mooi om aan ons terug te geven. Volgens de verhalen hebben ze hem meegenomen naar Parijs”.

  • Hare Majesteit de Koningin Wilhelmina houdt een radiotoespraak:

 MIJN VOLK

Nadat ons land angstvallig en met zorgvuldigheid al deze maanden een stipte neutraliteit in acht had genomen en besloten had deze consequent vol te houden, hebben in de afgelopen nacht Duitsche troepen zonder voorafgaande waarschuwing een plotselinge inval in ons land gedaan, niettegenstaande de plechtige toezeggingen dat onze neutraliteit zou worden ontzien zoolang wij die zelf handhaafden. Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldloze schending der goeder trouw en aantasting van hetgeen tusschen beschaafde volkeren gebruikelijk is. Ik en mijn regeering zullen thans onze plicht doen. Doet gij de Uwe, overal in en in alle omstandigheden ieder van de plaats waarop hij is gesteld met uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave, waartoe een rein geweten in staat stelt’.

  • Direct daarop komt de voorzitter van den Raad van Ministers met een bekendmaking voor geheel Nederland:

 ‘De regeering doet in deze voor Nederland ernstige tijden een beroep op den moed en kalmte der bevolking. Bij nadering van den vijand blijve de niet onder de wapenen geroepen burger rustig in zijn woonplaats en bescherme door zijn tegenwoordigheid, huisgezin, have en goed. Door het verlaten van zijn woonplaats stelt hij zich aan het gevaar bloot om tusschen de strijdende partijen te geraken en loopt hij groote kans elders noch voedsel, noch onderdak te vinden. Het overschrijden der rivieren zal in den regel onmogelijk blijken. Ook bij gevaar voor aanvallen uit de lucht blijve de bevolking rustig en neme nauwkeurig in acht de bij de ‘Openbare bekendmaking’ voorgeschreven gedragsregels voor geval van dergelijke aanvallen.

DE REGEERING VERBIEDT AAN ALLE NEDERLANDERS, DIE NIET BEHOOREN TOT DE KRIJGSMACHT VAN DEN STAAT, MET DE WAPENEN AAN DEN STRIJD DEEL TE NEMEN.

Aangezien burgerwachten uitsluitend bestemd zijn voor het verrichten van politiediensten en zij ook overigens niet behooren tot de Krijgsmacht van den Staat, is het ook de leden hiervan – ook al zijn zij in uniform gekleed – uitdrukkelijk verboden met de wapenen aan den strijd tegen de invaller deel te nemen. Hoe loffelijk ook uit een oogpunt van vaderlandsliefde, een deelneming aan den strijd door daartoe onbevoegden kan onze rechtvaardige zaak slechts schaden en zou den vijand er toe kunnen brengen om over te gaan tot het nemen van vergeldingsmaatregelen. Ieder zorge, dat bij nadering van den vijand alle in zijn bezit zijnde wijnen of andere alcoholhoudende dranken worden vernietigd. Niemand late zich door woord of bedreiging overhalen om trouw te beloven aan den vijand, om inlichtingen te geven van onze strijdkrachten of om arbeid te verrichten, waardoor hij aan de krijgsverrichtingen tegen zijn vaderland zou deelnemen. De vijand heeft niet het recht daartoe te dwingen.

IEDER BLIJVE ZOVEEL MOGELIJK RUSTIG AAN ZIJN GEWONE BEZIGHEDEN, BLIJVE TROUW AAN DE EIGEN REGEERING EN VOLGE STIPT HAAR BEVELEN OP’.

    • Luit Dooper uit Rijs, paardenliefhebber en veehouder van beroep, is als sergeant ingedeeld bij de Bereden Artillerie. In Wons lag hij bij het 9e regiment Infanterie uit Assen. Dat vormde een treinafdeling met het 5e regiment artillerie uit Amersfoort en het 4e hoefregiment Huzaren uit Deventer. Zijn commandant werd ziek en daarom wordt Dooper deze dag de stukscommandant over 20 manschappen bij de 45e Batterij 6-veld bij Makkum. Hij was dus eigenlijk een artillerist. De 45e Batterij 6-veld was toegevoegd aan het 33e Regiment infanterie. 1 stuk stond in Makkum; 1 stuk in Wons; 1 stuk tijdelijk ter vervanging van een 4.7. pantserafweergeschut bij de brug in rijksweg 43 en 1 stuk op de kop van de Afsluitdijk. Het behoorde allemaal bij de Nederlandse versterking die bij Wons in de directe omgeving van de Afsluitdijk gelegerd is. De infanterie van de Hoofdmacht moest de vesting verdedigen (de Afsluitdijk) maar ook het werk doen van bijvoorbeeld loopgraven en bunkers maken. Dooper was ingedeeld bij de sectie (2 kanonnen) in de zuidrand van Makkum. Op deze dag houdt Dooper zich bezig met het in stelling brengen van zijn kanon ‘6-Veld” uit 1890. Er is geen schot hiermee gelost. Ook behoorde het tot zijn taak om N.S.B. leden te arresteren. Wegens de inundatie moest alle vervoer met paarden gebeuren. De aanwezige cavaleristen (meest oudere manschappen) hadden geen rijpaarden ter beschikking maar alleen aangespannen paarden. De dienstdoende officier was van de vestingartillerie rond Amersfoort en Muiden. Dit onderdeel was opgeheven en de officieren werden ingedeeld bij de veldartillerie.

    Uiteindelijk sneuvelen er 17 Nederlandse militairen en 2 autobuschauffeurs bij de gevechten op de Afsluitdijk. Het aantal gesneuvelde Duitse militairen is nooit precies bekend geworden. Militair Hette de Kroon uit Oudega verblijft ook ook in de Stelling Wons. Al zijn belevenissen zijn in een apart hoofdstuk opgenomen.
    Militair Herre (Jan) Kuiper uit Oudega is in deze dagen in gevecht met de Duitsers rond het vliegveld Ypenburg. Hij beschrijft dat in zijn boek: ‘Ypenburg, onze strijd tegen de parachutisten’. Na de capitulatie op 15 mei 1940 wordt Kuiper krijgsgevangen gemaakt. Hij keert enige tijd later in Oudega terug.

  • Spoelstra, expediteur uit Sloten, wordt in Bennebroek aangehouden door Nederlandse militairen van de Verbindingsafdeling van de 3e Divisie, 4e afdeling. Zijn voertuig wordt ter plekke officieel ingevorderd en dat houdt in dat hij zijn vrachtwagen direct moet inleveren. De vrachtwagen heeft een waarde van f. 750,00. Het bedrag wordt als schadebedrag bij het Ministerie van Defensie ingediend.
  • Piet W. De Jong woont in het buurschap Bargebek onder Wijckel. Hij is op deze eerste oorlogsdag als militair gelegerd in de barakken van Nieuwendam. De dienstopdracht is om vandaag van Nieuwendam naar Amsterdam te gaan. Tijdens deze autoreis zit Piet de Jong naast zijn vriend die chauffeur is. De vriend roept aldoor: ‘Sjit se yn ‘e bealich’. (Schiet ze in het lijf). De Jong wordt in Amsterdam krijgsgevangen gemaakt en zowel zijn karabijn als die van de anderen worden afgepakt. Zij worden opgesloten in een naaiatelier aan De Amstel. Piet ziet van daaruit steeds mensen bij het water langs lopen. Enkelen springen in het water en verdrinken. Men zegt tegen hem dat het Joden zijn.
  • Siemen de Jong uit Balk is legerkapitein. Om 05.00 uur is deze dag strijdvaardigheidsgraad 4 bereikt en dat betekent dat hij zich met zijn compagnie naar de verzamelplaats Lombok bij Leusum moet begeven. Tegen de avond vertrekt hij met zijn compagnie via Gouda naar Rotterdam. Bij het Rotterdamse beursstation worden patrouillediensten uitgevoerd in samenwerking met mariniers.
  • In Lemmer laten Nederlandse soldaten tenminste 5 boten zinken in de haveningang. De soldaten proberen ook de sluisdeuren op te blazen omdat Friesland onder water moet worden gezet.
  • Op de boerderij ‘Wâldsang’ in Ruigahuizen roept vader Gerben de Vries zijn kinderen en personeel elke dag om 04.30 uur om te gaan melken. Dit keer roept hij weer en ieder hoort: ‘It is oarloch’ (Het is oorlog). Hij zal dat uit eigen waarneming gehoord hebben van extra  geluid door overvliegende Duitse jachtbommenwerpers, de Messerschmitts.  Als iedereen namelijk buiten aan het melken is, horen zij de vliegtuiggeluiden. De familie de Vries is in het bezit van een radio, zodat zij goed op de hoogte is. De Nederlandse radio begint niet eerder dan 7 uur ‘s morgens met de uitzendingen. Vader Gerben de Vries voorspelt dan letterlijk na het melken: ‘Tink derom dat dizze oaroch lang duorje sil’ (Denk erom dat deze oorlog lang zal duren). Hij noemt daarbij een termijn van ‘misschien wel 5 jaar’.

In Sondel aan de Sondelerleane heeft Uilke Bangma (1924-2010) dezelfde ervaring. Hij schrijft daarover: ‘Op 10 mei 1940 ‘s morgens om half vijf gingen wij te melken en er waren allemaal vliegtuigen in de lucht. Zij vlogen van Noord naar West. Onze eerste gedachte was dat zij naar Engeland vlogen, maar dat was anders. Boven de Noordzee werd gedraaid en vielen zij richting Zuidholland aan. Er werden daar parachutisten gedropt en op het vliegveld bommen gedropt. Toen wij thuis kwamen van het melken hebben we gauw de radio aangezet en hoorden wij dat ze al over de Nederlandse grens op verschillende plaatsen de grens reeds waren gepasseerd. Er waren veel verwarde berichten maar wij hoorden wel dat ze optrokken’.

Uilke Bangma plm. 1940 Foto: www.riedo.nl

  • Burgemeester Schwartzenberg geeft een schriftelijke last aan drie personen om alle straatverlichting in de gemeente te doven van zonsondergang tot zonsopgang. De heren W. van der Heide uit Balk; H. Gijzen uit Nijemirdum en Sikke Postma uit Bakhuizen moeten dit bevel uitvoeren. Schwartzenberg gaf ook schriftelijk opdracht aan het Provinciaal Electriciteitsbedrijf om in alle dorpen de elektriciteit uit te schakelen. Het moet uitgeschakeld blijven tot nadere berichtgeving. Dit moet met iungang van vandaag
  • De Joodse jongen Jaap Vissel wordt in Bussum deze dag als man in de Joodse gemeenschap opgenomen tijdens zijn Bar Mitswah. Volgens de traditie moet hij een parsje voorlezen. Zo wordt het stuk genoemd dat hij als jongen uit de Thora in de synagoge moet voorlezen. Zo begint voor hem een nieuw leven op de allereerste oorlogsdag. Hij kan dan – gelukkig – nog niet bevroeden dat hij de helft van de oorlog in Gaasterland zal doorbrengen bij de familie Albada in Mirns. Hij komt in de herfst van 1942 bij hen als onderduiker met zijn ouders, zijn broer en zuster.
  • Bij bankcontrole blijkt dat alle banken voldoende geld in de kluis hebben om betalingen te kunnen doen. Zij hebben zoveel geld dat zij ook zaterdag 11 mei iedereen kunnen betalen. In de winkels ontstaat echter een tekort aan wisselgeld. Er moet een noodmaatregel worden uitgevaardigd en dat gebeurt op zondag 12 mei.

Eind april 1940 telde de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) 349 leden in Friesland. In Gaasterland had 1,5% van de bevolking tijdens de laatste verkiezing op de NSB gestemd.

Douwe Tamminga luidt de bel van kamp Elfbergen

In Oudemirdum was aan de Beukenlaan het Barakkenkamp Elfbergen gevestigd waar tachtig/negentig werkloze jongeren verbleven in de leeftijd van 16-24 jaar. Zij kwamen van heinde en ver voor een verblijf van ongeveer acht weken. De meesten waren ondervoed en in de verblijfsperiode mochten ze zoveel eten als ze wilden. Bij vertrek waren er jongens bij die 10 kilo lichaamsgewicht waren aangekomen. Het kamp behoorde aan de organisatie: "De centrale voor werklozenzorg, gesticht op initiatief van de raad van Nederlandse kerken voor praktisch christendom". Kampbeheerder Douwe Annes Tamminga had al in februari of maart 1940 een erg vertrouwelijke mededeling gekregen van het Ministerie van Defensie dat het kamp Elfbergen in tijd van oorlog gevorderd zou worden voor gevangenen. Rond vijf uur deze morgen was hij - vanwege het prachtige weer - al met zijn ondercommandant Pier Nauta over het terrein gewandeld. Zij hadden in de verte gerommel gehoord waarbij Nauta had gedacht dat het om oefeningen ging in Den Helder. Even later was een Duitse Messerschmitt laag overgevlogen en dat was voor de mannen het sein rechtsomkeert naar het kantoor van Tamminga te gaan en de radio aan te zetten. Direct hoorde men dat de Duitsers de Nederlandse grens waren overgestoken en daarom had Tamminga al om 6 uur met autobusfirma M. de Boer in Balk gebeld om de jongeren in twee autobussen op te halen. De Boer had zich wel verbaasd over het vroege tijdstip dat er gebeld was. Maar de opdracht werd onmiddellijk uitgevoerd zodat ieder daarin naar huis kon vertrekken. Deze dag zou ieder toch al naar huis gaan met Pinksterverlof. Een aantal jongeren werd in Stavoren afgezet voor de veerboot. Deze boot ging het IJsselmeer niet overvaren want het personeel durfde de tocht niet aan. Uiteindelijk werden enkele visbootjes gecharterd die de jongelui naar de overkant brachten. Nu was het kamp ontruimd.
Om 09.00 uur kwam in Oudemirdum telefonisch bericht van de Procureur-Generaal van het Gerechtshof in Leeuwarden. Daarin werd meegedeeld dat hij het kamp Elfbergen had aangewezen als een interneringskamp voor ,,staatsgevaarlijke elementen uit de drie noordelijke provincies”. Dat waren de communisten en de NSB'ers. Alleen Tamminga, zijn vrouw en de kok mochten in het kamp blijven. Verder werd meegedeeld dat de evacuatie al over een half uur op gang zou komen. De leiding kwam in handen van het Militair Gezag, afdeling Politie in Leeuwarden. Als kampcommandant van de gevangenen werd Martinus Spans uit Oppenhuizen aangewezen, geboren op 24 november 1904 in Ambt Vollenhove. Uit Leeuwarden kwamen enkele ambtenaren die het kantoor van Tamminga in beslag namen voor het uitvoeren van administratieve werkzaamheden.

In het boek: “Mei 1940: Vuur uit de Hemel” wordt beschreven dat de ‘s morgens opgepakte staatsgevaarlijke elementen uit het Noorden van Nederland in autobussen arriveerden met zowel mannen als vrouwen. Zij werden streng bewaakt door grimmige rijkspolitiemensen met karabijn en revolver in de aanslag en grommende honden aan de lijn. Uit de bussen stapten timide Mussertvrienden uit Drenthe, brutale boeren uit het Groninger Oldambt en vrouwen met stekende, fanatieke blikken. Uit Friesland stapte hier ook de Friese communist Gerrit Roorda, aannemer uit Tijnje, uit de bus. Hun aanhouding was snel gegaan want er waren nog mensen met hun pyjama aan. Beheerder Tamminga zag ook Stalin-aanhangers uit de Friese Zuidwesthoek, want Hitler had een overeenkomst met Sovjets gesloten en ook verscheidene Sovjet-vrienden waren in hun kraag gegrepen. In slechts enkele uren tijds zijn al deze mensen van huis weggehaald en naar Oudemirdum gebracht. Justitie moet al deze mensen dus wel al in kaart hebben gehad en als organisatie de plaatselijke politie snel hebben weten te bereiken. In duizend haasten werden vijftig, zestig werklozen opgetrommeld onder leiding van de Gaasterlandse directeur van gemeentewerken. Zij moesten het kamp gaan inrichten. Het kamp werd omheind door zgn. ‘juffers’, dikke houten palen, draad en puntdraad met een hoogte van 6 meter. De benodigde bouwmaterialen worden opgehaald bij de bouwbedrijven van E. Doele, H.S. Tijsma, fa. J. Van der Velde en Co, A. De Jong, Jac. Vermooten, H. Veldman, A. H. Faber, J. Baukema, A. D. Groenhof en G.P. Otter. Hier moeten ook bosarbeiders aan meewerken onder leiding van Gaasterlands bosbaas M. Hoogeveen. Ook aan het verstrekken van maaltijden is gedacht. Slager S. van der Veen moet 11 pond spek leveren. De fa. De Vries en van der Wal uit Balk brengen de levensmiddelen en G. Twijnstra uit Oudemirdum levert het brood. E. Groenhof wordt het vervoer van de kampleiding opgedragen. Het verblijf in kamp Elfbergen duurt deze dag niet lang. Dezelfde middag nog komt er om vijf uur een telefonische opdracht uit Leeuwarden. De Duitsers zijn onderweg richting de Afsluitdijk en daarom moesten alle gevangenen op transport worden gesteld. Alle gevangenen kregen nog het gesmeerde brood mee dat de kampkok inmiddels voor hun had klaargemaakt. Zij worden over de Afsluitdijk gebracht naar een niet nader te noemen plaats. Deze mededeling komt onverwacht, want de mannen van de werkverschaffing zijn nog bezig om het gehele kamp af te zetten met prikkeldraad. Later zal bekend worden dat alle opgeslotenen overgebracht zijn naar de beruchte strafgevangenis De Krententuin in Hoorn. Het vervoer vindt plaats in vier autobussen van de firma M. de Boer uit Balk. De firma ontvangt daarvoor het bedrag van f. 400,00. De communist Gerrit Roorda, lid van provinciale staten van Friesland, weigert bij de NSB'ers in de bus te stappen en zegt op eigen gelegenheid te komen. Dit wordt toegestaan en Roorda houdt zijn woord. Toen de nacht viel, herinnerde alleen het kapotgereden grasveld en de prikkeldraadomheining aan het verblijf van de staatsgevaarlijke elementen.

Wel kreeg het kamp in de nacht van 12 op 13 mei nog Duits bezoek. Rond 2 uur nachts was er een Duitse auto gekomen waar een oudere Duitse officier uitstapte. Hij had in Oudemirdum gehoord dat er een kamp was in de bossen. Bij het schijnsel van een spiritusbrander moest Tamminga allerlei vragen beantwoorden. De Duitsers vertrouwden het kamp niet omdat het een militair kamp had kunnen zijn vanwege de hoge afrastering. De antwoorden waren kennelijk dusdanig geruststellend dat ze spoedig weer vertrokken.

Hoe anders verloopt het voor deze gedetineerden in de gevangenis in Hoorn. NSB ‘er Petrus Sijbrandus Keverling (1889-1975) uit Joure schrijft in een van zijn brieven:

‘Op 10 mei 1940 werden Oom Gerard en ik als de grootste misdadigers en schurken opgepakt en in ‘De Krententuin’ in Hoorn opgesloten. Als ik er aan denk dan kookt mijn bloed van woede over de smadelijke behandeling, in vuile cellen, van alles verstoken, in de eerste dagen zonder eten en drinken. Ons leven hing aan een zijden draadje, omdat de bedoeling was ons naar Engeland te verslepen òf ons te vermoorden. Nooit zal ik de vreugde vergeten, toen ons ‘s avonds om half 12 van de 15e mei bekend werd gegeven, dat wij den volgende morgen onze vrijheid terug zouden krijgen. Ons leeven hebben wij alléén aan de vlugge opmarsch der Duitse troepen te danken’.

Op 14 mei - een dag vóór de capitulatie - werden de jongeren direct weer opgeroepen om terug te komen naar kamp Elfbergen. Het kamp hield veel materiaal over dat op 10 mei was gebracht. Timmerman Jacob Vermooten uit Balk kocht – na inschrijving – voor een bedrag van f. 180,00 (€ 80,00) alle voor dit kamp gevorderde materialen. NSB leider Anton Mussert is in 1942 nog steeds dit soort opsluitingen niet vergeten en daarom schrijft hij op 14 april 1942 vanuit zijn NSB hoofdkwartier in Utrecht in een reactie naar aanleiding van een brochure die oud-Minister President De Geer opgesteld heeft:

‘Het was onder Minister-President De Geer, dat een aantal van onze kameraden vóór de oorlogsdagen werd gearresteerd. De radiorede daarover van den heer De Geer was bedoeld om ons Volk duidelijk te maken, dat het hier ging om landverraders.
Het was onder Minister-President De Geer, dat alle nationaal-socialisten dag in dag uit voor verraders werden uitgemaakt en de maatregelen genomen, waardoor van 10-14 Mei duizenden fatsoenlijke menschen, mannen en vrouwen, op beestachtige wijze werden behandeld’.

Zoals gezegd was vanaf september 1939 Douwe Annes Tamminga de beheerder van het kamp Elfbergen als de opvolger van de voor militaire dienst opgeroepen Willem Struiksma (15 juni 1909). In de crisistijd had hij zoals duizenden anderen geen werk als onderwijzer kunnen vinden. Tamminga was vrijgeloot voor militaire dienst. Hij was dan ook in de wolken geweest, toen hij in 1935 als groepsleider bij de Centrale voor Werklozenzorg in Ede was benoemd. Hij was daar tot kampleider gepromoveerd en verdiende daar ruim f. 100,00 per maand. Friesland had toch zijn voorkeur en daarom was hij blij met zijn benoeming in dezelfde functie in Oudemirdum. Douwe Annes Tamminga, geboren 22 november 1909 in het Friese Winsum, is bekend geworden als Fries dichter en schrijver. In 1939 verschijnt zijn eerste dichtbundel Brandaris en in 1941 De Ballade van de Wyldemerk.

Zijn ouders waren Anne Tamminga en Yttje Brouwer. In de winter van 1941 raakt kampbeheerder Douwe Annes Tamminga definitief uit het werk in Oudemirdum. Hij is overspannen geraakt van het het jarenlang dag en nacht beschikbaar moeten zijn. Hij en zijn vrouw Sjoukje Tamminga - Piebenga , geboren 28 juni 1913 in Franeker als dochter van Tiete Piebenga en Antje Buwalda, willen meer tijd hebben voor een normaal huiselijk leven. Zij zijn kampmoe en laten zich 24 november 1941 overschrijven naar Rijs op het adres MB 35. Op 28 april 1942 vindt de uitschrijving plaats naar Koudum B 26. Op 24 juli 1942 verlaten zij de Zuidwesthoek en vertrekken naar Huizum, Raadhuisstraat 11. Meer personalia van Tamminga zijn: Bij de gemeente Gaasterland ingeschreven als Christelijk Gereformeerd. Getrouwd op 15 juni 1936 in Franeker. Op 20 juni 1934 wordt hij in het bevolkingsregister van de gemeente Ede ingeschreven. Op de dag van hun huwelijk wordt zijn echtgenote Sjoukje Piebenga daar ook ingeschreven.

Ansichtkaarten werklozenkamp Elfbergen
Op de achterkant van deze prentbriefkaart staat het poststempel  23.03.1937.

 

Foto's onder: Kamp Elfbergen in Oudemirdum met klokkenstoel

 

ZATERDAG 11 MEI 1940

 

Bovenstaande schema van de Duitse opmars door Friesland is overgenomen uit het boek: Afsluitdijk 1940 door E.B. Brongers.

Tegen het eind van deze morgen om plm. elf uur, wordt Gaasterland bezet. Vanuit Lemmer komen de troepen van het Duitse 22e Reiter Cavalerieregiment via de oude weg bij Tacozijl in Gaasterland binnen. In het boek “De Wonsstelling, wanhoopslinie voor Kornwerderzand” is geschreven dat tegenover de Nederlandse troepen in Groningen en Drenthe de 1ste Kavallerie-Division binnenviel, welke bestond uit 1ste Radfahrerabteilung , 2e Reiterbrigade onderverdeeld in Reiterregiment 1, 2, 21 en 22), 1ste Regiment Reitend Artillerie en verder ondersteunende en logistieke eenheden. De 1ste Kavalleriedivision (13.500 man) stond onder leiding van Generaal-majoor Kurt Feldt.

Tijdens de opmars had men hinder ondervonden van brugvernielingen en wegversperringen die door Nederlandse troepen tijdens hun terugtocht nog tot stand hadden gebracht. Om het tijdsverlies tot een minum te beperken, hadden de Duitsers hun pantserwagens vooruit gestuurd. Die konden dan tijdig de obstakels melden of een andere route verkennen voor de nakomende hoofdmacht.

Dit regiment werd door de Duitse legerleiding bezien als een niet meer in die tijd passend krijgsonderdeel vanwege de vele paarden waarvan men gebruik maakte. De cavaleristen (soldaten) stegen van de paarden af als zij bij het front waren en gingen dan als infanterist (lopend) verder. De officieren kwamen uit Oostpruisische geslachten. De militairen kwamen voor het merendeel ook uit Oost Pruisen. Zij waren 10 mei ‘s morgens bij het plaatsje Rühlertwist bij Coevorden en Venebrugge ons land binnengevallen. ‘s Avonds had men de lijn Groningen –Assen – Beilen – Meppel al bezet. Opdracht van dit Regiment was om deze dag in een snelle opmars de strook Stavoren, Makkum, Bolsward – Sneek en Lemmer te bereiken. Het bezetten van de havens in Lemmer en Stavoren was tot bijzondere opdracht verheven. De havens Stavoren en Lemmer moesten door de Duitsers worden gebruikt als het Nederlandse leger een invasie zou plegen op de kust van Friesland. Ook moesten de havens worden gebruikt als De Duitsers een invasie wilden plegen op de Noord-Hollandse IJsselmeerkust.

  • Wietse Hoving is de politiechef in Gaasterland en ziet persoonlijk de Duitsers bij Tacozijl binnenkomen. Het regiment wordt vooraf gegaan door Duitse militairen op 3 motoren met zijspan. Daarachter verschijnen de militairen met veel paarden en met fietsen. Uilke Bangma van Sondel schrijft: ‘Aan weerskanten had iedere soldaat twee paarden en het gemotoriseerde materiaal reed er tussendoor met grote oranje doeken bovenop de vrachtwagens. De paarden werden bij de boeren in het land gejaagd en het gemotoriseerde reed door richting Afsluitdijk’. Wietse Hoving was geboren op 30 december 1908 in het Groningse De Wilp. Hij is op 15 mei 2004 in Balk overleden. Hij was 49 jaar getrouwd met Hendrikje Hoving-Koelstra, geboren 4 maart 1909 en overleden op 16 december 1982 in Harich. Het echtpaar had 1 dochter en 2 zonen. De jongste zoon Gijs was gehandicapt en werd slechts 20 jaar. Zijn politiecarrière: In 1928 ging jij als vrijwilliger naar het regiment Huzaren in Amersfoort en later Deventer. Daarna kwam hij bij de marechaussee in Franeker, Leeuwarden en Buitenpost. In 1934 vertrok hij naar de gemeentepolitie in Haarlem en 1 januari 1939 kwam hij als chef-veldwachter naar Gaasterland. In 1943 werd de politie gereorganiseerd en werd hij benoemd tot groepscommandant en tenslotte in 1954 bevorderd tot adjudant in Gaasterland. Op 30 mei 1968 ging hij pensioen.
  • De oranjekleur boven op de voertuigen is een herkenningsmerk voor eigen vliegtuigen. Het geeft aan waar de voorste lijn is van de eigentroepen. De oranjekleur was natuurlijk goed zichtbaar voor Nederlandse vliegtuigen maar die waren hier niet in de buurt. Er zijn wagens bij en een vrachtwagen waarin manschappen zitten. Enige tijd later worden inwoners bij de gemeente Gaasterland in de gelegenheid gesteld om schadevergoeding te krijgen van de Duitsers. Uit de opgaven blijkt dat er voor de periode 11 tot en met 17 mei 1940 in totaal 1600 paarden bij boeren de weilanden zijn ingedreven. Politiechef Hoving is in Tacozijl aanwezig, omdat hij van Gaasterlands burgemeester - Georg Wolfgang Carel Duco baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg - opdracht heeft gekregen om uit voorzorg alle jachtgeweren bij de inwoners op te halen. De Duitsers willen naar Stavoren en slaan daarom bij Sondel linksaf in de richting van Nijemirdum. Maar sommigen konden niet eerst niet verder en werden hier en daar ingekwartierd. Een groep bleef 5 dagen in het gebouw naast de woning van groepschef Hoving. Twee van die groep moesten bij Hoving in huis slapen omdat Hoving de bezitter was een telefoon. Hoving en zijn vrouw sliepen in de ene kamer en de twee Duitsers in de andere. Maar een Duitser moest de geheel nachts erg hoesten en mevrouw Hoving wilde hem een aspirientje geven maar de Duitser weigerde dat. Zij hadden van collega’s gehoord dat men in Polen vergiftigde tabletten kreeg van de burgerbevolking. Volgens Hoving waren het gewone jongens geweest. Iedere dag kwamen ze in de keuken om naar de radio te luisteren. Eén van de twee Duitsers zat wel eens te huilen want hij had een moeder en twee zusters

In Nijemirdum is een Duitsgezinde bewoner van De Hege Bouwen die bij het passeren van de eerste Duitsers op paarden heel blij naar zijn buurman roept: ‘No wurde wy lokkich allegearre Dútsers’ (‘Nu worden wij gelukkig allemaal Duitsers’). Tegen meerdere passerende militairen roept hij steeds ‘Willkommen’. Deze uitspraak wordt door aanwezige inwoners van Nijemirdum gehoord en in het geheugen opgeslagen. De Duitsgezinde inwoner van Nijemirdum zal op de Gaasterlandse bevrijdingsdag van 17 april 1945 bij de toren van Nijemirdum opgepakt worden. Er was bij de Nijemirdumers ook leedvermaak want een Duitser reed ter hoogte van de Nijemirdumer toren met zijn motor in de sloot. Niemand kwam om te helpen. Hij was heel stil op de weg maar de Duitse intocht werd wel gezien in Nijemirdum vanachter de gordijnen. Durk Gerbens de Jong, winkelman, fourage- en brandstoffenhandelaar uit Nijemirdum raakt -tegen etenstijd- als een van de eerste Gaasterlanders zijn fiets kwijt. Uit de richting van Sondel was een ploegje gewapende Duitsers komen fietsen. Uit dit groepje kwam iemand zijn erf op terwijl de andere Duitsers bleven staan. De Duitser pakte de fiets van De Jong en reed direct weg. Het gezin De Jong had alles gezien maar durfde niet op te treden tegen deze gewapende Duitsers. Nadat de dieven vertrokken waren durfde men naar buiten en nu bleek dat men een oude fiets met lekke band had achtergelaten waarop een wollen deken was vastgemaakt. Het was een grijze deken met gele vlakken. Al met al was het een slechte ruil.  De Jong kon niet anders dan de band plakken en de krakkemikkige fiets gebruiken. Hij noemde de fiets nu consequent “It Fahrrad”. Later schafte De Jong weer een betere fiets aan. In februari 1945 kreeg hij hiervoor een bewijs dat zijn “Fahrrad für lebenswichtige Versorgung der Niederländische Bevölkerung eingesetz” wie en “nicht beschlagnahmt werden darf”. (Fiets voor levensbelangrijke verzorging van de Nederlandse bevolking. De fiets mag niet in beslag worden genomen). De fiets en het werk was zo belangrijk dat De Jong ook nog een bewijs kreeg dat hij graancommissaris was en dat hij als zodanig voor de voedselverstrekking onmisbaar was en daarom geen graafwerkzaamheden voor de Duitsers hoefde te verrichten.

Op De Brink in Oudemirdum zien enkele inwoners van Oudemirdum plotseling de eerste  Duitse militairen op een motor met zijspan. De bestuurder kijkt steeds angstig om zich heen, terwijl de ander het geweer voortdurend in de aanslag heeft. Het waren volgens getuigen grimmige Duitse gezichten met stormhelmen op. Dan rijdt de Duitse colonne door Bakhuizen op weg naar Stavoren, waar in de loop van de middag rond 17.00 de eerste delen van her Regiment arriveerden. De Bakhuisters vinden het maar een angstig gezicht om al die soldaten te zien met grimmige gezichten in hun grijze uniformen. De militairen hebben hun geweren tussen de knieën geklemd. Een paar uur later komen de cavaleristen op hun paarden in het centrum van het dorp Bakhuizen aan bij café Hettinga. Daar worden 20 tot 30 paarden gestald, omdat ter plekke grasland is en stallen zijn. Andere soldaten slaan hun kamp op bij boerderijen in de buurt, waar zij voer opeisen voor hun paarden. In het IJsselmeer ligt een Nederlandse kanonneerboot die de Duitsers met granaten onder vuur neemt.

In de omgeving van de boerderijen bij Molkwerum zijn al de eerste Nederlandse granaten gevallen en daarom trekken de voorste Duitsers zich terug. Zij hebben maar een paar kanonnen tot hun beschikking. De Nederlandse kanonneerboot slaagt er in de belangrijkste Duitse wapens tot zwijgen te brengen. Hierbij komen drie Duitse militairen om het leven. De meeste inwoners van Stavoren vluchten uit angst voor deze beschieting naar Warns. Vooral de woningen op het Noord in Stavoren worden ernstig beschadigd.

De gehele Nederlandse verdediging vanaf het IJsselmeer gebeurde niet in Lemmer omdat de haven daar door middel van gezonken schepen onbruikbaar gemaakt was. Nederland had op het IJsselmeer alleen een flottielje marineschepen bestaande uit de gepantserde kanonneerboten Friso en Brinio, de torpedoboot Z-3 en acht gevorderde motorbootjes. Het waren schepen van betrekkelijk kleine afmetingen en geringe diepgang. De taakverdeling was dat de Friso de Friese kust bewaakte en de Brinio de sector tussen Medemblik en de Afsluitdijk.De torpedoboot Z-3 voer op-en-neer tussen het Kampereiland en Enkhuizen. De met lichte mitrailleurs bewapende motorbootjes hadden tot algemene taak de bescherming van de Noord-Hollandse IJsselmeerkust. Een viertal legde echter in de avond van deze 11e mei een verkenningslinie voor Stavoren.

De inwoners van Stavoren vluchtten uit angst voor de beschietingen niet naar Bakhuizen omdat de Duitsers zware machinegeweren op de daken in Bakhuizen hebben geplaatst. De Duitsers waren er niet zeker of Nederlanders een tegenaanval zouden uitvoeren vanaf het IJsselmeer. Inwoners van Bakhuizen zoeken bescherming in de kelders van hun woning en kiezen daar voor de laagste en veiligste plek in hun huis.

Om 11 uur ‘s morgens is het eerste Duitse verkenningsbataljon via Tjerkgaast de stad Sloten binnengetrokken. Het bestaat uit een legerwagen met daarvoor en daarachter meerdere motorrijders. Zij zijn allemaal een onderdeel van de eerste Cavaleriedivisie onder commando van Generaal Kurt Feldt. Op 10 mei 1940 heeft hij zich met zijn staf reeds in hotel De Wijnberg te Sneek gevestigd. De cavaleriedivisie geeft niet bepaald een superieur beeld van een goed toegerust leger. Deze divisie telt maar 4 regimenten en alle militairen dragen een geweermodel uit het jaar 1898. De commandant Feldt is reeds vanaf 1915 in militaire dienst en heeft dus al de eerste Wereldoorlog van 1914-1918 als militair meegemaakt. Hij is een ervaren leider. De in Sloten gearriveerde divisie staat al vanaf de Duitse inval in Polen in 1939 onder zijn leiding. Velen van zijn ondercommandanten stamden uit oude Pruisische officiersgeslachten, opgegroeid in een sfeer van strakke militaire principes. Zeventig procent van de onderofficieren en soldaten kwamen uit Oost-Pruisen, de rest kwam uit Beieren, Saksen en Westfalen. Hij blijkt over dusdanige capaciteiten te beschikken, dat hij aan het eind van de oorlog benoemd wordt tot bevelhebber van de Duitse troepen in Zuid Frankrijk. Hij wordt in 1945 krijgsgevangen gemaakt maar al in 1947 ontslagen. In 1970 is hij in Berlijn overleden.

De cavaleriedivisie in Sloten is de enige en het laatste onderdeel van de Duitse weermacht dat nog eskadrons heeft met paarden. Twee uur nadat het eerste verkenningsbataljon in Sloten is gearriveerd, staan alle toegangswegen vol met allerlei voertuigen. Sloten is propvol met oorlogsmateriaal en duizenden soldaten die in en om de stad marcheren. Overal langs de gracht en Bolwerken staan auto’s en lichte gevechtswagens. In het café De Zeven Wouden wordt een Duitse commandopost ingericht met veel telefoonlijnen. De dagen hierna is het een komen en gaan van heen en weer rijdende ordonansen op motoren, al of niet met zijspan. Autoverhuurder Roelof van Dijk, Haverkamp 1, claimt bij de gemeente een schade van f. 20,00 voor de schade die door de Duitse weermacht door gebruik aan zijn auto is aangebracht. Door deze schade moesten alle nikkelen en verchroomde onderdelen opnieuw worden geverfd, terwijl in de spatborden deuken voorkwamen. De burgemeester stuurt deze aanvraag door naar het bureau Oorlogsschade van het Ministerie van Financiën. Hij vermeldt daarbij dat de toekenning alleszins gerechtvaardigd zou zijn. G.J. Bakker heeft voor f. 30,00 schade door het afweiden van zijn schapen voor de paarden van de Duitse weermacht.

Op het aanplakbord bij de brugleuning van de in 1941 vervangen ‘platte brug met houten dek’ wordt een ‘Bekantmachung’ opgehangen met mededelingen met betrekking tot o.a. openbare orde en rust. Sloten is te klein om alle Duitsers te herbergen en daarom worden de Duitsers ingekwartierd in hotels, boerderijen en bij particulieren in de omgeving, waardoor er in Wijckel ook veel bedrijvigheid ontstaat. Hieronder bevinden zich ook Duitsers die via Tacozijl in Gaasterland zijn aangekomen. Het centrum van Wijckel – de Wikeler Buorren – wordt een en al bedrijvigheid. De Duitsers vorderen de christelijke school en maken die tot hun hoofdkwartier. In de school ontstaat nu veel drukte. Motorordonnansen komen en gaan, terwijl er in het gebouw allerlei sein- en andere toestellen worden geïnstalleerd. Het rinkelt en tikt daar zo luid dat het lijkt alsof de wereld zal vergaan.

Op het schoolplein wordt ruimte gemaakt voor een Duitse smederij. Hier worden de paarden voorzien van nieuwe hoefijzers, tuigen en zadels. Voor de paarden wordt onderdak gezocht bij o.a. Jelte Brands van der Goot in Wijckel en Aise de Jong in Harich. In Balk worden aan elke boom bij de Luts – tussen Teernstraburg en Ossebrêge - 4 paarden vastgemaakt. In de gehele omgeving zien de landerijen bruin van alle paarden. In Wijckel worden de paarden losgelaten op het land achter de school en in de Wikeler Ywert. Om de paarden in beweging te houden wordt er regelmatig een wandeling met hen gemaakt. Een Duitse militair houdt drie paarden aan een teugel en loopt vanuit het centrum in Wijckel op en neer langs de Wikeler Ywert. Als de paarden naar het oordeel van de militair niet genoeg hun best doen, krijgen ze met de zweep. De militairen moeten ook in beweging blijven en zij doen exercities in het Du Toursbos. Het zijn meest jonge soldaten, de meesten zijn pas 17 of 18 jaar oud. De Duitsers stelen meerdere fietsen in Wijckel. Doordat de Duitsers de eerste avond dicht bij elkaar blijven staan, durven enkele Wikelers het aan om in het duister met succes hun fiets weer van de Duitsers af te nemen.

Hotel De Zeven Wouden in Sloten krijgt een inkwartieringsvergoeding uitgekeerd van f. 150,00 en W. de Vreeze van de Stadsherberg in Sloten krijgt een bedrag van f. 90,00. Er staat niet bij voor hoeveel dagen en voor hoeveel militairen dit bedrag is uitbetaald. Het vergoedingsbedrag is f. 1,00 voor officieren en f. 0,20 voor militairen. In de periode van 11 mei tot 15 mei werden bij 6 gezinnen Duitse militairen ingekwartierd. Bij B.P. Haarsma en E. Haagsma zijn bij ieder twee militairen opgenomen; R. Van Dijk; Weduwe Visser-Kemme; H. de Jong en W. de Vreeze ieder één militair. Ieder kreeg een vergoeding van 20 cent per nacht behalve W. de Vreeze want daar was een officier in huis.
Hotske de Vries van boerderij ‘Wâldsang’ uit Ruigahuizen treedt deze dag in het huwelijk met Hendrik Landman uit Oosterzee. Het huwelijk kan niet worden uitgesteld, want Hendrik heeft de gehele boerderij overgenomen van zijn moeder die weduwe is. Hendrik is dienstplichtig en nu wil hij dat Hotske, voor het geval hij in het leger moet, de boerderij kan overnemen en besturen. Zij trouwen deze morgen in het gemeentehuis te Balk en daarna gaan alle aanwezigen met het bruidspaar naar de kerk in Oosterzee. Onderweg rijden zij al de eerste Duitsers tegemoet, maar deze laten de trouwstoet ongemoeid. De familie de Vries uit Ruigahuizen heeft een taxi gehuurd van Fokke en Jan Hoekema uit Balk. De Hervormde dominee houdt een preek over de tekst: ‘De Heere zal u geduriglijk leiden’.  Maar terwijl de dominee druk aan het preken is, komen de beide taxichauffeurs Fokke en Jan de kerk binnenstuiven met de uitroep: ‘Wy moatte nei hûs, De Dútsers forderje de auto’s’ (Wij moeten naar huis, de Duitsers vorderen de auto’s). Dominee stopt abrupt mei de preek. Vader Gerben de Vries gaat echter staan en zegt: ‘Dominee, trouw het paar maar snel’. Enkele minuten later is het klaar. Iedereen stuift nu de kerk uit en met grote snelheid rijdt de stoet terug naar Ruigahuizen. De familie de Vries ziet vlak voor het vertrek nog dat de bruid en haar man huilend wegrennen.

  • Deze avond komt een Duitse officier bij politiechef Hoving thuis aan de deur met het bevel dat Hoving eerst zijn pistool moet inleveren. Dan krijgt Hoving de opdracht om 25 fietsen in ontvangst te nemen die voor Duitse militairen bestemd zijn. Het zijn door de Duitsers bij Rodenburg in Sneek ingevorderde fietsen. De fietsen zijn in Gaasterland nooit gebruikt en later door Hoving teruggestuurd naar Sneek. Hoving is deze dag al druk bezig geweest met in te vorderen fietsen. Hij en zijn medewerker Helder moesten dat doen in opdracht van het Duitse Hauptkommando. De fietsen zijn opgeslagen in de gemeentelijke garage te Balk. De meeste fietsen zijn later weer bij de eigenaren terug gebracht.
  • D. Schotanus uit Harich moet ‘s morgens aan een Duitse officier zijn Union fiets afstaan. De fiets wordt als volgt omschreven: merk Styria, met een terugtraprem, een nordlichtlamp en een zwart stuur. Schotanus vraagt bij de gemeente een schadevergoeding aan van f. 35,00.
  • In Wijckel moet Jacob Vierstra zijn fiets afstaan aan een Duitse soldaat.
  • Bij de Weduwe S. Hornstra in Wijckel hebben de Duitsers een grote ladder beschadigd en een dubbele waslijn meegenomen evenals een paar schoenen. Ook is een knijptang zonder toestemming meegenomen terwijl er een ruit is vernield.
  • In Lemmer zijn Duitse militairen bezig om met behulp van een Nederlandse sleepboot de gezonken boten voor de haveningang weg te halen. Zij hebben eerst de scheepsgaten dichtgemaakt en toen de boten zoveel mogelijk leeggepompt. Dit bleek gevaarlijk werk, want er zijn enkele Duitse militairen bij om het leven gekomen.
  • De Balkter Courant verschijnt normaal deze dag. De krant is natuurlijk gedrukt in de nacht van 10 op 11 mei terwijl bekend was dat de Duitsers in aantocht waren. Het enige dat in deze courant kan worden gevonden over de Duitse inval is een advertentie van de familie Tj. Folmer uit Sloten. Zij melden dat: “wegens de buitengewone tijdsomstandigheden er Pinkstermaandag geen receptie wordt gehouden”.

 11 TOT 16 MEI 1940

 Op meerdere plaatsen in Gaasterland worden Duitse militairen ondergebracht:

In Hotel Boonstra te Balk verblijven 5 militairen.
In Harich verblijven 300 Duitsers. Bij caféhouder Jan Volbeda in Harich worden twee onderofficieren ondergebracht en 12 militairen. In “Ons Gebouw” worden ze ingekwartierd en bij politiechef Hoving  slapen 2 Duitsers in de huiskamer. Zij moeten de telefoon bewaken. Mevrouw Hoving biedt de mannen soep aan maar dat wordt geweigerd omdat ze – naar Pools voorbeeld – bang zijn vergiftigd te worden.
Hotel Jans in Rijs moet onderdak toestaan aan 40 militairen.
Pensionhouder Y. De Vries in Rijs krijgt 6 onderofficieren van de Wehrmacht.
L. Deden in Bakhuizen moet gastheer zijn voor 10 militairen.
Café Mebius Hettinga in het centrum van Bakhuizen moet 2 officieren en 22 militairen toelaten. Hier gaan ze ook hun paarden verzorgen.
Bij Jelle de Jong in Harich worden 26 militairen met 26 paarden ondergebracht. Naast de verblijfsvergoeding voor militairen en paarden vraagt J.W. de Jong een bedrag aan van f. 6,00 voor een opzettelijk kapot geschoten luchtband onder een kruiwagen. De nieuwwaarde schat hij op f. 12,50.

ZONDAG 12 MEI 1940

Het is vandaag 1e Pinksterdag maar de Duitsers trekken zich niets van deze christelijke feestdag aan. Op deze morgen is het gezin van Willem Eppinga en Rimkje Eppinga-Mulder op weg van hun boerderij Lyklamawei 6 naar de Gereformeerde Kerk in Herstand Verband. Onderweg kwamen ze nog allemaal Duitsers met paarden tegen die uit de richting van Tacozijl kwamen.

Zowel de eerste als de tweede Pinksterdag zijn – sinds 1907 – de koudste dagen van de 20e Deze zondag wordt het min 11 graden Celcius.

  • De commissaris van de Koningin, mr. P.A.V. baron van Harinxma thoe Slooten, roept de belangrijkste bankdirecteuren en R. Buisman, voorzitter van de Kamer van Koophandel en dr. G.J. Otten, de secretaris van deze Kamer, in het Provinciehuis bij elkaar. Er wordt gesproken over de noodmaatregelen vanwege het ontbreken van geld. Er worden vijf mannen aangesteld die een financieel commité gaan vormen. Onder verantwoordelijkheid van de provincie Friesland wordt voor één miljoen gulden aan ‘muntbons’ uitgegeven. Op 13 mei worden de bankbiljetten gedrukt en dinsdag 14 mei wordt met de uitgifte van noodgeld begonnen. Zo wordt binnen heel korte tijd 650 duizend gulden aan Fries geld in omloop gebracht.
  • Sijmen Jacob de Boer betreedt deze pinkstermorgen de preekstoel in de Hervormde Kerk van Wijckel. Buiten is het onrustig, omdat er heel veel Duitse militairen in en om de school veel lawaai maken. Ieder zit in de kerk te wachten hoe Ds. De Boer vandaag de dienst zal leiden en of hij in zal gaan op de actuele oorlogsgebeurtenissen van de afgelopen dagen. De dienst begint met het laten zingen van Psalm 118:12

 Dit is de dag, de roem der dagen,
Dien Israels God geheiligd heeft;
Laat ons verheugd, van zorg ontslagen,
Hem roemen, die ons blijdschap geeft.
Och Heer, geef thans Uw zegeningen;
Och Heer, geef heil op dezen dag;
Och dat men op deez’ eerstelingen
Een rijken oogst van voorspoed zag’.

Foto: Preekstoel in bagage

Veel kerkgangers begrijpen niet wat de dominee precies bedoelt met de  laatste 2 regels. Na afloop van de dienst hoort Diete Groenewold-Hofman dat de voorganger op deze psalm wordt aangesproken. Ds. De Boer verontschuldigt zich door te zeggen dat hij de dienst al voor het begin van de oorlog heeft gemaakt. Er is een kerkganger die daarop antwoordt dat dominee beter Psalm 79 had kunnen laten zingen:

‘Getrouwe God, de heid’nen zijn gekomen
Zij hebben stout uw erfland ingenomen
Jeruzalem, de tempel, Uw altaren,
‘t Ligt al verwoest door die geweldenaren.
Uw knechten zijn geveld door hun verwoed geweld;
Hun lijken, onbegraven, verzaden na hun dood.
t' Gediert’ in hongersnood, en gier en kraai en raven.

Ds. De Boer is op 23 oktober 1895 in Nieuwer-Amstel geboren als zoon van de spekslager Sijmen Jacob de Boer en Trijntje Pieters Kool. Hij overleed 15 oktober 1965 in Utrecht en begraven te Lopik. De Gereformeerde Kerk van Wijckel en Balk werd op 7 september 1930 zijn eerste gemeente. Hij vertrok op 5 oktober 1947 naar Lopik waar hij tot 15 oktober 1965 voorganger bleef. Hij was getrouwd met Rinske Rodenhuis, geboren 26 april 1892 en 21 februari 1952 in Lopik overleden. In nauwe samenwerking met zijn collega-predikanten Dirk Ringnalda van Drachten, Ds. Voerman van Joure en burgemeester Van Haersma Buma van Wymbritseradeel, zette hij zich in om zogenaamde lectuurcellen op te zetten die zich later ontwikkelden tot verzetscellen. Ds. De Boer zorgde er uiteindelijk voor dat Benjamin Herre Steegenga in 1942 in aanraking met het verzet.

Zoals gezegd trekken de Duitsers zich niets aan van de christelijke feestdagen. Deze Pinkstermorgen beginnen zij met een aanval op de Afsluitdijk. Hierdoor moeten 225 militairen van een Nederlands detachement aan de strijd op leven en op dood beginnen. Het geluid klinkt ver, want zelfs tot in Ruigahuizen hoort men het kanongebulder. De ruiten rammelen zelfs in de boerderij ‘Wâldsang’ fan Gerben de Vries.

Soldaat Hette de Kroon uit Oudega beschrijft deze morgen zijn strijd bij de Afsluitdijk: ‘s Morgens vroeg worden wij al wakker gemaakt. Wij zien in de verte Duitse fietsers aankomen, een vijandelijke patrouille. Zij komen steeds dichterbij. De Duitsers – van Radfahrerabteilung 1 – leggen hun fietsen neer en komen verspreid op ons af. Dan wordt het eerste schot op deze morgen een feit over het overstroomde land rondom Wons. Dat laten wij volgen door mitrailleurvuur. Dan zien wij dat de overgebleven Duitsers zo snel mogelijk zich weer uit de voeten maken. Daarna wordt onze positie weer overgenomen door andere militairen. Onze taak is nu om onze mitrailleur in Wons op te stellen om daarmee als luchtverdediging op te treden’.
Dan komt ‘s middags de dienstopdracht: ,Terugtrekken’. Hette de Kroon doet dat met Hendrik Smit uit Joure, beiden van het 6-9 Dep. Bataljon Wons. Zij nemen een zware mitrailleur mee. Hierover vertelt Hette de Kroon: ‘Na het vallen van de Wonsstelling zijn wij samen ontsnapt. Wij hebben ons bij een boer omgekleed en zijn toen in de richting van Makkum gefietst. Wij hadden het geweer nog bij ons. Voorbij Makkum zagen wij dat de groep militairen onder leiding van kapitein van der Linden als krijgsgevangenen in de richting van Workum werden afgevoerd. Toen hebben wij beiden besloten onze geweren in een sloot te gooien. Beiden waren wij goed in deze omgeving bekend en zodoende kwamen wij bij boer Marten Groenhof in It Heidenskip. ‘s Avonds zijn wij met een schouw de Fluessen overgestoken en hebben ons een week lang schuilgehouden in de boerderij van de Kroon in Oudega H.O.’

Pinksterzondag 12 mei 1940 zal een dag worden die door sergeant Simon Tette Hofstra (1908-1990) uit Elahuizen nooit zal worden vergeten. Hij was hoofd van de lagere school in Elahuizen en hij had in mobilisatietijd als militair moeten dienen. Hofstra was aangesteld als groepscommandant van de 1e compagnie in het vak Wons. Vandaag zal hij met vele anderen bij Gaast door de Duitsers gevangen worden genomen en krijgsgevangen worden gemaakt.  Hij had niet kunnen bevroeden dat hij eerst een maand later in de avond van 11 juni 1940 zich weer via allerlei omzwervingen in Duitse kampen bij zijn gezin in Elahuizen zou kunnen aansluiten.  Om 12.00 uur was de order gekomen dat ieder zich terug moest trekken. Hofstra en de zijnen gingen in de richting van Makkum omdat ze terecht verwachten dat de kop van de Afsluitdijk wel door Duitsers bezet zou zijn. Nog maar net had Hofstra zijn kazemat verlaten of de brug op de Afsluitdijk werd de lucht in geblazen. Onderweg zag Hofstra één van de Oudegaster autobussen in het water liggen. Hij zag de Jong en stafchef Brouwer met de verdere leden van het Oudegaaster chauffeurskorps lopen. Die wisten op dat moment niet wat ze nu verder moesten doen. De chauffeurs kregen de raad om zich uit de militaire groep te verwijderen. Die raad hebben ze opgevolgd. Bij het gevangennemen van Hofstra liepen de chauffeurs veilig in het weiland.

Hofstra en zijn kameraden hadden het plan opgevat om vanuit Gaast naar Workum te varen om zo via Heidenschap en Elahuizen naar Gaasterland te ontwijken. Maar dat kon niet doorgaan want Gaast was al door de Duitsers bezet. De compagniescommandant, kapitein van der Linden, had in Workum willen proberen over te steken. Als dat zou mislukken wou hij het geluk zoeken in Stavoren. Als dat ook niet zou slagen, dan was het plan om in de Gaasterlandse bossen een schuilplaats te zoeken en op een goede gelegenheid te wachten om weer aansluiting te vinden bij het leger in Holland. Het zou dan mogelijk zijn om vanuit Gaasterland de vijand nog enige afbreuk te berokkenen. Maar alles was te vergeefs want toen de boot in Gaast aankwam, stonden de Duitsers al op de kade. De mitrailleur en alle overige zaken stopte Hofstra onder water en nam zijn geweer met een flinke hoeveelheid patronen en enige handgranaten mee. Dan staan er drie Duitse overvalwagens klaar en begint het Duitse krijgsgevangenschap. Midden in Workum werd halt gehouden. Hofstra ziet kan om een bekende “Joop” een kaart in de hand te drukken waarop zijn naam staat en de mededeling dat hij “gezond en wel” is. De bekende “Joop” zei toe het bericht bij de schoonvader van Hofstra in Heidenschap te brengen. Het krijgsgevangenschap begon deze dag met een verblijf in het gebouw van de Protestantse Bond in Workum. De deuren werden achter de gevangenen gesloten en aan het geluid te horen werden de deuren zelfs dichtgespijkerd. Het eten bestond uit wittebrood en kaas en de dorst kon met melk worden gelest. Van een bed was geen sprake. Er moest op de harde vloer worden geslapen. Hofstra had eerst de slaap niet kunnen vatten. Allerlei gedachten hadden door zijn hoofd gedwarreld zoals wat het krijgsgevangenschap betekende; dat twee van zijn kameraden waren gesneuveld, dat van velen was het lot onbekend was en hoe zou het nu thuis zijn?

Op het schoolplein van de openbare lagere school in Balk moeten alle motorrijtuigen uit Balk, Sondel, Oudemirdum en Nijemirdum ingeleverd worden. Ook fietsen hoorden hierbij. De waarde van alle Opels, Citroëns, Chevrolets, NSU’s en D.K.W.’s moeten op waarde worden geschat voor een eventuele vordering. Aan aantal voertuigen zou later, in zeer slechte staat, nog terugkeren. Er worden 6 auto’s en 5 motorfietsen gevorderd.

De vrachtwagen van de Coöp. Zuivelfabriek in Balk heeft een waarde van 5600 Reichsmark. (RM).
De autowaarde van L. Bremer uit Balk wordt geschat op 1500 RM.
J. Boomsma uit Sondel is zijn auto kwijt met een waarde van 4800 RM.
De vrachtwagen van E. Groenhof uit Oudemirdum heeft een waarde van 3750 RM.
Van de autobusonderneming van de fa. De Boer uit Balk wordt een dieselautobus gevorderd. De waarde wordt bepaald op 6000 RM.
De Opel van veearts Dr. J. Westra, veearts te Balk, wordt ingevorderd met een bedrag van 1950 RM als tegenwaarde.Behalve de auto’s van de artsen Hattink uit Wijckel en Van den Beijlaard waren er nu nog maar enkele taxi’s in Gaasterland.
Hijlke Tijsma uit Balk moet zijn vrachtauto met oplegger inleveren met een waarde van 3000 RM. De oplegger is bedoeld voor het vervoer van boomstammen en hout. Het is een Citroën, waarschijnlijk van het type ‘C6 G1-2 tonner’, met B 18583 als kenteken. Het is onbekend wat er in de oorlog met deze oplegger gebeurd is. Na de bevrijding is de vrachtauto teruggevonden in de omgeving van Steenwijk. Hijlke Tijsma heeft de wagen niet meer opgehaald.

Foto beschikbaar gesteld door Gerard Tijsma, Balk

Naast de 6 ingevorderde auto’s worden er 5 motorfietsen ingenomen van de volgende eigenaren:

  1. Beimin, Balk. Motormerk: Ardie. Waarde wordt bepaald op 250 RM.
  2. Haantjes, Balk. Motormerk:NSU. Waarde RM 180 RM
  3. van Hout, Balk. Motormerk:DKW. Waarde 125 RM. De heer Van Hout   krijgt na enige tijd de motor in defecte staat terug.
  4. Strikwerda, Balk. Merk DKW. Waarde 175 RM.
  5. Tjalling van der Zee, Balk. NSU 98 CC. Waarde is 300 RM.
  • Enkele weken na deze invordering krijgt van der Zee een telefonische mededeling van hotelhouder Boonstra uit Balk dat zijn motor weer op het schoolplein staat. De motor wordt uiteraard direct opgehaald en door slager Van der Zee eerst in zijn spekhok verstopt. Hij oordeelt dat het daar nog niet veilig genoeg is en verstopt de motor vervolgens in het turfhok onder de turfmot. Na de bevrijding is de motor weer tevoorschijn gehaald en gebruikt voor het bezorgen van zijn slagerijproducten.

  • Huisarts Hendrik Hattink uit Wijckel hoeft zijn Ford niet in te leveren, evenals zijn collega van de Bijllaardt uit Balk. Voor het beroep van huisarts wordt een uitzondering gemaakt.
  • Lieuwe Harmens de Boer uit Koudum, geboren op 19 juni 1940 in Merzenich, sneuvelt bij Kornwerderzand op de Afsluitdijk. Zijn taak is om als chauffeur de door de Nederlandse regering gevorderde autobussen af te voeren. De autobussen waren gevorderd om militairen naar vesting Holland te brengen. Hij werd daarbij dodelijk door een kogel getroffen uit Duits vliegtuigmitrailleurvuur. Lieuwe was in dienst bij autobusonderneming De Boer uit Balk. Lieuwe de Boer werd eerst in een veldgraf begraven bij een boerderij in Houw. Op 18 mei 1940 is hij herbegraven op de gemeentelijke begraafplaats in Koudum. Lieuwe was een zoon van Harmen de Boer en Woltsje de Boer-Terpstra. Hij was verloofd met Geeske (Gea) Strampel uit Ruigahuizen (zie foto). Zij was een dochter van Albert Strampel en Annigje Strampel – Haga. Op 19 juni 1940 was hun huwelijk gepland.

foto Jelle R. De Jong van Historisch Koudum

  • In Workum staan sommige Duitse soldaten te huilen, omdat zij naar de Afsluitdijk moeten om te vechten. Ze zijn bang om te sneuvelen bij deze ‘Totendam’. Het is de Duitsers bekend dat de Afsluitdijk goed beveiligd is.
  • De veerboot van Stavoren wordt ‘s morgens door het Nederlandse marineschip Hr.Ms. Friso kapot geschoten. Van een afstand van twee à drieduizend meter worden meerdere voltreffers de veerboot noodlottig. De Friso had 101 granaten afgevuurd. Later op de dag, om half vier ‘s middags, wordt de Hr.Ms. Friso zelf geraakt door bommen van vier Duitse Stuka duik-bommenwerpers. De vliegtuigen kwamen geheel onverwacht. Met uitgezette vliegtuigmotoren duiken ze vanuit een regenwolk op het schip. Hierdoor maakt de Hr.Ms. Friso slagzij en de bemanning verlaat het schip. Zij worden uit het water gevist door de mijnenveger Hr.Ms. Abraham van der Hulst. Op verzoek van de commandant – J.H.P. van Rosevelt – wordt het schip definitief onder water geschoten door Hr.Ms. Pieter Florisz. Twee bemanningsleden vinden daarbij de dood. Het scheepswrak is op 15 maart 1943 boven water gehaald en verschroot in Enkhuizen. .
  • Bij veehouder U.P. Cnossen in Rijs wordt ‘s morgens door een Duitse soldaat een fiets van Cnossen meegenomen zonder dat daarvoor toestemming is verleend. Cnossen dient bij burgemeester Schwartzenberg een schadevergoeding in van f. 35,00.
  • Sjouke de Vries uit Kippenburg fietst met een broer in Rijs als zij door drie Duitse militairen aangehouden worden. De Duitsers sommeren de gebroeders om af te stappen en zij nemen de zo goed als nieuwe Girofiets van Sjouke de Vries De fiets had een verchroomde velling en kwam uit de Phoenixfabriek. Ook Sjouke de Vries vraagt bij de burgemeester f. 35,00 aan als schadevergoeding.
  • Botte van der Zee uit Oudemirdum stuurt een nota naar de Duitse Wehrmacht van f. 32,25. Van der Zee heeft aan hen 2 volle wagens met gekapt hout moeten leveren voor de veldkeuken. Verder moest hij melk en eieren afstaan en elektriciteit leveren voor de radio en keukenapparatuur. Tenslotte moest hij nog huishoudelijk materiaal afstaan, zoals drie tafelmessen en 3 vorken.
  • Het gezin van smid Anne de Jong krijgt deze dag ‘s avonds inwoning van de Ortscommandant. Hij zal één dag blijven en daarna richting de Afsluitdijk vertrekken. Tot grote verbazing van het gezin legt hij ‘s avonds een zeer gedetailleerde tekening op tafel van Balk. Hierop staan o.a. de RK kerk en school en de woning van Anne De Jong.
  • Schoenmaker Teeuwes de Jong moet 2 paar laarzen en een revolvertas repareren voor de Duitsers. Hij krijgt hiervoor geen vergoeding en daarom stuurt hij een rekening naar de gemeente van 9,25 RM. Hij schrijft daarbij dat 9,25 RM een bedrag is van f. 6,16 in Nederlands geld. De Jong had eerst bij de Duitsers nogal tegengesputterd voordat hij op deze zondag aan zijn reparatiewerk begon. Na afloop van de kerkdienst hadden een paar Duitsers met het geweer in de aanslag bij zijn schoenenwerkplaats klaargestaan aan de stille kant van de Luts (Raadhuisstraat). Zij droegen de Jong op de laarzen te maken, maar de Jong weigerde pertinent met als reden dat het zondag was en dat hij dit werk niet op zijn geweten wilde hebben. De Duitsers pakten hem op en namen hem mee naar de Duitse commandant die in hotel Boonstra zat. Daar werd hij gedreigd met het geweer in de rug.
  • Bij aankomst bleek smid Anne de Jong uit Balk ook al bij de Duitse commandant te zitten. Die heeft geweigerd om de Duitse paarden van een hoefijzer te voorzien. Inmiddels heeft de echtgenote van Anne de Jong al aan burgemeester Schwartzenberg gevraagd of deze wil helpen haar man vrij te krijgen. De burgemeester weigert hulp aan te bieden. Smid de Jong zegt veel overlast te ondervinden van de Duitse militairen, die hun geladen geweren in de ‘zondagse’ kamer hadden gezet. Burgemeester Schwartzenberg adviseert om maar te gaan verhuizen. De woning Raadhuisstraat 7 in Balk kan wel bewoond worden. Smid De Jong weigert want hij laat zijn eigen woning nog liever ontploffen dan vanwege de Duitsers te gaan verhuizen. De aangedragen oplossing zegt wel iets over het karakter van burgemeester Schwartzenberg. Zowel de vrouw van Teeuwes de Jong als van Anne de Jong slagen er in de Duitse commandant zover te krijgen dat beide mannen naar huis mogen gaan. Er gaan enkele Duitsers mee naar schoenmaker de Jong. Deze heeft een nare pinksterzondag, want hij moet toch het reparatiewerk voor de Duitsers doen en dan ook nog onder voortdurend toezicht van Duitsers met een geweer. Smid Anne de Jong kan ook niet anders meer dan onder Duits toezicht de paarden beslaan. Het gezin van de smid Anne de Jong was deze zondagmorgen wakker geworden van vreemde geluiden. Het bleek dat de Duitsers bij de smederij hadden ingebroken door een ruitje van de toegangsdeur in te slaan. De Duitsers hadden het smidsvuur en de blaasbalg al in werking gezet om de hoefijzers te kunnen maken. Naast smid de Jong was de slagerij van Van der Zee. Daar was een Duitse veearts aan het werk om de paarden te verzorgen. De veearts had allerlei flesjes en tasjes bij zich. De Duitsers hadden hun centrale verzamelplaats gemaakt in De Helling aan de Meerweg. Hier werd voor iedereen eten gekookt en de Balksters zagen de Duitse militairen heen en weer lopen om daar het eten op te halen. De Duitsers wilden niet langer heen en weer lopen en kwamen met een grote etenspan bij de familie de Jong zodat de militairen niet naar De Helling terug hoefden te gaan. Het was allemaal zo’n drukte voor de familie de Jong dat zij deze morgen niet de traditionele kerkgang maakten.
  • De klok moet vandaag in Friesland 40 minuten vooruit gezet worden. Op deze wijze komt de Nederlandse tijd overeen met de Middeneuropese Duitse (zomer-)tijd. Hitler wil in alle landen van het door hem gedroomde Grootduitse rijk dezelfde tijd aanhouden. Dit is in eerste instantie nadelig voor de werkers op het land en voor het van hen afhankelijke horecawezen. Op het platteland zijn de werkzaamheden afgestemd op de zonnetijd. Deze verschilde voorheen een uur en nu dus een uur en veertig minuten officiële tijd. Naast dit besluit wordt er nog eens een avondklok ingesteld. Dat houdt in dat niemand zich meer tussen 22.00 uur en 06.00 uur ‘s morgens zonder speciale toestemming op de openbare weg mag bevinden.
  • Als de familie Meine van der Sluis van de Zathe ‘Stilgelegen’ in Elahuizen ‘s morgens uit de kerk komt, zien zij een aantal fietsen in het lange gras van hun landerijen liggen. Het blijkt dat de fietsen van de familie R. van der Zee uit Molkwerum zijn. Zij zijn uit hun woonplaats gevlucht voor de dreiging dat er zwaar zal worden gevochten. Het echtpaar van der Zee is naar de familie van der Sluis gefietst voor een veilig onderdak voor henzelf en hun drie zonen. De familie van der Zee blijft nog een paar dagen. Wellicht heeft dit verblijf er aan bijgedragen dat de boerderij van Van der Sluis bekend stond als een prima onderduikadres. Op het eind van de oorlog waren er wel 20 personen in de boerderij. Vader en moeder van der Sluis met 9 kinderen en nog 9 onderduikers.

Prinses Juliana, prins Bernhard en hun beide dochters prinses Beatrix en prinses Irene wijken met een boot uit naar Engeland. Koningin Wilhelmina gaat een dag later.

Een groep van 123 Friese krijgsgevangen werden op 12 mei 1940 tegen middernacht in auto’s geladen en naar Groningen gebracht. Daarbij waren soldaat Nanne de Jong uit Oudega (H.O.N.); soldaat Klaas Visser uit Nijemirdum en soldaat Hendrik Koster uit Hemelum. De volgende dag kwamen ze in de Rabenhauptkazerne te Groningen waar men een nacht verbleef. De volgende dag ging de groep naar de Leliestraat in Groningen. Daar mochten ze door tusssenkomst van het Nederlandse Rode Kruis een broiefkaart versturen. Een week later vertrokken ze naar de kazerne in Zuidlaren. Op 25 mei werd de helft in vrijheid gesteld. De overgeblevenen werden naar de Wonsstelling teruggebracht waar ze voor de Duitsers werden ingezet. Dat was met name voor het opruimen van de nog aanwezige prikkeldraadversperringen. Op het schoolplein van Wons vonden velen hun leeggeplunderde koffers en kisten terug waarin hun persoonlijke spullen hadden gezeten. Op bladzijde 159 van het boek “De Wonsstelling” door Jacob Topper is een foto te zien van deze groep marcherende krijgsgevangenen.

 MAANDAG 13 MEI 1940

  • Het is vandaag Tweede Pinksterdag en één van de koudste dagen uit de 20e eeuw. Het kwik komt niet hoger dan -10 C.
  • De troepen van de Nederlandse grensbewaking kunnen de overmacht aan Duitse militairen bij de stelling Wons niet keren. De Nederlanders maken hun wapens onklaar en de legermotoren worden de haven van Makkum ingereden. De autobusonderneming van De Boer had opdracht gekregen van het Nederlandse leger – via burgemeester Reitsma van de gemeente Hemelumer Oldepahert en Noordwolde - om de autobussen over de Afsluitdijk te brengen maar daar slaagde men niet in. Vijf gevorderde autobussen van de firma Hoekstra en De Jong uit Balk – waaronder waarschijnlijk een fonkelnieuwe - werden op bevel van het Nederlandse gezag – en dus niet eigen initiatief – de IJsselmeersluis in gereden tussen Workum en Makkum. Ook munitie en andere oorlogsgoederen verdwenen daar in de diepte. Er zijn drie chauffeurs bekend: Jacobus van Strien, Brouwer en Jentje Oostenveld. Zij hebben hun rijbewijzen ook in het water gegooid en lopend de reis terug naar huis gedaan. Doel was om het gebruik van de Duitsers aan de Duitsers te onthouden. Enige tijd later konden de autobussen evenwel weer worden opgehaald om – na reparatie – weer terug te rijden naar Balk. Het had weinig moeite gekost om de bussen weer naar boven te halen omdat ze slechts bij de kademuur waren neergereden. Enkele weken later konden de autobussen hun normale vervoerswerk weer doen. De ZWH sloopte twee bussen in onderdelen als een appeltje voor de dorst na de oorlog. Een bus werd ondergebracht in de vlakbij gelegen boerderij van Albert Koopmans in Balk. De andere bus werd in de busgarage van Matthijs Westra in Gaastmeer ondergebracht. De oorlog kon de autobus bij Koopmans weer worden opgebouwd maar de ander was bij brand verloren gegaan.
  • P.A.V. baron van Harinxma thoe Slooten laat als Commissaris van de Koningin in Friesland per koerier een oproep uitgaan via de burgemeesters naar alle inwoners van de provincie. ‘Door dezen doe ik een beroep op alle ingezetenen zich te schikken in de omstandigheden, de rust te bewaren en aan den bezetter de verplichte medewerking loyaal te verlenen’. 
  • Hotel Boonstra in Balk dient een rekening in bij de Duitse Wehrmacht voor een bedrag van f. 12,50, omdat een Duitse Ritmeester zonder toestemming een deken heeft meegenomen. 
  • Bult en Zonen uit Bakhuizen dienen een nota in bij de gemeente Gaasterland ter grootte van f. 9000,00.(€ 4100,00). Hun Mack Auto type EF is ingevorderd. De auto heeft een meerwaarde omdat er een EHU stuur is aangebracht. Ook is een vooras aangebracht en bevindt zich veel automateriaal in de auto. 
  • Bij de gemeente Sloten wordt door T. Bult en Zonen uit Bakhuizen een nota ingediend van f. 4100,00 voor een gevorderde Opel chassis met fabriekskabine. De familie Bult heeft dus f. 13.100,00 ( bijna € 6.000,00) te vorderen, een heel erg groot bedrag!

Voor de oorlog hebben de firma’s Bult en Van der Werf al meerdere auto’s. Bult rijdt vee en Van der Werf bezoekt de groenteveilingen voor lokale tuinders. De Duitsers vorderen hun auto’s. Zowel Bult als Van der Werf moeten een auto naar Lemmer brengen. Frans van der Werf verstopt zijn beste vrachtwagen onder het hooi in de boerderij van Siemen van der Veer die tussen de Aldseedyk en de Koai in Bakhuizen woont. Slechts één auto mag Van der Werf houden want de voedselvoorziening mag natuurlijk niet stoppen.

Durk Lolles Hijlkema uit Bakhuizen is taxichauffeur en krijgt ontheffing voor ziekenvervoer. Zijn goede auto verstopt hij onder oud heigereedschap in de hokken achter zijn woning aan de Sint Odulphusstraat 17 in Bakhuizen. Hij blijft in een Chevrolet rijden van zijn broer Rimmer omdat die auto anders toch zou worden gevorderd. In de loop van de oorlog willen de Duitsers nog de de auto van Durk Hijlkema vorderen. Maar de auto wil niet starten en daarom wordt Frans van der Werf gevraagd om met zijn paard de auto te trekken. Dit lukt niet waardoor Hijlkema de auto mag houden.

  • Van M. Aukema in Nijemirdum is een Chevrolet auto gevorderd. Aukema schat zelf de waarde op f. 950,00. 
  • Rein Molenaar uit Bakhuizen dient een rekening bij de gemeente in van f.2,90, voor een levering aan de Duitse commandant. Deze heeft een koffer, een beurs en 150 witte enveloppen laten ophalen zonder te betalen. Molenaar schrijft op de nota dat de commandant bij de heer Copraij verbleef en dat de goederen door een ordonans zijn opgehaald.
  • Johannes Yska fan Warns, geboren op 11 oktober 1907, is als sergeant-machinist aan boord van Hare Majesteits Mijnenveger 2. Hij woont in Velsen. Deze dag loopt het schip op een magnetische zeemijn. Hierdoor ontstaat een explosie aan boord en als gevolg daarvan slaat Johannes Yska overboord en verdrinkt. Zijn lichaam wordt later gevonden en in eerste instantie begraven op de algemene begraafplaats in Den Helder. Op 21 november 1961 is hij herbegraven op het eregedeelte van dit kerkhof. 
  • Koningin Wilhelmina, Minister President De Geer en de regering wijken vandaag met een klein gevolg uit naar Engeland om daar de strijd voort te zetten. Ze hebben de goudvoorraad van de Nederlandse Bank meegenomen. Zij mogen niet het risico lopen dat zij in handen van de Duitsers vallen. In vrijheid is het beter om ons land te verdedigen dan onder Duitse overheersing. Daarbij komt dat Nederland ook overzeese gebiedsdelen heeft, die niet bezet zijn en niet zonder bestuur kunnen worden gelaten. Bovendien: Als Nederland de strijd tegen de Duitsers zou verliezen dan zou dat maar tijdelijk zijn.
  • De situatie in Nederland is te gevaarlijk geworden om de vrijheid in het doen en laten van ons Koninghuis en de regering te garanderen. Maar Koningin Wilhelmina is tegen haar zin een balling geworden, net als Willem V in 1795. Niemand haat haar vlucht meer dan zij zelf en bijna niemand weet hoe hartverscheurend zij huilde toen zij zich realiseerde wat de gewone man van haar zou denken: een koningin die er vandoor gaat in het heetst van de strijd. De Koningin is – gezeten tussen haar adjudanten en haar ordonans-officier – per auto naar Hoek van Holland gereden, waar zij zich inscheept op de Engelse torpedobootjager Hereward. Deze jager zet koers naar de Westerschelde en van daar naar Harwich. Om vijf uur ‘s middags arriveert het schip in Engeland. Haar ministers, onder wie minister-president D.J. de Geer en de minister van Justitie, P.S> Gerbrandy, waren haar gevolgd in een andere oorlogsbodem in het begin van de avond. Hofpredikant W.L. Werther reageert direct op het vertrek door een gedicht te maken dat wordt afgedrukt op een prentbriefkaart met daarop de foto van Koningin Wilhelmina. Deze kaarten en het gedicht worden vervolgens boven Nederland door Britse vliegtuigen gedropt.                   

Neen, ‘t was geen vlucht die U deed gaan
Maar volgen waar God riep
‘k Vraag niet, wat in U is doorstaan,
Een strijd hoe zwaar hoe diep.

Wij knielen naast en met U neer,
Tot God de blik, de hand;
Geef Nederland aan Oranje weer,
Oranje aan Nederland.

En kome dan wat komen mag,
W’aanbidden, zwijgen stil,
De nacht zij zwart, omfloerst de dag,
Geschiede Heer, Uw wil’.

  • In de avonduren kreeg kampleider Douwe Annes Tamminga van kamp Wyldemerk in Oudemirdum bezoek van een Duitse officier. De man wilde weten wat voor concentratiekamp dit wel was. Tamminga gaf tekst en uitleg. De Duitser, die een vermoeide en gespannen indruk maakte, was spoedig tevreden gesteld. Terwijl de man vertrok kreeg Tamminga de indruk dat deze officier – die volgens zijn zeggen aan zijn tweede oorlog begon – er nu al schoon genoeg van had.
  • De continu bezette radio-luisterpost in het postkantoor stopt vandaag voorlopig met haar taak. Balk is inmiddels bezet door de Duitsers.