Het jaar 1944

ZATERDAG 1 JANUARI 1944

  • De nieuwjaarsdag begint wat somber omdat het de gehele dag regenachtig zal zijn, aldus dagboekschrijver Hâns Samplonius uit Sondel.
  • Het nieuwe zes persoon tellende verzetscomité in Balk vergadert in december 1943 of begin januari 1944 voor de eerste maal. In het begin wordt eenmaal per 14 dagen vergaderd en dat werd later verminderd tot eenmaal per maand. De vergaderingen worden eerst bij Benjamin Steegenga in Balk gehouden. Dat wordt te gevaarlijk gevonden omdat Steegenga recht tegenover de brug woont. Er wordt al snel verhuisd naar een lokaal van de Christelijke Landbouwschool in Balk. Hier worden ook alle uitbetalingen voor Joden en andere onderduikers gedaan. Het comité boekt nu de eerste uitgaven voor hulp aan onderduikers en Joden. Over de periode van 1944 en 1945 heeft deze groep het kapitale bedrag van f. 60,000,00 (€ 27.000,00) voor de hulp uitgegeven. Het is een netto geldbedrag omdat het geld voor kledij en vlees hierin nog niet verrekend is.

Benjamin Herre Steegenga uit Balk heeft een verslag gemaakt over de periode 1940-1945. Daaruit wordt hieronder geciteerd.
“Het distributiekantoor in Balk is begonnen in 1944. Met de leider hiervan hebben wij nooit besprekingen gehad. Hier waren twee jongens die rustig waren en die het werk deden buiten de leider om. De leider wist op het laatst wel hoe het ging maar hij liet ze doormodderen. Zo was het ook op het gemeentehuis. De burgemeester was net zo. Met de Tweede Distributiekaart is er meer dan 1 procent uitgehaald, ondanks de burgemeester die slecht was en erbuiten werd gehouden. Hier zaten de ambtenaren Helder en Otto, de tweede en derde ambtenaar, die het werk gedaan hebben. De eerste ambtenaar was Van Hout en die heeft ook flink zijn best gedaan. De verhouding tussen gemeentehuis en distributiekantoor was uitstekend. Wij hebben een heel stel zegeltjes gekregen van Sneek en van de organisatie TROUW. Wij hadden ook een hele hoop valse inlegvellen. Wij leverden die in bij een ambtenaar waarop wij de bonkaarten kregen. Ook kregen wij geregeld blanco persoonsbewijzen van het gemeentehuis. De eerste die kwam was Leo ten Brink, dat is zijn schuilnaam. Het begon heel in het klein. Van Hout heb ik gevraagd om een vals persoonsbewijs. Die stond er erg afwijzend tegenover en toen ik een bedrag van f. 25,00 noemde was het helemaal mis.

Leo heeft moeite gehad om mij zover te krijgen. Volgens Leo was Gaasterland een van de eerste gemeenten die valse persoonsbewijzen heeft afgegeven in de herfst van 1943. In het laatst gaven wij er maandelijks meer als twintig uit. Ik kreeg ze en heb ze naar Sneek laten brengen. Van Hout heeft eens op een morgen 18 valse persoonsbewijzen uitgereikt en dat was een record. Hier in Friesland is er toen een gekomen met persoonsbewijzen uit Den Haag maar die werd overrompeld. Wij hadden er toen wel 100 en ik geloof dat Sneek er toen wel 1000 had. Wij kregen toen bericht, dat ze in Mantgum lagen en toen ik daar een kraakje gepleegd en toen zaten wij er ook dik in. In het begin waren wij er erg voorzichtig mee en dekten wij ze door mensen, die al dood waren, weer levend te maken en op die naam lichten wij ze er weer uit en werden ze weer in het bevolkingsregister gestopt. Er is toen eens een controleur daarvoor geweest uit Den Haag die ontdekte dat de zaken niet klopten. Hij zei toen om drie pond boter te geven en dan zal ik er niets van vertellen. Hij had zoiets als voorstel nooit mogen doen. Op het distributiekantoor is nooit een kraak geweest. In verschillende dorpen werden uitreikingen gedaan.  Ze werden vervoerd onder geleide van de politie. Dat is wel bij Rijs gebeurd (zie deel II hoofdstuk 12, jgv).

Met het bevolkingsbureau is nooit iets gebeurd. Wij hadden hier ook een bijkantoor van het arbeidsbureau in Balk. In het begin was het heel slecht. De directeur (Jan Lucas de Weerd, jgv) draafde voor de Duitsers. Toen hebben wij hem een bezoek laten brengen door een paar jongens van de organisatie uit Sneek in het midden van 1944. De directeur is vlak na de oorlog alweer aan het werk. De politie was goed, laks, maar werkte niet mee. Hoving, het hoofd van de plaatselijke politie, belde ambtenaar Van Hout op en die waarschuwde dan de jongens die opgehaald moesten worden. Ze hebben een jongen opgehaald die vrijwillig voor de NSKK getekend had. De PTT daar hadden we geen contacten mee. Wel werden wij getipt als een 40-jarige mevrouw uit de regio Bakhuizen brieven kreeg of verstuurde. Zij werd aangezien als een agent voor de Gestapo. Haar man was Gruppenführer en zij deed zich voor alsof zij daarom van hem afgegaan was. Mansveld van het kantoor werkte goed mee. De plaatselijke bureauhouder was goed, hij gaf de boeren van die gele Ausweisen, die wij hem lieten spelen en die zelf tekenden. Voor ons werk hadden wij koeriersters die goed gewerkt hebben. Wij hadden een dienst voor de militairen en de LO. De koeriersters reden vaak tussen Sneek en Steegenga. Er is nooit een gepakt”. 

MAANDAG 3 JANUARI 1944

  • Bij het Bakhústerheech op de grens tussen Mirns en Bakhuizen verongelukt ‘s nachts om 2 uur tijdens slechte weersomstandigheden een 30 ton zware Engelse Lancastervliegtuig DV401. Het ongeluk vindt vlakbij de vliegtuigcrash plaats van 12 dagen eerder op 22 december 1943. Alle zeven inzittenden verliezen hierbij hun leven. Zij worden twee dagen later begraven op de Rooms Katholieke begraafplaats in Bakhuizen. Voor het hele verhaal rondom deze vliegtuigramp klik hier.
  • Vissers op het IJsselmeer halen onder de Gaasterlandse kust bij Tacozijl om twee uur ‘s middags een drijvende parachute uit het water. De vissers nemen de parachute mee naar de marechausseekazerne in Sloten. Uit de tekst blijkt dat de parachute afkomstig is van een Engelse rode lichtfakkel. Dit soort parachutes zat in een aluminium bus met een magnesiummengsel en werd gebruikt door de Path Finder Forcevliegtuigen om koersveranderingen aan te geven voor de volgende rij nachtbommenwerpers. De parachutes werden ook wel gebruikt om de te bombarderen doelen te verlichten of te markeren. De bus zat niet meer vast aan de gevonden parachute en dus was deze ingeleverde parachute al gebruikt. In de parachute stond: “Stores red No. 15 A/143 Observer Parachute Two Points Quick Connector Sterial No: 632290 en een niet met inkt gemerkt nummer 216 samen met een met verf gemerkt nr. 156. De parachute wordt tenslotte opgeborgen in de marechausseekazerne van Sloten.

DONDERDAG 6 JANUARI 1944

  • Opperwachtmeester Leendert van der Bie en wachtmeester Jouke Hoekstra zien twee volle benzinereservoirs liggen in de greppel aan de kant van de weg tegenover de boerderij van Hendrik Eppinga in Sondel. Het zijn grijs geschilderde metalen reservoirs. De lengte is 2.30 meter met een diameter van tussen de 55 - 60 centimeter. De benzinereservoirs zijn op 4 januari 1944 ’s morgensvroeg uit overvliegende vliegtuigen geworpen. De Duitsers hebben op 4 januari 1944 de reservoirs uit het land van Eppinga gehaald en naar de bewuste greppel gebracht om later opgehaald te worden.
  • Burgemeester Schwartzenberg schrijft aan de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken een spoedbrief met het dringende verzoek om de door de gemeente Gaasterland bij voorschot betaalde kosten voor de bewaking van het Gewestelijk Arbeidsbureau per direct over te maken. Het verzoek eist spoed omdat het gemeentelijk krediet bij de N.V. Bank voor Nederlandse Gemeenten bijna is overschreden. Bij niet-spoedige overmaking van het geld dreigt de gemeente in financiële moeilijkheden te raken.

MAANDAG 24 JANUARI 1944

 De Commissaris der Koningin in Friesland wil dat gemeente evacuees gaat opnemen. Maar de burgemeester van Sloten stuurt een procesbrief met meerdere argumenten waardoor hij van mening is dat in Sloten dit niet kan gebeuren. De gemeente is met nog geen 700 inwoners te klein – en dus weinig woningen – met moeilijke onderbrengingsmogelijkheden. Hij vraagt in verband met het bijzondere stadskarakter te willen bewerkstelligen dat de gemeente wordt vrijgesteld van inkwartiering. Het antwoord van de Commissaris is kort maar krachtig: Neen, ook Sloten moet evacuees opnemen als de situatie daartoe aanleiding geeft.

DINSDAG 1 FEBRUARI 1944

  • De Duitser Hans Hauenstein volgt Harald Thiebecke op als commandant van Peil- en Radarstation Eisbär in Sondel. Hauenstein is de derde en tevens de laatste commandant van het Kamp. Hij stelt zich gematigd op in Gaasterland. Meerdere Gaasterlanders hebben uitgesproken dat Hauenstein geprotesteerd heeft tegen de komst van 100 SS-ers en Landstormers voor de grote razzia in Balk tijdens de eerste week van augustus 1944.

DONDERDAG 3 FEBRUARI 1944

  • Ondanks dat er steeds veel vliegtuigen boven Gaasterland vliegen richting Duitsland is het vandaag extra druk. In zijn dagboek schrijft Hans Samplonius dat er ’s morgens veel vliegtuigen over Sondel vliegen tijdens deze regenachtige stormige dag.

ZATERDAG 5 FEBRUARI 1944

  • De tienjarige Dominicus (Dommie) Visser uit Oudemirdum vindt bij de zeewering een drijvend lichaam van een verdronken vliegtuigbemanningslid. De man heeft alleen een hemd en een overhemd aan. Dichtbij vindt hij nog een uniformbroek met een broekmaataanduiding met Engelse tekst. Meer is er niet aanwezig om de persoon te identificeren. Een dag later wordt op zondag het stoffelijk overschot naar het lijkenhuisje bij de kerk in Oudemirdum gebracht. Hier vindt de doodschouw plaats en de militair wordt in een grafkist gelegd. Op dinsdag 8 februari wordt de onbekende persoon overgebracht naar de gemeentelijke begraafplaats in Nijemirdum en op woensdag 9 februari wordt hij hier begraven.

ZATERDAG 12 FEBRUARI 1944

  • Toeschouwers op de Gaasterlandse kust kijken op klaarlichte dag naar een luchtgevecht boven het IJsselmeer waarbij een Amerikaanse jachtpiloot uiteindelijk aan zijn parachute hangt. Hij is uit een Mustang jachtvliegtuig gesprongen. Een Duits jachtvliegtuig doet zijn uiterste best om de parachute kapot te schieten. Dat lukt niet maar wel wordt de weerloze parachutist doodgeschoten. Uiteraard is dan de verontwaardiging erg groot onder de toeschouwers. In het boek: Strijders, Onderdrukkers en Bevrijders staat dat de neergeschoten Amerikaanse piloot Jorgow, met zijn parachute in het koude IJsselmeerwater terecht was gekomen en daardoor ten gevolge van verdrinking en onderkoeling was overleden.

Het slachtoffer wordt twee dagen later gevonden in het IJsselmeer bij Lemmer. Het blijkt de Amerikaanse Luitenant George W. Jorgow te zijn. Hij wordt dezelfde dag begraven op het gemeentelijk kerkhof in Lemmer. Later is hij herbegraven op de Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten en vervolgens overgebracht naar een begraafplaats in de Verenigde Staten van Amerika.

MAANDAG 14 FEBRUARI 1944

De Duitsers hebben vandaag alle gemeentehuizen in Nederland aangeschreven om met onmiddellijke ingang de gemeentehuizen 24 uur per dag te bewaken. Hiervoor moet personeel worden gezocht en de gemeenten moeten de kosten zelf dragen. Voor de buitenwereld zullen de burgemeesters wel de boosdoeners zijn die voor hun eigen hachje beveiligd willen worden. 

VRIJDAG 18 FEBRUARI 1944

  • Bij Tscherkassy in Rusland sneuvelt chauffeur en reiziger Foeke Koopmans uit Sneek. Hij is geboren op 10 juli 1911 in Tjerkgaast. Hij is de ongehuwde zoon van Nanne Koopmans en Hendrikje Hettinga en lid van de NSB en SS-lid van Panzergrenadier Westland 10. Foeke Koopmans wordt als vermist opgegeven en zijn graf is onvindbaar.

DINSDAG 22 FEBRUARI 1944

Foto: www.oorlogsdodennijmegen.nl

Bij een bombardement door een Amerikaans squadron op Nijmegen verongelukte de 21-jarige Angenieta Petronella (Ita) Louwerse door een bomsplinter.  Het was een erg knullig bombardement geweest omdat de bommen te vroeg waren losgelaten. Het is de geschiedenis ingegaan als het geallieerde bombardement met de meeste burgerslachtoffers in Nederland. Ita was in Wijckel geboren op 20 juli 1922 en woonde ten tijde van het bombardement in Wissenkerke (Zeeland). Haar vader was Derk Louwerse, geboren op 20 mei 1894 in Arnhem en haar moeder was Johanna Okkerse, geboren op 18 april 1894 in Ter Aar. Op 26 september 1921 vestigde dominee Louwerse zich in Wijckel. Acht jaar later, op 28 oktober 1929, ging hij met zijn vrouw, drie dochters Angenieta Petronella; Neeltje Catharina (1924); Alida Gerarda (1925) en zoon Gijsbert Barend (1927) naar Wissenkerke. Ita was vandaag op begrafenis geweest van haar oma in Hengelo (O). Van daaruit was zij met haar vader naar Nijmegen gereisd waar zij op het treinstation afscheid van hem had genomen. Kort na zijn vertrek verongelukte Ita dodelijk door het bombardement om 13.28 uur. Hierbij kwamen ongeveer 800 burgers om het leven waaronder 24 kinderen. Een bom was precies op de school van deze kinderen gevallen. Duizenden mensen raakten gewond. Later bleek dat de Amerikanen de stad Nijmegen bij vergissing hadden  gebombardeerd. Zij waren op weg geweest naar een doel in Duitsland maar moesten hun missie afbreken vanwege het slechte weer. Op de terugweg was verwarring ontstaan waardoor de piloten honderden bommen in het centrum van Nijmegen hadden laten vallen in de veronderstelling dat ze een ander doel troffen. Het Nijmeegse centrum werd geheel vernield. Ook Arnhem en Enschede werden geraakt.
Ita is begraven in Groesbeek.

MAANDAG 6 MAART 1944

  • Een viertal Amerikaanse jachtvliegtuigen schieten op het spoorwegstation van Koudum – Molkwerum een treinlocomotief aan flarden. Bij deze actie raken de machinist en de stoker gewond. 

VRIJDAG 10 MAART 1944 

  • De gemeente Gaasterland sluit vandaag een contract met landbouwer en tuinder Hoite Schaap uit Balk, B86 (Wilhelminastraat). Schaap zal dit jaar oogsten voor rekening van de gemeente. Op 10 are grond gaat hij vroege aardappels verbouwen en boerenkool. Acht are gebruikt hij voor spitskool en op 8 are gaat hij dubbele witte stambonen verbouwen. Schaap ontvangt daarvoor van de gemeente f. 9,00 voor honderd kilo vroege aardappelen; f. 4,00 voor honderd kilo boerenkool; f. 7,25 voor 100 kilo spitskool en f. 18,00 voor 100 kilo dubbele witte stambonen. Daarboven krijgt hij nog eens een extra vergoeding van f. 40,00 voor 10 are aardappelen; f. 30,00 voor de boerenkool; f. 36,00 voor de spitskool en f. 44,00 voor de stambonen. In 1944 zal Schaap aan de gemeente leveren 1061 kg stambonen; 2859 kilo spitskool; 925 kilo boerenkool en 1200 kilo aardappelen.
  • Het weer zit niet mee in de maand maart. Hans Samplonius uit Sondel schrijft 14 maart in zijn dagboek: “Ik zou ploegen maar het was koud en het maartse weer stond mij niet aan”. Een week later noteert hij dat het zeer koud is met de nodige hagelbuien. Weer een week later schrijft hij op 29 maart dat het koud en winderig is. Het was droog en schraal weer.

ZATERDAG 1 APRIL 1944 

  • Het is niet allemaal kommer en kwel in deze oorlogstijd. In Balk wordt het zangkoor Kritekoor opgericht. De dirigent H. Huitema begint de eerste repetities met zijn zelfgemaakte drie coupletten tellende Gaasterlandlied op muziek van Wolfgang Amadeus Mozart.

Gaasterlân do stille plakje
fan de wide minskewrâld.
Gaasterlân foar dy dit sankje,
om’t ik ienris fan dy hâld.
Lân fan wâlden, bou en greiden,
lân ûntgroeid út fean en sân,
stik natoer sa fol fan wielde,
‘k hâld fan dy, ‘k hâld fan dy,
myn Gaasterlân.

Boven v.l.n.r.: Douwe van der Zee, Jelte Kok, Marten van Dijk, Jelle Sikkes, Jan Nieuwenhuis, Rintje Roskam, N.N., Lucas Vermooten, J. Sietsma, dirigent Joop Franzen, Johannes Jongsma, Age van der Meer en Wopke Haantjes. Midden v.l.n.r.: Jan Wagenmakers, Griet Sloterdijk, Jantje Tromp, Lies Sietsma, Line van der Meer, Boukje de Jong, Antje Jongsma, Alie Sikkes en Betje van Dijk. Voor v.l.n.r.: Hitsje Hiemstra, Diete Hofman, Tedske Haantjes, Coba Piersma, Vronie Franzen, Rinske van Dijk, Riek van Houten en Pietje Plantinga. Foto en namen: www.langsdeluts.nl

MAANDAG 3 APRIL 1944 

In de bezette Nederlandse gebieden wordt om twee uur ’s morgens de zomertijd ingevoerd. Dit moet ook gebeuren in het Groot-Duitse Rijk van Hitler. Om twee uur moeten alle klokken een uur vooruit worden gezet. Om twee uur wordt het dan drie uur.

Foto: www.luchtoorlogen.net

  • De gemeente Gaasterland krijgt deze dag een schriftelijke opdracht van de Beauftragte in Friesland dat er voor een periode van drie weken er 50 arbeiders beschikbaar moeten worden gesteld als gemeentelijke inzet voor werkzaamheden bij het Peil- en Radarstation Eisbär in Sondel. Op 6 april 1944 melden er zich 12 inwoners uit Sondel bij de poort van het Kamp en eerst op 11 april 1943 is het aantal van 50 arbeiders bereikt. Op 13 april schrijft Burgemeester Schwartzenberg van de gemeente Gaasterland een klachtbrief aan de provinciale Staatsraad. In de brief klaagt hij erover dat de gekozen periode niet goed is vanwege de voorjaarsdrukte bij de boeren. Daarbij stelt ook het nutteloze van het werk aan de orde. De letterlijke brief van Schwartzenberg:

,,Van de Provinciale Beauftragte heb ik 3 april een opdracht gekregen om voor den tijd van 3 weken 50 arbeiders als help ter beschikking te stellen aan de Duitsche stelling te Sondel. In overleg met de leiding der stelling kwam donderdag 6 april 12 man en het volle aantal eerst na Paschen op dinsdag 11 deze op het werk. Nu het werken op de stelling enkele dagen heeft geduurd, bereiken mij de mededelingen omtrent den aard van het werk dat aan de arbeiders wordt opgedragen. 
Het blijkt mij dat dit hoofdzakelijk bestaat in het opruimen van het terrein van de stelling en omvat ondermeer het egaliseren van den bodem, houtkappen en steenen sleepen. Ik vernam, dat toen op 11 dezer ongeveer 50 man aan de ingang van de stelling verscheen, de Commandant niet wist wat dat te betekenen had en wat hij met hen moest aanvangen.

Ik wil aannemen dat al de genoemde bezigheden noodzakelijk zijn en ook uitgevoerd moeten worden. Het treft mij evenwel, dat juist daarvoor tijdens de voorjaarswerkzaamheden op het platteland werkkrachten moeten worden afgestaan. Het zal u wellicht bekend zijn, dat in Gaasterland zeer veel weiland is gescheurd, zoodat het bouwbedrijf ongeveer verviervoudigd is, vergeleken bij voor den oorlog. Arbeidskrachten, die niet reeds op de een of andere wijze werkzaam zijn bij het boerenbedrijf zijn zeer schaarsch, zoodat bijna elke man, die ik naar Sondel zend, door zijn baas slecht of eigenlijk niet gemist kan worden. Wanneer een polder te verdedigen valt of er een dorp voor overstroming moet worden behouden, dan kunnen groote ongemakken worden aanvaard en dient ieder een offer te brengen, doch het is haast niet verantwoord nu menschen te zenden, die het werk van een krullejongen moeten doen. Naar aanleiding van vorenstaande overwegingen heb ik mij gewend tot den Luitenant-Commandant van de stelling te Sondel met het verzoek of hij het volle aantal arbeiders nodig had e.v. met een korter termijn of minder arbeiders genoegen kon nemen, een en ander toegelicht door de grote moeilijkheden, waar de bedrijven thans voor staan. Mij werd geantwoord, dat dit onmogelijk was. Het werk zou minstens drie weken, wellicht een maand duren en moest direct worden afgemaakt. In verband met de groote bezwaren, die er voor de streek verbonden zijn aan het afstaan van een betrekkelijk groot aantal arbeidskrachten voor het verrichten van bovenaangegeven diensten, wil ik U beleefd verzoeken Uwe bemiddeling te verleenen dat de noodzakelijke arbeidskrachten zoo spoedig mogelijk aan het bedrijfsleven worden teruggegeven”. 

  • Burgemeester Schwartzenberg voegt nog een handgeschreven briefje toe aan bovenstaande brief met:

“Ten geleide van bijgaand schrijven moge ik hierbij nog een enkele opmerking plaatsen. De verhalen van de arbeiders zijn werkelijk zeer vermakelijk. Bijvoorbeeld over een stapel hout dat 3 keer verplaatst moest worden en ‘s avonds weer op de oude plek is terechtgekomen waar het ‘s morgens stond. Iemand drukte zich zoo uit dat zij aan het húshimmegen* waren. De landarbeiders en anderen, die noode gemist worden, worden gebruikt als Polen of Russen. Als de stelling 7 of 8 man in dienst nam, was al het werk in een week afgemaakt. Dient hiervoor de gemeente-einsatz inzet vraag ik mij af”.

 NB.
Met húshimmigen zal de burgemeester het Friestalige húshimmeljen bedoeld hebben. Dat woord betekent: het huis van binnen schoonmaken. Er staat bij dat de gemeente de vergoeding uitbetaalt. De gemeente declareerde de gemaakte kosten weer bij het Rijk.

 

DONDERDAG 6 APRIL 1944

 

Vandaag overlijdt om 23.00 uur in het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen de 25-jarige ongehuwde Wieger Ruiter (foto), geboren in Echten op 23 februari 1919, in het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen. Zijn beroepen staan geregistreerd als landbouwer en kok. Hij woonde in Bakhuizen op het adres MB 157 dat later gewijzigd is De Burde 4, Bakhuizen. Als doodsoorzaak wordt enerzijds ‘ziekte en ontberingen’ aangegeven. In de Duitse overlijdensakte staat ‘rippenfellentzündung’ wat longontsteking betekent. Wieger wordt op het terrein van het concentratiekamp Bergen-Belsen begraven maar zijn graf is nooit gevonden. Zijn vader was Jan Cornelis Ruiter, geboren op 3 oktober 1893 in Echten en overleden op 16 maart 1974 in Haarlem. Hij werd in Bantega – waar het gezin lange tijd gewoond had – Jan Wiegertjes genoemd en genoemd naar zijn moeder Wiegertje Jans Pen. Trijntje Ruiter-Strampel werd op 4 maart 1915 zijn bruid. Zij was geboren op 14 november 1893 in Sloten als dochter van Hendrik Alberts Strampel en Grietje Mink. Trijntje overleed in het ziekenhuis van Sneek op 23 juli 1937 in het kraambed na de geboorte van de tweeling Johannes en Trienus op 14 juli 1937. Wieger Ruiter kwam uit een groot gezin met maar liefst 11 jongens en 2 meisjes.

Cornelis 1915; Hendrik 1916; Hendrikus 1921; Wiegertje 1922; Albert 1924; Hendrik 1926; Folkert 1928; Grietje 1930; Jan 1932, Geesbert 1935 en tenslotte de laatstgenoemde tweeling. Vader Ruiter trouwde later met Rozina Johanna van Strien uit Leiden. Zij was in 1900 in Leiden geboren en eerder gehuwd geweest met Marinus Johannes van Steijn.

Toen de oproep kwam om in Duitsland te moeten gaan werken, is Wieger met zijn broer Hendrikus en een vriend genaamd ‘Stegenga uit Workum’ naar Duitsland vertrokken. Aanleiding om te gaan was het feit dat de financiële vooruitzichten daar erg gunstig leken. Zij zijn eerst drie maanden aan het werk gezet in Wilhelmshaven. Na het eerste verlof in Nederland besluiten zij allemaal om niet terug te gaan naar Duitsland. Later besluit Wieger om wel terug te gaan om alweer financiële redenen. Sipke Weersma uit Bakhuizen is ook naar Duitsland gegaan. Hij had zich vrijwillig beschikbaar gesteld namens de werknemers van Mous uit Bakhuizen. Sipke Weersma uit Bakhuizen kwam na 3 maanden thuis met verlof maar hij ging niet terug naar Duitsland. Wieger Ruiter werd aan het werk gezet in de vliegtuigmotorenfabriek in Dessau van 13 november 1942 tot 21 februari 1943. Dat is zonder twijfel de Junkerts vliegtuig- en motorenfabriek geweest waar zo’n 40.000 mensen aan het werk gesteld waren. Na korte tijd wordt hij opgepakt omdat hij van sabotage wordt beschuldigd. Na twee dagen wordt hij weer vrijgelaten en mag hij verder gaan met zijn werk. Later wordt hij toch weer opgepakt voor sabotage. Hij wordt schuldig bevonden en veroordeeld. Kennelijk heeft de familie van Wieger Ruiter de burgemeester van Gaasterland, G.W.C.D. Baron Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, ingeschakeld. Op 5 november 1943 namelijk dient de burgemeester een gratieverzoek in voor Wieger Ruiter bij de Officier van Justitie in Leeuwarden. Op 25 januari 1944 moet Wieger op transport van het concentratiekamp Sachsenhausen in Oraniënburg naar het concentratiekamp Buchenwald (bij Weimar).

Hier krijgt Wieger het politieke gevangenisnummer 27847. Van hieruit wordt Wieger overgebracht naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Kort na zijn aankomst is hij daar overleden. Op 10 mei 1944 krijgt burgemeester Schwartzenberg van Gaasterland telefonisch van de S.S. bericht dat Wieger Ruiter op 6 april 1944 in het kamp Bergen (Maagdenburg) is overleden. Verder krijgt hij de opdracht om het overlijden van Wieger aan de familie mede te delen.  Burgemeester Schwartzenberg laat deze mededeling gewoongetrouw over aan anderen en in dit geval aan Ds. Bruins uit Hemelum.

Burgemeester Schwartzenberg neemt aan dat Wieger Ruiter dooplid is van de kerk in Hemelum. Op 22 juli 1947 krijgt de gemeente Gaasterland bericht van het Rode Kruis. Hierin staat dat voor het kamp Bergen (Maagdenburg) het kamp Bergen-Belsen gelezen moet worden. Jack Kooistra schrijft in zijn boek: ‘Een laatste saluut’ dat Wieger Ruiter door een arrestatie in Duitsland terechtgekomen is.  De familie daarentegen is van mening dat Wieger voor tewerkstelling naar Duitsland is gegaan. Ook is er verwarring over de juiste overlijdensdatum. Het Rode Kruis meldt 6 april 1944, terwijl in het boek “Gescheurd Land” de transportdatum als 8 april 1944 staat vermeld. Op de website van de Oorlogsgravenstichting stond Wieger Ruiter geruime tijd genoemd met de naam Wiegen in plaats van Wieger. Dankzij inspanningen van de Stichting Ruitersporen is deze fout hersteld.

    • Wabe Hoekstra overlijdt in het Russische Kowel. Hij was op 2 november 1922 in Harich geboren en was arbeider van beroep. Zijn ouders waren Pieter Hoekstra en Klaske Tuinier. Hij kwam uit een eenvoudig niet-socialistische familie. Gezien de armoedige omstandigheden waarin hij opgroeide, heeft hij zich door economische overwegingen laten verleiden tot deelname aan de SS. Bij de SS is hij Panzergrenadier geworden. Hij vestigde zich eerst in het Duitse Grevenburg. Hier stond zijn beroep omschreven als "Gutsverwaltung" dat beheerder van onroerend goed is. Op 15 september 1943 vertrekt hij naar Steinheim/Elsas en daarna onbekend. Burgemeester Schwartzenberg krijgt het overlijdensbericht meegedeeld in een brief welke was gedateerd op 8 juli 1944. Afzender is de “Fürsorge Offizier” in ‘s Hertogenbosch. Wabe Hoekstra is begraven op het Poolse oorlogskerkhof in Pulawy, vak 3, rij 51, nummer 2812.

Voorbeeld van het werk en de uitrusting van een SS Panzergrenadier afgebeeld. Foto: www.axisafvs.blogspot.nl

ZONDAG 9 APRIL 1944 

  • Luitenant R.H. Dettre is deze eerste Paasdag op weg met een Lightningvliegtuig van de 20ste Fighter Group dat de Engelse plaats Kingscliffe als thuisbasis had. Het is voor deze Amerikaan zijn eerste operationele vlucht. Het zit hem bij zijn eerste optreden niet mee want zijn vliegtuig schiet zonder aanleiding aan de oostkant van het IJsselmeer met draaiende motoren recht naar beneden en verdwijnt in het wolkendek.

    Er zijn geen Duitse vliegtuigen in de buurt en er is geen luchtafweergeschut te zien of te horen. Wel horen de inwoners van Hindeloopen een vuurstoot van machinegeweren en dat zal waarschijnlijk een waarschuwingsschot van Dettre geweest zijn. Ook zien de inwoners van Hindeloopen een wild jankende machine recht naar beneden suizen en in het IJsselmeer verdwijnen op een plek dat precies buiten de zeedijk van Hindeloopen en Molkwerum ligt. Er valt ook een pak naar beneden dat aan de zuidkant van Hindeloopen neerkomt. Later blijkt dat het hierbij ging om een rubberboot. Als laatste zien de Hindelopers aan de zuidkant van hun stadje iemand aan een parachute naar beneden komen. Zij zien de parachutist hinkend de spoorlijn oversteken en in het riet verdwijnen. De inmiddels gealarmeerde Duitsers gaan daar zoeken maar vinden niets. De illegaliteit vindt de parachutist echter wel. De ter plaatse goed bekende verzetsmensen weten de goede schuilplaatsen in de omliggende landerijen te vinden en dan vooral de gaten waar ooit turf gestoken was. In zo’n turfgat wordt de parachutist gevonden en de illegaliteit brengt anderhalf uur door met de parachutist, totdat de kust weer veilig is. Gedurende deze wachttijd wordt en over en weer niet alleen informatie uitgewisseld maar ook enkele sigaretten gerookt en er wordt een dik plak chocolade gedeeld. Luitenant Dettre vertelt dat hij getrouwd is en laat een foto zien van een vrouw met een baby. Enkele illegale werkers halen Dettre uit de schuilplaats en verzorgen hem zo goed mogelijk om te voorkomen dat hij niet in handen van de vijand valt. Het wordt ’s avonds nog heel spannend in Hindeloopen omdat een vrije grote groep Duitsers verhaal komt halen bij de burgemeester Stallinga. De echtgenote van de burgemeester is van Duitse afkomst en door haar overredingskracht wordt de dreiging afgewend van huiszoekingen, arrestaties en verdere represaillemaatregelen. Luitenant Dettre wordt ondergebracht bij wijkverpleegster Trijntje Scheringa in Koudum (geboren op 31 maart 1901 in Hoogkerk).  Zij verzorgt ook zijn verwondingen en verzetswerker Theunis de Vries uit Koudum zorgt voor burgerkledij.

    Op 24 april 1944 halen pilotenhelper A.A.C. Mous (Tinus) uit Bakhuizen en Piebe Bosma uit Hemelum de piloot weer op en neemt Mous hem twee dagen in huis. Dan gaan Mous en Dettre samen op de fiets naar het Overijsselse Vollenhove. Daar woont de heer Marten Kingma en hij zorgt voor verder transport naar Engeland. Wat daarna met Dettre gebeurde bleef buiten het zicht van zijn helpers. Na zijn gedwongen landing wist hij drie maanden uit handen van de Duitsers te blijven, maar werd uiteindelijk toch gepakt. Als krijgsgevangene ontsnapte hij daarna tweemaal aan zijn Duitse bewakers. Hij kwam in deze oorlog niet weer in actie en was in 1945 terug in Amerika. Na een succesvolle carrière in het Amerikaanse leger, ging hij in 1973 met pensioen, in de rang Majoor Generaal. Rexford H. Dettre overleed op 11 maart 2004, minder dan een maand voor het zestigjarige jubileum van zijn onfortuinlijke vlucht boven Friesland (info: www.histoaryskkoudum.nl). Tinus Mous herhaalt deze tocht een maand later noch eens vanuit Workum naar Vollenhove. Hij gaat weer op de fiets en nu met een Joods-Amerikaanse piloot die al 7 maanden ondergedoken was geweest bij Fr. De Boer in Workum. Ook deze piloot komt veilig aan in Vollenhove. Mous heeft nu 3 piloten op weg geholpen naar Engeland. Hij heeft nog veel meer gedaan in zijn verzet tegen de Duitse overheersing. Vanaf mei 1943 heeft hij veel minutie, brandbommen, buitenlands geld, een compleet Duits uniform, een rubberboot en uit vliegtuigen afkomstige kleding, schoenen enz. ingeleverd bij de provinciale verzetsleider Krijn van der Helm. Mous werkte met de schuilnamen Tinus en met Haringsma. Mous heeft ook veel illegaal verkregen eten, zoals koren, boter, kaas en veel aardappelen naar Amsterdam gestuurd. Daar was een commissie in het leven geroepen die alle kerkelijke richtingen vertegenwoordigden en het voedsel distribueerden. Mous kreeg het voedsel aangeleverd van de provinciaal KP-leider Piet Kramer.

A.A.C. Mous, foto archief Leeuwarder Courant

Volgens zijn eigen verklaring heeft Mous ongeveer 40 onderduikers en 6 Joden onderdak verleend en verzorgd. De Joden kwamen uit Bussum en Den Haag. Zijn inschatting was dat hij f. 350,00 afgedragen heeft aan de illegale pers. Verder heeft hij 6 valse persoonsbewijzen afgegeven, 5 persoonsbewijzen laten wijzigen, 600 bonkaarten afgegeven en ongeveer 20 ,,Ausweise” afgegeven.

Op een bepaald moment hebben een Duitsers de naam van A.A.C. Mous op de lijst van verdachten gezet. Toen dat bekend werd, dook Mous onder bij A. Bosma in Bakhuizen. Tijdens de oorlog heeft Mous contact gehad met Krijn van der Helm en Harmen Kingma uit Leeuwarden, Marten Kingma uit Vollenhove; M. Kok uit Amsterdam en F. Mous en Joh. Bult uit Bakhuizen. Mous was ook de samensteller van de dreigbrief die aan de boeren in de Bakhuister omgeving gestuurd werd. In de brief werd gewezen op het verstrekken van eten aan hongerende mensen.

De letterlijke tekst van de brief luidde:

B O E R E N  V A N  N E D E R L A N D
Reeds meer dan 4 jaar is het oorlog. Reeds vier jaar staat de wereld in brand en reeds drie en een half jaar is Nederland ,, Bezet Gebied”. Wat dat betekent kan niemand u beter vertellen dan de arbeider, die zijn brood in de stad verdient en daar met zijn gezin leeft, de arbeider en met hem vele anderen, die verplicht zijn van hun, zeer schraal toebedeelde, rantsoen te leven. Vele Nederlanders hebben in de afgelopen vier jaar getracht dat rantsoen wat aan te vullen, door te trachten bij een boer wat rogge, tarwe, melk, boter of andere producten bij te kopen. En werkelijk, er zijn gelukkig in bepaalde streken van ons land, boeren die tonen te beschikken over voldoende vaderlandsliefde en naastenliefde en die helpen waar zij kunnen, door tegen een redelijke prijs het gevraagde te geven. Maar veel groter nog is het aantal boeren, dat deze oorlog beschouwt als de kans van hun leven om er financieel geheel boven op te komen. Zij zijn de gewetenlozen, die geen christenplicht kennen en niet weten wat vaderlandsliefde is, voor hen telt slechts de geldtas. Zij durven schandelijke prijzen te vragen voor de meest dringende levensbehoeften en liever zien zij hun medemens omkomen, dan dat zij hun de helpende hand bieden door tegen een redelijke prijs hun waren af te staan. Nu gaan wij een vierde winter van kommer en ellende tegemoet en wij vragen ons met zorg af: ,, Wat zullen onze boeren doen?” Daarom dit schrijven met het vriendelijke, doch dringende verzoek aan alle goedwillende boeren om voort te gaan op den door hun ingeslagen weg en ook deze winter weer veel en als het even kan nog meer te helpen dan andere jaren. En aan die boeren, welke tot nu toe de noodzakelijkheid van het helpen hunner medemensen niet inzagen, een zeer dringend verzoek, om nu de nood steeds hoger en hoger stijgt, hun schuren open te stellen voor degenen die bij hun zullen aankloppen. Deelt mede van uw voorraden en zorgt ervoor dat ge grote voorraden hebt en geef dat af tegen betaling van een redelijke prijs, maar maak géén woekerwinsten.

Tenslotte nog aan de boeren, welke zich, ten koste van hun medemensen wensen te verrijken een zeer ernstige waarschuwing. Wanneer gij niet bereid zijt op menslievende wijze mede te werken, weet dan dat de vergelding voor de deur staat. Uw naam staat op de lijst en de afrekening komt vlug en even zeker als deze brief, die u heden ontvangt.

Gij begrijpt ons, wij behoeven hieraan niets meer toe te voegen.

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Een voorbeeld van honger en ellende is de bijgaande smeekbrief van een blinde mevrouw Harteveld die de eerwaarde pastoor uit Bakhuizen om opname verzoekt van haar en haar gezin. De letterlijke tekst van de brief die in Bakhuizen rondgaat luidt:
“Zeer eerwaarde heer pastoor.
Mogelijk zal het u verwonderen zulk’n brief te ontvangen. Dat komt omdat ik blind ben. Laat ik echter zakelijk zijn. Bijna 3 jaar geleden is mijn dochtertje, Annie Harteveld, bij Mevr. de Vries geweest op de St. Odulphushoeve. Zij kwam er vandaan, bloeiend gezond, met heerlijke roode wangen. En als u nu Annie ‘ns zag en haar zuster en broertje. Uitgemergeld zijn ze allen ten prooi aan honger en ellende. Lijdend aan hevige buikpijnen en dikwijls huilend van den honger. Daarom smeeken wij u e.w. heer pastoor, schenk ons uw welwillende medewerking om ’n oplossing te brengen aan deze nijpende noodtoestand. Wij hebben een nacht-Ausweiss aangevraagd om naar Friesland te gaan. Wilt u ’n beroep doen op de liefdadigheid der parochianen om één van onze drie kinderen tot zich ten nemen. Ook vragen wij een voorlopig onderdak voor ons, de ouders van 3 kinderen. Ik, de moeder, ben blind en de vader is slechtziende. Bij wie we ook ons onderdak mochten vinden zullen we voor onze weldoeners doen wat we kunnen. We hebben nog ’n juffrouw die ons geleidt. Ze kan goed zien en zal zich niet onverdienstelijk toonen bij haar weldoeners. Wanneer we komen weten we nog niet. Als u ’t goed vindt komen we naar de pastorie. Wat zal ‘t voor onze kinderen en voor ons heerlijk zijn als we aardappelen, melk, brood of wat vettigheid zien. Na lijden komt verblijden. O eerw. stel ons niet teleur. Help wat u helpen kan. Redt ons uit de poel der ellende. De kinderen verlangen zoo vurig naar uitkomst. Ontvang ze eerwaarde heer pastoor.
De eerbiedige groeten van de familie K. Harteveld en echtgenoote en kinderen”.

DINSDAG 11 APRIL 1944 

  • Het Centraal Bevolkingsregister in Den Haag wordt gebombardeerd. De gemeentelijke bevolkingsambtenaren – onder andere in Friesland – kunnen daardoor veel ruimer ademhalen. Zij hebben nu minder angst dat bij een stevige bevolkingscontrole op het gemeentehuis de fraudes met persoonsbewijzen worden ontdekt. Ook in het Gaasterlandse gemeentehuis zal het bombardementsbericht met vreugde zijn ontvangen omdat hier meerdere persoonsdocumenten worden vervalst.

 WOENSDAG 12 APRIL 1944 

  • Hâns Samplonius uit Sondel hoefde vandaag kennelijk niet mee te werken aan de Stelling Sondel. Hij schrijft in zijn dagboek dat hij eigenlijk vandaag aardappelen zou gaan poten maar dat ging niet door want de Duitsers hielden schietoefeningen. Hij was al zover met planten gevorderd dat hij de buitenhoek al geëgd had. Er waaide een Noordenwind en het was schraal weer volgens hem. Maar drie dagen later schrijft hij alweer dat het groeizaam weer is. Hij tekent verder aan dat hij maar twee Engelse vliegtuigen heeft gezien.

DONDERDAG 20 APRIL 1944

  • Er is een geruchtenstroom op gang gekomen dat er een geallieerde invasie zou hebben plaatsgevonden, of er aan zit te komen. Dat schrijft Hâns Samplonius uit Sondel tenminste in zijn dagboek. Wat hij dan nog niet weet is dat hij daar nog bijna 6 weken op zal moeten wachten.

DONDERDAG 27 APRIL 1944 

  • Deze avond werd een oud-inwoner van Wijckel bij Joure opgepakt. Het betrof de 22-jarige Arend Lootsma, landarbeider uit Loënga. Hij was als jongste van acht kinderen op de Wijckeler Bargebek geboren in het gezin van veehouder Pieter Wiebes Lootsma en Doedtje Cornelis van der Sluis. Het gezin woonde op het adres Menno van Coehoornweg 22 in Wijckel. Het bestond uit vader, moeder, Wiebe, Corneliske, Cornelis, Marten, Lijkele, Wiepkje, Eisje en Arend. Op 25 mei 1932 vertrok het complete gezin naar Goïngahuizen.

    Arend Lootsma was geregeld met Joden onderweg en dan gebruikte hij de schuilnaam Douwe Miedema.  Deze avond vervoerde hij -routinematig - in een auto van de zelf chaufferende Minne van der Werf vanuit Scharnegoutum het Joodse gezin Van Dam, man, vrouw en hun pasgeboren kind, naar een adres dat diep in de Zuidwesthoek was gelegen.  Tot Joure ging alles goed maar toen patrouilleerde juist op dat moment de Landwacht onder leiding van de beruchte dokter Osinga uit Joure. Ontkomen was niet mogelijk en allen werden aangehouden. Ze werden naar de gevangenis Crackstate in Heerenveen gebracht en de volgende morgen per trein naar Leeuwarden. Hier wist Van Dam in de reizigersstroom te ontkomen. De poging van zijn vrouw – met de baby op de arm - lukte niet. Zij werd op transport gesteld en van haar en de baby is nooit weer iets vernomen. Van Dam bleef nog enkele dagen in de buurt van Leeuwarden rondzwerven. Uiteindelijk werd hij door de illegaliteit in een varkenshok bij Wirdum gevonden. Hij overleefde de bezettingstijd in het waterland bij Grou.

Friedrich Eduard Gründman

Chauffeur Van der Werf werd na 10 dagen vrijgelaten. Arend Lootsma werd driemaal verhoord en zwaar mishandeld door de beruchte SS-Oberscharfuhrer Friedrich Eduard Gründman, het kopstuk van de SD/Sipo in Leeuwarden. (zie foto). Arend Lootsma had niets losgelaten en zelfs zijn echte naam werd niet ontdekt. Wel moest hij 11 maanden in een werkkamp in Zuid-Duitse Augsburg doorbrengen. Tijdens zijn gevangenschap wist Arend, samen met een medegevangene, uit het kamp te ontsnappen. Omdat zij in de omgeving geen onderdak en eten konden vinden, zijn ze maar weer teruggekeerd. In Augsburg werd Arend door het Franse leger bevrijd. In Frankrijk was er een gezin dat hem weer enigszins op de been hielp. Van daaruit is hij – meest lopend - op 20 mei 1945 weer in Nederland teruggekeerd.

  • Het verblijf in gevangenschap was heel naar geweest voor zijn echtgenote Hinke Lootsma - Elgersma, geboren op 11 september 1920 in Scharnegoutum. Zij waren op 27 januari 1944 in Sneek getrouwd (zie foto). Hinke bleef achter terwijl zij in verwachting was. Zonder de aanwezigheid van vader Arend werd dochter Antje op 14 juni 1944 geboren.
    Arend Lootsma heeft voor zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen op 27 januari 1994 zijn belevenissen in het werkkamp beschreven.“Voor al mijn kinderen Ann, Peter, Dorothy, Andy, Bill, Helen en hun gezinnen.  Van jullie vader Arend Lootsma. Opdat wij niet vergeten.

 Na zes weken in de gevangenis van Leeuwarden te hebben doorgebracht, werd ik op D-Day, 6 juni 1944, toen de oorlogstroepen landden in Frankrijk, naar kamp Amersfoort overgebracht. De volgende dag mochten we staan kijken hoe de laatste Joden in Amersfoort hun graf moesten graven en daarna doodgeschoten werden. Hier ben ik drie weken geweest.

Daarna gingen we in de nacht op transport naar Augsburg, na de eerste nacht, en de volgende dag en een volgende nacht kwamen we in Augsburg aan en werden in een grote kazerne gebracht waar gevangenen van over de hele wereld zaten(Het werkkamp in Augsburg viel onder het bestuur van Dachau). Na twee dagen werden namen opgeroepen van verschillende gevangenen die op een boerderij hadden gewerkt, zodat we dachten dat we op een boerderij te werk gesteld zouden worden. Na een treinreis kwamen we in Gabling aan, waar we op het vliegveld gebombardeerde vliegtuigen op de trein moesten laden. Dit was in het zuiden van Duitsland. Na zes weken werden we teruggestuurd naar Augsburg.

Hier begon het weer: om drie uur ’s ochtends opstaan, om vier uur liepen we naar het station van Augsburg vanwaar we met de trein naar Offingen werden gebracht. Daar moesten we in een kunstmestfabriek werken, we moesten de fabriek leeg maken. Na een paar weken was de kunstmest eruit en moesten er vliegtuigen gebouwd worden. Dit alles onder toezicht van de Gestapo, de geheime politie in Duitsland.

Ik dank God dat ik dit allemaal heb overleefd en nog steeds in leven ben.
Dit is mijn levensbeschrijving van de oorlog.
Mijn vrouw Hinke was thuis en heeft slechts één keer bericht gehad. Ook zij heeft moeten onderduiken toen ik verhoord werd, maar later is zij weer naar ons huis gegaan. Toen is onze oudste dochter geboren. Zij was elf maanden oud toen ik haar voor het eerst te zien kreeg.

Dit is mijn verhaal,
Lootsma”.

 

 

 

 

In 1950 vertrok Arend Lootsma met zijn echtgenote Hinke Lootsma - Elgersma naar Canada. Hier overleed Arend – met roepnaam Andy - in Hamilton op 20 maart 2004. Zijn vrouw Hinke – roepnaam Helen – overleed 19 september 2014 in Grimsby, Ontario, Canada”.

 ZATERDAG 29 APRIL 1944

Jan de Jong, geboren op 30 april 1920 in Echten en aldaar woonachtig, is distributieambtenaar van de gemeenten Gaasterland, Doniawerstal en Sloten. De waardepapieren van de gezamenlijke dienst bevinden zich in een kluis van het gemeentehuis in Langweer. Jan de Jong verdwijnt deze dag met een groot gedeelte van alle distributiedocumenten. Jan de Jong was opgeleid tot onderwijzer en had die opleiding tegelijk met Jan de Boer uit Oudega, H.O.N. gevolgd. Er was geen werk voor een onderwijzer en zodoende waren beiden bij de distributiedienst terecht gekomen. Jan de Jong was een man met een sterke flegmatieke aard en niet snel van zijn stuk te brengen. Daarbij kwam nog eens dat hij erg accuraat was in zijn werk. Vanzelf moest dat ook wel want hij was de kassier van de distributie. Hij deed zoveel hij kon voor de onderduikers en daarbij kreeg hij alle hulp van zijn chef Klaas Bosma, geboren 7 november 1906 in Boornzwaag. Alles verliep voortreffelijk bij de distributiedienst tot aan het moment dat hij verplicht werd om naar Duitsland te gaan werken. Jan de Jong was dat absoluut niet van plan, maar hij kon ook niet in zijn functie aan het werk blijven. Deze zaterdag werkt Jan de Jong de distributieadministratie tot in detail bij. Hij opent daarop de kluis en maakt hanteerbare pakken van de distributiebonnen. Het ging hierbij om levensmiddelen- en tabaksbonnen. Jan de Jong bindt alles achter op de pakjesdrager van zijn fiets en stopt de pakketten in beide fietstassen. Voor het oog van iedereen fietst hij heel kalm weg. Onderweg wordt hij opgevangen door de illegaliteit in persoon van Luitjen Mulder* die – evenals zijn chef Bosma – volledig met de plannen op de hoogte was. Het verzet neemt alle pakketten over. Jan de Jong verdwijnt in de illegaliteit. Twee dagen later, op maandag, komen de inspecteurs van de distributiedienst in Langweer een controle houden. Zij bekijken de administratie en spreken daar hun grote bewondering over uit. Daarna moet de voorraad nog gecontroleerd worden en ... de beer is los.
Wat blijkt: de buit was zo groot dat 6500 onderduikers er minstens 4 weken van konden eten. Er waren bovendien bonnen voor fietsbanden en voor vier compleet nieuwe fietsen meegenomen. Dat was goud voor de koeriersters.

*Het was de eerste verzetsdaad van Luitjen Mulder uit de Brekkenpolder. Hij had hieraan meegeholpen door  een onderduikadres te vinden voor de kassier in Overijssel. Luitjen was lid van de ondergrondse Echtenerbrug geworden.

WOENSDAG 3 MEI 1944

Het voorjaar dient zich aan want Hâns Samplonius uit Sondel schrijft dat hij de koeien naar buiten heeft gebracht. Wel is het nog koud geweest met de nodige hagelbuien.

DINSDAG 23 MEI 1944

Een dag eerder werden mannen opgeroepen voor tijdelijk werk aan de Kamp Sondel. Je had dus een dag later maar te komen. Bij meerdere Gaasterlandse mannen begint vandaag om 8 uur (officiële tijd) een vijfdaagse werkweek bij de Duitse stelling in Sondel. De werkzaamheden zijn tijdelijk en op bevel van de Wehrmachtsbefehlhaber in Nederland. Er werd een vergoeding uitbetaald van f. 0,52 per uur op basis van een 48-rige werkweek. Zij moeten zelf een schop meenemen evenals een lepel voor een bord soep in de middagpauze. Er staat bij dat bij niet-nakoming van de opkomst de opgeroepen man zich aan een zeer bestraffing blootstelt. De oproep is ondertekend door de burgemeester van Gaasterland. Als laatste zin staat er een onderstreepte zin: “Geen bezoek aan het woonhuis van den Burgemeester”.

WOENSDAG 24 MEI 1944

  • Boven Oudemirdum vliegt om halfeen ‘s nachts een formatie geallieerde formatie vliegtuigen in oostelijke richting. Heel Oudemirdum schrikt heftig op als er zestien bommen vallen in Oudemirdum op weilanden, bouwland, bosgrond en op het terrein van werkkamp Elfbergen. Van de zestien bommen ontploften er tien. Bij de niet-ontplofte bommen worden borden geplaatst met: “Verboden toegang, art. 441 W.v.S. BOMGEVAAR”. Op De Griene Singel in Nijemirdum sneuvelen veel ramen door twee enorme ontploffingen. Dat gebeurde ook bij de familie Willem Eppinga aan de Lyklamawei 6 in Nijemirdum.  Gelukkig is er nergens iemand gewond geraakt. Wel is er nogal wat schade aan omploegde gedeelten weiland, aan rogge, ingezaaid bouwland, 50 are volledig vernielde bosaanplant, dakpannen en telefoondraden.

    In het Roekebos onder Oudemirdum zijn nog twee bomtrechters te vinden.

Bomtrechter in het Roekebos onder Oudemirdum, naast de boerderij Oude Balksterweg 7 in Oudemirdum. Foto: 2012 door JGV

Bomscherf van 946 gram, in 2018 gevonden in het Roekebosk door Fred Woltjer

  • Vandaag en 27 mei 1944 moet Hâns Samplonius uit Sondel verplicht aan het werk voor de Duitsers. Hij noteert in zijn dagboek dat hij “steen moet rijden voor het Duitsche Kamp met drie wagens en maaien voor de Duitsers”.

DINSDAG 6 JUNI 1944 

In Normandië zetten de geallieerden voet aan wal en is eindelijk de grote invasie aangebroken waarop al zolang is gewacht. Het is nu D-Day (Decision Day, de dag van de beslissing). Er worden op 7 en 8 juni in Friesland autobussen in beslag genomen en chauffeurs worden van bed gelicht om naar het Zuiden te rijden. Het zogenaamde “putjegraven” is begonnen. Er moeten loopgraven voor de Duitsers worden gemaakt. Vanuit Engeland komt de boodschap naar Nederland dat voor definitieve coördinatie tussen alle verzetsgroepen moet worden gezorgd. Het vrijheidsgevoel in Nederland wordt dus weer nieuw leven ingeblazen.

VRIJDAG 9 JUNI 1944

 Feike de Vries, geboren op 3 november 1916 in Mirns en Bakhuizen, zat tot vandaag gevangen in Kamp Amersfoort. Verder oorlogsgegevens zijn over hem niet bekend, zo blijkt uit de gegevens van de website www.oorlogsbronnen.nl. Feike was een zoon van Tjeerd de Vries (1892) en Klaaske de Vries – Haringsma uit Bakhuizen. Hij had een broer Anske en een zuster Annigje.

DINSDAG 13 JUNI 1944 

  • De eerste V-1 wordt op Engeland afgeschoten. De V staat voor: “Vergeltung”. Drie maanden later wordt de verbeterde V-1 in V-2 omgedoopt en afgeschoten vanuit het Rijsterbos.

MAANDAG 19 JUNI 1944 

In Heerlen wordt Jodenhelper Hendrik Sikkes opgepakt. Hij is geboren op 24 november 1894 in Mirns en Bakhuizen als zoon van het op 22 juli 1889 getrouwde echtpaar – bosarbeider - Anne Sikkes (1861-1926) en Meintje van der Bles (1866-1948). In dit gezin werden 12 jongens en 2 meisjes geboren***. Hendrik was mijnwerker geworden en had zich in Heerlerheide op het adres Heideveldscheweg 26 gevestigd met zijn vrouw Marijke Teernstra, geboren op 5 september 1900 in Hieslum en dochter van Hotze Teernstra en Wytske Jorna. Zij zijn op 17 mei 1924 in Gaasterland getrouwd. In Limburg heeft de Rooms Katholieke Hendrik zich genesteld in het verzet.

Uit hun huwelijk worden 8 kinderen geboren. Bij zijn arrestatie zijn de kinderen in de leeftijd van 5 tot 18 jaar.  Ondanks de betrekkelijke armoede hebben Hendrik en Marijke op 7 mei 1944 de negentienjarige Martha de Lieme in huis genomen. Martha maakte deel uit van het verzet en had al op twee andere adressen ondergedoken gezeten.  Aan de buren wordt verteld dat zij een nicht uit Friesland is. Alleen de oudste kinderen weten de ware naam van onderduikster Martha. Op 19 juni 1944 vraagt Rinus, een zoon uit een eerder huwelijk van Marijke, geld aan Martha de Lieme maar zij weigert omdat zij niets gespaard heeft. Rinus wordt heel erg boos en zegt dat dat haar zal spijten. Het gevolg is dat er ‘s middags om halfvier zes landwachters bij het huis van Hendrik en Marijke arriveren. Martha wordt gearresteerd door Dr. H.W. Conrad van de Sicherheidspolizei uit Maastricht. Zij speelt de onschuld en laat niets los. Er worden nu nog 6 Joden opgepakt. Hendrik is nog niet terug van zijn werk in de mijnen. De Landwachters gaan naar de mijn en arresteren Hendrik als hij uit de mijnen komt. Hij wordt naar Blok A15 van Kamp Vught gebracht. Hij kreeg 10488 als kampnummer. Op 3 september 1944 wordt hij overgebracht naar het concentratiekamp Oraniënberg in Duitsland. Dat is nog steeds niet zijn laatste kamp want later is bekend geworden dat hij op 31 mei 1945 in concentratiekamp Bergen-Belsen is overleden aan “ziekte en ontbering”. Aan Hendrik Sikkes wordt postuum het verzetsherdenkingskruis toegekend en zijn vrouw Marijke ontvangt op 6 mei 1980 de Yad Vashemonderscheiding voor alle hulp aan de Joodse medemens. De familie heeft alle banden met Rinus verbroken. Hij is na de oorlog veroordeeld tot gevangenisstraf. Martha de Lieme heeft de oorlog overleefd. Meintje Sikkes-Teernstra overleed op 25 april 1988 in Brunssum.

*** De 14 kinderen zijn: Marten 1890; Berend 1892; Hendrik 1893; Hendrik 1894; Johannes 1896; Wiebren 1897; Andries 1899; Trijntje 1901; Andries 1901; Sjoerd 1903; Durk 1904; Andries 1906; Wiebren 1907 en Elisabeth 1909.

 ZATERDAG 24 JUNI 1944

 Burgemeester J.H.R. Verkouteren van de gemeente Doniawerstal wordt uit zijn functie ontslagen. Verkouteren weet niet meer in 1944 hoe hij in deze oorlogssituatie moet handelen. Hij kiest er daarom zelf voor om onderduiker te worden. Dat houdt ook in dat hij niet meer de baas is van de gezamenlijke distributiedienst Doniawerstal, Gaasterland en Sloten. Hij was in Langweer op 1 juni 1940 benoemd en daarvoor had hij deze functie uitgeoefend in de gemeente Sloten vanaf 1919 tot 1 juni 1940. Na de bevrijding keert Verkouteren niet terug als burgemeester. Hij wordt aangemerkt als Pro-Duits. Jacob Bakker, burgemeester van Sloten, lid van de CHU, wordt als waarnemend burgemeester aangewezen.

DINSDAG 27 JUNI 1944

De Nederlandse onderluitenant van politie Sikke Wolters uit Heerenveen, getrouwd met Hiske Roskam uit Wijckel, wordt in de fietsenbewaarplaats bij het treinstation in Heerenveen doodgeschoten. De KP had de gangen nagegaan van Wolters en geconstateerd dat hij regelmatig naar Leeuwarden ging en dan zijn fiets in de stalling zette bij het treinstation in Heerenveen. De gehele voorbereiding voor de aanslag had in Leeuwarden plaatsgevonden in de timmerfabriek van Harm Kingma. De schutter is de verzetsstrijder Gerrit Hagen die de liquidatie uitvoert door Wolters met één schot te doden door middel van een schot in de nek. Het pistool waarmee dat gebeurde werd in 1980 geschonken aan het Verzetsmuseum in Leeuwarden, maar verdween een jaar later na een inbraak. De persoonlijke bezittingen van Wolters werden meegenomen naar Kingma waar de inhoud van Wolter’s aktetas door A. Houwing werd gecontroleerd.

Een geheim Veemgericht van drie Nederlandse rechters in Friesland had de doodstraf over Wolters uitgesproken. Wolters had een aangetekende brief gekregen waarin hem door het verzet werd meegedeeld dat er een doodvonnis over hem was uitgesproken als hij de jacht op mensen niet zou staken. Met die brief ging Wolters naar zijn collega en vriend Lammers van de SD. Deze adviseerde hem om de brief wel serieus te nemen. Als wraak zou er eventueel na zijn dood wraak worden genomen. Wolters kreeg een kogelwerend rug- en borstpantser en ging door met het aanbrengen van onderduikers, Joden en dominees. De KP krijgt weet van zijn kogelwerend pantser en gaf instructies om bij de liquidatie op het hoofd van Wolters te richten. Na de aanslag blijkt dat Wolters deze dag veel documenten met informatie over het verzet in Friesland zijn tas heeft. In zijn tas zit ook een Walther pistool. Wolters was in 1929 lid van de Koninklijke Marechaussee geworden en had die functie onder andere uitgeoefend in Leeuwarden en Drachten. Van 1934 tot en met 1940 was hij politieman geweest in Workum. Hier was hij ingeschreven op 16 april 1934 als inwoner van de gemeente Smallingerland. Begin 1940 werd Wolters gepasseerd bij de benoeming tot hoofdagent van politie in Workum en dat heeft heel veel kwaad bloed bij hem gezet. Hij nam wraak door op 27 juni 1940 lid te worden van de N.S.B., groep Zevenwolden met stamboeknummer 102756. Hij deed nu zijn werk consequent en werd gezien als een fanatiek uitvoerder van alles wat de bezetter en met name de SD vroeg. Al vrij snel werd de verbitterde Sikke Wolters overgeplaatst naar Kollum en daar werd hij lid van de S.S. In 1941 volgde de als begaafd en intelligent bekendstaande Sikke Wolters een burgemeesterscursus. Vanuit Kollum werd hij benoemd tot eerste politieluitenant in Heerenveen en vormingsleider van de marechaussee in Friesland.

In het boek: “Dwangarbeider tussen twee fronten” vertelt Roelof IJbema uit Workum zijn belevenissen van ruim twee jaar interneringskampen in Nederland, Duitsland en Rusland. Roelof IJbema begint dit boek met het vertellen van de dag van zijn aanhouding op 23 augustus 1943. Het verhaal geeft een inzicht over het optreden van Wolters. “Twee politieauto’s stopten volslagen onverwacht voor onze boerderij in Workum. “Dus jij bent dus Roelof. In plaats van je in te zetten voor de vrijheid van Europa, lummel je hier maar wat rond. Jij weet zeker wel van die overval vannacht op het kantoor van de Plaatselijke Bureauhouder. Die misdadige bende had de sleutel van dat gebouw. Zo… en over die sleutel gaan wij jou eens aan de tand voelen!”. Aan het woord was Sikke Wolters, voormalig politieman in Workum, nu een levensgevaarlijk dienaar van de Duitse bezettingsmacht. Nog zie ik het gezicht van heit. Uitgerekend die Sikke Wolters, NSB’er geworden omdat ze hem gepasseerd hadden bij een benoeming tot hoofdagent, ging in zijn huis een zoon inrekenen. Heit protesteerde heftig: “Moet die begaafde jongeman mee? Zie maar eens wat hij kan en wees daarbij op een groot schilderij dat een vrije studie was naar een schilderij uit de Duitse Romantiek. Sikke Wolters: “Daarvoor hebben wij nu geen tijd. De naam van uw zoon Roelof is genoemd, daar draait het om. Wij leven in het vijfde oorlogsjaar. Onze historische worsteling tegen het kwaad in de wereld nadert zijn voltooiing. Binnenkort na de oorlog mag hij weer aan de slag, tenminste…” dreigde Wolters. “En nu naar de auto…onmiddellijk meekomen jij…geen gepak met koffers”. In de cel in Workum waren de politiemensen zwijgzaam maar Sikke Wolters, hun vroegere collega, had het hoogste woord. Hij had de leiding in het onderzoek. Zijn wil was hier nu wet. Na een uur in de cel kwam de huidige chef van de plaatselijke politie naar mij toe en gaf mij nadrukkelijk een hand en zei: “Roelof, jongen, het gaat je goed”. Ik kon mijn tranen niet bedwingen. Hij pakte mijn schouder en zei: Het komt wel goed”. Nijdig keek Wolters in de richting van zijn voormalige chef. “Instappen jij, snel…snel”. Voor in de open auto zat Wolters met een Duitse militair, aan weerszijden achterin zaten ook Duitse militairen. Als in een stormvlaag was het bericht van de arrestatie door het stadje Workum gegaan. Daarin zat ook het bericht wie daarmee bezig was; de algemeen gehate Sikke Wolters. Voor in de auto gezeten keek Sikke Wolters triomfantelijk om zich heen. Zeven jaar had hij in dit rotgat zijn kostbare tijd verspild, nu zagen ze zijn glorie en macht”.

Bij zijn liquidatie had hij meerdere functies: vormingsleider van de Weerafdeling van de N.S.B.; landelijk vormingsspreker bij de NSB, vaandelcommandant, leider van het Friese Rechtsfront en districtsinspecteur Algemeen Toezicht leden NSB in Friesland. Hij stond bekend als een fanatieke Nazi-aanhanger en SD-medewerker die meerdere personen aan de Duitsers heeft verraden. Hij deed zich regelmatig voor als een anti-Duitse zwarthandelaar om informatie te krijgen. Hij had zich gespecialiseerd in het opsporen van neergehaald vliegtuigpersoneel en van Joden. Hij heeft ook gevangenen mishandeld. Met de liquidatie van districtsleider Sikke Wolters was de motor van het district Friesland stilgelegd en daarbij dus ook alle daarbij behorende activiteiten.

Sikke Wolters was geboren op 30 januari 1908 in Akkerwoude als zoon van Dirk Wolters en van IJnske Monsma. Hij trouwde op 19 mei 1934 in Balk met Hiske Roskam, geboren op 6 oktober 1911 in Wijckel als dochter van Hans Roskam en Durkjen de Vries. Zij overleed 12 april 1996 in Heerenveen. Van Hiske Roskam is bekend geworden dat zij het verzoek van haar man Sikke weigerde om de foto van Koningin Wilhelmina uit de kamer te halen en de foto van Adolf Hitler daarvoor in de plaats te hangen. De moeder van Sikke Wolters heeft haar zoon gesmeekt – en zelfs in het gezicht geslagen – met zijn pro-Duitse werk te stoppen. Zijn antwoord was dat het daarvoor al te laat was omdat hij bang was dat zijn gezin dan door de Duitsers zou worden opgepakt. Het gezin telde drie kinderen – Dirk, Hans en Zus, die allen in Workum zijn geboren. Het vierde kind – Eelke Wolters – was geboren op 19 april 1944 in Heerenveen en overleed daar 17 dagen later op 6 mei 1944. Dat was anderhalve maand vlak voor de liquidatie van zijn vader.

In Den Haag noemde Sikke Wolters zich Siegfried Wouters. Op 1 juli 1944 is hij begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Heerenveen, vak B, rij 7, nummer 15. De begrafenis was met militaire eer en er was een grote belangstelling. In de hal van de nieuwe schouwburg stond het lichaam opgebaard. De kist was bedekt met kransen en oranje-blanje-bleu van de NSB-vlag. De dodenwacht werd ingenomen door een functionaris van de politieorganisatie, een medewerker van de WA, twee collega’s, een SS’er en een Jeugdstormer. Meerdere vertegenwoordigers van alle nationaalsocialistische bezetterorganisaties waren aanwezig. “Ook jij bent gevallen”, zo sprak luitenant-kolonel Blank “als een slachtoffer van een kleine terreurgroep, die betaald wordt door dezelfde machten die ook ons Europa met geld proberen kapot te maken”.  De NSB-leider van de kring Westergo, G. de Jong, sprak over partizanen die Sikke Wolters vermoord hadden.

In het SS-blad ‘Het Rechtsfront’ d.d. 01-09-1944, jaargang 3 nr 78, schreef R. Feenstra het volgende verhaal: ‘Op zaterdag 1 juli j.l. is te Heerenveen met militaire eer de begrafenis gehouden van kameraad S. Wolters, districtsleider van het Rechtsfront. Het Rechtsfront werd vertegenwoordigd door de Gewestleider kameraad Maitland. Aan de groeve bracht Majoor Waske namens den Oberbefehlshaber der Polizei luitenant-generaal Rauter een laatste groet aan de verslagene. Spreker gedacht hem als een ijverig en bekwaam politieman, die altijd bereid was zich in te zetten. Namens de waarnemend directeur-generaal der politie deelde luitenant-kolonel Blank mede, dat onderluitenant Wolters postuum was bevorderd tot opperluitenant.

Vele bloemstukken, waaronder een van het Rechtsfront, werden op het graf gelegd. In kameraad Wolters heeft het Rechtsfront in Friesland veel verloren. Hij toch was in vele gevallen de bezielende kracht. Door zijn optimisme en blijde levenshouding wist hij ons altijd de kameraadschappelijke geest voor te houden, waardoor onze vergaderingen, wanneer het gesprokene woord eens wat taai was, toch een zeer goede uitwerking hadden. Als kameraad en als politieman zal kameraad Wolters steeds in de geest als lichtend voorbeeld in onze rijen meemarcheren in deze vaak zo donkere tijd’.

Lammers had Wolters bij het lezen van de brief van het veemgericht beloofd wraak te zullen nemen voor een eventuele liquidatie van zijn vriend Wolters.  Lammers komt die belofte na. Drie ploegen van Nederlandse Waffen-SS’ers en Landwachters onder leiding van de SD-er Biehle worden uitgezonden om de dood van Wolters te wreken. Twee van de drie aangewezen personen waren niet thuis. Veehouder Albert Marten Rinkema is wel thuis en in de nacht van 29 op 30 juni 1944 wordt hij om halftwee doodgeschoten in de deur van zijn woning te Rottum. De daders zijn de Landwachtcommandant van Friesland D.F.K. Bakker en Landwachter P. Kuiper uit Warffum.

Algemene Begraafplaats Heerenveen

Foto's Maikel Galama

WOENSDAG 28 JUNI 1944

 Om drie uur ‘s middags komen opperwachtmeester H. Blijham en opperwachtmeester C. van Wijk bij de woning aan van Popke Wagenaar in Harich. Beide politiemannen doen een onderzoek naar eventuele zwarte handel in schapenwol. Wol wordt evenwel bij Wagenaar niet gevonden maar zij vinden wel 15 kilo spek dat afkomstig is van een frauduleuze slachting. Het spek zit verstopt onder het hooi. Zij willen Wagenaar meenemen naar hun bureau in Sneek maar Wagenaar denkt er anders over en trekt bliksemsvlug zijn klompen uit en vlucht de landerijen in van Feike de Vries. Opperwachtmeester C. van Wijk schiet twee keer op Wagenaar. Het tweede schot raakt de rechterbovenvoet van Wagenaar en daarom valt hij op de grond.
Dokter Bijlaard uit Balk wordt gewaarschuwd en hij komt tot de conclusie dat Wagenaar met een ziekenauto naar het ziekenhuis in Sneek vervoerd moet worden. Uiteindelijk is Wagenaar daar twee maanden verpleegd. De beide opperwachtmeesters behoorden bij de groep ‘Prijsbeheersing”. Onder leiding van de Duitser Walter Horak was in 1941 de Bijzondere Afdeling V (Sondercommando V) opgericht. Deze afdeling moest de fraude van distributiebescheiden bestrijden en van schade toebrengende handelingen aan de voedselvoorziening.

Tuinder Hoite Schaap uit Balk had 10 maart 1944 een overeenkomst getekend met de gemeente Gaasterland. Hij zou voor rekening van de gemeente meerdere gewassen gaan verbouwen voor de voedselopbrengst. Vandaag levert hij de eerste contractuele opbrengsten aan de gemeente. De spitskool is klaar en dit bericht verstuurt de burgemeester aan de hem bekende groetenhandelaars in de gemeente.

Het bericht gaat naar: B. Tamminga; M. Schotanus; W. Stoffels; T. Kuiper; P. Kuiper, Jan de Jong, A. de Vos en D. Kuiper, allen uit Balk; Johannes Bakker uit Harich; B. Tromp uit Nijemirdum; M. Zeldenrust uit Oudemirdum en Jan Melchers uit Mirns en Bakhuizen. Als enige niet-Gaasterlander krijgt R. Van der Zee uit Hemelum bericht. Hoe de afwikkeling – zoals b.v. de verdeelsleutel - heeft plaatsgevonden is niet te achterhalen.

DONDERDAG 29 JUNI 1944

Een aantal beroepslandwachters wordt gestationeerd in het Gebouw voor Christelijke Belangen in Balk. De leiding vond de stationering nodig omdat er weinig actieve Landwachters waren in de regio Lemmer en Balk. Dit had twee oorzaken. Ten eerste was het aantal NSB’ers in deze regio veel kleiner in verhouding tot andere Friese gebieden. In de tweede plaats was het ontbreken van een fanatieke leider in de regio Lemmer en Balk een oorzaak. De leiding van de Landwacht was voornamelijk bang voor verraad. Om in de leemte van de Landwacht te voorzien worden nu beroepslandwachters naar Balk gezonden. Groepscommandant wordt Sijmon Wassenaar uit Berlikum. Hij had dezelfde functie in Dokkum. Het wordt nu oppassen voor regelmatige patrouilles.
De meeste landwachters blijven maar een paar weken in Balk, want ze worden regelmatig vervangen. Sommigen moeten voor een korte cursus naar de politieschool in Schalkhaar, anderen gaan voor een tijdje naar Sneek, Leeuwarden, Harlingen of Dokkum. Ook Diemer Jongeling uit Wierum sluit zich aan in Balk. Hij zal op 4 augustus 1944 Joop Schweitzer neerschieten. Andere namen die bekend geworden zijn waren Sikke Jellema uit Grou en twee regiomannen. Eén van die twee was Klaas Delfsma, geboren op 1 september 1890 in Noordwolde. Hij had samen met zijn vrouw Trijntje Dijkstra en hun twee dochters en een zoon een manufacturenwinkeltje gehad in Sloten in het perceel Koestraat 43. Hij woonde daar, met een korte onderbreking, van 1922 tot 1939 in Sloten. Later verhuisde het gezin naar Surhuisterveen. Hij is later veroordeeld tot levenslange uitsluiting van het kiesrecht.

Klaas Delfsma en Hendrik Brandsma uit Tjerkgaast pakken met nog twee collega’s in Sondel de onderduiker Leendert van Zandbergen op. Hendrik Brandsma uit Tjerkgaast is ook lid van deze landwachtersgroep. Hij trekt meer met de SD’ers op dan de andere landwachters; de SD van Sneek vindt hem erg bruikbaar. Hij neemt o.a. deel aan razzia’s in Gaastmeer, IJlst, Abbega en Woudsend. In Abbega wordt de 18-jarige Gerrit Rijpma doodgeschoten. Hendrik Brandsma helpt de Duitsers ook bij het afbranden van woningen en hij bewaakt gevangenen en belangrijke gebouwen voor de Duitsers. Hij wordt omschreven als: “een buitengewoon gevaarlijk individu en een grote bruut!”

Hendrik Brandsma werd na de oorlog door de rechtbank veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf. Zijn zoon Daan Brandsma is in 1944 nog maar zestien jaar als hij landwachter wordt en erop uit gaat met een geladen geweer. Hij gaat in de winter van 1944 met de beulen van de SD op stap. In Sneek schiet hij op de 13-jarige Hendrik Kingma.
Daan Brandsma is er ook bij als in de boerderij van A. de Boer in Terzool de onderduiker Leendert Post uit Naaldwijk wordt doodgeschoten. Over hem oordeelt de rechter later mild en veroordeelt hem tot drie jaar celstraf. De rechter houdt rekening met zijn jonge leeftijd en het milieu waarin hij is opgegroeid. Een andere broer van Daan is Jan Brandsma. Hij had zich als vrijwilliger aangemeld bij de Landstorm; een onderdeel van de Waffen-SS.

De bevolking van Gaasterland begint nu langzamerhand te merken dat de Landwachters in Balk gestationeerd zijn. Er komen meer razzia’s en de SD verschijnt ook vaker ten tonele. Ook Stavoren krijgt twintig extra SD-militairen om onderduikers en terroristen op te sporen. Zij moeten ook de personen controleren op de boot van Staveren-Enkhuizen v.v. Ook in de haven van Lemmer moeten de passagiers van de boot Lemmer – Amsterdam worden gecontroleerd. In de periode gaat de Landwacht op een bospad in Nijemirdum op wacht staan en daardoor kan de SD vier onderduikers arresteren in het onderduikershol van Lucas en Anne Bouma. (de zgn. Alta boerderij). De Bouma’s waren gastvrije mensen en iedereen welkom kon aan de etenstafel aanschuiven. Postbodes zorgden ervoor dat zij rond etenstijd bij hun waren!!!. De Bouma’s rekenden er zelfs op.

Vandaag hebben de onderduikers van Nijemirdum bericht gekregen vanuit de illegaliteit dat er een razzia zal worden gehouden. Pieter Otter uit Nijemirdum en enkele jongemannen vluchten die avond naar het grote Wythof naast de Jeneverdijk. Zij worden nachts vreselijk koud en kuieren daarom nachts rond twee uur naar het Heidepaed. Zij komen terecht bij boer Vierstra aan De Hege Bouwen en mogen daar verder slapen. ‘s Morgens vertelt Vierstra hen dat er die nachts een razzia bij boer Bouma is geweest. De Bouma’s denken aan verraad door iemand die als postbode regelmatig in de boerderij kwam.

Links de kledingzaak van Steegenga in Balk. In het midden het Gebouw voor Christelijke Belangen.