Het jaar 1945 (2)

DINSDAG 27 FEBRUARI 1945

  • Vandaag vindt de navordering plaats van de drie tot vijfjarige paarden bij de gemeentelijke opslag in Balk. Eigenaars van dergelijke paarden die zich weer niet melden, worden als saboteur behandeld.
  • Als deze morgen de Heilige Mis in de R.K. Kerk van Balk afgelopen is, staan er Duitsers even verderop te wachten die mannen om hun persoonsbewijs vragen. Als hun gegevens opgeschreven zijn, krijgen ze te horen dat ze vanmiddag om twee uur in Balk moeten zijn om gevorderde paarden naar Hommerts te brengen. Er wordt nadrukkelijk bijverteld dat ze na aflevering weer naar huis terug kunnen keren. Zonder problemen is het groepje Balksters ’s avonds om negen uur weer thuis. Als service worden ze op een paardenwagen thuisgebracht.

WOENSDAG 28 FEBRUARI 1945

Dichtbij de vijver in Oudemirdum worden Jacob Wilbers en Johannes Wissink door de Duitsers gefusilleerd. Op de steen staat wiliswaar 27 februari 1945 maar 28 februari 1945 is de juiste datum. Het volledige verhaal is hier beschreven.

Gister hadden de Duitsers de Balksters f. 50,00 beloofd voor het paardendrijven naar Hommerts. Er is bijgezegd dat het bedrag bij de gemeente Gaasterland verkrijgbaar is. Als men zich deze morgen bij burgemeester Schwartzenberg hiervoor komt aanmelden, dan weet hij van niets. Wel zegt hij toe dat hij dit zal onderzoeken. Niemand heeft er later weer iets over gehoord. 

HALVERWEGE MAART 1945 

  • De wapens die bij Louw Wildschut in Wijckel opgeslagen waren geweest, worden overgebracht naar het Atteboskje* aan de Lykwei in Harich. Hier had het verzet een hol gegraven dat aan drie personen ruimte bood. Daarin zijn op een bepaalde dag drie verzetsmensen bezig de wapens schoon te maken als ze daar worden opgemerkt door enkele in de omgeving op wild jagende Duitse militairen van Kamp Sondel. De drie verzetsmensen waren Sep van der Wal uit Balk en twee ondergedoken marechaussees van de verkeersdienst uit Heerenveen met de schuilnamen Nauta en Piet. Zij waren bij Van der Molen ondergedoken aan de Westerein in Harich. Het hele verhaal leest u hier*Het Atteboskje was een perceel van 5 hectare eikenhakhout. In 1961 werd dit bos geheel gekapt door M.U. de Vries uit Joure. Hij had geen belang bij het hakhout maar bij de zandgrond onder dit bos. Dit zand werd gebruikt voor de aanleg van wegen.
  • Bij Jan Wind in Oudega HON, wordt ’s morgens om halfzeven huiszoeking gedaan terwijl het nog donker is buiten. Bij de familie Wind verblijven meerdere onderduikers. De Duitsers komen echter naar aanleiding van de aangetroffen kaart met droppingsplaatsen. Die kaarten waren aangetroffen bij de gevangenneming op 3 februari 1945 van Pander en Wierda in Tjerkwerd. Het verdere verhaal is hier te lezen.

DONDERDAG 1 MAART 1945 

De Duitsers sluiten alle bruggen van de IJssel helemaal af. Het Noorden van Nederland wordt helemaal van de rest van Nederland afgesloten zodat er geen vervoer van goederen en levensmiddelen meer mogelijk is zonder Duitse controle op de bruggen.

  • Het Limburgse evacueetje Peter Johannes Hubertus Theunissen overlijdt om 19.00 uur in Hemelum. Hij is 6 maanden oud en woonde met zijn ouders in Beesel. Andreas Lambertus Theunissen, fabrieksmedewerker en Johanna op den Camp waren zijn ouders. De overlijdensaangifte wordt bij de gemeente gedaan door de 42-jarige Jitze de Vries, distributieambtenaar uit Hemelum.

ZATERDAG 3 MAART 1945 

  • Vandaag wordt de berichtgeving hervat van het illegale blad FRONTNIEUWS vanuit Balk. Dit illegale blad werd oorspronkelijk vanaf 10 mei 1943 door de Joodse onderduiker J. de Wilde gemaakt ten behoeve van zijn naaste omgeving.
    Later werd het in ruimere kring verspreid door koerierster Sietske de Boer en distributieambtenaar Jisk Beimin. Toen het blad BBC NIEUWS (nr.42) eind 1944 niet in Sneek kon verschijnen, werden de lezers voorzien van FRONTNIEUWS. Op 17 januari 1945 werd de Wilde echter door de Sicherheidspolizei gearresteerd. De Wilde wist echter na vijf dagen met behulp van een Landwachter weer te ontvluchten zodat de uitgave enige tijd gestaakt moest worden. Maar vandaag verschijnt het blad weer. 

MAANDAG 5 MAART 1945

  • Vandaag is de op 1 maart 1945 overleden evacuee Peter Johannes Hubertus Theunissen begraven op de R.K.-begraafplaats in Bakhuizen. Bij die gelegenheid krijgen de evacués het slechte nieuws te horen dat er weer iemand is overleden. Deze morgen is om 01.15 uur was in Warns de 2 jaar oude evacué Gertruda Hubertina Maria van Herten overleden. Zij was geboren en getogen in Maasniel als dochter van de slager Godefridus Joseph van Herten en zijn vrouw Wilhelmina Petronella Reulen. De overlijdensaangifte bij de gemeente wordt gedaan door de 50 jaar oude landarbeider Sjoerd Melchers uit Hemelum. Op 7 maart 1945 wordt zij op de RK-begraafplaats in Bakhuizen begraven.

DINSDAG 6 MAART 1945

  • Burgemeester Bakker van de gemeente Sloten schrijft aan de Staatsraad van Friesland het verzoek om de gemeente een geldelijk voorschot te geven van f. 10.000,00. (€ 4500,00). De reden van het verzoek is dat de gemeente Sloten op dit moment niet het benodigde geld in kas heeft om de opvang van 57 evacués te betalen. 

WOENSDAG 7 MAART 1945 

  • Gertrude van Herten, evacuee uit Hemelum, is op 5 maart overleden en zij wordt vandaag begraven op de R.K.-begraafplaats in Bakhuizen.
  • Het politiebureau van Sneek wordt door de verzetsgroep van Sneek voor de tweede keer overvallen. Al om 6.05 uur stormen zij het politiebureau binnen. Er worden zeven mannen en één vrouw bevrijd. Huisarts Bonga uit Woudsend is één van de zeven mannen.

DONDERDAG 8 MAART 1945

  • Sijbren Sijtsma , geboren op 3 november 1896 in Wommels, wordt als inwoner van Hemelum vandaag opgepakt tijdens een razzia in Echtenerbrug. Hij was machinist bij de melkfabriek in Hemelum en deed illegaal werk voor de LO (Landelijke Hulp aan Onderduikers).  Voor het begin van de oorlog was hij raadslid voor de S.D.A.P. (Sociaal Democratische Arbeiderspartij) in de gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde. De onkerkelijke Sijtsma deelde in zijn SDAP-raadslidtijdperk mee aan de Gereformeerde predikant van Hemelum,  Dr. A.G. Luiks, dat hij geloofsbelijdenis wilde doen in de Gereformeerde Kerk. Op 28 april 1940 was het inderdaad zover en onder algemene ontroering legde hij de belijdenis af waarna hij werd gedoopt. In deze dienst deden drie jonge mensen ook de geloofsbelijdenis. Sijtsma werd niet opnieuw gekozen verklaard door de S.D.A.P. omdat hij van mening was dat bijzondere scholen dezelfde rechten hadden als openbare scholen. Later werd hij een even enthousiast raadslid voor de ARP (later opgegaan in CDA) en diens beginselen als hij was voor de SDAP.  Hij werd volledig geaccepteerd in de Hemelumer Kerk. Zo werd hij hier benoemd tot penningmeester van het Fonds voor bijzondere noden. Uit dit fonds werden gezinnen betaald waarvan de vader of kostwinner is ondergedoken. Een andere taak was om maandelijks geld op te halen voor de spoorwegonderduikers en hun gezinnen.
  • Sijtsma was een zoon van de kaasmaker Douwe Sijtsma en diens vrouw Maaike Sijtsma – Kuperus. Hij was getrouwd met Andriesje de Groot, geboren op 2 februari 1897 in de gemeente Lemsterland en overleden op 8 augustus 1989 in Sneek. Het gezin telde vijf kinderen.

    Sijtsma werd als lid van de NBS betrokken bij een wapenopslag. Toen de Duitsers de wapenvoorraad had ontdekt, vond er een onderzoek plaats en ook Sijtsma werd op een zondagavond staande gehouden en hij moest zijn papieren laten zien. Gelukkig werd hij door een gewiekste smoes niet opgepakt. Twee andere Hemelumers lukte dat niet. Jan de Leeuw en Betze Bosma werden opgepakt. Sijbren dook nu direct onder met zijn zoon Johannes.  Hij begreep nu wel dat Hemelum voor hem niet meer veilig was. Hij kreeg gelijk. Noch diezelfde zondagavond stormden de SD-ers de fabriekswoning van de Sijtsma’s binnen aan ’t Leantsje in Hemelum. Ze wilden de 19-jarige dochter Maaike meenemen die thuis was met moeder en drie broers. Gelukkig hebben ze dat niet gedaan. Wel zijn ze de gehele nacht gebleven en alles overhoopgehaald. Ze zwaaiden met hun pistolen om het gezin te intimideerden. Pas in de ochtend vertrokken ze weer.

    Op advies van Benjamin Herres Steegenga uit Balk dook Sijbren onder bij zijn broer Sijtse Sijtsma in Balk. Zijn broer woonde in het kostershuis naast de toenmalige Gereformeerde Kerk in Balk aan de Gaaikemastraat. Moeder en kinderen gingen naar een boerderij bij It Flinkeboskje onder Hemelum. Daar bleef de familie een nacht. De broers Frans en Sytse vonden een onderduikadres in Hemelum. Moeder, zoon Johannes en dochter Maaike, gingen bij vader en bij Sijtse onderduiken.  Het gevaar voor ontdekking achtte vader Sijbren ook hier te groot en daarom ging Sijtsma met zijn gezin naar de vrijgezel Johannes Heeringa in Echtenerbrug. Johannes Heeringa was noch verre familie. De plaatsen Echten en Echtenerbrug waren woonplaatsen met veel illegale werkers. Er waren al meerdere personen opgepakt of achterna gezeten. Al meerdere malen waren er huiszoekingen gedaan en de Sicherheidsdienst wist langzamerhand wel wie er wel of niet thuishoorde. Daarom hadden omwonende Sijtsma gewaarschuwd: “U bent hier niet veilig; de Duitsers zullen u direct als een onderduiker zien. U kunt maar beter naar een ander schuiladres omzien”. Maar met die mededeling had Sijtsma geen haast gemaakt. Had hij nu maar geluisterd want toen hij deze morgen de kachel aanmaakte, stond de SD bij hem in de kamer. Er stonden vier overvalwagens voor zijn deur. Hij mocht nog een jack aantrekken en werd in een auto van de Duitsers geduwd.

    Johannes Heeringa werd meegenomen naar een apart vertrek in het huis en daar werd hij gedwongen te zeggen wie de onderduiker was. Heeringa sloeg door en vertelde wie de onderduiker was. Sijtsma werd toen overgebracht naar de SD-gevangenis Crackstate in Heerenveen waar hij erg mishandeld is. Twee keer is Sijtsma erin geslaagd om in klein briefje aan zijn vrouw te schrijven. Hij verstopte dat briefje in het wasgoed. Hij getuigde ook in die briefjes van zijn vertrouwen in Christus en dat hij de moed niet had verloren. Zijn karakter en sterke persoonlijkheid hielpen mee dat hij zich als een hulp voor de andere gevangenen inzette. Hij trotseerde rechtvaardigheid boven de wreedheid van zijn beulen. In de nacht van 12 op 13 april 1945 worden Bouwe van Emst, verzetsman uit Nieuwehorne en Sijbren Sijtsma om twee uur nachts uit de gevangenis gehaald. Ze worden in een auto geduwd en in het duister rijden zij weg. Dan worden de beide mannen doodgeschoten. Emile Steylaarts, de beul van Crackstate, heeft zelf meegedaan aan het doodschieten.

    Waarom Sijtsma en Van Ens no 36 uren voor de bevrijding moesten worden doodgeschoten, zal altijd onbeantwoord blijven. Er zijn twee mogelijkheden voor aan te geven:

De commandant van het SD-commando in Heerenveen, Erich Karl Krohnberger (zie foto van www.gevangeninfriesland.nl)  - gaf in zijn proces aan dat het doodschieten een represaille was voor het de dood van zes Wehrmachtssoldaten tijdens een schietpartij in Scharsterbrug op 11 april 1945. Krohnberger verklaarde opdracht te gekregen te hebben van zijn baas om zes mensen uit de gevangenis doodschieten als vergelding. Naar zijn eigen zeggen had hij hier het nut niet van ingezien en daarom had hij zijn ondergeschikte Herman Rosendahl “slechts” twee personen laten halen. Dat Sijtsma door Rosendahl was uitgezocht – Rosendahl wordt in meerdere processen als misdadig en dominant omschreven – zou verband kunnen houden met een persoonlijke wrok tegen Sijtsma omdat Sijtsma onder alle omstandigheden is blijven zwijgen.

  • De tweede reden wordt door alle gevangenen aangehaald, nl. dat Sijtsma en Van Emst zwaar mishandeld waren. Daarmee hadden Sijtsma en Van Emst in woord en lichaam een sterke getuigenis na de bevrijding kunnen afleggen voor de rechtbank. Krohnberger kreeg na de oorlog een straf van 15 jaar. Rosendahl was naar het buitenland gevlucht en kon daarom niet worden berecht. Van de andere SD’ers uit Crackstate zijn enkele Belgen in eigen land berecht. Sijbren Sijtsma’s lichaam wordt op 13 april 1945 gevonden door een voorbijganger bij Luinjeberd / Spitsendyk in een sloot langs de Kavelstrook. Het lichaam lag half onder water. Ook een ander lichaam wordt gevonden. Al snel blijkt dat het lichaam te zijn van Bouwe van Ens. Een broer van Sijbren Sijtsma en politiechef Hoving uit Balk gaan naar de identificatie van de lichamen en zij identificeren dat het Sijbren Sijtsma is. Sijtsma wordt op 19 april 1945 overgebracht naar Hemelum en in het lokaal aldaar opgebaard. Een dag later vindt de begrafenis plaats in rij nummer 17 van de kerkelijke begraafplaats in Hemelum. De familie Sijtsma weigerde een begrafenis met militaire eer omdat zij de schoten van een geweer niet meer wilden horen.

    Weduwe Sijtsma blijft achter met vijf kinderen. De oudste zoon Douwe kan het een paar dagen na de begrafenis van zijn vader niet meer aan. Op een oude fiets gaat hij naar de Crackstate in Heerenveen want daar moeten de moordenaars van zijn vader zijn. In zijn broekzak heeft hij een pistool verborgen. Doordat hij lid was van het verzet in Hemelum kon hij gemakkelijk aan een wapen komen. Bij de toegangsdeur werd hij tegengehouden. In Hemelum is een straatnaam genoemd naar Sijbren Sijtsma.

  • In de Balkster Courant van 10 mei 2007 wordt vermeld dat er een herinneringsmonument bij het plantsoen aan de Himmelbrink in Hemelum is onthuld ter nagedachtenis aan de verzetsstrijders Sijbren Sijtsma en Yde Yntema. Het oorlogsmonument symboliseert de vrijheid, aangegeven met twee grote buizen, gevallen in een V-vorm van Vrijheid. Rondom symboliseren rode stenen de mensen die zich ingezet hebben voor anderen tijdens deze oorlog. De mozaïektegels, gemaakt door kinderen van de plaatselijke school onder leiding van Rene Loos, geven de kleurrijke wereld aan waarin ieder thans in vrijheid leeft. Het door kunstenaar Klaas Gersen ontworpen monument van roestvrijstaal en van keramiek is ontsloten door ringen met de tekst: “Omringd met onze gedachten leven zij voort”.

In Leusden bij Amersfoort wordt vandaag 8 maart 1945 de ongehuwde, gereformeerde  student Folkert Elsinga (zie foto) op 19-jarige leeftijd gefusilleerd. Hij  was geboren op 30 maart 1925 in Sneek. Folkert Elsinga, alias “Fok”, was actief binnen het verzet in zijn woonplaats Rotterdam en hij was actief lid van de Landelijke Knokploegen. Hij was vrij laconiek over het gevaar. Het verhaal gaat dat dat hij eens bij zijn opa en oma kwam met een Duits opsporingsbericht waarop zijn foto stond. Hij had het plakkaat van een boom gehaald.

Folkert was de oudste zoon van Tjerk Elsinga (1903-1990) en van de in Sloten geboren Reino Leentjes (1901-1990). Hij had een zuster Marijke Reino, geboren in 1923 en een zuster Trijntje, geboren in 1930. Pieter Simon was zijn enige broer, geboren in 1927.

Op 19 december 1944 werd hij samen met zijn zuster Marijke gearresteerd als gevolg van het uitpeilen van een aldaar aanwezige zender voor de aanslag op het hoofd van de Duitse politie in Nederland, Hans Albin Rauter. Folkert was – ondanks zijn jeugdige leeftijd - een belangrijke medewerker bij het o.a. vervalsen van persoonsbewijzen bij de zogenaamde firma CoCo. Hij werd met 48 anderen neergeschoten tijdens de grootste massafusillade in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. De fusillade was een represaillemaatregel na een mislukte en onbedoelde aanslag op Rauter.  De 49 zijn gefusilleerd op de plek waar nu het monument “De Stenen Man voor Vuurpeloton” van Frits Sieger staat aan het einde van de in de oorlog door Joden onder een schrikregime gegraven Schietbaan. Daar zijn de 49 kort na de oorlog ook opgegraven. In mei 1953 is op de executieplek het monument De Stenen Man onthuld door minister-president Drees.

Hier werden de mannen in vijf groepen van 8 personen en één groep van 9 personen neergeschoten onder leiding van Untersturmführer Berg. Daarna werden ze ter plekke begraven door P.D.A.-arbeiders (werk-/strafkampgevangenen) onder commando van Unterscharführer Helwich.  Eerst in 1953 werd het massagraf opengelegd waarna er een monument geplaatst werd. Dat werd in mei 1953 onthuld door minister-president Drees.  Folkert werd in Rotterdam herbegraven.

Meer dan de helft van de toen gefusilleerden heeft de laatste rustplaats op speciaal gedeelte van de Amersfoorts-Leusdense begraafplaats Rusthof. Uit correspondentie d.d. 6 maart ‘45 uit het Oranjehotel is bekend dat één van de gefusilleerde 49 aan zijn echtgenote geschreven heeft dat het sterke gerucht ging dat ze op hele korte termijn zouden worden overgebracht van Oranjehotel naar een andere bestemming. Dit is dus vóór de onbedoelde aanslag op Rauter is gepleegd. Bekend is dat Folkert in de nacht van 6-7 maart 1945 tot een groep van 205 gevangenen behoorde die per trein uit het Oranjehotel werd overgebracht naar station Amersfoort en vandaar lopend naar het Kamp (3 kilometer). Op het kamp zijn ze ‘s ochtends rond 9 uur ingeschreven. Folkert kreeg er als nr. 15207. Het is te lezen in de Kampadministratie en op te maken uit getuigenverslagen van overlevenden van die 205. Alles wijst erop dat het de bedoeling was dat de 205 via Kamp Amersfoort naar werkkamp Neuengamme op transport zouden gaan. De 205 werden dus dezelfde nacht overgebracht naar Amersfoort als dat de onbedoelde aanslag op Rauter was. De ochtend van 7 maart werd pas bekend dat Rauter zwaar gewond was geraakt bij die aanslag. Volgens de uitstekende reconstructie in het aanbevolen boek uit 2012 getiteld “Spoor naar Woeste Hoeve” van Richard Schuurman werd op 7 maart ‘45 rond 18 uur ‘s avonds door Schöngarth (chef SD in ons land) in afstemming met Seyss Inquart bepaald dat er wraak zou volgen en hoe omvangrijk die zou zijn. ‘s Avonds laat op 7 maart werden, volgens de verhoorverslagen na de oorlog van de commandant van Kamp Amersfoort, door Kolitz (rechterhand van Schöngarth) telefonisch de namen aan kampcommandant Berg en kampbeul Kotälla doorgegeven van 48 van de 205 + 1 die al eerder in Kamp zat. De rest van de gruwelijke geschiedenis is bekend wat ‘s ochtends vroeg om 7 uur plaatsvond op het terrein van kamp Amersfoort. Daar zijn ze kort na de oorlog ook opgegraven. Een groot deel van de ‘overige’ 157 (205-48) uit Scheveningen ging een week later per trein op transport naar Neuengamme; achteraf gezien was dat het laatste transport uit het Kamp voor de bevrijding. Velen kwamen daar in Neuengamme om bij de dodenmarsen aan het eind van de oorlog en bij het Engelse bombardement op het vluchtschip de Cap Arcona. Uiteindelijk zou ruim 2/3 van die 205 gevangenen de oorlog niet overleven door executie, uitputting, dodenmars of bombardement en in de laatste paar maanden omkomen. Waaronder Folkert.

In Rotterdam is de Folkert Elsingastraat naar hem vernoemd. De moeder van Folkert Elsinga was Reino Leentjes en zij had een zuster Jetske van der Goot-Leentjes. Jetske had een zoon Rinze van der Goot. Deze jongeman overleed op 26 augustus 1945 als matroos bij de Koninklijke Marine in Malakka, tien dagen na de Japanse capitulatie. Folkert Elsinga en Rinze van der Goot waren dus neven. Het verhaal van Rinze staat beschreven bij 26 augustus 1945.

Op 19 december 1944 werd hij samen met zijn zuster Marijke gearresteerd als gevolg van het uitpeilen van een aldaar aanwezige zender voor de aanslag op het hoofd van de Duitse politie in Nederland, Hans Albin Rauter. Folkert was – ondanks zijn jeugdige leeftijd - een belangrijke medewerker bij het o.a. vervalsen van persoonsbewijzen bij de zogenaamde firma CoCo. Hij werd met 48 anderen neergeschoten tijdens de grootste massafusillade in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. De fusillade was een represaillemaatregel na een mislukte en onbedoelde aanslag op Rauter.  De slachting vond plaats aan het einde van de schietbaan. Hier werden de mannen in vijf groepen van 8 personen en één groep van 9 personen neergeschoten onder leiding van Untersturmführer Berg. Daarna werden ze ter plekke begraven door P.D.A.-arbeiders (werk-/strafkampgevangenen) onder commando van Unterscharführer Helwich.  Eerst in 1953 werd het massagraf opengelegd waarna er een monument geplaatst werd. In Rotterdam is de Folkert Elsingastraat naar hem vernoemd. De moeder van Folkert Elsinga was Reino Leentjes en zij had een zuster Jetske van der Goot-Leentjes. Jetske had een zoon Rinze van der Goot. Deze jongeman overleed op 26 augustus 1945 als matroos bij de Koninklijke Marine in Malakka, tien dagen na de Japanse capitulatie. Folkert Elsinga en Rinze van der Goot waren dus neven. Het verhaal van Rinze staat hier beschreven.

ZONDAG 11 MAART 1945

  • Hâns Samplonius uit Sondel meldt opnieuw in zijn dagboek dat er vele vliegtuigen boven Gaasterland vliegen.
  • In het ochtendschemer plegen de Duitsers en de Landwachters een overval op de boerderij Stilgelegen in Elahuizen. Het gezin Van der Sluis telde negen en kinderen en gemiddeld tien onderduikers. Voor het hele verhaal klik hier

MAANDAG 12 MAART 1945

  • Vandaag is er een groep van 20 Landwachters en S.D. in de Boerenschool van Rijs aangekomen. Zij gaan de komende dagen razzia’s in de omgeving houden. In Oudega zijn ze ’s morgens geweest. Er werd een groepje van drie jongens opgepakt. Eén daarvan is Koendert Wierda. Die kon worden gepakt omdat zojuist bij zijn verloofde vandaan was gekomen.  Zijn vader laat het er niet bij zitten en ging met de Landwachters in gesprek. Tot grote verbazing van iedereen werd Koendert Wierda losgelaten. Koendert zei tegen zijn moeder: “Ik ben er weer. In heb me een keer of drie laten vallen. Toen wilden ze mij wel laten gaan”. In Mirns worden ook mensen opgepakt. Sjouke de Lange werd gepakt; F. van der Zee en een evacuee Melchers uit Amsterdam. Maar de grootste “vangst” was de Joodse familie Vissel.

Isaak Vissel

Esther Vissel – Wans

Op het adres Mirns en Bakhuizen MB155-156 “It Alde Plak” wordt vandaag Tjalke Albada in Mirns tijdens een razzia door drie Duitsers en een Landwachter opgepakt. Ook worden zijn joodse onderduikers opgepakt: Henrica Maria Vissel (Hennie), geboren 27 september 1928, Nico Bert Vissel, (Nico), geboren 31 juli 1934, later chirurg in Zaandam) en vader Izaäk Vissel (geboren 24 augustus 1890 in Warffum, van beroep onderwijzer en schrijver). Moeder Esther Vissel – Wans (geboren 21 april 1893, van beroep verkoopster en en hun zoon Jacob Karel Visser

  • (Jaap, geboren 3 mei 1927) ontkwamen aan de gevangenneming. Het gezin Vissel woonde aan de Heuvellaan 11 in Bussum en zij hadden valse persoonsbewijzen met de geslachtsnaam Blankenstein. Izaäk Vissel was daar werkzaam geweest in een illegale groep. Via Jonkheer Van Heurn, die in Mirns en vakantiewoning bezat, waren ze naar Mirns gekomen. Het verzet in Gaasterland wist van niets, want de familie werd eenmaal per maand van distributiebonnen voorzien door Jan de Haan uit het Gooi of zijn medewerkster Maartje Bot. Deze Jan de Haan, directeur van de IKON-radio, was een relatie van de familie van Heurn. Jan de Haan was lid van de sabotagegroep Wim. De Haan werd gearresteerd en ter dood veroordeeld. Hij zat in Duitsland gevangen waar hij uiteindelijk werd bevrijd.  Financieel werd de familie Vissel ondersteund door de echtgenote van generaal Snijders. Deze Snijders was voor de oorlog chef geweest van de generale staf van het Nederlandse leger. Op haar beurt stuurde Mevrouw Vissel iedere week voedsel naar Amsterdam met een vissersboot uit Laaxum.

    Zoon Nico Vissel kuiert deze dag in de omgeving van het Mirnser kerkhof als hij een groep Duitsers ziet aankomen. Hij vlucht naar het erf van de overbuurman en die zegt tegen hem: “Ga maar snel naar huis”. Het is nooit duidelijk geworden waarom de buurman dat tegen hem gezegd heeft. Zou de buurman wel het besef daarbij hebben gehad dat hij met die opmerking de jongen in de armen dreef van de razziaploeg? Nico doet wat de buurman zegt en gaat naar zijn onderduikadres. Zijn broer Jaap zit al in zijn schuilplaats onder de grond verstopt. Mevrouw Vissel ligt in bed. Ze is zo ziek dat ze het bed niet kan verlaten. Naast haar staat haar man Izaäk al in de houding om te vechten. Vissel was een verstandige man en geen vechtersbaas maar op dat moment staat hij klaar om met geweld zijn gezin te verdedigen. Hij gaat het gevecht aan met een Duitser en Nico Vissel pakt zoals afgesproken een kleine bijl om daarmee de landwachter - die dichtbij hem stond – de hersens in te slaan. Mevrouw Vissel schreeuwt dan in alle consternatie "“k ga niet mee, schiet mij hier maar dood”. Toen vader Vissel de kleine bijl zag, hield hij op met vechten. Zelf had hij al een geweldige opdonder gehad van de Duitsers met de kolf van zijn geweer. De Duitsers namen vader Vissel mee, zoon Nico en dochter Hennie. De zike moeder Esther namen ze niet mee omdat ze haar niet met de fiets konden vervoeren. Zoon Jaap had zich in een kast verscholen en wed niet gevonden. De Landwachters kondigen aan dat ze een dag later terug zullen komen maar dat is niet gebeurd. Moeder Vissel en Jaap hebben dat aangekondigde bezoek niet afgewacht en waren direct het land in gevlucht.  Zodra het donker werd, zijn beiden naar de woning genaamd Seehanne in Mirns van Jonkheer Van Heurn gevlucht en hebben zich daar verstopt in de kelder. Het Joodse onderduikstertje Lydie Kloosterman (werkelijke naam Ellen Cohen) zat ook ondergedoken bij Albada en kwam moeder en zoon Vissel daar gezelschap houden. Zij zijn tot het einde van de oorlog samen in Seehanne gebleven. Er waren mensen die hun daar eten brachten. Omdat er waarschijnlijk verraad in het spel is geweest, zijn moeder en zoon in Seehanne gebleven. De drie opgepakte Vissels zijn eerst naar Rijs gebracht en krijgen daar te eten. Vanuit Rijs worden ze naar het politiebureau in Sneek vervoerd. Hier wordt Nico door een man in uniform ondervraagd. Na een verblijf van enkele dagen in Sneek worden op 12 maart 1945 alle drie op transport gezet in een met hout gestookte Volkswagen naar Westerbork vervoerd. Gelukkig reden daar geen treinen meer naar Duitsland waarin Joden naar de vernietigingskampen werden vervoerd.

    Op 12 april 1945 werd kamp Westerbork door de Canadezen bevrijd. De drie Vissels krijgen nu van de militairen witbrood met daarop echte boter.  Maar ze mogen nog niet naar huis omdat het gehele Noorden nog niet is bevrijd. Dat vertrek duurt vader Vissel te lang. Op 16 april neemt hij lopend met zijn dochter en zoon de vlucht naar Mirns. Hun vluchtpoging lukt en na 4 dagen lopen is ieder op 20 april weer in Mirns. Op 16 mei 1945 vertrekt de gehele familie weer naar Bussum.

    Tjalke Albada werd in de strafgevangenis van Leeuwarden opgesloten. Niet lang daarna werd hij gelukkig alweer vrijgelaten. Dat gebeurde in aanwezigheid van de Oostenrijker – in Duitse dienst - Hans Grendel die erin geslaagd was om Albada vrij te krijgen. Grendel was de commandant van de zes persoons Duitse wachtpost in Mirns. Grendel kwam uit Oostenrijk en wou daar weer zo snel mogelijk naar toe. De oorlog kon hem niet snel genoeg voorbij zijn omdat hij naar zijn vrouw en kinderen verlangde. Hij is gedurende de gehele oorlog commandant in Mirns geweest. De militairen werden zo nu en dan vervangen omdat ze strijd moesten leveren aan het oorlogsfront. Hun verblijf in Mirns werd aangeduid als R. en R.: “Rusten en Recuperation (Rust en Herstellen). Alle militairen in Mirns waren blij met deze verblijfplaats. Zij waren hartelijk en vriendelijk voor de Mirnser bevolking. Er waren soldaten bij die inderdaad aan het Russische front hadden gevochten. Er was zelfs iemand bij die vertelde dat hij met een verrekijker de torens van Moskou gezien had voordat zijn groep zich terug moest trekken om niet ingesloten te raken. Onder de militairen van de groep Mirns was een jongensachtig type met de naam Karl. Hans Grendel ging altijd op pad met zijn fiets om boodschappen te doen. Hij leerde de winkeliers in Bakhuizen goed kennen en als er razzia’s kwamen dan gaf hij dat door aan vertrouwde inwoners van Mirns en Bakhuizen. Soms deed hij dat via eigen vertrouwde mensen en soms deed hij dat zelf door tabak in Bakhuizen te kopen. Hans Grendel heeft Albada vrij gekregen door in Leeuwarden te zeggen: “Albada muss frei, er waar ein guter kerl”. (Albada moet vrij, hij is een goede man). Al een week nadat de familie Vissel bij Albada was gekomen, had Grendel aan Albada gevraagd of zijn nieuwe gasten Joden waren. Albada verklaarde van niets te weten. Grendel zal zo zijn gedachten gehad hebben maar er zijn door zijn ondergeschikte Luftwaffesoldaten nooit verdere stappen ondernomen. Als een soort van wederdienst is Albada na de oorlog naar Duitsland gegaan om een goede getuigenis af te leggen over de persoon van Hans Grendel.

    Bij de Luftwaffepost stond het boerderijtje van Albada. Hij had daarin zijn vee en zijn hooiopslag. Het voorste gedeelte werd in die oorlogstijd niet bewoond. Er was een kamer dat gebruikt werd door de damclub van Mirns. Aan deze clubavonden werd deelgenomen door de onderduikers van Albada en de Luftwaffesoldaten die bij de Mirnser wachtpost hoorden. In het achterste eind van de boerderij zaten de Joodse onderduikers. De bevolking wist niet beter dan dat zij het gezin Blankenstein was. De Duitsers wisten wel beter. Zij hielden in hun glazen koepeltje boven op het dak van de Luftwaffepost de wacht. Zij hielden niet alleen toezicht op vijandelijke vliegtuigen en boten maar hielden ook een oogje op de ondergedoken Joden. Maar op de een of andere wijze hadden de Landwachters hier lucht van gekregen. Zij kwamen hier dus met hun jachtgeweren. De Duitsers echter hadden geen enkele sympathie voor de Landwachters, omdat ze vonden dat het landverraders waren. Toen de Landwachters dichtbij de Luftwaffepost waren, en het op een aanval begon te lijken, kwamen de Duitsers tevoorschijn met helmen op en met geweren in de aanslag omdat de Landwachters op verboden grond kwamen. De Landwachter stoven uiteen en verdwenen als hazen uit beeld. De Luftwaffe-observatiepost – met toilet – stond in Mirns achter de klokkenstoel van het kerkhof op de rand van het Klif. De post stond op een afstand van ongeveer 200 meter van de boerderij van Johannes Albada. Naast de boerderij hadden de Duitsers een uitkijktoren gebouwd op een versterkte kelder waaruit geschoten kon worden, bijgenaamd "de Poepen Barak".

    Helaas zijn er geen foto’s meer aanwezig. Wel is er een schets bewaard gebleven die gemaakt is door timmerman Wigle Visser.

Linksboven staat met drie kruizen het Mirnser kerkhof aangegeven

DINSDAG 13 MAART 1945

  • De razzia’s gaan vandaag gewoon door. Zo werd Jan Hoogsma uit Rijs opgepakt. Vandaag werd Oudemirdum en Wijckel het razziagebied.

Om 12.29 uur is Koningin Wilhelmina na bijna vijf jaar ballingschap weer terug op de Nederlandse bodem. In Eede, gemeente Aardenburg, zet zij op het vrije grondgebied van Zeeuws-Vlaanderen de eerste stappen.

WOENSDAG 14 MAART 1945

  • Grondwerker Inne de Vries uit Oudemirdum ziet om 17.00 uur een voorwerp uit de lucht vallen. Op een afstand van 300 meter bij hem vandaan valt het voorwerp in een perceel weiland. Hij is nieuwgierig en loopt er naar toe. Het blijkt een bos patronen te zijn. Inne de Vries waarschuwt de politie en die telt 61 patronen. Het blijken Engelse patronen te zijn van het kaliber .50 met een doorsnede van 12.7 millimeter.
  • Bij Lucas Bouma aan De Griene Singel in Nijemirdum zijn ongeveer 25 onderduikers ondergebracht. De Duitsers of Landwachters hebben hier lucht van gekregen en ze melden zich bij de boerderij. Lucas Bouma weigert eerst de toegang omdat hij familiebezoek heeft. Maar de weigering wordt genegeerd. Er worden zeven onderduikers gevonden en meegenomen. Na de oorlog zal blijken dat deze zeven personen allemaal de oorlog hebben overleefd. Er moet wel verraad in het spel zijn geweest. De familie kan het definitieve bewijs niet rond krijgen maar men denkt dat een regelmatige bezoeker, in zijn functie van melkcontroleur, de verrader geweest moest zijn.  Aan de verdenking ligt tot grondslag dat deze melkcontroleur ook op de hoogte is geweest van onderduikers in de boerderij “Wâldsang” van Gerben de Vries (1893) en Jeltje de Vries - Hijlarides (1895)  in Ruigahuizen.
  • Het is vandaag mooi voorjaarsweer. Boer Gerben de Vries, zijn zoon Douwe, twee “losse” arbeiders; vader Siebren en zijn zoon Piet Boukes en ook onderduiker Alexander van der Berg uit Hilversum, zitten rustig in de schuur van de boerderij “Wâldsang” in Ruigahuizen de aardappels in de kiembakken te zetten. Het aardappelpotersgoed was allemaal onder dikke lagen stro en grond bewaard gebleven omdat er toen nog geen koel- of bewaarplaatsen waren. Met de hand moesten alle aardappelspruiten verwijderd worden. De onderduiker Wout van der Brink uit Hilversum was met twee paarden aan het ploegen op een perceel land tegenover de boerderij van De Vries. De beide onderduikers waren in 1943 door meester Beukenkamp uit Balk gebracht en zullen hier twee jaar blijven. Zij waren studenten aan de Vrije Universiteit die geweigerd hadden de loyaliteitsverklaring te tekenen. Age Aukes de Vries was de inwonende arbeider uit Bantega. Hij was bij de razzia niet aanwezig omdat hij met een paard naar de hoefsmid was voor nieuw hoefbeslag. Dan wordt ineens geroepen: “De Dútsers komme deroan” (De Duitsers komen eraan).Er komt een Duitse patrouille aan uit de richting van Lyts Amerika.  Er ontstaat dan logischerwijze paniek en ieder vlucht naar zijn eigen schuilplaats onder het hooi. De SS’ers gaan de slaapplaatsen tellen en drijven de niet-gevluchten naar de keuken. Hier worden zij in bedwang gehouden door een Landwachter. SS'ers schreeuwen, tieren en stampen met hun ijzerhakken door de stal, stampen over de zolder en gaan wroeten in het hooi. Ondertussen ondervraagt een Duitse officier iedereen. Dat zijn onderduiker - rechtenstudent - Wout van den Brink; een willekeurige voorbijganger; vader de Vries en zijn drie dochters Geertje (1918) , Lolkje (1929) en Sjoukje (1922) en tenslotte opa (1866) en oma de Vries (1873). Moeder Jeltje de Vries – Hijlarides was die dag niet thuis omdat zij bij haar dochter Hotske Landman - de Vries in Oosterzee was. De 19-jarige zoon Douwe de Vries heeft prima papieren om te laten zien en daarom durft hij wel tevoorschijn te komen. Terwijl hij door een Duitser wordt ondervraagd – met het geweer in de aanslag – laat hij niets los. Zuster Sjoukje had hem ingefluisterd: "Do hâldst dyn bek, hear" (Jij houdt je mond, hoor). De Duitsers vragen door want zij missen één persoon. Als die ontbrekende persoon niet tevoorschijn komt, dan zullen zij de mooie boerderij in brand steken. Er is dus verraad geweest want anders kon men deze naam niet weten.  De aankondiging van brandstichting wordt vader de Vries te gortig en gaat dan met een Duitse officier in de stal en roept dan bij de schuilplaats van onderduiker Alex van der Berg: “Lex, kom er maar uit”.  Deze Lex had bij een eerdere controle in 1943 zichzelf al bij de Duitsers willen aangeven omdat hij de familie de Vries niet in gevaar wilde brengen. Lex kruipt naar buiten uit de schuilplaats en hij wordt direct gefouilleerd op aanwezigheid van wapens en andere geheime spullen maar de Duitsers vinden niets. Lex had al veel meegemaakt. Zo was hij eerst gevangengezet in het Oranjehotel in Scheveningen en daarna in Kamp Vught samen met zijn broers Paul en Jaap (niet teruggekomen)  wegens het drukken en verspreiden van verzetskrantjes zoals Trouw. De familie de Vries had al een paar dagen het gevoel gehad dat er verraad in het spel was en ze hadden daarom de radio en de ontvangmast veilig in het bos achter de boerderij verstopt. Lex wordt gevangengenomen. Hij wordt meegenomen evenals twee goede fietsen die in het land achter de boerderij achter een bult stro verborgen zijn. Lex komt na enige tijd weer bij de familie de Vries terug. Men heeft geen belastende zaken over hem kunnen vinden.  Hij heeft gezond-en-wel met alle anderen de bevrijding van Gaasterland meegemaakt.
  • ’s Middags houdt de Hervormde Kerk in Oudemirdum “Bidstond voor Gewas en Arbeid”. Na afloop komt de kerkenraad om 15.00 uur bijeen in het Lokaal van de Hervormde Gemeente. Bij de ingekomen stukken wordt een brief behandeld van het gemeentelid R. Roelevink waarin hij zijn droefheid uitspreekt over het feit dat de kerkenraad het Lokaal afgestaan heeft aan de Rooms-Katholieke evacuees voor hun zondagse godsdienstoefeningen. De kerkenraad bespreekt ook het verzoek van de RK-evacuees om op zaterdagavond van 17.00 tot 18.00 uur te biechten in het Lokaal.Verder willen zij graag op een middag in de week het lokaal huren voor studie uit de Catechismus. Na lange discussies wijst de kerkenraad dit laatste verzoek af met meerderheid van stemmen. De overwegingen voor de afwijzing is dat door de toestemming op zondag al grote concessies zijn gedaan op grond van menslievende overwegingen. De kerkenraad is van mening dat hiermee al het uiterste aan tegemoetkoming is gedaan. Het gemeentelid en tevens de briefschrijver R. Roelevink, wordt meegedeeld dat de kerkenraad niet zomaar klakkeloos tot het beschikbaar stellen van het Lokaal is overgaan en schrijft: “De kerkenraad meent te handelen in de geest van de vaderen die de gewetensvrijheid niet willen afvallen en de private godsdienstoefeningen van roomschen toestonden”.

DONDERDAG 15 MAART 1945

  • Johannes Weersma en Meester Bubberman, beiden uit Bakhuizen, zijn deze nacht opgepakt. Weersma en Bubberman werden afgelopen nacht gearresteerd. Zij waren lid van de NBS in Bakhuizen. Bubberman heeft hij over deze nacht en het vervolg daarop het onderstaande geschreven:

“In de nacht van 14 op 15 maart 1945 ben ik door de Grüne Polizei uit Stavoren uit bed gelicht. Twaalf man om huis en 5 man erin met speurhond. In dezelfde nacht is Joh. Wiersma van bed gehaald. Hij had pracht werk voor de onderduikers gedaan, maar door omstandigheden op non-activiteit geraakt.

Bij ’t verhoor bleek dat ze verschillende dingen precies wisten, zodat ik (alsmede ook de andere comitéleden te Bakhuizen) overtuigd ben dat er verraad is geweest. Maar wie?? Ik had geluk om de feiten te kunnen toegeven en er een andere draai aan te geven. Toen ze o.a. zeiden: ,,U haalt aan het eind van de maand geld op”, kon ik zeggen: ,,Ja, voor de kerk, ga maar informeren”. Eten kregen wij niet! (Daar moest de familie voor zorgen).  Toch speelde één der Grünen ons een kop koffie en een bord middageten toe, nadat hij zich er eerst van overtuigd had dat niemand van zijn kameraden het zag. De kamerwacht liet mijn vrouw 5 minuten toe, hij maakte er anderhalf uur van. De tweede middag moesten wij fietsen schoonmaken. Wij maakten een praatje met twee nieuwe arrestanten.

De wacht die erbij was zei eerst niets, maar kwam later naar ons toe en zei:,, Ga nu bij elkaar vandaan, want straks word ik afgelost en de nieuwe is een gemene, die vertelt alles over; als die nu gehoord had wat jullie vertelden, dan stond het er niet best voor”. Dit zei hij in behoorlijk Hollands!! Toch hadden wij zacht gesproken. Eén onzer vroeg:,, en U, zegt U wat?” ,‘k Ben lang in Holland geweest en ik zal geen Hollanders verraden” was het wederantwoord. ’s Avonds kreeg ik het tweede verhoor. Onder bedreiging van verder transport, andere middelen om te spreken, kogel, moest ik vertellen! ‘k Wist natuurlijk van niets! Het slot was:,, U kunt naar vrouw en kinderen gaan, vertel ons wie dan wel de ondergrondse in Bakhuizen is!”. ,,Dat weet ik niet”. ,,Dat lieg je! In een dorp weten ze alles!” en U weet dat ze niet in een dorp kletsen”. ,,Ga weg stijfkop, morgen naar Sneek, daar zullen ze het wel uit je krijgen”. Nauwelijks had ik mij omgedraaid of ik hoorde: ,,Je kunt naar huis gaan! Maar houdt op met dat ondergrondse werk. Begrepen? “Eén moment staarde ik die lui aan maar repliceerde: ,,Graag naar huis. Maar ophouden doe ik met niets. Al het werk dat ik gedaan heb blijf ik doen. Met ondergronds werk heb ik mij nooit beziggehouden, dus daar kan ik niet met ophouden”. ,,U kunt gaan”. En ik ging. Hard was het dat Joh. Weersma achterbleef. Deze werd de volgende dag naar Sneek gebracht, maar kwam een week later terug. Nauwelijks was ik buiten of ik kreeg een verzoek om een ondergronds bericht door te geven en met het werk ben ik tot de bevrijding door blijven gaan. Een week ben ik van huis geweest en heb na terugkeer bij een ander geslapen. Dit is in het kort mijn ervaring als gevangene."

  • Bij Doniaga worden twee leden van de Wasserschutzpolizei doodgeschoten door kogels van de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten. Beide slachtoffers behoorden bij de bemanning van Wasserschutzcommando IJsselmeer nummer 31. Dit commando had de haven van Lemmer aangedaan en bemanningsleden gingen op zoektocht naar voedsel.  De Duitsers nemen wraak en fusilleren twee dagen later 10 gevangenen waaronder Jeen Hornstra en Yde B. Yntema. Het gehele verhaal is in een apart hoofdstuk over wapendroppings opgenomen.
  • Er is grote opluchting in Gaasterland als blijkt dat de razziagroep van Duitsers en Landwachters gedurende de laatste dagen weer vertrokken is.

VRIJDAG 16 MAART 1945

 In Oudemirdum overlijdt om vier uur ‘s middags het 2-jarig evacueetje Maria Theresia Henrica Bartels. Zij was geboren en getogen in Venlo als dochter van Joseph Johannes Leo Bartels, kantoorbediende en van: Wilhelmina Petronella Gordebeke. Haar ouders woonden ook in Venlo. Op 19 maart 1945 vindt de begrafenis in Bakhuizen plaats op de R.K.-begraafplaats in Bakhuizen.

ZATERDAG 17 MAART 1945 

  • De Duitsers nemen vreselijk wraak op de moord van twee Wasserschutzmilitairen die twee dagen eerder bij Doniaga waren doodgeschoten. Om twaalf uur worden tien gevangenen gefusilleerd waaronder Jeen Hornstra en Yde B. Yntema. Het gehele verhaal is op de pagina Wapendroppings opgenomen.

ZONDAG 18 MAART 1945 

Tijdens de hoogmis in de R.K. Kerk te Balk is een brief voorgelezen van de bisschoppen van Utrecht en Haarlem. In de brief worden mensen aangespoord het Godsvertrouwen niet te verliezen maar een zodanig leven te leiden dat ieder door Gods barmhartigheid een spoedige en rechtvaardige vrede mag verkrijgen. Mgr. De Jong had verzocht weer een collecte te houden voor oorlogsslachtoffers. 

WOENSAG 21 MAART 1945

De geallieerden zijn er enorm luchtoffensief beginnen. Honderden en nog eens honderden vliegtuigen zoemden, bromden en dreunden over Gaasterland. Het duurde tot zaterdag 24 maart. Het dagelijks horen en zien van dergelijke aantallen geallieerde vliegtuigen gaf de bevolking enorme moed en vertrouwen op een goede afloop. 

DONDERDAG 22 MAART 1945

  • De 62-jarige timmerman Willem Homs uit Roermond, Mariagardestraat 11, overlijdt om tien uur ’s avonds in Oudemirdum. Hij was 4 februari 1883 in Roermond geboren als zoon van Willem Homs en van Catharina Hubertina Bungeners. Hij was 14 september 1909 getrouwd met Cornelia Selder, geboren op 27 juni 1884 in Roermond. Zij zijn als Limburgse evacuees op 28 januari 1945 naar Gaasterland gekomen vanwege de oorlog aan de Maas tussen Geallieerden en Duitsers. Zij waren ondergebracht bij de familie Jabik Stegenga en Okje Stegenga – van der Wal. Waarschijnlijk Homs aan een beroerte gestorven.De verhouding tussen gastgezin en de familie Homs was direct zo goed dat de kinderen zelfs “pake en beppe” (opa en oma) zeiden tegen de evacuees. Op 26 maart 1945 wordt Homs begraven op de R.K. begraven op de R.K.-begraafplaats in Bakhuizen, vak Oost, rij 2 nummer 11. De gemeente Gaasterland ontvangt een extra rekening voor de teraardebestelling van Homs. Als omschrijving staat alleen het woord “onderlichter”.  Het ambtelijk commentaar is dat niemand met een “onderlichter” begraaft.
  • Hâns Samplonius uit Sondel heeft het druk gehad met het werken voor de Duitsers. Hij schrijft in zijn dagboek: “Stokken voor de Wehrmacht rijden, mooi weer”. 

VRIJDAG 23 MAART 1945 

Prins Bernhard geeft als hoofd van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten twee opdrachten:
Ten eersr; onder geen enkele voorwaarde op eigen initiatief actie ondernemen en ten tweede Het handhaven van de meest strenge discipline.
Deze opdrachten werden verstrekt in verband met de komende grote militaire operatie die grote gevolgen kan hebben.

  • Hâns Samplonius ziet in Sondel weer veel vliegtuigen door het luchtruim gaan.

ZATERDAG 24 MAART 1945 

Het op 21 maart 1945 door de geallieerden luchtoffensief met honderden vliegtuigen op Duitsland bereikte vandaag zijn hoogtepunt. Er worden boven Elahuizen zesmaal geallieerde vliegtuigformaties waargenomen die naar Duitsland gaan en weer terugkomen.

  • Deze morgen werd er geconstateerd dat het gemaal in Elahuizen niet werkte en dat er water de polder instroomde. Gelukkig was het halverwege de middag alweer verholpen. In Elahuizen druppelde ook het bericht binnen dat de geallieerde legers de Rijn was gepasseerd. Dat was voor enkele Elahuisters reden om de bloemetjes even buiten te zetten. 

MAANDAG 26 MAART 1945 

  • Vandaag ontdekt een voorbijvarende schipper uit Kolderwolde het lichaam van de op 15 januari 1945 vermoorde Arend Klee. Er zit nog een zak om zijn hoofd. De vondst wordt gedaan in een perceel weiland achter Galamadammen. Met enkele aanwezigen wordt het lichaam daar begraven. De schipper geeft dit door aan zijn NBS-commandant Meester Hofstra in Elahuizen die op zijn beurt weer de ondergrondse in Koudum daarvan op de hoogte brengt.
  • In opdracht van het gemeentelijk evacuatiebureau van de gemeente Gaasterland krijgt J.M. Boersma uit Harich de opdracht om met twee paarden en twee wagens naar Koudum te gaan. Hier moeten tien a-sociale Limburgse evacuees worden opgehaald om naar Kamp Wyldemerk bij Kippenburg te worden gebracht. Daar zijn meer vluchtelingen ondergebracht. Het zijn grote gezinnen dit niet als compleet gezin bij een Gaasterlandse familie ondergebracht kunnen worden. De barakken op Wyldemerk waren eerder gebruikt geweest door de Nederlandse Arbeidsdienst die het in 1941 opgerichte kamp al in 1944 weer had verlaten. Als Boersma in Koudum aankomt, blijkt dat de tien aangewezen vluchtelingen er niet zijn. Op 10 april 1945 wordt de poging nog eens door Boersma gedaan en nu staan de vluchtelingen er wel. Boersma krijgt van het evacuatiebureau een bedrag van f. 50,00. (€ 22,50).

DINSDAG 27 MAART 1945

Siemen de Jong, NBS-distrcitsleider IV neemt vanaf vandaag in Harich een nieuw hoofdkwartier in. Dat is in de leegstaande slaapkamer van Bokma’s dochter. In Balk werd met sabotage begonnen door niet direct zichtbare pennen in de Raadhuisbrug aan te brengen. Er gaan direct al 4 vrachtwagens over de brug die lekke banden krijgen.

 

DONDERDAG 29 MAART 1945 

  • De geruchtenstroom over de aanstaande bevrijding komt snel op gang. In Balk staan er al mensen op straat te juichen omdat volgens hen Duitsland gecapituleerd zou hebben. Er wordt zelfs gezegd dat het Oost- en Westfront nog maar 60 kilometer uit elkaar liggen. Het gerucht gaat zelfs dat heel Duitsland door de geallieerde legers is bezet.

De ongetrouwde veehouder Bouke Schotanus, geboren op 15 mei 1922 als zoon van veehouder Krijn Schotanus en Froukje Schotanus – Douma, woonde in Oudemirdum in een boerderij aan de Star Numanwei. Bauke werd opgepakt door de Grüne Polizei” en werd toen met 1000 anderen uit Friesland, Groningen en Drenthe naar Duitsland afgevoerd. Bauke moest naar de Duitse marinehaven van Willemstad en naar het vliegveld Wittmundhafen bij Adorf om de schade op te ruimen die de bombardementen hadden veroorzaakt. In maart 1945 was hij met 400 anderen ondergebracht in het kamp Brockzetel bij Aurich. Hier moest hard en zwaar gewerkt worden. Het eten en de medische verzorging was er bar slecht zodat hij deze29e maart 1945 om 11.30 uur overleden is als gevolg van ontberingen, ondervoeding en heimwee. Hij werd eerst in Brockzetel begraven en daarna herbegraven op 15 februari 1952 bij de Ned. Hervormde Kerk in Oudemirdum in graf met nummer 24 bij de regenwaterput. Opvallend in de rouwadvertentie was de mededeling dat Bouke rustig was heengegaan.
W. Draisma uit Makkum vertelt een geheel ander verhaal in zijn schrijven van 18 augustus 2011. Hij heeft een foto gemaakt van het Nederlands monument bij het concentratiekamp Brockzetel in het Duitse Oost-Friesland. Hij schrijft: “Op de steen van bijgaande foto staat o.a. hoe de uit Oudemirdum afkomstige Bouke Schotanus 50 meter rechts van dit monument, door de Nazi’s opnieuw is gevangen en daar plekke neergeschoten is. Bouke had berouw gekregen en dacht dat ze hem zouden sparen na zijn gelukte ontsnapping. Maar daar waar de ontsnapping lukte, kreeg hij alsnog de voor hem zo dodelijke kogel”.
Rommert van der Veen uit Oudemirdum heeft dit geval ook onderzocht en hij schreef in 2024: “Er werd gezegd dat Bauke doodgeschoten is maar dat was Jan Vellinga uit Franeker. Hij was na een geslaagde vluchtpoging teruggegaan naar het kamp. Toen moest hij laten zien hoe hij er in geslaagd was om te vluchten. Dat deed hij en toen hebben ze Jan Vellinga op 2 april 1945 doodgeschoten als waarschuwing voor de anderen om niet te vluchten. Op de plaats waar het kamp gestaan heeft, is alleen nog een monument als aandenken en verder is er niets meer te zien”.

Het Nederlands monument bij het Duitse concentratiekamp Brockzetel. Foto W. Draaisma Makkum

  • In Elahuizen was een tekort aan brandstof ontstaan. Daarom werd er door vijf personen tot ’s middags vier uur in een groot gat – met meester Hofstra aan het hoofd – begonnen met het turfsteken bij de Fluessen aan het einde van de Kerkvaart. Durk Draaisma stak daarbij het veen met een spade in vierkante blokken en gooide die koude, natte en glibberige turven weer in de richting van Jan J. van der Veer. Die zette ze weer op een kruiwagen en Bakker Breeuwsma bracht ze dan weer weg. Er werd afgesproken dat de groep op vrijdag 6 april 1945 opnieuw gaat turfsteken. 

ZATERDAG 31 MAART 1945. 

  • In het concentratiekamp Bergen-Belsen overleed Jodenhelper Hendrik Sikkes. Hij was 24 november 1894 in Mirns en Bakhuizen geboren als zoon van Anne Sikkes en Meintje van der Bles. Hij was naar Heerlen in Limburg getrokken om daar mijnwerker te worden. Zijn levensverhaal is geheel opgenomen in deze serie bij maandag 19 juni 1944. Dit is de dag dat hij werd opgepakt. Klik hier voor het verhaal. 

BEGIN APRIL 1945

  • Benjamin H. Steegenga schrijft in het Verzetsverslag van Balk dat betrekkelijk kort voor de bevrijding er kans is gezien om met een vissersschuitje van 5-7 ton uit de haven van Laaxum naar Broekershaven etenswaren te versturen. Steegenga heeft kans gezien om hiervoor geld te lenen van de LO. Het schip is eenmaal onderzocht door de Duitsers. De papieren waren in orde, maar ze moesten in het vervolg vertrekken uit de haven van Stavoren en dat is daarna ook gebeurd. Het eten was z.g. bestemd voor het Wilhelminagasthuis in Amsterdam. 

PAASMAANDAG 2 APRIL 1945

De sabotagegroepen krijgen opdracht van de NBS-districtscommandanten om hun groepen op volledige sterkte te brengen. Uiterlijk vrijdag 6 april 1945 moet iedere groep volledig klaar staan om bij te springen in de bevrijdingsgevechten.

  • In Elahuizen vindt een kleine symbolische daad van verzet plaats. Het waait deze dag heel hard. Veel dakpannen zijn kapot gegaan.  Er is een vervloekt Duits aanplakbord waar steeds zoveel Duitse Verordeningen, Beschikkingen en Bekendmakingen opgeplakt staan. Door de harde wind op deze dag waait het bord door de harde wind met een klap op de grond. Niemand heeft het weer overeind gezet.

DINSDAG 3 APRIL 1945 

De staf van de NBS moet zo snel mogelijk informatie krijgen ten aanzien van bruikbaar draagvermogen van bruggen. Dat is nodig om te berekenen of er tanks van 12,5 ton tot 40 ton over de brug kunnen rijden.

WOENSDAG 4 APRIL 1945

  • In Hamburg overlijdt Hendrik Duizendstra, geboren op 6 april 1923 in Kolderwolde. Hij was een vrijgezelle jongeman die lid was van het Leger des Heils. Zijn graf is nooit gevonden. Zijn naam is bijgeschreven op een gedenksteen van het Nederlandse Ereveld An der Seelhorst in Hannover. De doodsoorzaak is ook onbekend gebleven. Zijn ouders waren schipper Johannes Duizendstra en Lummigje Kerssies, woonachtig in Leeuwarden. De vader verklaarde bij de geboorteaangifte dat hij niet kon lezen en schrijven.
  • In Elahuizen is kortsluiting op de hoogspanningsdraden gekomen van het gemaal in Elahuizen. Blauwe vonken waren uit de draden geslagen en de hele lijn was verlicht tot aan Harich. Het is nu afwachten of er een belangrijk niet-vervangbaar onderdeel is doorgebracht in het gemaal in Elahuizen. Eerst op 7 april is het weer verholpen.

VRIJDAG 6 APRIL 1945

  • Het is vrijdagmiddag en de bevrijding van het Duitse juk komt steeds dichterbij. De bezettende macht wordt steeds zenuwachtiger, omdat het besef steeds sterker wordt dat de nederlaag op korte termijn onafwendbaar is. De vrees dat er slachtoffers zullen vallen in gevecht met de oprukkende geallieerden neemt steeds meer toe. Ook is er angst voor de confrontatie met de ondergrondse leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. De Duitsers realiseren zich dat de geallieerden hulp zullen krijgen van grimmige NBS-leden, die gesteund zullen worden door een woedende burgerij. Nog meer angst is er voor de berechting die gaat volgen als de beulen worden gepakt en berecht. Bang zijn ze voor de gemartelde gevangenen die hun verhaal voor de rechter zullen doen. Dit laatste is wellicht mede de aanleiding om - zonder enige vorm van proces - de executie van vijf mannen in Nijemirdum op deze vrijdag 6 april 1945 te laten doorgaan.  De vijf slachtoffers zijn: Herre Winia Jr; Hendrik Huizenga; Durk Dijkstra; Gerrit Vlietstra en Jurjen Hoomans. Het gehele verhaal is opgenomen in het hoofdstuk over het  Verzetsmonument Nijemirdum.

Iedereen begint de naderende vrijheid te voelen. De Duitsers verlaten het vliegveld in Leeuwarden. Bij de scheepswerven komt het bericht binnen dat alle werk aan de boten kan stoppen en dat men kan gaan staken. De Arbeidsreferent in Leeuwarden zegt dat er geen Ausweizen meer nodig zijn want “die Krieg ist ja am Ende”. (De oorlog is immers afgelopen).

  • De gemeente Sloten stuurt een nota van f. 367,76 (€ 160,00) naar de commandant van het kamp Eisbär in Sondel. De nota is voor het feit dat een gemeentearbeider drie dagen voor de Duitsers heeft moeten werken voor het leeghalen van twee boten voor de Duitse Weermacht in Sondel. In de nota zijn ook de reiskosten berekend. In de boten zat hout voor de Duitse barakken. De opdracht was uiteindelijk gegeven door de organisatie Todt. Na een lange procedure van tien jaar heeft de gemeente Sloten uiteindelijk het volledige bedrag gekregen op 8 september 1955. Betaling heeft kunnen plaatsvinden op grond van de Wet Financiering Wederopbouw. 

ZATERDAG 7 APRIL 1945

In Leeuwarden en Makkum worden nog mensen door de Duitsers opgepakt. De Duitsers vinden nog wapens in Makkum. De vondst kon plaatsvinden door verraad van de Nederlandse handlanger Jan Brouwer uit Groningen. Zes leden van de NBS worden vandaag in Makkum gefusilleerd na een SD-inval in de visconservenfabriek. Ook hier geeft commandant Max Reinhold Strobel - evenals in Nijemirdum – het commando “Feuer”. Twee mensen waren niet op slag dood waarna Strobel persoonlijk hun een kogel door het hoofd schoot.

De bevrijding van Friesland is begonnen. In totaal worden er vandaag op meerdere plaatsen in Drenthe en Ooststellingwerf 700 Franse parachutisten gedropt. Boven Gaasterland passeerden er vier zwermen geallieerde Liberatorvliegtuigen en de gehele dag cirkelen er jachtvliegtuigen rond.

Rondom Gaasterland wordt het nu onrustig. In de naaste omgeving wordt in Hommerts-Jutrijp de 12-jarige Berend Nijholt doodgeschoten bij zijn ouderlijke woning. Twee vermoedelijke Engelse jachtvliegtuigen schieten in de lengterichting van de Jeltewei en raken daarbij meerdere doelen waaronder Berend Nijholt.

Het verzet was hier geregeld in NBS Gewest District IV.

De staf was samengesteld uit:

Districtscommandant (Dic) Siemen de Jong, Balk
Chef-Staf 1-IV-1 J.J. Koning, Koudum
Districtsoperatieleider (DOL) 1-IV 2 H.L. Tissot van Patot, Den Haag
Bewapening (Bw) 1-IV-3 J.Th. Post, Laren
Verbindingen 1-IV-3 Sjerp Praamsma, Stavoren
Inlichtingen 1-IV-4 M. Kramer
Jur. zaken en pers. 1-IV-6 J. Hoekstra, Koudum
Rijdend materieel 1-IV-10 Johannes Bult, Bakhuizen
Financiën 1-V-11 (Fin) B. Stegenga, Idskenhuizen
Administratie 1-IV-11 (Adm) Pieter Epema, Workum
Verpleging 1-IV-12 B. H. Steegenga, Balk
Med. Dienst 1-IV-13- Dokter J.H. Hattink, Wijckel
Gemeentelijke Commandant Gaasterland-Sloten H. Twerda, Bakhuizen

 NBS Leden van Gewest 1, District IV uit Gaasterlân-Sleat. (Overgenomen uit Gescheurd Land blz.165-166. De rest van de namen staan onder de foto.)
Johannes Bult, Bakhuizen
Jouke Draaijer, Bakhuizen
Hendrik Twerda, Bakhuizen
Johan Weersma, Bakhuizen
Thijs Dijkstra, Balk
Simon Helder, Balk
Sjerp Hoekstra, Balk
Jacob de Jong, Balk
Pier de Jong, Balk
Siemen de Jong, Balk
Hein Knuck, Balk
Hendrik Kobus, Balk
Hendrik Koopmans, Balk
B.H. Steegenga, Balk
Jan Stellingwerff, Balk
Hendrik Veldman, Balk
Jan de Vries, Balk
Durk Bakker, Harich
Willem Bakker, Harich
Auke Prins, Harich
Eeuwe J. Verf, Harich
Cornelis Boogaard, Mirns
Durk Veenstra, Kolderwolde
Andries Buma, Nijega HON
Pier Haringsma, Nijega HON
Tiede Haringsma, Nijega HON
Simon Hofstra, Nijega HON
Pieter Klompmaker, Nijega HON
Piebe Veenstra, Nijega HON
Yke Veenstra, Nijega HON
Jan Harmen van der Veer, Nijega HON
Hendrik Faber, Nijemirdum
Machiel Gijzen, Nijemirdum
T.J. Zijlstra, Nijemirdum
Hille de Koe, Oudega, HON
Herre Kuipers, Oudega, HON
Freerk Wind, Oudega HON
Fonger Beuckens, Oudemirdum
Harmen ten Brink, Oudemirdum
Rein Feenstra, Oudemirdum
Ede Hoekstra, Oudemirdum
Pieter de Jong, Oudemirdum
Anne Tuinier, Oudemirdum
Arnoldus Junge, Ruigahuizen
Willem Meter, Rijs
Rintje Mulder, Rijs
Rinke Bangma, Sondel
Johannes de Groot, Sondel
J.H. Hattink, Wijckel
Wybren Hilverda, Wijckel
Johannes Homma, Wijckel
Pieter de Jong, Wijckel
Peter Kuperus, Wijckel
Kerst Sijbrandij, Wijckel
Andries Sikkes, Wijckel

Drie leden van de NBS-sabotagegroep van Oudega-W zetten de Wellebrug bij Woudsend open. De brugwachter is het hier niet mee eens maar hij wordt gedwongen het wel te doen. De groep laat de brugwachter van de Jeltesleat ook de brug opendraaien. Daar krijgen de drie mannen de schrik van hun leven. Vlak na het opendraaien van de brug, zien ze uit de richting van Lemmer de kleine, deels afgeplakte lichten van auto’s op zich afkomen. Het zijn Duitsers, dat kan niet missen. De Oudegaasters kunnen zich precies op tijd achter in een hokje in het weiland pal naast de straatweg verschuilen. De mannen houden hun schiettuig gereed en zijn niet van plan zich zonder slag of stoot gewonnen te geven. Bij ontdekking is immers hun doodvonnis getekend.  De Duitsers denken aan een hinderlaag en keren plotseling met gierende banden om. Uit de portierramen worden pistolen en geweren naar buiten gestoken en in het wilde weg afgevuurd. Zo rap als zij kunnen, ontsnappen de Duitsers uit de hinderlaag waarin zij kennelijk denken te zijn gelopen. Als de achterlichtjes van de Duitse auto’s snel kleiner worden, halen de drie Oudegaasters achter hun hokje opgelucht adem.

ZONDAG 8 APRIL 1945 

  • Al in de vroege morgen zijn er aan de oostzijde van het IJsselmeer geallieerde parachutisten gedropt. In het kamp Eisbär in Sondel heeft men dat ook gezien en daarom wordt iedereen in het kamp onrustig. De Duitsers schieten nu iedere avond regelmatig lichtkogels de lucht in. Gisteravond zijn er zelfs zes lichtkogels gezien.
  • Vanuit Londen zendt Radio Oranje een gecodeerd bericht uit. De luisteraars krijgen vier woorden te horen: “De fles is leeg”. Dit betekent voor de NBS- ingewijden dat zij een begin moeten maken met de sabotage van spoorwegrails, dijken en waterverbindingen. Sectie 4 onder leiding van NBS-commandant Anne Tuinier uit Oudemirdum heeft deze opdracht niet gekregen en is daarom met zijn ploeg niet tot actie overgegaan. Wel moet zijn groep van 8 tot 16 april voor de bewaking zorgdragen van het wapendroppingsterrein bij het Slotermeer. Daarbij hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. Volgens commandant Anne Tuinier was de bewaking een goede training geweest.
  • In het noordoosten van Gaasterland hingen wel twee “kerstbomen” in de lucht. Het waren grote lichttrossen die zo op het oog niet eens boven de horizon stonden. Eensklaps verscheen er weer een lichtje in de lucht en weer even later een derde “kerstboom”. Zo ontstonden er achtereen zeven “kerstbomen” op regelmatige afstand van elkaar. Ze geven een zee van licht want ieder kon er wel een boek bij lezen. Beesten, zoals eenden, begonnen spektakel te maken omdat ze dachten dat het alweer dag begon te worden. Na enige tijd zakten de lichten naar beneden en de een na andere “kerstboom” doofde uit. In de richting van Koudum waren even daarvoor een paar lichtflitsen gezien en hadden daar in de buurt en paar lichtfakkels gehangen. Dat was waarschijnlijk allemaal ter verkenning van de weg Lemmer – Sneek.
     
  • De Duitsers laten de brug bij Galamadammen springen, evenals het tolhuis van Jan de Bos die afwezig was. De arbeider die er wel was, heeft gedaan gekregen dat hij het vee uit de schuur naar een veiliger plaats mocht brengen. Veel Duitsers waren er niet meer. Zij hadden de dagen ervoor bij nacht en ontij mensen uit bed gebeld om te vragen welke kant Lemmer op was.
  • Omstreeks deze datum leverde een vissersboot uit Laaxum een topprestatie. Er werd gezorgd voor het overbrengen van illegale berichten en soms doormiddel van een koerier van Amsterdam-Friesland en terug. Ditmaal was LO-koerier Groen aan boord in een vliegende storm. Gelukkig liep alles goed af.

MAANDAG 9 APRIL 1945

  • Marinier Cornelis Boogaard, geboren 7 september 1910, krijgt ’s morgens op het adres Maren 18 in Hemelum de koerierster Annie Hiemstra aan de deur. Zij vertelt hem de opdracht dat hij zich om 14.30 uur moet melden bij bakkerij Prins in Harich. Boogaard is lid van de NBS-verbindingen district IV. Na de oorlog woonde Boogaard aan de Enkhuzerleane in Rijs. Na ontvangst van de opdracht fietst hij naar zijn collega Theo de Vries en beiden vertrekken op de fiets naar Harich. Omdat in de naaste omgeving van Prins iemand bekend staat vanwege diens niet-transparante oorlogshandelingen durft Prins dat niet aan. Daarna verwijst hij de groep naar de familie Geertsma in Harich waar nu vijftien NBS’ers bij elkaar zijn. Commandant Sjerp Praamsma (schuilnaam Dick) splitst de groep in twee gedeelten. Een groep vertrekt naar de Weduwe Bruinsma in Harich en de andere groep blijft bij Geertsma. Men leert elkaar al heel spoedig beter kennen en er wordt veel gelachen en gepraat. De NBS moet de komende dagen wachtlopen, de omgeving verkennen en boodschappen brengen naar meerdere gemeentelijke NBS-commandanten. Tweemaal per dag worden twee mannen erop uitgestuurd om de omgeving te verkennen. Dat laatste is gevaarlijk werk omdat zij dan door meerdere linies moeten lopen terwijl de groep slecht bewapend is. De groep van vijftien man heeft niet meer dan twee revolvers en twee stenguns tot hun beschikking. Alle wapens waren hun afgepakt bij de Duitse overval op de wapenvoorraad in het Atteboskje in Harich.

    Toch wordt vandaag begonnen met het eerste wachtlopen in de nacht. Er wordt een verdeling gemaakt wie er gedurende twee uur wacht moet lopen in de periode van tien uur ’s avonds tot ’s morgens zes uur.  De eerste nacht is memorabel want iedereen heeft het zo vreselijk koud dat niemand kan slapen. Het weinige stro en hooi waarin geslapen moet worden, helpt weinig tegen de kou. De volgende nacht gaat het wat beter. De derde dag – 11 april - worden ze verplaatst naar een groot stenen kippenhok op ongeveer 50 meter achter de boerderij van Geertsma.

  • Deze dag hoorde de familie Okke Platje in hun boerderij in de polder bij Tacozijl voor het eerst het gedreun in de verte. Het gedreun komt steeds dichterbij kwam. Zij weten het: De Geallieerden komen eraan. In het boek: ‘Land en Mens van Gaast en Klif’ laat schrijfster Lipkje Post-Beuckens de heer en mevrouw Platje aan het woord over hun ervaringen in de laatste week van de oorlog. Als eerste laat zij Okke Platje vertellen. Hij heeft juist een zware tijd achter de rug omdat hij had moeten vechten tegen hoog water in de polder toen de zeedijk het in februari van dit jaar had begeven.Hij vertelt hoe hij de bevrijding meemaakte: ‘Hele formaties zware vliegtuigen, trokken over ons, soms zo hoog, dat we slechts witte strepen zagen.
    We hadden wel door dat het met de oorlog naar het einde liep en dat de Duitser in de val zat. Maar zou hij zich niet meer roeren? Wij hoorden dat onze bevrijders al in Friesland waren en het was ook duidelijk te merken aan de drukte op de weg naar Lemmer dat er iets gaande was. Er reden allemaal boerenwagens met vluchtende Duitsers, zwaar beladen met gestolen goederen. Op Tacozijl krioelde het van de Duitse soldaten, wat zouden die van plan zijn? De sluis laten springen en ons laten verzuipen? Ze lieten niemand meer door en daarom zochten mensen, die naar Gaasterland op weg waren andere wegen om er te komen en dat kon alleen hier langs. Wij haalden hen met ons bootje over de Lange sloot, daarna liepen ze de polder door, moesten weer over een vaart en dan lag de weg vrij naar Wijckel. Die mensen gaven nieuws door. De blijdschap over de bevrijding steeg tot een hoogtepunt, toen er een jongeman en een meisje kwamen, die de bevrijders met eigen ogen in Heerenveen hadden gezien. Hoera! De petten gingen de lucht in. Ze waren door de Duitse bezetting geslopen om het blijde nieuws in Gaasterland te brengen. Het meisje had wel heel goed nieuws. Haar vader, de latere loco-burgemeester, Halbe Bearnts van der Goot, had op Crackstate in Heerenveen gevangen gezeten wegens illegale werkzaamheden en was op het nippertje zijn executie ontlopen. Het meisje was erg haastig, ze wilde geen tijd verliezen om haar moeder en andere familieleden gerust te stellen. Van het dagelijkse werk kwam bij ons weinig terecht. We liepen maar naar en van de Zijl om te weten wat daar gebeurde. Maar dat verhaal laat ik mijn vrouw vertellen. Zij heeft het uit de eerste hand, omdat zij toen bij de sluiswachter diende”.Het verhaal door Mevrouw Platje gaat verder bij 16 april 1945.
  • Burgemeester Schwartzenberg diende vandaag een rekening in bij de directeur-generaal van Politie, afdeling Comptabiliteit, bureau van Politie te Zwolle. De nota bedroeg f. 720,00 als vergoeding voor het bewaken van het bijkantoor van het Gewestelijk Arbeidsbureau in Balk. Er werden 960 uren gedeclareerd voor een bedrag van f. 0,75 per uur over de periode 4 maart 1945 tot en met 31 maart 1945. Gelet op het aantal uren is er voor meer dan één persoon in rekening gebracht.
  • Deze avond gaat de sabotageploeg van Koudum om acht uur op pad om de eerste opgelegde sabotagedaden te verrichten. Vanuit twee boerderijen worden de wapens, de stenguns, munitie en vanzelf de leden bijelkaar gehaald. De eerste daad is om de tonnen op de Fluezen te verleggen en daarna twee bruggen in Koudum op scherp te zetten. Om half vier ‘s morgens is iedereen weer thuis.

 DINSDAG 10 APRIL 1945

  • Op 3 februari 1945 waren bij Tjerkwerd twee leiders van het Friese verzet gearresteerd. Zij waren heel belangrijk voor de Zuidwesthoek en dan vooral als leiders bij de wapendroppings. Folkert Wierda was de ene en Philip W. Pander was de andere. Beide mannen worden vandaag gefusilleerd in Katerveer, gemeente Oldebroek. De Canadese militairen hebben later hun gedode lichamen gevonden in de IJssel bij Zwolle.
  • Folkert Wierda was 21 maart 1890 in Woudsend geboren. Hij woonde met zijn echtgenote Antje Propsma in Leeuwarden. In de rang van adjudant-offcier was hij beroepsmilitair. In eerste instantie is hij begraven in Wezep en herbegraven op de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden, koopgraf Erehof, vak 4, rij 1-E, nummer 13. Philip W. Pander is eveneens eerst begraven in Wezep en daarna herbegraven op de Erebegraafplaats van de Oorlogsgravenstichting in Loenen.
  • Op 26 maart 1945 had J.M. Boersma uit Harich in opdracht van het gemeentelijk evacuatiebureau een poging gedaan om 10 a-sociale Limburgse vluchtelingen op te halen. Zij moesten naar de barakken van Kamp Wyldemerk worden gebracht. In Koudum kwamen ze niet opdagen. Vandaag werd een nieuwe poging ondernomen en nu waren ze er wel.
  • Vier geallieerde jachtvliegtuigen circelenden boven de bomen van de Harichsterdyk en klommen weer na woedend motorgeluid omhoog en joegen grommend hun vuursalvo’s af op hun – onbekend gebleven – doelen. Wsaarschijnlijk is dat wel weer de weg Lemmer – Sneek geweest.
  • In de bevrijdingsperiode van 10 tot en met 25 april is er veel zon met hoge temperaturen. Van 16 tot 18 april loopt de temperatuur zelfs op tot 20 à 22 graden.
  • Om kwart over tien uur ‘s avonds konden er weer 14 “kerstbomen” worden geteld. Ook boven Koudum hing een “kerstboom” van licht. In Elahuizen is het kanonvuur te zien van het front.

WOENSDAG 11 APRIL 1945

  • In het Brabantse Nuland sneuvelt Jacob Bosma. Hij was 17 december 1910 in Mirns en Bakhuizen geboren als zoon van Andries Bosma en Jantje Bosma-Folmer. Jacob Bosma was soldaat bij de Nederlandse Pionierscompagnie. Het gezin van vader en moeder Andries Bosma was op 13 mei 1914 uit het Gaasterlandse bevolkingsregister geschreven wegens vertrek naar Hoensbroek in Limburg waar vader Andries Bosma een betrekking had gekregen als machinist. Jacob Bosma woonde met zijn echtgenote Maria Luijten in het Limburgse Rothem. Hij is herbegraven op het ereveld van de Nederlandse oorlogsgravenstichting in Loenen in vak A. Nummer 987.
  • In Mirns werd op 12 april 1919 Sijbrandus Bouma geboren. Zijn ouders waren arbeider Rein Bouma (1880) en zijn moeder was Hinke Bouma – Sijmonsma (1883). Sijbrandus was de jongste van vijf kinderen. Hessel was de oudste (1911); Lieuwkje (1913); Jotje (1914) en Klaaske (1917). Zij woonden op het adres MB201 dat later werd vernummerd in Sint Odulphusstraat 17 in Bakhuizen. Het gehele gezin vertrok 17 mei 1919 naar Hemelum en dat was dus een maand na de geboorte van Sijbrandus. Hij moest al jong aan het werk en dat blijkt uit het feit dat hij op 11 mei 1933 werd ingeschreven als boerenknecht bij veehouder Harmen Thibaudier in Ruigahuizen. Dat duurde niet lang want op 20 mei 1935 ging hij aan het werk in Kolderwolde. De Oorlogsgravenstichting heeft aangegeven dat “Sijbrandus op 11 april 1945 te Essen-Werden door een granaatscherf van artillerievuur was gedood. De begrafenis gebeurde op 17 april 1945 op het Südwerstfriedhof, veld 22a, graf 40 te Essen. Hij was werkzaam in dienst van de Duitse spoorwegen, woonplaats Lager Grottenburg in Essen-Werden. Vermoedelijk is betrokkene vrijwillig naar Duitsland vertrokken (dit is hier echter niet met zekerheid bekend. Zijn data van in- en uitschrijving: komende van of gaande naar (Gemeente of Duitsland). Vanaf zijn geboorte tot 1919 in Mirns en Bakhuizen gewoond. Vanaf 17 mei 1919 tot 12 juli 1938 te Hemelum 53. Vanaf 12 juli 1938 tot 1 maart 1940 in Workum G265 en vanaf laatstgenoemde datum tot zijn overlijden wederom in Hemelum 53”.Vader Rein of moeder Hinke Bouma schrijft op 22 mei 1951 een brief aan de Oorlogsgravenstichting. ”We willen nog een enkel woordje schrijven over Sijbrandus Bouma. Zo ik me nu herinner is hij in die strenge winter naar Duitsland vertrokken. Dat was niet met de bedoeling voor Hitler, maar uit angst. Zijn vader wou het risico niet op zich nemen, ook wegens te kort inzicht, en hij was een zenuwachtig persoon. Voor Kerstmis 1939 werd hij afgekeurd in het ziekenhuis in Utrecht. Zijn vak was toen boerenknecht. Hoe de zaak in Duitsland gegaan is, kunnen wij niets van melden hoe het verder gegaan is. Mijn geheugen als moeder is erg geschokt, maar als hij niet in aanmerking komt, laat dan zijn stoffelijk overschot maar in de vreemde rusten. Onderduiken was hier nog geen sprake van in die tijd. Aanmelden op het werkbureau kwamen ze niet voor in aanmerking en dan maar naar Duitsland. En als zo’n persoon dan geen houvast heeft, wat is er dan aan te doen. Verder kan ik u niets meedelen hoe het er gegaan is. Rein Bouma, Hemelum 53". In het boek over Hemelum (1995) staat nog een anekdote over de vader van Sijbrandus. “Wanneer iemand vroeg: Waar woont Rein Bouma?” dan wist men dat niet; men noemde hem “Rein Hiep”. Rein Bouma ventte met groenten. Na het overlijden van Rein Bouma stond het volgende in de krant: “Oude man dood aangetroffen in zijn huis. De politie van Hemelumer Oldeferd werd dezer dagen door petroleumventer Bouke Albada gewaarschuwd, dat hij een oude man dood in diens woning in de Maren onder Hemelum had gevonden. De politie trof in zijn huis de 82-jarige Rein Bouma inderdaad levenloos aan. Op de tafel stond een oude tabaksdoos, dat propvol bankbiljetten zat van f. 25,00 en f. 100,00 met een totale waarde van f. 4700,00. Bouma, die als een zonderling bekend stond, had altijd gedaan alsof hij geen cent bezat. Hij sprokkelde hout, omdat hij beweerde dat hij geen geld had om kolen te kunnen kopen; hij kreeg steun van sociale zaken in zijn gemeente en hij klopte vaak aan bij het R.K. Vakantiehuis “Mooi Gaasterland” in Rijs. Hier gaf men hem te eten. Enkele jaren geleden had hij zich van het elektrisch licht laten afsnijden omdat het hem te duur werd.
  • In de Hervormde pastorie van Oudemirdum komt de kerkenraad bijeen om 14.30 uur. Er wordt vergaderd over het “Censura Morem*” omdat er moeilijkheden dreigen bij het Heilig Avondmaal. De daarbij te gebruiken wijn moet worden vervangen omdat er bijna geen wijn meer voorhanden is. Overgenomen uit www.refoweb.nl door Ds. H. Polinder.

“Censura morem betekent letterlijk onderzoek naar de zeden. De praktijk in vele  kerken in de gereformeerde gezindte is bij mijn weten zo dat censura morem een zaak van de kerkenraad is. Voorafgaande aan de bediening van het heilig Avondmaal in de gemeente wordt op de kerkenraadsvergadering censura morem aan de orde gesteld. De Dordtse Kerkorde geeft in art. 81 dit ook zo aan: De dienaren van het Woord, de ouderlingen en de diakenen zullen onder hen de christelijke censuur oefenen en elkaar van de bediening van het ambt vriendelijk vermanen. Er wordt aan ieder kerkenraadslid
gevraagd of hij bezwaar heeft om het Avondmaal met de andere broeders van de kerkenraad te houden. Wanneer er geen bezwaar is, betekent dit dat er geen bezwaar is tegen de wijze waarop de medebroeders hun ambt uitoefenen. Censura morem is bedoeld als onderling toezicht van ambtsdragers. Wanneer er moeiten zijn met de wijze waarop een predikant, ouderling of diaken zijn ambt uitoefent, dan moet daar in alle eerlijkheid en liefde over gesproken worden. Niet om verwijdering te scheppen, maar juist om elkaar aan te sporen en te bemoedigen. In principe hoeft dit ook niet vanaf de kansel meegedeeld te worden dat er censura morem is. Er zijn kerken, vooral in hervormde gemeenten, waar censura morem breder is en gemeenteleden ook bezwaren in kunnen dienen tegen leer en leven van andere gemeenteleden. Echter, in de meeste afgescheiden kerkenraad is dat niet zo en dan behoeft censura morem ook niet aan de gemeente te worden meegedeeld.

  • Vandaag wordt de verbindingsgroep van Sjerp Praamsa met 14 mensen verplaatst naar een groot stenen kippenhok van de familie Geertsma in Harich. Daar in dat kippenhok kon ieder na twee nachten eindelijk eens goed slapen. De groep was niet meer gesplitst. De commandant Praamsma sliep steeds bij de groep en nooit was hij rustig en altijd bezig.
    Hij deed als commandant mee aan het wachtlopen en was ‘s nachts ook alles aan het controleren. Het was de groep een raadsel hoe hij dat allemaal kon volhouden. Er werd gelachen over een vermakelijk – maar illustratieve – gebeurtenis. Het gebeurde op een nacht dat de wachtloper werd afgelost. De nieuwe wachtloper vroeg waar de houder van het stengungeweer was. De afgeloste wachtloper wees op de plaats waar het moest zitten, maar zag nu ook dat er niets inzat. Hij realiseerde zich dat hij op wacht had gestaan met een niet te gebruiken geweer. Het bleek dat hij de houder had verloren zonder het te merken. Hij had dat niet goed vastgezet. Ondanks de ernst van de toestand werd om dit voorval ‘s morgens erg gelachen door de groep.  De komende dagen moesten meerderen van de groep door de vijandelijke linies heen om contact te houden met andere verzetsdistricten. 

DONDERDAG 12 APRIL 1945

De verzetsgroep Oudega-W laat ‘s morgens een Duitse trein ontsporen met 15 wagons die op weg is naar Stavoren. Er zit 150 ton minutie in. Mathijs Westra van het verzet in Gaastmeer ziet kans dit door te geven aan de RAF in Engeland. Om 8.30 uur duiken drie Engelse Spitfirevliegtuigen op de trein. Dit is heel succesvol want de complete lading ontploft en pas de volgende morgen stoppen de luide knallen van de ontploffende granaten en springstoffen.

Het concentratiekamp Westerbork in Drenthe wordt vandaag bevrijd van de Duitse terreur.

  • Dan komen de Royal Canadian Dragoons bij Noordwolde Friesland binnen. Van hieruit werd geheel Friesland bevrijd. 

VRIJDAG 13 APRIL 1945 

  • De Gaasterlandse hoop op een spoedige bevrijding stijgt naar een hoogtepunt nu in de naaste omgeving signalen komen van naderende aanvallen op de Duitse aanwezigheid. Immers in Oudega-W is een trein gesaboteerd; in Appelscha en Wolvega is er feest vanwege de bevrijding door Royal Canadian Dragoons. In Leeuwarden laten de Duitsers op het vliegveld alle bunkers de lucht invliegen en maken zij de startbanen onklaar. De Duitsers laten vier bruggen springen bij Lemmer. Nu is Lemmer alleen nog te bereiken via Follega en de Noordoostpolder. Het uur der bevrijding lijkt aangebroken.
  • In de loop van de avond kreeg de verzetsploeg van Woudsend de opdracht om de Woudsenderbrug te bewaken. Dit was de brug in de weg Spannenburg – Sneek ter hoogte van de afslag naar Woudsend. Nadat ze de wapens uit de schuilplek op het Indijksterkerkhof hadden gehaald, ging  een deel van de groep naar de Woudsenderbrug. Jacob van der Wal en Binne Westerhof draaiden de brug af. Het was aardedonker en ze hoorden de Duitsers met paard en wagen richting Lemmer trekken. “Niet schieten voordat de Duitsers schieten”, had de Woudsenderverzetsgroep te horen gekregen. Jochem de Vries leende een fiets omdat hij zijn jas wilde halen. Hij was nog maar net de hoek om toen hij hoorde: “Halt aussteigen”. Met een smoesje over een zieke moeder kletste hij zich eruit. De anderen hadden inmiddels de groep Duitsers ook gehoord en verschuilden zich. Plotseling hoorden ze een schot. Het was geruime tijd stil gebleven toen de mannen de schuilplaats verlieten en weer op weg naar de brug gingen. Er waren mensen bij de brug! Gelukkig bleek het verzetscommandant Nauta te zijn. De spanning was nu gebroken.
  • Hâns Samplonius uit Sondel noteert dat er allerhande verhalen de ronde doen. 

ZATERDAG 14 APRIL 1945 

  • De militairen in Kamp Eisbär in Sondel maken zich langzamerhand op voor hun vertrek. Een van de actiepunten is om het Duitse wachtposthok "Flugwache" in Mirns te laten verdwijnen. Dat kan nu want de vijf aanwezige Duitsers zijn al uit Mirns gevlucht. Vanaf het kamp in Sondel wordt er met een auto naar Mirns gereden. Hier aangekomen wordt de wachtpost in brand gestoken en dat gebeurde zo goed dat er niets van bewaard is gebleven. Er worden nadien nog wel dode verbrande konijnen aangetroffen. Na de bevrijding het buurman Albada alles opgeruimd.

De barak stond op 200 meter afstand stond van de boerderij van Tjalke Albada boven op het Klif, de wc was beneden tegen de oever. Foto: archief Sabine Visser

  • In Nijemirdum was ook een Duitse wachtpost "Flugwache" aan de rand van het IJsselmeer gevestigd tussen Heaburgen en Seefonsterdyk. Het definitieve einde daarvan is onbekend gebleven.
  • In Sloten beleeft de bijna blinde Hantje Visser een hachelijk moment. Een Duitse militair wil zijn geweer op Hantje richten maar Wiebe de Vries uit Sloten komt tussenbeide. De Duitsers hadden een voorraad uit de melkfabriek mee willen nemen en dat had publiek getrokken. Het gehele verhaal is in een apart hoofdstuk te lezen.
  • Middags om 14.30 uur wordt veehouder Halbe Beant van der Goot uit Oudemirdum met 59 anderen bevrijd uit de gevangenis Crackstate in Heerengeen. Eerst waren ‘s morgens reeds de vrouwen bevrijd. Koerierster Bonny Bierman en haar vijf celgenotes horen in een stille gevangenis een krakende deur, een rammelende sleutelbos en de celdeur gaat knarsend open. “Klaarmaken!”. Het is De Mol, een van de Duitse bewakers. Er ontstaat panische angst. De vrouwen worden een voor een uit hun cel gehaald en worden naar de verhoorkamer gebracht. Er is niemand te zien. Zwijgend trekt de Duitser een la open en legt de spulletjes van Bonny en anderen op tafel. Zij mag de mantel aantrekken. “U bent vrij. U kunt gaan”, is de droge mededeling.
    De buurmannen van de gevangenis in de Begoniastraat, bakker Gerlof de Wolf en de 16-jarige knecht Hendrik Kooij, denken dat de Duitsers vertrokken zijn en gaan naar de gevangenis. Hier draait De Wolf uit voorzorg de grote voordeur van de gevangenis op slot. Beide mannen maken alle gevangenisdeuren open. “Nu zo vlug mogelijk. Eerst naar boven, naar de verste cel van de mannen met de kapotte ruit”. Uit de cellen wordt al geroepen. De eerste deur gaat open, daarna de volgende en weer de volgende. Handen worden geschud, er wordt op schouders geslagen en er klinkt vreugdegehuil. Maar er moet snel gehandeld worden. Een van de gevangenen weet dat de sleutels genummerd zijn. Hij gaat er mee langs de cellen. Sommige gevangenen kunnen hun geduld niet bewaren en beginnen in hun cel te schreeuwen en tegen de deur te trappen. De Wolf maant hen tot kalmte. “Je speelt met je leven. We gaan allemaal, maar hou je kalm. De Duitsers zijn nog in Heerenveen en de Canadezen komen van alle kanten”. De Wolf vliegt naar beneden met de sleutel van de voordeur. “We gaan allemaal of er gaat geen”, zo houdt hij de wachtende mannen voor. Intussen stromen de cellen leeg. Er zijn ook bevrijde gevangenen die de cel niet meer uitdurven. Bakker de Wolf geeft gevangene Jan Tuut de sleutels en gaat weer naar beneden. Moederziel alleen opent Jan Tuut alle celdeuren. Gewapend met een “herdersmes” gaat Tuut naar de vervloekte verhoorkamer, waar alle spullen van de gevangenen liggen, althans wat er van die eigendommen overgebleven is.De muren en het plafond van de verhoorkamer zitten onder de bloedspatten. Bloed, overal bloed. Wie er het eerst uit is, heeft nog wat tijd om wat persoonlijke spullen bij elkaar te graaien. De deur zwaait open en Henk Kooij kijkt of de kust veilig is. In looppas gaan de bakker en zijn knecht met zestig gevangenen door het park naar de bakkerij. Vijf minuten nadat de laatste gevangene vertrokken is, verschijnen de Duitsers toch nog ten tonele. Gelukkig heeft iedereen een veilig onderkomen gevonden. Overal in de omgeving worden de mannen opgevangen en verborgen gehouden tot de volgende dag geheel Heerenveen echt bevrijd is.  De bevrijde Halbe Beant van der Goot uit Oudemirdum gaat nog niet direct naar huis want hij vindt het nog te gevaarlijk en wacht daarom nog een dag.
  • In Woudsend laten de Duitsers ‘s avonds laat de brug springen over de Ee. Zij waren zo vriendelijk geweest om de Woudsenders vooraf te waarschuwen om de ruiten open te zetten en direct een veilige schuilplaats op te zoeken. ‘s Avonds laat klinkt er inderdaad een luide knal maar gelukkig is er weinig materiële schade. Wel zijn er bij de verzekeringsmaatschappij alle ramen kapot gegaan en daardoor wapperen de gordijnen alle kanten op.
  • In Elahuizen ontstaat een groot probleem omdat de waterleiding er mee gestopt is. Deze is niet eerder hersteld dan 19 april 1945 om 13.30 uur. 

ZONDAG 15 APRIL 1945 

  • Na een vaartocht door het duister over de Morra te hebben ondernomen, arriveert om half twee ‘s nachts de NBS uit Hemelum bij de draaibrug Galamadammen in Koudum. De brugwachter De Bos wordt uit zijn bed getrommeld en men neemt zijn draaikruk voor de brug in beslag. De brug bij Galamadammen is tot een strategische plek gebombardeerd voor de verdere bevrijding door de aanstormende Canadezen. De volgende morgen draait de brugwachter de brug toch weer open, want hij had een tweede draaikruk. Deze sleutel wordt hem nu ook door de NBS Hemelum afgenomen. De brugwachter sputtert eerst nog wat tegen, maar hij wordt voor een voldongen feit gesteld. “De kogel of verzuipen” hadden enkele NBS’ers uit Hemelum geroepen. Dan draaien zij de belangrijke verbindingsbrug naar Gaasterland dusdanig dat die niet meer open kan voor het scheepvaartverkeer en blazen de stangen op. Het gevolg is dat men nog wel over de brug kan rijden maar dat de brug voor het scheepvaartverkeer gestremd is. Deze actie gebeurde op een afstand van 500 meter vanaf de Galamadammenbrug waar een boot lag met 60 Duitse militairen. Toch hebben de Duitsers de brug bij Galamadammen laten springen, evenals het hotel/tolhuis en de boerderij van Jan de Bos. Hij en zijn vrouw waren toen niet meer thuis. Alles was tot de grond toe afgebrand. De arbeider, die er wel was, heeft gedaan gekregen dat hij het vee uit de schuur naar een veilige plaats mocht brengen. Veel Duitsers waren er niet meer; die hadden de dagen ervoor bij nacht en ontij mensen uit bed gebeld om te vragen welke kant Lemmer op was.
  • Hâns Samplonius uit Sondel meldt in zijn dagboek dat ‘s morgens het Heilig Avondmaal is gevierd. Hij schrijft verder dat er in Sondel veel onrust is. Melle, Jeltje en Hiltje Dam uit Sondel zijn naar Lemmer gegaan om poolshoogte te nemen.
  • Het verzet in Gaasterland krijgt via Radio Oranje de slagzin door: “De aardappelen zijn op”. Dat betekende dat het verzet zij-aan-zij mocht meevechten met de Canadezen tegen de Duitsers. De verzetsmensen krijgen nu witte banden om de arm. Op die band staat met zwarte letters: “Oranje NBS”. Er worden daarnaast bruine legitimatiekaarten uitgereikt. In deze nacht wordt de ondergrondse voorzien van wapens en nu kunnen ‘s morgens de stellingen worden ingenomen. Iedere NBS-groep bestaat uit tien personen. De NBS-groep I gaat naar Rijs; groep II gaat naar Wijckel en groep III posteert zich tussen Kippenburg en Ruigahuizen. De verzetsploeg van Bakhuizen haalt in de nacht van 15 en 16 april de wapens uit het Rijsterbos. Ieder NBS-lid krijgt zijn wapen met  de nodige minutie en een blauwe overall. De stengun gaat nu over de schouder; de witte band om de linkerarm en dan gaan ze echt op pad. De Balkster verzetsploeg gaat richting Wijckel; de Oudemirdumer groep naar de omgeving tussen Kippenburg en Ruigahuizen en de Bakhuisters gaan naar Rijs. De situatie is ‘s morgens dat de NBS aan de noordkant van de Wellebrug  bij Woudsend zit en de Duitsers aan de zuidkant. De brug in Sloten wordt door de 30 redelijk bewapende Duitse militairen bezet. Zij hebben een snelvuurkanon bij zich en automatische wapens. In Sondel hebben ze een kampbewaking van 30 mensen. Op de weg van Rijs naar Oudemirdum staan om de tien meter schildwachten opgesteld.
  • Ede Hoekstra komt deze morgen met zijn NBS-groep bovengronds en kiest de boerderij “Wâldsang” van de familie Gerben de Vries in Ruigahuizen als uitvalsbasis. Het Duitse Kamp Eisbär in Sondel heeft een uitkijktoren en die is in rechte lijn te zien met de boerderij van Gerben de Vries. De familie de Vries heeft zich daardoor altijd bespioneerd gevoeld.

    De groep van Ede Hoekstra geeft de familie de Vries het advies om de gehele boerderij te ontruimen omdat zij denken dat er mogelijk gevochten zal worden. De NBS stelt aan weerszijden van de boerderij een mitrailleur op. Familie de Vries volgt de raad op en alle kalveren en koeien gaan op deze voorjaarsmorgen de wei in. Dat is mogelijk omdat er al voldoende gras op het land staat. Een patrouille van de NBS-groep bestaande uit drie personen komt ‘s avonds in overwinnaarsstemming terug op de boerderij. Zij hebben nu handgranaten en automatische wapens gekregen van de NBS-organisatie. Het zijnbetere wapens dan de wapens die afkomstig waren uit de wapendroppings. De nieuwe wapens zijn erg gevaarlijk. Dat ontdekt een NBS’er toen hij met het nieuwe wapen te hard op de betonnen vloer stootte in de schuur bij de familie de Vries. De kogel vloog dwars door het rieten dak.

De groep Oudemirdum van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Achterste rij v.l.n.r.; de arm van Yde Hoekstra, Migiel Gijzen, Tseerd Sinnema, Jan Balstra, Gerrit Mulder, Wiebe Faber ,NN. Voorste rij v.l.n.r.; Hendrik Faber, Harmen ten Brink, herdershond, NN, iemand van groep Hemelum, Auke Prins. mei 1945, men staat voor de boerderij van de fam. Pieter en Joukje Deinum, Beuckenswijkstraat 38 te Sondel. (Foto en onderschrift : www.riedo.nl).

  • De NBS blijkt waakzaam te zijn als er ’s middags na twaalf uur een Duitse militaire auto bij de Zuivelfabriek in Balk verschijnt. Er zitten vijf bewapende Duitse militairen in uit Kamp Sondel, bewapend met stenguns. De NBS-commandant Anne Tuinier laat deze vijf mannen ongemoeid omdat er een verbod was uitgevaardigd om deze avond niet voor twaalf uur Duitsers aan te vallen. Hiermee negeert hij het verzoek van NBS-commandant Groep III die wel wilde optreden. Verder vond commandant Anne Tuinier het te gevaarlijk om de Duitsers aan te vallen omdat de overval dan min of meer in het centrum van Balk plaats zou moeten vinden. De reden dat de Duitsers bij de zuivelfabriek in Balk verschijnen, ligt in het feit dat er 50 vaten met boter in de opslag staan. Maar zelfs deze dag pikken de Duitsers alles in.

De Duitse SD-commandant Max Reinhold Strobel voelt als betrokken persoon bij meerdere executies goed aan dat hij nu moet vluchten omdat de geallieerden zo dichtbij zijn. Hij vlucht in een auto over de Afsluitdijk naar Alkmaar. Daarna ontbreekt van hem ieder spoor. Waarschijnlijk heeft hij kans gezien met een valse naam naar Duitsland te vluchten.

  • Al twee dagen verblijft de twaalf man sterke NBS-ploeg van Woudsend in de schuilplaats van de boerderij van Cees van Brug op het eiland de Gouden Bodem. De NBS-districtscommandant  heeft om omstreeks 14.00 uur de Woudsendverzetsgroep opdracht gegeven om naar de Wellebrug te gaan. De uit twaalf man bestaande groep vertrekt om daar naar toe te gaan vanuit hun schuilplaats bij veehouder Cornelis van Brug op het eiland de Gouden Bodem. Hun opdracht is simpel: De strategische Wellebrug in de weg Lemmer – Sneek bezetten: intact houden en eventueel verdedigen tot de komst van de in aantocht zijnde Canadese bevrijders. Siebolt Nauta gaat naar de Gereformeerde Kerk en Westerhof naar de Hervormde Kerk in Woudsend. Tijdens de kerkdienst waarschuwen zij iedereen voor de Duitse komst en de mogelijke gevechten. De kerkgangers worden geadviseerd direct naar huis te gaan en dan stroomt de kerk zomaar leeg. De afgedraaide Wellebrug wordt door slechts twee Duitsers bewaakt. Kennelijk rekenen zij er niet op dat vanuit het naburige Woudsend gevaar te duchten is. De NBS-verzetsgroep steekt bij de toenmalige zuivelfabriek aan de rand van het dorp met een bootje de Welle over om aan de noordkant van de brug te komen. Dwars door de weilanden gaat het in drie groepen naar de boerderij van Jan Okma. Als ze bijna op het erf zijn, ziet Karl twee Duitsers uit de boerderij komen. Een van de twee Duitsers grijpt naar zijn wapen en een schot klinkt. De Woudsenders staan nog keurig overeind maar de Duitsers niet. De ene ligt gewond op zijn rug en de tweede – een officier -  vlucht de boerderij binnen.  De Woudsender schutter is de Duitse saboteur aan NBS-zijde, Erwin Albrecht, * (schuilnaam Karl) uit Woudsend. Nadat hij de ene Duitser heeft neergeschoten, weet hij de tweede Duitser na een snelle zoektocht te overmeesteren. Voor iedereen is het nu zo klaar als een klontje dat deze man de leiding over deze operatie moet hebben.Als de NBS-groep op de Lemmerweg is aangekomen nabij de boerderij van van Jan Okma, krijgen zij voor de eerste maal vijandelijk vuurcontact met een 20-tal Duitse militairen die op weg waren van Hommerts naar Lemmer. Zij zitten op drie met twee paarden bespannen wagens. De NBS’ers verschuilen zich achter de bomen en in de berm. Als de Duitsers passeren, roept Karl, die achter een mitrailleur ligt, hen toe dat ze omsingeld zijn  en zich moeten overgeven. Meteen gaan er twintig paar handen de lucht in. De soldaten worden ontwapend. De buurtbewoners worden nu van die wapens voorzien om de Duitsers op het erf van Jan Okma te bewaken. Een van de militairen die verzet pleegt, sneuvelt hierbij. Als de NBS-groep naar de brug optrekt, komt hun regiochef Jan Piebenga, schoolhoofd in Oudega-W, poolshoogte nemen. Hij zegt dat hij naar Nijezijl gaat waar de NBS-staf zetelt. Binne Westerhof zegt later: “Ik hoorde het hem nog zeggen: Als jullie bij de brug in de problemen komen, geef dan direct het verzoek om hulp door”.Om 15.00 uur neemt de Woudsendergroep stelling in aan de Noordzijde van de Wellebrug.  De neven Jacob Cornelis Nagelhout en Wigger Atsma installeren zich met hun stenguns en mitrailleur op een afstand van ongeveer 50 meter westelijk van de brug achter de lage polderdijk. Feike Stegenga, Jaap van der Wal en Tjitze Okma worden naar achteren gestuurd naar de mesthoop van boer Jan Dijkstra. Alle anderen zijn zo dicht mogelijk bij de brug aan weerszijden van de straatweg opgesteld. Achteraf blijkt dat Karl aan de verkeerde zijde van de straatweg positie gekozen heeft. Hij is aan de rechterzijde achter aan boom gekropen. Hij heeft die positie met opzet gekozen omdat hij met zijn linkeroog niets kan zien. Om goed te kunnen richten, moet hij te ver van achter een boom wegkomen.

    De bewakers van de Wellebrug hebben hun Duitse makkers opgetrommeld. De groep van 20-25 Duitsers houdt halt en zij stelt zich op in een bocht van de weg bij de boerderij van Sietse Dijkstra. Hun 20 mm. mitrailleurs kunnen ver genoeg schieten. Het is dus niet nodig om dichterbij de brug en de “partizanen” te komen. Maar enkele Duitse sluipschutters komen wel dichterbij. Zij springen van boom naar boom en daardoor kunnen zij bij de brug komen en achter de brugwachterswoning wegkruipen. Die sluipschutters klimmen in een boom om een goed overzicht te hebben van de plaats waar gevochten zou moeten worden. Er volgt een urenlang vuurgevecht van 12 Friezen tegen een overtal van in totaal 60 Duitsers die goed getraind en bewapend zijn. Het dozijn Friezen probeert de Wellebrug te behouden.

    Onder hen de vandaag jarige Jacob Cornelis Nagelhout uit Woudsend. Hij werd vandaag 28 jaar. Hij had zijn ouders bezocht en verteld dat hij deze dag aan de acties ging deelnemen. Hij liet bij zijn afscheid doorschemeren dat het mogelijk zijn laatste dag zou kunnen zijn. Zijn voorgevoel liet hem niet in de steek...  Hij denkt verder niet aan zijn verjaardag want hij wil als NBS’er mee helpen in de strijd tegen de terugtrekkende Duitsers. Tijdens de gevechten weigert zijn – door de Engelse luchtmacht gedropte - brengun, het befaamde lichte machinegeweer van het Engelse leger.  Hij komt daarom uit zijn schuilplaats. Hij kruipt hogerop op de polderdijk om met een medestrijder te overleggen wat er aan zijn mitrailleur mankeert en of hij het mankement kan repareren. Dat wordt hem noodlottig. Vanuit een boom schiet een Duitser en raakte daarbij het exploderende magazijn van Jacob zijn geweer en een kogel door de halsslagader en Jacob Cornelis Nagelhout en dan is Jacob op slag dood. De mitrailleur van Jacob Nagelhout heeft dienst geweigerd omdat de boorgaten in het geweermechanisme nog vol met vet zitten. De Duitse saboteur aan NBS zijde, Erwin Albrecht * (schuilnaam Karl) uit Woudsend, krijgt een kogel door zijn schouder. Albrecht schiet op zijn beurt weer de Duitse sluipschutter in de boomkruin  dood. Albrecht kan ondanks zijn schouderwond blijven lopen en hij blijft nog steeds op de Duitsers schieten. Gelukkig kan Karl uiteindelijk met zijn schouderkwetsuur worden gered. Hij wordt overgebracht naar de boerderij “De Gouden Boaijum” in Smallebrugge.

    De NBS van Woudsend houdt deze dag stand en de Duitsers trekken zich terug richting Lemmer. Tien gevangen genomen Duitsers blijven achter Eerst wordt gedacht dat de NBS de strijd definitief heeft gewonnen maar een dag later komen de Duitsers met meer militairen terug en zij beginnen weer aan de strijd. Vanuit de richting Spannenburg komt een groep van 40 – 50 terugtrekkende Duitse infanteristen op de fiets richting Wellebrug in Woudsend. Zij hebben zware mitrailleurs bij zich. Er wordt deze maandag 16 april 1945 de gehele dag fel doorgevochten. De Duitsers slagen erin om met een bootje onder de Wellebrug te komen en de brug te laten springen. Toch trekken de Duitsers zich ‘s avonds terug richting Lemmer omdat de NBS-groep van Woudsend versterking heeft gekregen van in Sneek gelegerde Canadese militairen in drie tanks. Karl heef Westerhof opdracht gegeven om de beloofde hulp van Piebenga in Nijezijl op te halen.

    Als Westerhof daar aankomt blijkt de gehele NBS-staf met de noorderzon verdwenen te zijn. Een bejaarde inwoner zegt tegen Westerhof dat iedereen gevlucht is omdat er een bericht was binnengekomen dat er een paar honderd Duitsers op weg zijn vanaf Lemmer naar de Wellebrug. Het verhaal van de oprukkende Duitsers blijkt later een fabeltje.

    Vloekend springt Westerhof op zijn fiets en rijdt naar Sneek in de hoop dat de Canadezen daar al zijn aangekomen. Dat blijkt inderdaad het geval. Zij zijn op dat moment in Sneek gelegerd en Westerhof krijgt in hotel Hanenburg de bevelvoerder te spreken. Hoewel de Canadees aanvankelijk de kwestie met een grapje (sorry, wij vechten niet op zondag) probeert te realiseren, is hij al vrij snel bereid serieuze actie te ondernemen. Het is al donker als Westerhof met de Canadezen in een gepantserd verkenningsvoertuig bij de Wellebrug aankomt. Die brug blijkt inmiddels door de Duitsers te zijn opgeblazen. Geschoten wordt er niet meer. De Woudsenders hebben zich na de vernieling van de brug teruggetrokken op een boerderij bij Smellebrêge. Binne Westerhof ontmoet hen daar later op de avond.  De volgende morgen gaan de Canadezen tot actie over. Zij hebben een sterke vlammenwerper ingezet, genaamd “Krokodil”, achter de brugwachterswoning en bij de boerderij van Anne Dijkstra. Hier verschuilen de Duitsers zich. De boerderij en woning gaan in vlammen op.  Dit wordt de Duitsers teveel en zij laten hun hakken zien. Zij hebben aan hun zijde 22 militairen verloren. Van NBS-zijde is alleen Jacob Cornelis Nagelhout gesneuveld. De Canadese troepen hebben vijftien Duitsers doodgeschoten en de NBS-Woudsend zeven Duitsers. Er is alleen een Canadese Brengun-carrier uitgevallen met een schot door de radiator.  Meerdere koeien bleken te zijn  doodgeschoten  en een windmotor was doorzeefd met kogels. De bomen waren zwart geblakerd door de Canadese vlammenwerpers. Nadat de gevechten waren gestopt, kwamen er uiteraard nieuwsgierige mensen langs om het slag veld te bekijken. Daarbij was de jongeman Jan van der Veer uit Elahuizen. Die maakte contact met de forse en rossig krulhaar dragende Canadese militair Alec Hill. Hij presenteerde de jongeman onverdunde rum en vroeg Jan om zoveel mogelijk over de omgeving te vertellen.

* Erwin Albrecht (schuilnaam Karl) was een Duitse deserteur. Albrecht heeft in de periode van 1935 tot 1940 in een kamp in Dachau gezeten vanwege zijn communistische sympatieën. Nadat hij vrij is gekomen, kan men zien dat zijn kaken kapotgeslagen zijn en dat een van zijn ogen uit de kas geschopt is. Zijn benen laten lelijke littekens zien. Oorspronkelijk komt hij uit de Elzas maar hij voelt zich Fransman. In Parijs heeft hij medicijnen gestudeerd. Na zijn bevrijding in 1940 heeft hij met het strafbataljon 500 bij Stalingrad in Rusland gevochten. Dit bataljon bestaat uit uit 1700 gepreste soldaten waarvan er uiteindelijk slechts 32 man overleven. Karl is één van hen. Daarna werd hij naar de Kriegsmarine overgeplaatst en op Terschelling gedetacheerd. Hij was van beroep patholoog-anatoom. Op Terschelling werkt hij in een veldhospitaal. Voor zijn werk moet hij regelmatig naar de vaste wal in Harlingen om medicijnen bij een apotheker op te halen.

Hij is heel goed op de hoogte van de Duitse militaire oefeningen en andere Duitse handelingen op het eiland. Op het Amelander Noordzeestrand heeft hij ook mijnen moeten aanleggen. Hij krijgt een vertrouwelijke band met een Harlinger apotheker. Het gevolg is dat het de Duitsers begint op te vallen dat zodra Karl naar de vaste wal was geweest, er direct Engelse vliegtuigbeschietingen in zicht kwamen als de Duitsers aan het oefenen zijn. De verdenkingen bij de Duitsers leiden naar Karl. Hij heeft dat op de een of andere manier in de gaten gekregen en is bij een volgend bezoek – in gezelschap van een Wehrmachtmeisje - aan de apotheker in Harlingen,  niet weer teruggegaan op Terschelling. Hij neemt in Harlingen de trein en ging naar Sneek waar hij werd opgevangen door Jaap Wouda. Hij brengt Karl naar politieman Attema in Woudsend. Mevrouw L. Okma-Visser durft het wel aan om Karl in huis te nemen als onderduiker. Vanuit zijn schuiladres wordt hij door Binne Westerhof in contact gebracht met de Woudsender NBS. Karl heeft zich als “Partisan” aan Westerhof, de oprichter van de verzetsgroep, aangeboden. Die zegt: “Ik vertrouw Karl helemaal. Ik wil hem bij de verzetsgroep hebben. Maar dat wordt geweigerd. Men vindt dat er geen goede Duitsers zijn”, zegt Westerhof. Als de NBS opdracht heeft gekregen om de Wellebrug te veroveren, wordt Karl er toch bijgehaald. Westerhof vervolgt: “Ik liep een risico, maar mijn gevoel zei dat het met deze man wel goed zat. Hij haatte de Duitsers meer als wij met ons allen”.

De verwonding aan de schouder van Karl blijkt mee te vallen. Een aardige verpleegster staat hem bij. Na de oorlog krijgt Karl een baan bij het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Hier gaat hij na een poosje er met de kas vandoor. Sindsdien is nooit meer iets van hem vernomen.

Deze avond laten de Duitsers de brug over het Johan Willem Frisokanaal springen. Zolang er geen noodbrug is, verzorgt en kleine veerboot nu het overbrengen van mens en goederen.

  • Jacob Cornelis Nagelhout (zie foto) was een zoon van Romke Nagelhout en Helena Maria Nagelhout – Bleeker. Jacob en zijn vader waren landbouwer van beroep. Jacob was lid van de Rooms-Katholieke Kerk en verzetslid van de NBS-Woudsend. Hij is weliswaar ongetrouwd maar al  wel verloofd met Veronica de Blaauw uit Bakhuizen, geboren op 19 augustus 1917 in Amsterdam als dochter van Sible de Blaauw en Marijke Roodhof. Jacob Cornelis Nagelhout en Maria hadden al plannen gemaakt om zo snel mogelijk te trouwen zodra de oorlog afgelopen zou zijn. Veronica trouwt later met Meindert de Ree, geboren 6 november 1911. De Ree overlijdt 2 september 1990 in Sneek waar Veronica op 2 februari 2009 overlijdt.
  • De overige leden van de verzetsgroep Woudsend hebben op de avond van de 15e april het stoffelijk overschot van Jacob Cornelis Nagelhout opgehaald en naar Jutrijp overgebracht. In het op de begraafplaats aldaar aanwezige lijkenhuisje wordt hij opgebaard omdat men die dag niet in Woudsend kan komen. Op donderdag 19 april 1945 vindt de definitieve begrafenis plaats. Tien jonge NBS-leden dragen hun kameraad naar en de kerk in waar een rouwmis wordt opgedragen. Daarna wordt de kist tussen een haag van dorpsbewoners en schoolkinderen door naar de Westsleat gedragen en in een roeiboot gezet. Tijdens het zingen van het Wilhelmus begint de roeiboot te varen. Dichtbij de Wellebrug wordt de kist weer aan land gebracht en gaat met een stoet boerenwagens naar Sneek. Bij het open graf op de R.K. begraafplaats in Sneek staan vier groepscommandanten waarvan er één van hen een eenvoudige toespraak houdt. Dan klinkt er een geweersalvo waarmee de militaire eer van N.B.S.-zijde aan een strijdmakker wordt bewezen. Een priester verricht de traditionele grafrituelen en Veronica de Blaauw uit Bakhuizen, de verloofde van Jacob Cornelis Nagelhout, spreekt een kort dankwoord. Bloemen en kransen worden op het graf gelegd en de rouwenden gaan stil terug naar huis.

Monument bij de Wellebrêge

naamplaat Nagelhout op oorlogsmonument Woudsend

Monument oorlogsslachtoffers Woudsend

De bekende Friese dichter Douwe Annes Tamminga heeft in het Fries naar aanleiding van deze gebeurtenis een ballade gemaakt. Deze ballade is te zien op het nieuwe monument (zie foto) dat op 23 juni 2013 bij de Wellebrug is geplaatst.

BALLADE FAN DE WELLEBREGE
Yn memoriam Jacob Nagelhout, fallen de 15e april 1945 ûnder Wâldsein.    

Mei sljocht boerewurk woun hy syn brea,
ear’t er foel yn ‘e striid oan ‘e Welle;

fan syn moed en syn iere soldatedea
sille letter de alden fortelle.

Hja wiene mar mei in man of tsien
tsjin fyftich swier wapene Poepen,

mar hja hawwe har plicht foar it heitelân dien
doe’t se troch it aprilgers kroepen.

In baernende pleats wie har iennichst ûntwyk
foar de wrede, fijannige kûgels.

In beam en in platte polderdyk
makken harren ta faeije fûgels.

Tusken har en de dea ien fingerbré,
en fan beam ta beam mei sprongen,

se hawwe dy tsien it dútske fé
op it lêst ta de óftocht twongen.

Hja wiene mar mei in man of tsien
en hja fochtene sûnder reserve,

mar neitiid hat it bloed fan ien
it jonge aprilgers ferve.

Hjoed lei de trijekleur op syn bier
mei dêrefter de sibben en maten.

Hy stoar, noch mar acht-en-tweintich jier,
ien fan Fryslâns frije soldaten.

In ljurk stiigde út ‘e foarge op
om syn wei omheech to kiezen.

Oer de greide klonk in kleijende rop:
‘t wémoedich liet fan ‘e skriezen.

Hy offere foar ús syn krigele lea
doe’t er foel yn ‘e striid oan ‘e Welle;

Fan syn moed en syn iere soldatedea
sille letter de âlden fortelle.