Het jaar 1945 (3)

MAANDAG 16 APRIL 1945

  • In Elahuizen werd ‘s morgens het geluid gehoord van kerkklokken. Dat was de laatste oorlogsjaren een bijzonderheid geweest. Men denkt dat het klokgeluid uit Heeg komt. Het geluid werd als bevrijdend ervaren en de bevrijdingsverwachting werd steeds groter. Met behulp van een verrekijker ziet men daar ook een Nederlandse vlag verschijnen op een boerderij in Gaastmeer. De Canadezen komen er aan!!! Later op de morgen ziet men op de Fluessen jachtvliegtuigen verschijnen ter ondersteuning van de grondtroepen.
  • Deze dag was voor de bewoners van Wijckel helemaal niet vrij van spanning. Een tiental ingezetenen van Wijckel, Balk en Harich -de meesten hadden al hun dienstplicht achter de rug- waren nu aangesloten bij de N.B.S. Zij namen het Wijckeler bos in beslag met de daarachter gelegen boerderij en verklaarden dit tot militair terrein. Hun doel was om zo nodig de brug bij Sloten te bezetten. Dit doel is echter niet bereikt omdat de Duitsers 's avond om half acht de brug in de lucht had laten vliegen.
  • De Duitsers uit Sondel vertrekken via Tacozijl naar Lemmer. Een groep van 30 terugtrekkende Duitse soldaten - via Tjerkgaast naar Lemmer - hebben in Sloten geprobeerd de “Lange Brug” (de ijzeren ophaalbrug) op te blazen. De groep had een snelvuurkanon en automatische wapens. Zij slaagden er gedeeltelijk in de brug op te blazen. Deze nacht kwam Pieter van der Hei, de oud-brugwachter op een avond bij Gerrit en Arendsje van der Hei in Sloten op bezoek. Hij droeg een band om de arm als teken dat hij ’s avonds na acht uur nog buiten mocht zijn omdat hij de brug moest bedienen voor de Duitsers.  Pieter had de boodschap voor zijn familie: “Ik doe nu jullie verduisteringsschermen naar beneden! De brug gaat straks de lucht in! De Duitsers hebben er allemaal bommen onder gelegd! En aan de bewegingen te zien, gaat het bijna gebeuren”. Zelf was Pieter al met zijn vrouw Saakje naar zijn ouders in Sloten gegaan omdat ze wisten dat dit gebeuren zou. Arendsje van der Hei was zo angstig voor het feit dat de glasruiten haar om de oren zouden vliegen, dat ze snel onder de vensterbank kroop. Na een poosje hoorden ze inderdaad een luide knal… de ruiten schudden even… en toen was het weer stil. De brug was erg beschadigd en wilde niet meer naar beneden: het middenstuk was omhooggevlogen en hing er erg kapot bij. De brokstukken van de brug dreven in het vaarwater. Maar gelukkig was het niet helemaal de lucht ingevlogen want dan waren er meer in Sloten mee de lucht ingegaan. Politieagent Scholten had namelijk vooraf met een ploegje Duitsers staan te praten op de brug. Hij had toen ineens de draden gezien die naar de bommen onder de brug leidden. Scholten had direct in de gaten wat er gebeuren zou. Hij wreef toen al keuvelende – terwijl hij de Duitsers recht in het gezicht zag - met zijn laars wat draden kapot. Zodoende ontplofte er maar één bom. De Duitsers verscholen zich snel achter de dikke palen op het fabrieksterrein waar destijds veel weitonnen op stonden.

Dit was “de Lange Brug” in Sloten. Foto HWG collectie

  • De brug moest professioneel gerepareerd worden. Zolang de brug niet hersteld was, werd men met een boot overgezet. De hameitijl, het paalwerk, de bruggenliggers en de beweeginrichting moesten worden vervangen. In de rekening staat: “Door explosie vernielde en verwrongen gedeelten gedemonteerd, gericht en hersteld; gedeelten autogeen uitgesneden en vernieuwd met elektrisch gelast verbindingen. Nieuwe lagerbus geplaatst; de lier en het brugdek hersteld”. De brug is behoorlijk snel hersteld want de gemeente Sloten schrijft dat de brug weer volledig hersteld voor een bedrag van f. 2.498,94 (€ 1100,00).Het werk werd uitgevoerd door de timmerbedrijven van firma Sijbolt de Jong uit Koudum en Jelle de Vries uit Kolderwolde. Zij hadden samen een betonbouwbedrijf opgestart. Alles moest nog met de hand gedaan worden want men had nog geen betonmixer. Hierdoor was het noodzakelijk dat men een dag en een nacht achtereen moest doorwerken omdat het beton anders niet kon harden. Aan de bouw hebben meegewerkt Auke Wolthuizen, Otte Zeldenrust uit Koudum, H. Beimin uit Koudum en Tj. Schaper uit Elahuizen. Zij staan op onderstaande foto maar de volgorde is niet bekend.

De nieuwe brug in aanbouw

  • De sabotagegroep uit Koudum verschijnt voor het eerst in het openbaar. Zij beschieten met medewerking van de verzetsgroep uit uit Stavoren een boot met Duitse militairen. Later op de avond hebben ze een SS-man gearresteerd. Bolsward, Franeker, Workum, Hindeloopen en Stavoren worden door de Canadezen bevrijd. Even na 18.00 uur rijden de Canadezen Hindeloopen binnen. Aan de andere kant van Gaasterland wordt er bij Scharsterbrug hevig gevochten. ‘s Avonds geven de Duitsers zich over. Aan de kant van de weg en in de landerijen worden negen gedode Duitse militairen aangetroffen.
  • In het boek: Land en Mens van Gaast en Klif laat schrijfster Lipkje Post-Beuckens de echtgenote van Okke Platje aan het woord. Mevrouw Platje  woonde in een boerderij in de polder bij Tacozijl en was werkzaam bij de sluiswachter. Zij vertelt over deze dag:

“Het was 16 april 1945, één dag voor de bevrijding, toen wij op Tacozijl visite kregen van 31 Duitse valschermjagers. Zij zetten hier dadelijk alles af, er mocht geen mens meer in of uit, ook mocht er niemand op de weg komen. Eerst werd ons in de sluiswachterswoning gevraagd met hoeveel personen we waren. Gewoonlijk waren wij slechts met twee personen, maar we hadden twee evacuees, Limburgers, dus waren we met z’n vieren. En dat werd genoteerd. Toen maakten ze slaapplaatsen voor zichzelf in orde. Na zeven uur mochten wij niet meer buiten komen. Bij alle hoeken van het huis stond of sliep een soldaat. ‘s Nachts kon ik niet slapen, omdat ik aldoor soldatenlaarzen op de grond hoorde. Ook was ik bang dat de ondergrondse zou komen! Daar kwam bij dat ik zo graag wilde dat de sluis en de brug gespaard bleven, hoewel ik door had, dat het dan op een schieten zou uitdraaien. De volgende dag legden Duitsers mijnen achter de dijk, alsof ze iets verwachten. Maar er gebeurde niets”.

Het vervolg van haar brief is opgenomen op 17 april 1945.

  • De boeren uit de directe omgeving van het Kamp Eisbär in Sondel worden deze morgen opgetrommeld. Zij moeten zich om 11.00 uur melden bij het Kamp met paarden en wagens om mee te helpen bij de ontruiming van het kamp. Om halfvier ’s middags vertrekken twintig wagens naar Lemmer met Duits materiaal en geweren. De boeren waren verplicht om mee te werken omdat de Duitsers dat van hen eisten met het geweer in de aanslag. Er zijn in ieder geval twee boeren bekend die niet hebben meegeholpen. Zij verstopten zich in een poel bij de Nörde. Eén van die twee was Stoffel Zandstra. Hij wilde in de buurt zijn van zijn vrouw Trijntje Schram omdat zij op 14 april 1945 bevallen was van hun zoon Tjitte Zandstra. De andere niet-meewerkende boer was Wiebe de Vries. Hij wilde niet meehelpen omdat zijn vrouw Korneliske de Vries op het punt van bevallen stond. Hij kreeg gelijk want ’s avonds om negen uur werd er een dochter geboren. Zij kreeg de zeer toepasselijke namen: Wilhelmina Juliana. Wiebe de Vries had een evacuee voor hem bereid gevonden als vervanger op te treden bij de ontruiming van het kamp. Deze evacuee was niet bang uitgevallen want hij hielp volledig mee ondanks dat hij nog nooit met paard en wagen had gereden. Toch is alles goed gegaan. Maar na de lossing van de lading en de terugkeer in Sondel was het voor de boeren nog niet afgelopen. Zij moesten nog eens naar Lemmer met materiaal, achtergebleven militairen en geweren. De “Blitzmädels” (telefonistes) hoefden niet mee want die waren al lang uit Sondel vertrokken.
  • Hâns Samplonius uit Sondel ziet de gevaren aankomen want hij noteert in zijn dagboek dat hij “met de schuilkelder aan de gang gaat”.

Om klokslag 18.00 uur laten de Duitsers in Kamp Eisbär de radarzenders en radarstuurders in de lucht springen. Ze gooien handgranaten in de verbindingscentrale en maken de Seeburg-Auswertungstisch onbruikbaar. Commandant-Oberleutnant Hans Hauenstein gaat nu met zijn manschappen naar Lemmer. Als laatste Duitsers passeren zij de betonnen brug bij Tacozijl. Ook hier willen zij de brug laten springen maar dat lukt niet direct. Eerst werd één bom geprobeerd maar dat was te weinig. Als een tweede maal nog een bom wordt gebruikt, lukt dat ook niet. Tenslotte worden drie bommen tegelijk tot ontploffing gebracht en dat lukt wel. Een dag later kunnen de Sondeler boeren hun paarden en wagens weer uit Lemmer ophalen want er is een noodbrug gelegd over de sluis. De Duitse legerbazen laten deze avond alle bruggen springen in de omgeving van Lemmer. Zij wilden zo voorkomen dat het Canadese leger hen kon bereiken tijdens hun vlucht over het IJsselmeer naar Amsterdam.

  • De kapotgemaakte bruggen waren die van Tacozijl; Sloten (gedeeltelijk), Spannenburg, Woudsend, Scharsterbrug; Echtenerbrug, Vierhuis, Tjongerbrug; Schoterzijl en enkele bruggen in de veenpolder bij Echten. De bruggen in Lemmer zelf bleven gespaard.
  • In Lemmer zijn inmiddels veel Duitse militairen aangekomen in Lemmer die allemaal naar Holland willen vluchten. Zij zitten nu binnen een cirkel van enkele kilometers bij elkaar. De geallieerden wilden voorkomen dat de Duitsers het IJsselmeer gaan oversteken en daarom worden er vanaf het begin van de avond beschietingen uitgevoerd op de Duitsers. De 12-jarige Willem van Slageren wordt om ongeveer 22.00 uur geraakt door Engels granaatvuur dat bestemd was voor de haven. De granaat was door het dak van zijn ouderlijk huis geslagen. De volgende morgen overlijdt Willem van Slageren. Die aanvallen vinden plaats vanuit Sint Johannesga met verdragende kanonnen. In de hele vroege morgen van 17 april stoppen de geallieerden met de beschietingen als blijkt dat – ondanks de beschietingen - toch 2000 Duitse militairen het IJsselmeer zijn overgestoken naar Amsterdam. Een ander verhaal vertelt dat de Duitsers waarschijnlijk richting Kornwerderzand zijn gevlucht. De dichte mist in deze nacht was uitermate geschikt om ongezien het IJsselmeer over te steken. Ook is bekend dat een groep achterblijvende Duitsers een dag later met een sleepboot is gevlucht naar Enkhuizen. Bij de beschietingen zijn er vijf inwoners van Lemmer omgekomen.

De vernielde brug van Tacozijl. Foto gemeente Gaasterland

  • In de Balkster bakkerij van De Roest wordt de nieuwe Centrale Keuken geopend. Daarvoor werden alle werkzaamheden in de Balkster zuivelfabriek gedaan. Pieter W. de Jong moet het kokswerk leren en wordt daarvoor naar Leeuwarden gestuurd om het vak in een halve dag te leren. Er wordt meestal stamppot gekookt. De aardappelen worden geschild door Lolle Slippens en Rikus Slippens. Mensen uit Balk en naaste omgeving komen op vaste tijden maaltijden halen. Leider van de Centrale Keuken is Wieberen van der Heide. De Centrale Keuken was wel al enkele maanden actief geweest in de Balkster zuivelfabriek. In februari 1945 was men er daar mee gestopt omdat er geen brandstof meer was. De directeur Dijkstra van de Zuivelfabriek wil zijn medewerking aan de Centrale Keuken niet langer verlenen omdat hij een groot meningsverschil heeft met de gemeente Gaasterland. Er is een twistpunt over de te veel gebruikte brandstof. Volgens gemeentelijke berekening zou de fabriek meer dan de noodzakelijke brandstof hebben gebruikt in de Centrale Keuken. Directeur Dijkstra is van mening dat de gemeente eerst een schuld moet betalen aan de fabriek omdat zij op 16 februari 1945 1225 kilo te weinig kolen aan de fabriek had geleverd. De gemeente bestrijdt dit met behulp van de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken. Deze Bond had berekend dat de Zuivelfabriek zelfs 3590 kilo te veel had gekregen. Directeur Dijkstra blijft bij zijn mening en weigert op zijn beurt om een sleutel af te geven van een door de gemeente gehuurd pakhuis. Doordat het pakhuis nu niet kan worden gebruikt, verrot er veel groente en is niet meer bruikbaar voor de Centrale Keuken.De schade wordt geraamd op f. 1463,531/4 (plm. € 600,00) en dat bedrag eist de gemeente nu van de zuivelfabriek. In de tussentijd is gebleken dat de Centrale Keuken niet goed heeft gewerkt want de gemeente zegt dat zij de aardappelen en de groenten door elkaar moeten stomen terwijl de Centrale Keuken nu steeds aardappelen en groenten apart kookt. Voorzitter Wieberen van der Heide van Plaatselijk Belang Balk Vooruit en burgemeester Schwartzenberg besluiten samen om met geweld toegang te krijgen tot de keuken van de fabriek omdat de directeur blijft weigeren de sleutel af te geven. Bakkerij De Roest in Balk geeft vandaag de toestemming dat de Centrale Keuken bij hem gevestigd mag worden. In de eerste week verzorgt de keuken 109 keer daags een maaltijd waarbij er veertig zijn bestemd voor het Kamp in Sondel. Hier zijn de NSB’ers opgesloten. Op 20 mei 1945 sluit de Centrale Keuken weer omdat iedereen weer op een normale manier aan zijn voedsel kan komen. De gemeente Gaasterland laat de nota voor de Zuivelfabriek niet in de lade verdwijnen en dringt nogmaals bij de fabriek aan om de openstaande nota te betalen. Uiteindelijk gaat het bestuur van de Zuivelfabriek in Balk akkoord en voorzitter J.W. de Jong verklaart dat het bestuur van de zuivelfabriek de volledige schuld van f. 1463,531/4 zal betalen.
  • De NBS-ploeg van Oudega-Elahuizen heeft vandaag pech. Zij hadden het plan opgevat om op de Fluessen een motorboot met Duitse militairen achterna te zitten die in het Heegermeer lag en naar de Fluessen zou opstomen. Op het moment dat de NBS eropaf zal gaan, weigert de motor.
  • De NBS-ploeg van Oudemirdum krijgt om 12.00 uur bericht dat er drie Duitse militairen op weg zijn naar Ypecolsga. De groep bevindt zich op dat moment in de boerderij van Gerben de Vries in Ruigahuizen. Met 5 personen onder leiding van Ede Hoekstra gaan ze naar Elahuizen en vinden daar drie Duitsers en op bevel van de meegereisde commandant Anne Tuinier pakken zij in Elahuizen de Duitsers op in de buurt van de melkfabriek. Zij waren op weg naar Woudsend. De drie militairen blijken de garnizoenscommandant (ein Leutnant) van Stavoren te zijn met een soldaat 1e klas en een rangloze soldaat. In het burgerleven waren deze personen van beroep verzekeringsagent in Maagdenburg; kleermaker in Leipzig en ingenieur in Wenen. Deze ingenieur, vertelden de twee anderen, was een luitenant en die moest je in de gaten houden. Het was een brildragende, vrij jonge, intellectuele en fanatieke man met een enigszins vertrokken gezicht. Met z’n drieën hadden ze een “Sprengcommando” gevormd. Hun taak was om bruggen in de omgeving op te blazen terwijl de Canadezen al bij de Wellebrug in Woudsend zaten. De Duitsers worden door de NBS ontwapend en in de boterkelder van de Elahuister melkfabriek achter slot en grendel gezet. De kelder heeft een deur met zware grendels en wordt niet gebruikt omdat er niemand aan het werk is. De drie Duitsers mogen vrij rondlopen in de fabrieksruimte maar werden wel nauwlettend bewaakt door verzetsmensen met stenguns.De Balkster pastoor was langsgekomen en had van de aanwezigheid van de gevangenen gehoord. Hij wilde meer weten omdat het misschien geloofsgenoten konden zijn die geestelijke bijstand nodig hadden. Hij vroeg of hij even met hun mocht spreken? Commandant Simon Tette Hofstra had dat toegezegd en de drie mannen werden tevoorschijn gehaald. Toen zij de geestelijke zagen, bleven ze van schrik bijna ter plaatse dood. Even later verklaarde de Gefreiter aan de pastoor dat ze gedacht hadden dat ze gedood zouden worden want “ze haalden ons uit de kelder en daar stond een geestelijke. Wij hebben in De Krim in Rusland gevochten. Als je daar door de partizanen gevangen werd genomen, ging je er onherroepelijk aan. Kijk, de partizanen hier hebben ons ook te pakken gekregen, maar hier zijn ze iets netter. We dachten dat ze ons eerst geestelijke bijstand zouden verlenen en dan tegen de muur zouden zetten en kapotschieten. Het zou ons niets hebben verwonderd. Maar je schrikt toch wel even”.De NBS-commandant van Elahuizen, meester Simon Tette Hofstra, loopt nu wacht bij de fabriek in een gele overall gewapend met een machinegeweer. De NBS-ploeg van Oudemirdum neemt de fietsen van de Duitsers in beslag evenals hun geweren, pistolen en handgranaten. Uiteindelijk worden de drie Duitsers overgedragen aan de NBS-commandant in de gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde. In Elahuizen was men blij met de overdracht want één van de Duitsers gaf steeds weer problemen omdat hij voortdurend wilde vluchten. De overige twee houden zich steeds rustig en hebben zich bij de gevangenneming neergelegd. In de zuivelfabriek wordt de Duitse deserteur Josef Fleck op 17 april ook een dag ondergebracht. Er zitten dan vier Duitsers in het gebouw. Maar deserteur Fleck gaat een dag later alweer weg. Zijn verhaal is in een eigen hoofdstuk opgenomen.

    De contacten tussen verzetsleider meester Hofstra en de zuivelfabriek in Elahuizen waren steeds prima geweest. Op verzoek van Hofstra heeft fabrieksmedewerker Wieger Roelevink de noodzakelijke documenten voor hem vervalst. Toen Roelevink daarmee op een bepaald moment mee naar buiten liep, is hij aangehouden, meegenomen en in gevangenschap geraakt. Na zijn vrijlating in april 1945 was Roelevink bijna onherkenbaar vanwege de mishandelingen die hij had ondergaan.

De NBS-verzetsploeg Oudega-Elahuizen bestond uit: Achteraan: Commandant Simon Tette Hofstra; Jan J. van der Veer; J. Babtist; Jarig Leenstra; Hille de Koe en Jan J. de Boer. Midden: Piet R. Veenstra; Freerk Wind; Thijs Haringsma; Joop K. Staargaard en Pier Haringsma. Vooraan: Durk R. Veenstra; A. Stellingwerf en Joh. K. Wolthuizen

Over de NBS-commandant Simon Tette Hofstra (zie foto) mag uitgebreider worden geschreven. Hij werd 7 mei 1908 in Irnsum geboren als zoon van Tette Hotze Hofstra en Bontje de Jong. Hofstra stond alleen bekend als “Meester Hofstra” omdat hij onderwijzer en hoofd van de school in Elahuizen was. Op 25 april 1934 trouwde hij in Workum met Feikje Kuipers, geboren op 17 augustus 1908 in It Heidenskip. Hofstra overleed 23 december 1990 in Wijckel en zijn echtgenote op 27 september 2002 in Wommels. Het huwelijk werd verrijkt met vijf kinderen: Foeke; Tette Hotze; Bontje Jikke; Trijntje Jacoba en Jikke Bontje.

Hofstra moest vlak voor de oorlog in militaire dienst. In mei 1940 hielp hij mee bij het verdedigen van de Afsluitdijk tegen de Duitsers. Hofstra werd krijgsgevangene gemaakt. Hij leerde daar de onmenselijke Duitse systemen kennen.

  • Na zijn vrijlating werd hij een fel lid van het verzet. Hij werd aangewezen als commandant van de verzetsgroep in zijn woonomgeving. Hij nam daarbij een groot risico voor zijn gezin met vijf kinderen maar hij voelde het als zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de maatschappij. Hij was erg integer en gesloten en zou zichzelf nimmer op de voorgrond plaatsen.  
  • Joop Staargaard was vanaf mei 1943 onderduiker bij de familie Gerben en Aaltje Klijnstra in Elahuizen. Staargeld verklaarde bij een andere gelegenheid dat hij bij deze beide mensen naastenliefde, moed en vrome vastberadenheid geleerd had. Zij hadden hem in totaal 700 dagen onderdak geboden met risico voor hun eigen leven. Zij hadden nooit een cent voor zijn verblijf willen hebben. Zij hadden hem zelfs geld willen geven voor de werkzaamheden die hij voor hen op de boerderij deed. En dat alles voor een wildvreemde jongen en alleen uit liefde voor het vaderland en de naastenliefde. Het waren geweldige mensen die gewoon deden wat zij als hun plicht zagen zonder zich daar op voor te staan. Aaltje Klijnstra-Tjalma overleed op 5 juni 1980 in het Sint Anthoniusziekenhuis in Sneek en Gerben Klijnstra overleed op 9 augustus 1985 in Koudum. Beiden zijn ook in Wijckel begraven evenals meester Hofstra en zijn trouwe echtgenote.

Toen op 4 mei 1955 het vredesbeeld in Elahuizen werd onthuld, was men Hofstra nog niet vergeten. Bij deze gelegenheid sprak Joop Staargaard over de persoon van Meester Hofstra.
“Twee jaar voorzag hij mij van distributiekaarten. Wat hij bovendien aan het verzet heeft bijgedragen heb ik in die jaren nooit helemaal geweten, daar hij een uiterst zwijgzaam mens was. Maar dat dat niet gering was is mij ook toen al verschillende malen gebleken. Naar mijn mening is hem nooit de eer gegeven die hem toekwam. Dat geldt trouwens ook voor zijn vrouw die hem altijd opgewekt en moedig ter zijde stond”.

 

 

Op de kruising van de weg Kuinre – Lemmer – Wolvega werd de in Scharl op 25 november 1894 geboren Harmen Visser (zie foto) in een hinderlaag gelokt en op zijn motor door Nederlandse SS’ers rond tien uur ’s morgens met mitrailleurvuur doodgeschoten. In de Balkster Courant van 29 april 1950 beschreef verzetswerker Benjamin H. Steegenga uit Balk deze Harmen Visser. Met feiten uit overige bronnen kan tot de volgende reconstructie worden gekomen:

Midden in de oorlog werd Harmen als opperwachtmeester van de marechaussee overgeplaatst van Urk naar Vollenhove. Hier woonde hij met zijn vrouw Sijtske Visser - Tromp, geboren 9 maart 1896 en overleden op 27 juli 1971.  Zij waren op 30 mei 1919 in Koudum getrouwd. Op 11 juni 1928 werd hun dochter Alie geboren. Zij overleed 22 juli 1997 in het Groninger Opende. Haar partner was Marten Slot, geboren 6 september 1923 en hij overleed drie jaar na zijn vrouw ook op 22 juli. Het gezin van Harmen en Sijtske bestond uit één dochter en één pleegzoon. Al vrij spoedig, hoewel hij zichzelf nooit op de voorgrond plaatste, nam hij in het verzet tegen de vijand een grote en vooraanstaande plaats in.

  • Rustig en kalm zag hij de meest gevaarlijkste karweitjes onder ogen en nimmer werd er vergeefs een beroep op hem gedaan. “Nu, dan moet het maar even wezen”, was zijn stereotype antwoord. Hij ging en volbracht wat men van hem vroeg. Voor niets en niemand was hij bang: stoer; recht door zee; koppig en eenvoudig. Uiterst rechtvaardig en daarom wat hard lijkend, maar toch, wie hem beter kende wist hoe een groot, begrijpend en medelijdend hart er in hem klopte. Belast met de geregelde bewaking van het distributiekantoor in Sint Jansklooster, bewees hij in die functie de Landelijke Hulp aan Onderduikers onschatbare diensten”. Hij zorgde voor huisvesting van onderduikers en de daarbij behorende valse documenten. Hij assisteerde bij wapendroppings en overvallen. De Duitsers kregen hem te pakken en arresteerden hem op 14 december 1944 en sloten hem op in de kazerne te Steenwijk. In de nacht van 20 op 21 januari 1945 kon hij daaruit ontsnappen. Onmiddellijk begon hij weer met zijn illegale werk. Bij zijn illegale verzetsgroep van de LO Vollenhove was Harmen Visser als verzetsman van de BS Vollenhove bekend onder de naam “Oom Willem”. Harmen Visser had deze dag bericht gekregen dat er twee Duitse militairen in de boerderij van Dubbelt Postma bij Schoterzijl zaten. Hij ging mee als gids met een wit vlaggetje als onderscheidingsteken. Voorop reed een Canadese brencarriër en daarachter Harmen Visser op de motor. Daarachter reed weer een Canadese brencarriër en de rij sloot met een grote personenauto waarin 7 KP-mensen zaten: Rozema, Rodermond, twee broers Buimer, van Loon, De Koning en Jalink. Al snel bleek nu dat er wel vijftig zwaarbewapende Nederlandse SS ‘ers zaten die op de vlucht waren naar de Afsluitdijk. Honderd meter voor de boerderij van Postma stopte de voorste brencarriër en daardoor raakte Visser met zijn motor de rupsketting van de brencarriër.

    Hij kwam hierdoor ten val en ging in dekking aan de oostzijde van de dijk. Leden van zijn groep gingen onder dekking van de dijk naar voren richting boerderij Postma om te verkennen of zich daar SS-ers hadden genesteld. Op hetzelfde moment klom Visser tegen de dijk op om te controleren of de motor schadevrij was gebleven. Toen hij zich over de gevallen motor boog, werd hij beschoten vanaf de windmolen aan de overzijde van de Tussenlinde.

    Een schot trof hem dodelijk in de slaap en in plaats van overgave, hadden de SS-ers toch nog een slachtoffer gemaakt. De colonne verzamelde zich onmiddellijk en trok terug via Kuinre richting Blokziji, met achterlating van de gesneuvelde commandant Visser en diens motor. De tevoorschijn gekomen SS-ers gaven de burgerij opdracht het stoffelijk overschot van Visser, door de SS-ers beroofd van waardevolle zaken, te begraven langs de dijk en namen de motor mee als oorlogsbuit.De motor is later in beslag genomen in Noord-Holland. De motor was nog steeds in het bezit van een SS-er. De volgende dag werd het lichaam van Visser weer opgegraven en naar Vollenhove overgebracht naar een baarhuisje waarna het werd opgebaard in de Grote Kerk. Van hieruit werd hij op 21 april 1945 in Vollenhove begraven. Op 20 december 1945 is zijn lichaam overgebracht naar de begraafplaats in Oudemirdum in vak R-nummer 6. Bij die herbegraving waren vele mede-verzetsstrijders van hem aanwezig. Als geboren Fries wilde hij begraven worden in Friese grond die hem zo lief was en dan met name Gaasterland. Zijn naam staat op een gedenksteen aan de Zeedijk aan de zuidkant van Schoterzijl. In Emmeloord werd direct na de oorlog een belangrijk plein - het Harmen Visserplein - naar hem vernoemd.

 

 

 

 

Harmen Vissers grafsteen in Oudemirdum

  • Bij Warns blazen de Duitsers de brug op die over de Warnservaart ligt. Eerst op 13 juni 1945 wordt er een nieuwe verbinding gemaakt.
  • Simon en B. Stegenga vertrekken als ambtenaren bij het evacuatiebureau. Zij sluiten zich aan bij de NBS. J. Bartels krijgt de verantwoording voor de financiële administratie en de behandeling van lopende zaken. Zijn salaris wordt verhoogd van f. 1110,00 naar f. 160,00. Hij vertrekt alweer op 20 juni 1945. In zijn plaats wordt J. Franzen (geboren18 september 1917) aangesteld voor een salaris van f. 145,00 per maand. Bartels heeft zoveel werk dat hij een assistent krijgt toegewezen. Het is de 21-jarige W.F.M. Jansen, Mts student. Zijn taak bestaat uit het typen van de uitkerings- en ziekenfondsstaten. Zijn salaris wordt vastgesteld op f. 125,00. Het wordt zo druk dat er weer een extra administratieve kracht aan het bureau wordt toegevoegd. Het wordt de 39-jarige, gehuwde, B.C. Verhaal. Hij wordt belast met het bijhouden van de kaartsystemen. Zijn salaris wordt vastgesteld op f. 125,00. Het aantal evacuees is erg hoog. Op 7 en 8 mei 1945 worden twee dames voor een bedrag van f. 0,50 per uur aangenomen als hulp voor de dienstdoende ambtenaren.
  • Het aantal vluchtelingen bedraagt op:
    1 januari 1944       25 personen
    1 juli 1944              42 personen
    1 januari 1945     181 personen
    1 april 1945         840 personen
  • Zodra de schemering is aangebroken, verzamelt de NBS van Bakhuizen zich met 10-12 personen. Het doel is om de terugtrekkende fietsende Duitsers in een hinderlaag te laten lopen in een bosrijk gebied nabij Rijs. Het plan is om een touw over de weg te spannen. Precies op het moment dat de Duitse militairen zullen passeren, zal het touw door de NBS strak worden getrokken. In de dan ontstane verwarring bij de vallende Duitse fietsers zal  de NBS Bakhuizen aan beide zijden van de weg het vuur op de vijand openen en er zoveel mogelijk Duitsers doden.

Drie NBS-leden van Bakhuizen op de uitkijk aan de Mientwei op Rijs.

Het is inmiddels donker als er een grote groep vijandelijke militairen op hun fietsen Rijs naderen. Zij zijn op de vlucht en tot aan de tanden toe bewapend met niet alleen geweren en kleine wapens, maar ook met machinegeweren en handgranaten. Gezien het grote aantal goedbewapende militairen verandert de NBS-commandant van gedachten en fluistert tegen zijn mannen om maar niet te schieten tegen zo’n grote overmacht van mens en materiaal. De Duitsers werden ongemoeid gelaten. De Duitsers hebben de groep niet opgemerkt in de bosjes en fietsen verder in oostelijke richting. Later zal blijken dat deze groep Duitsers door het Canadese leger is ingerekend en krijgsgevangen gemaakt. Door gezond verstand van de NBS-Bakhuizen is er in Rijs een bloedbad voorkomen.

Alle leden van de NBS-Bakhuizen.

Op de foto zittend v.l.n.r.:

Rinke Mous, garagehouder en autoverhuurder uit Bakhuizen.

Harmen Keuning, eerst visserman van Mirns en later sluiswachter in de Noordoostpolder.

Rinse Visser, de NBS-commandant van de mannen met de witte banden om de arm. Hij woonde in Bakhuizen en hij was later schoolmeester in Leeuwarden.

Johannes Weersma, werkte een lange reeks van jaren in de Rekkense inrichtingen. Dat was een voormalig veengebied ten noorden van het dorp Rekken. Het gebied is in het begin van de 20e eeuw ontgonnen door en ten behoeve van de Rekkense inrichtingen. De oorspronkelijk verpleegden waren mannen die ter beschikking gesteld waren van de regering. Zij hebben samen met hun begeleiders met eenvoudige middelen het veen ontgonnen en omgevormd tot een landelijke, agrarische omgeving.
Terug in Bakhuizen helpt Johannes onderduikers aan een adres en bezorgt hen bonnen. Als hij 50 mensen geholpen heeft, wordt het te gevaarlijk. Johannes Tjeerds Bult neemt de bonnendistributie over en Rintje Mulder bezorgt ze bij de onderduikers. Manus Durks Mous zit ook in het verzet en hij verstrekt de onderduikers ook bonnen.

Geert van Dijk, student in Balk, kleinkind van de oude dominee Van Dijk uit Oudemirdum. Hij zat ondergedoken bij Jan Keulen.

Piet van der Hof, aannemer in Bakhuizen

Henk van der Bos (echte naam Dupont) woonde in Delft. Hij zat ondergedoken bij weduwvrouw De Jong aan de Hollewei in Bakhuizen.

Jan Johannes Konst, eerst woonachtig in Bakhuizen en later in Amsterdam.

Staand v.l.n.r.:

Wiert Meter. Hij was 8 december 1889 in Bierum geboren. Vanaf 1927 tot juli 1945 was hij vanuit Rijs e.o. werkzaam als commies-dienstgeleider der Directe Belastingen Invoerrechten en Accijnzen. Op 10 september 1945 vertrekt hij met vrouw en drie kinderen naar Appingedam. Zijn functie bracht mee dat hij buiten de spertijdregeling viel en daardoor een mooie dekmantel was voor zijn verzetswerk. Bé Meter heeft als inwonend kind meegemaakt dat zijn ouders zich ontfermden over 3 gehavende mannen die in de woonkamer lagen. Later bleek dat de mannen uit de gevangenis van Leeuwarden waren bevrijd. Meter woonde in het Rijsterbos en heeft V2 berichten doorgegeven aan een geheime zender in Hindeloopen.

Augustinus (Tinus) Mous, geboren 3 december 1909, de latere directeur van de Mousfabriek in Bakhuizen. Pilotenhelper en actief NBS-lid. Aan hem werd het Verzetsherdenkingskruis toegekend.

Atte van der Werf, later wonend in Groningen en werkzaam bij de politie.

Pater Adrianus J.H. Schellaert. Hij was een steunpunt voor de NBS-leden en stond hen altijd geestelijk bij. In 1946 woonde hij aan de Druivenstraat 14 en Den Haag. Daarna vertrok hij naar het buitenland als missionaris.

Gooits Postma uit Bakhuizen. Zij was de koerierster vanaf januari 1944. Fonger Mous had haar hiervoor aangezocht. Hij had een eerste L.O. samenkomst georganiseerd waarbij meester Bubberman aanwezig was; Jan Konst, Rintsje Mulder, Teunis Bubberman en Gooits Postma. Anderhalve week later de tweede bijeenkomst en daar waren Tinus Mous en Joh. Bult aanwezig. Hier werden onderlinge afspraken wie de zorg kreeg voor een bepaalde persoon. Geld werd maandelijks opgehaald bij vertrouwde personen. Dat waren W. Draaijer, Wed. J. Feenstra, R.R. Visser, Y. Albada, L. Tjalma uit Mirns: J.B. Schurink uit Rijs en L. Schaap, H. Visser en S. Postma uit Bakhuizen Drie maandelijks werden gelden opgehaald bij H. Folkertsma, Harmen Keuning en Baron van der Feltsz uit (tijdelijk) Mirns; J. Wiersma, Atte van der Werf. Leentje van der Werf uit Bakhuizen en Willemke Haringsma uit Den Haag. Het bedrag werd bij Fonger Mous ingeleverd.  Fonger Mous (“De Lange”) repareert pistolen tijdens de vergadering. De groep gaf elkaar raadgevingen zoals niet optreden in café’s, niet op Rijs; niet bij zee/niet/weinig in de kerk en geen contact met de andere sekse.  Gooits fietste regelmatig naar Benjamin Herre Steegenga in Balk om oorlogsboodschappen en waarschuwingen op te halen of te brengen. Zij had ook de opdracht gekregen om uit te zoeken wat er allemaal ten tijde van de V2 in Rijs en directe omgeving gebeurde. Verder begeleidde zij belangrijke illegale personen uit de top van het landelijk verzet naar adressen ergens in Friesland. Visserschippers uit Mirns hadden deze mannen meegenomen vanuit Holland over het IJsselmeer. Na aankomst in het haventje van Mirns werden zij overgedragen aan Gooits Postma die voor de verdere begeleiding en vervoer zorgde. Zij had ook een klein Joods jongetje “Dicky” in huis genomen als onderduiker.

Teunis Bubberman, schoolmeester, geboren 21 december 1904 in Rotterdam. Hij was bij de LO. Zijn echtgenote was Adriana Steketee. Het gezin woonde met zes kinderen aan het adres Middenpaed 2 in Bakhuizen. Hij was een van de mannen die onderduikers aan onderdak hielp. Op 1 augustus 1956 vertrekt hij met vrouw en zes kinderen naar Godlinze in Groningen.

Tsjerk de Blaauw uit Bakhuizen. Hij had een landbouwmechanisatiebedrijf.

Niet op de foto staan Johannes Tjeerds Bult en Fonger Manus Mous, geboren op 7 september 1914. Mous heeft als schuilnaam de Lange. Fonger Mous is de leider van de groep. Zij beroep was radiotechnicus en lid van de LO. Hij was onderduiker in Bakhuizen geworden na een overval door de Grüne Polizei in Hilversum. Fonger Mous had Jan Konst, Pater Adrianus J.H. Schellaert en Gooits Postma overgehaald om illegaal werker te worden. Eerst was Fonger alleen verzetswerker in Bakhuizen en daarna bij de groep Boonstra en Wiersma uit Joure die Joden een onderduikadres verschaften. Later werkte hij voor de LO. In groepsverband heeft hij 120 onderduikers geplaatst en verzorgd. Hij heeft ongeveer tien Joden, afkomstig uit Amsterdam, Bussum of Den Haag geholpen. Tijdens de oorlog was hij werkloos en maakte al zijn spaarcenten op. Ook heeft hij 10 valse persoonsbewijzen kunnen leveren. Vijfentwintig bestaande persoonsbewijzen heeft hij vervalst of gewijzigd. In groepsverband heeft hij nog ongeveer vijftig Z-kaarten kunnen uitgeven. Hij zamelde ook regelmatig gelden in voor de LO en de illegale pers. Hij heeft zelf berekend dat hij f. 200,00 (€ 90,00) voor de illegale pers heeft opgehaald en f. 5500,00 (€ 2500,00) voor de LO en NSF.

De Bakhuister verzetsgroep had bij Rein Hiemstra op de Schouw aan de Mardersloot in Oudemirdum geleerd om met wapens om te gaan. Zij kregen 4 of 5 instructielessen van hem bij de Schouw in Oudemirdum en een les in het Rijsterbos. Bij de lessen is nooit geschoten want dat was te gevaarlijk. Hiemstra was tijdens de mobilisatie van 1939/1940 onderofficier geweest en zodoende was hij met het wapengebruik behoorlijk op de hoogte. Hij had in zijn diensttijd regelmatig wapentheorie moeten geven. In het Rijsterbos had men eerst de wapens verstopt die van wapendroppings afkomstig waren. Vlak voor de bevrijding werden ze weer opgegraven. Daarom was hij de juiste man om het gebruik van het nieuwe stengun aan te leren. Hij werkte in de Zuivelfabriek in Balk. Als hij les wilde gaan geven dan gaf hij dat door aan Johannes Tjeerds Bult en die trommelde op zijn beurt alle leden op voor de theorielessen.

Een koerierster was ook Stijntje Catharina (“Stien”) Bult – Popma, geboren op 26 maart 1916 in Gaast en overleden op 20 mei 2005. Zij deed dat verzetswerk niet in Gaasterland. Door haar betrokkenheid bij bijna alle Bakhuister verenigingen en evenementen dachten velen dat zij altijd in Bakhuizen had gewoond. Eind 1946 was zij in Bakhuizen komen wonen door te trouwen met kweker Johannes Pieter Bult, geboren op 28 april 1914 die bij een verkeersongeluk kwam te overlijden in Groot Ammers op 2 juli 1976. Zij bleef als weduwe de kwekerij voortzetten met 4 kinderen. Haar verzetswerk bestond uit het overbrengen van berichten uit Gaast naar Makkum en andersom. Tussendoor moest zij geheime boodschappen brengen in Zwolle. Dat vonden de Duitsers niet leuk en zetten haar achter de tralies. Zij wist haar daaruit te bevrijden. Voor al haar werkzaamheden werd zij onderscheiden met het verzetskruis en de eremedaille in de orde van Oranje Nassau.

De dankbare onderduikersfamilie IJs Visser heeft onderstaand gedicht gemaakt.

Gedicht van een dankbare onderduikersfamilie Vissel.