Het jaar 1945

MAANDAG  1 JANUARI 1945

  • De gemeente Gaasterland maakt enkele cijfers bekend van de situatie op 1 januari 1945.

Inwoners: 6398: Onderverdeeld in 2098 burgers; 2000 boeren en 2300 arbeiders.
Er staan in de gemeente 25 schuren, 1 fabrieken, 12 scholen en 4 andere gebouwen.
Verder zijn er 2426 woonhuizen en 490 boerderijen.
In deze woningen en boerderijen verblijven gezamenlijk 427 evacués. Op 1 mei 1945 zijn er 825 Limburgse evacués en 900 geregistreerde vluchtelingen gehuisvest in de gemeente Gaasterland.

  • De Gewestelijk Commandant van de N.B.S. in Friesland draagt iedereen op om discipline en geduld te hebben. Hij vaardigt een verbod uit om te vroege acties tegen de Duitse troepen te ondernemen.

WOENSDAG 3 JANUARI 1945

In de vroege ochtend stopt een Duitse overvalwagen bij de winkel van Wiepke Hof in Echtenerbrug. In de winkel wordt de 26-jarige verzetsstrijder en onderduiker Luitjen Mulder (schuilnaam Louis Molenaar) uit de Brekkenpolder bij Lemmer door de Duitsers opgepakt. Luitjen Mulder en zijn ouders wonen aan de Doraweg in de Brekkenpolder bij Lemmer. Hij was boerenzoon met onderwijzersakte en nog zonder werk.

De boerderij van Johannes Mulders en zijn vrouw Piertje Hospers in de Brekkenpolder. Zij hadden 4 zonen: Egge, Hendrik Luitjen en Jelle. Later hertrouwde Johannes met Aaltje van den Berg, bij wie hij nog een zoon Bouwe kreeg.

Luitjen Mulder

  • Luitjen Mulder was onderduiker geworden omdat hij geweigerd had voor de “Arbeidseinsatz” te werken. Ook zijn medestrijders Wiepke Hof, winkelman, en Roelof Knol (hij noemde hem Wim Reijnders) worden daar van het bed gelicht. Hof en Knol worden op 17 maart 1945 met nog 8 anderen in Dunegea doodgeschoten. Tot die 8 slachtoffers behoren ook Jeen Hornstra uit Wijckel en Yde Yntema uit Hemelum. De overval van deze vroege morgen kwam zo onverwacht dat Luitjen Mulder, Wiepke Hof en Roelof Knol nog op bed lagen. Ze waren moe omdat ze de afgelopen nacht veel illegaal werk hadden gedaan. Een boot in Echtenerbrug - met Duitse schipper – lag volgeladen met rogge en bestemd voor Duitsland. Dit wilde de Knokploeg niet laten gebeuren en daarom was het schip leeggehaald en de  rogge in 140 zakken gestopt. De zakken werden allemaal vervoerd naar een veilige illegale opslagplaats in de christelijke school. De zakken werden door de stortkoker voor kolen naar boven getakeld en opgeslagen in de kolenruimte op het dak. Na dit karwei gingen Luitjen en Roelof om vijf uur 's morgens naar de winkel van Wiepke Hof om daar te slapen. Normaal sliepen zij altijd bij Albert Koopman, een zwager van Wiepke Hof die tegenover de pastorie van de Gereformeerde Kerk woonde.Maar Albert’s vrouw Trijntje  (Hof) zou die nacht waarschijnlijk gaan bevallen en daarom weken de beide heren uit naar de winkel van Wiepke Hof. Bij de aanhouding door de Sicherheidsdienst lieten ze Luitjen Mulder direct weten dat zij op de hoogte waren van de activiteiten van Luitjen’s knokploeg. Over de mogelijkheid van verraad had Luitjen nog met zijn vader gesproken toen hij de laatste keer thuis was geweest. Hij was bang dat al zijn werk hem in gevaar bracht. Later bleek dat de Duitsers in totaal vier namen hadden doorgekregen bij folteringen in de gevangenis van Crackstate in Heerenveen op 2 gearresteerde KP'ers van 24 oktober 1944 en 20 verzetsstrijders op 29 december 1944 uit de omgeving van Diever en Noordwolde. Zij waren op de hoogte van al het werk door de verzetsgroepen uit Echten en Echtenerbrug. De namen van Luitjen Mulder, Roelof Knol, Wiepke Hof en Albert Koopman werden bij de martelingen genoemd. Na de arrestaties van vandaag in Echtenerbrug worden de drie mannen overgebracht naar de gevangenis Crackstate in Heerenveen. Tot zijn dood  - 5 dagen later - moet Luitjen wrede, barbaarse en onmenselijke behandelingen ondergaan onder leiding van SD Hauptstürmführer Erich Kronberger. De geluiden van de folteringen dringen tot in de gevangenis door. Het zijn zulke vreselijke geluiden dat medegevangene dokter Thomas Verdenius uit Wolvega, zichzelf van het leven beroofde op 5 januari 1945. Wetende dat hij hetzelfde lot moet ondergaan, heeft hem tot deze wanhoopsdaad gebracht.  Al in de allereerste nacht van 3 op 4 januari wordt Luitjen zwaar mishandeld tijdens zijn eerste verhoor. De volgende nacht moet hij weer onmenselijke folteringen ondergaan. Later is bekend geworden dat hij onder anderen tegen een hete kachel is gedrukt. Hij werd op een tafel gelegd en daar stonden vijf mannen rondom die hem schopten en sloegen. Verscheidene inwendige organen moeten door deze behandeling òf beschadigd òf volkomen vernield zijn. Hij kreeg geen geneeskundige hulp. Als een lichamelijk wrak wordt hij na iedere marteling in zijn cel gesmeten. Hij is kapot gebeukt.  Nooit heeft hij een woord gezegd. Luitjen zocht en vond troost in het gebed.
  • Wie was Luitjen Mulder en wat waren zijn illegale activiteiten? Luitjen Mulder had de onderwijzersakte behaald op de Christelijke kweekschool in Sneek. Omdat er voor Luitjen nog geen werk als onderwijzer was geweest, had hij de baan aangenomen van administrateur bij het waterschap “De Brekkenpolder” en administrateur bij scheepswerf Arie de Boer in Lemmer. . In 1943 werd hij, evenals andere jongemannen, opgeroepen voor Duitsland. Hij dacht er in de verste verte niet aan om naar Duitsland te gaan en daarom was hij ondergedoken. Overdag zwierf hij door de Brekkenpolder en omgeving en ‘s nachts was hij thuis in de ouderlijke afgelegen boerderij. Dit leven beviel Luitjen niet. Hij was vervuld van afkeer tegen Duits gezag in Nederland. Moest hij dat gedrag dan maar blijven slikken? Of kon je je er ook tegen verzetten? Luitjen zocht contact met zijn neef Benjamin Herre Steegenga uit Balk met de vraag of hij tot het verzet kon worden toegelaten. Hij werd lid van de LO en KP Lemsterland. In het verzetsverhaal van Benjamin Herres Steegenga staan meerdere bijzonderheden over Luitjen Mulder.
  • Steegenga had overal zijn contacten. Via de heer Onderweegs, gemeente-ambtenaar en dominee Wessels van de Gereformeerde Kerk, allen woonachtig in Lemmer, kwam Luitjen bij de verzetsbeweging van Echtenerbrug. De taak van Luitjen  bestond uit het verspreiden van illegale lectuur; het verzorgen van piloten en tenslotte de distributie van gedropte wapens.Verder was hij lid van een uit 6 personen tellend vuurpeloton. Dit vuurpeleton schoot op 21 augustus 1944 om 01.30 uur in Echtenerbrug de op 28 april 1918 in Groningen geboren Harm Jans Huls dood. Het vuurpeloton bestond uit Luitjen Mulder; Philippus Spits; Roelof Knol; Jan Zustering, Jan Hoornstra en Gerrit Loman. Huls moest dood omdat gebleken was dat hij een handlanger van de Duitse Gestapo was. Hij woonde als fanatieke kostganger bij Samplonius in Kuinre. Hier werd hij door de KP Echten opgepakt en naar Echten overgebracht voor een diepgaand verhoor. Nadat hij zijn wandaden bekende heeft het vuurpeloton het vonnis voltrokken.

DONDERDAG 4 JANUARI 1945

  • De werkzaamheden in het Duitse kamp in Sondel gaan gewoon door, schrijft Hâns Samplonius uit Sondel. Hij had vandaag tijdens deze ietwat winterige dag daar weer moeten werken. De werkzaamheden bestonden uit steenbreken en plaggensteken bij het noordelijk hoorapparaat.

 VRIJDAG 5 JANUARI 1945

  • Vandaag moet Hâns Samplonius in het Duitse kamp in Sondel aan de slag met “ houtzagen, turf lossen enz.”

ZATERDAG 6 JANUARI 1945

  • Ook vandaag heeft Hâns Samplonius uit Sondel weer verplichte arbeid voor het Duitse kamp. Hij moet ’s morgens al om 8 uur bij het kamp zijn. Van daaruit moet er naar Sloten worden gereden om turf te laden uit een schip. ’s Middags om half vier is hij klaar met zijn opdracht. De jeugd in Sloten zorgde ervoor dat de bolderwagens dichtbij de steegjes even een kleine opdonder kregen. Daardoor vielen er meestal wel wat turven van de bolderwagens. De jeugd stond verscholen op wacht en waren er dan als de kippen bij om de turf op te pakken. Men kwam vaak met handen vol  turf thuis in die periode dat er weinig brandstof was.  Dit werd ook vaak gedaan in Sloten tijdens de suikerbietencampagne tot aan de opening van de rondweg op 17 juni 1958. Tot die tijd moest alle verkeer door de nauwe Sleattemer straatjes. Bij de suikerbieten schudde de jeugd voor een zakcent aan de schotten van de bietenwagen en dan vielen er altijd bieten van de wagen. Na de oorlog zette die traditie zich voort. De geraapte bieten werden aan Hompie Poepjes in Sloten verkocht en die voerde ze weer op aan het vee.
  • MAANDAG 8 JANUARI 1945
  • In Gaasterland ontvouwt zich een prachtig winterlandschap want alles ligt onder een sneeuwdeken. Hoe anders is het vandaag voor de in Follega geboren Luitjen Mulder en zijn familie en vrienden. Om elf uur ’s morgens overleed Luitjen Mulder in de gevangenis Crackstate in Heerenveen onder zwaar lijden in het bijzijn van zijn medegevangene, politieman D. Poelstra uit Noordwolde. In de nacht van 3 op 4 januari en van 4 op 5 januari was hij zo zwaar mishandeld en verhoord dat de dood hierop wel moest volgen. De SD’ers waren van ‘s avonds 7 uur tot nachts 2 uur met hem bezig geweest. Nachts werd hij weer in de cel gezet bij zijn medegevangene Poelstra. Deze had Luitjen Mulder vaak horen bidden. Hij was letterlijk doodgetrapt en doodgeslagen. Zijn nieren waren zo kapot dat hij niet meer kon plassen. Van onderaan de knieholten tot de nieren was Luitjen blauw-zwart geslagen. Er werden barbaarse foltermethoden toegepast zoals het klemmen van de vingers tussen een combinatietang en het wringen van het hoofd tussen de stoelrugleuning. Hierna werd getracht het slachtoffer te wurgen met een deken.  Hij had het vertikt om ook maar een woord tegen de beulen in Crackstate te zeggen. Het lijden was hem teveel geworden en hij had aangegeven graag te willen sterven. De Duitsers hadden de familie verteld dat hij naar Duitsland was afgevoerd maar de familie geloofde dat niet. Waar hij dan wel was, kon niemand vertellen.

    Met de dood van Luitjen Mulder was hij één van de 3200 personen in Nederland die zonder een gerechtelijk vonnis door de Duitsers zijn vermoord. Na de bevrijding verklaarde SS Hauptstürmführer dat Luitjen aan difterie gestorven was. In de cel verbleef ook veearts de Boer die verklaarde dat de dood waarschijnlijk gekomen was door een niervergiftiging. Celgenoot Poelstra verklaart na de bevrijding dat Luitjen Mulder zich “schitterend” gedragen heeft bij de folteringen en martelingen. Hij heeft geen woord losgelaten over zijn periode bij de LO en KP. De Duitse sadisten durfden het lijk niet vrij te geven, noch te laten begraven. De hoofdschuldigen van dit drama waren waarschijnlijk de Belg Adolf de Reyck en de Duitse Hauptstürmführer Walter Paarmann. Daarom werd besloten dat zij zelf het lichaam van Luitjen Mulder zouden laten verdwijnen. Na de bevrijding verklaarden zij dat het lichaam naar Duitsland was gebracht. Maar dat was een grote leugen. Wat ze wel deden: De handen en voeten van Luitjen Mulder werden bijeengebonden met prikkeldraad. Het lijk werd zwaarder gemaakt met de verpakking van een auto-as en onder het ijs geschoven bij de Fammenrakken tussen Sneek en Joure. Hier werd het door een schipper aangetroffen en Benjamin Herre Steegenga slaagde er in het lichaam te identificeren. Hoe hij daarin slaagde is opgeschreven in het verhaal over Benjamin Herre Steegenga in het hoofdstuk Personen.

    De familie Mulder heeft een rouwkaart laten drukken en rondgaan met daarin de opmerking dat het leven van Luitjen Mulder een leven was van belijden. De uiteindelijke begrafenis vond plaats met militaire eer en veel belangstelling op dinsdagmiddag 7 augustus 1945. De rouwdienst was in de Gereformeerde kerk van Lemmer waarbij dominee L.W.Wessels voorging als predikant. Hij koos als onderwerp voor de rouwdienst de woorden uit het laatste gedeelte van 2 Samuel 1: “Davids klaagzang over Saul en Jonathan”. Na afloop gingen de bezoekers – voorafgegaan door de NBS – naar de algemene begraafplaats in Lemmer. De baar was bedekt met drie kransen en de Nederlandse vlag. Nadat de NBS geweersalvo’s had laten horen bij het graf sprak Ds. Wessels nog enkele woorden. Hij sloot af met gebed. Luitjen Mulder is begraven in het oude gedeelte van de begraafplaats in Lemmer, rij 22,nummer 16. In Lemmer is er een straat naar Luitjen Mulder vernoemd.

Na afloop gingen de bezoekers – voorafgegaan door de NBS – naar de algemene begraafplaats in Lemmer. De baar was bedekt met drie kransen en de Nederlandse vlag. Nadat de NBS geweersalvo’s had laten horen bij het graf sprak Ds. Wessels nog enkele woorden. Hij sloot af met gebed. Luitjen Mulder is begraven in het oude gedeelte van de begraafplaats in Lemmer, rij 22,nummer 16. In Lemmer is er een straat naar Luitjen Mulder vernoemd.

 

DINSDAG 9 JANUARI 1945

  • Wilhelmina Johanna Kolhoff - Riemersma uit Sloten was getrouwd met Arend Kolhoff. Kolhoff was hoofd van de christelijke lagere school in Sloten. In de nacht van 8 op 9 januari 1945 beleefde Mevrouw Kolhoff een angstig avontuur aan boord van het schip Groningen IV vanwege een aanvaring op het IJsselmeer met de Lemster boot Jan Nieveen. Dochter Alie Feenstra-Kolhoff heeft dit angstige avontuur beschreven in de Balkster Courant van 12 januari 1995.

Inwoonster Sloten passagier van de gezonken Groningen IV. 

SLOTEN. Dit waar gebeurde verhaal speelde zich af in de nacht van 8 op 9 januari 1945. Het avontuur begon in Sloten en eindigde rampzalig op het IJsselmeer. Nederland zuchtte onder de zware druk van de bezetter. Het jaar daarvoor leek het zo hoopvol, toen de geallieerden terrein wonnen in het zuiden. De slag om Arnhem sloeg echter alle hoop te pletter. Toen moest men de beruchte hongerwinter nog door alvorens de vrijheid te kunnen vieren. Vooral in het westen was de nood hoog: geen voedsel.

Bij de familie Kolhoff in Sloten kwamen ook de trieste berichten van hongerende mensen binnen. Die verschrikking kwam des te dichter bij toen ze ondervoede evacué’s zagen die in Sloten ondergebracht werden. De Kolhoff’s konden het niet verdragen dat ook familieleden in Amsterdam in 'zo’n toestand moesten leven. Ze besloten er iets aan te gaan doen, maar hoe? De heer des huizes kon zich niet permitteren de weg op te gaan, de Duitsers pakten zovelen op om tewerkgesteld te worden in Duitsland. Dan mevrouw Kolhoff maar. De Lemmerboot zou de enige mogelijkheid zijn. Maar hoe daar te komen? Allerlei gedachten, allerlei bezwaren ook, bestormden hen, maar wanneer zij aan de situatie van de verre familie dachten werd het besluit gauw genomen: mevrouw Kolhoff zou gaan!

De voorbereidingen werden snel getroffen. De laatste goede banden werden om de fiets gezet en plaatsgenoten hielpen vlees, boter, kaas, roggebrood en melk te verzamelen. Op de middag van 8 januari gingen de gordijnen al vroeg dicht bij de familie. Niemand had er immers iets mee te maken welke plannen er gesmeed werden. De deur ging op slot, de fiets werd in de keuken gezet. Een grote koffer kwam achterop, de fietstassen werden volgestouwd, en mevrouw Kolhoff? Zij werd twee keer zo rond als normaal. Onder een wijd windjack verstopte ze de boter en kaas. In een tas aan het stuur kwamen nog enkele flessen melk en dan was alles in gereedheid. Een onzekere en barre tocht over bevroren wegen kon aanvangen. De eerste kilometers ging het goed, maar Sondel, waar een Duitse wachtpost was, was een knelpunt. Controle kon ze niet gebruiken. Het dorp lag echter vredig tussen de bomen en niemand wist van die eenzame vrouw, die onzeker het kleine weggetje naar Lemmer insloeg. Aardedonker was het daar en glibberig. Zo nu en dan stapte ze af, de fiets was ook zo zwaar. Bij Tacozijl sloeg de schrik haar om het hart; op het laatste moment ontdekte zij dat ze voor open water stond. De brug was opgeblazen en voorzichtig moest ze de noodbrug zoeken.* (Dit is niet juist. De brug is door terugtrekkende Duitsers opgeblazen in de avond van 16 april 1945. (jgv.) Na vele uren kwam ze in Lemmer aan en tot haar opluchting kon ze zonder contrôle aan boord. Ze zocht een plaatsje onder in de boot, de fiets kwam in het ruim. Zij kon nu wat uitrusten en de hoop nam toe dat het avontuur zou lukken toen de boot om 11 uur ’s avonds wegvoer.

Maar helaas ..... Na ongeveer drie kwartier varen hoorde men een enorme klap, het schip dreunde. De passagiers raakten in paniek en renden naar het dek. Mevrouw Kolhoff verzamelde haar bagage en toen zij bovenkwam, was er een en al herrie en paniek. De Jan Nieveen had hun boot, de Groningen IV, geramd. Deze was dusdanig opengereten, dat de passagiers zo snel mogelijk van boord moesten. De Jan Nieveen kwam langszij. Sommigen wachtten daar niet op en sprongen in paniek overboord.

Het overstappen ging moeizaam omdat er veel gedrang was. Mevrouw Kolhoff kwam bij het overstappen lelijk ten val en de bril vloog het water in. Maar zij kwam veilig op de Jan Nieveen met de bagage. Maar zo veilig was het ook weer niet. Er waren daar nogal wat Duitsers aan boord, die het toezicht hadden over Nederlanders die te werk zouden worden gesteld in Duitsland. De Groningen IV werd op sleep genomen, maar de boot ging gevaarlijk hellen en toen klonk het Duitse bevel: "kappen die boot!”. En tot grote ontsteltenis zag men de Groningen IV langzaam wegzinken. Niemand wist toen dat er in de kajuit nog veertien mensen zaten, waarvoor geen redding mogelijk was. Om 2 uur ’s nachts stond men weer aan de wal in Lemmer. Helaas had mevrouw Kolhoff ook moeten toezien dat de Duitsers haar levensmiddelen afpakten. Het was wel erg, maar het stond niet in verhouding tot de ramp die ze had meegemaakt. Haar restte de dankbaarheid dat zij en zovelen het leven mochten behouden. Toen zij dan de volgende ochtend plotseling voor de verschrikte familie stond, was haar eerste woord: "Jullie mogen blij zijn, dat ik hier levend voor jullie sta!”. Daarna volgde haar trieste verhaal”.

Op Wikipedia staat over deze ramp: Bij deze aanvaring kwamen dertien opvarenden om het leven. De slachtoffers zaten in de kajuit in het voorschip; de toegangsdeur was door de aanvaring geblokkeerd. In september 1946 is het wrak gelicht en naar Enkhuizen gebracht. Het bleek niet meer te herstellen en is geveild en gesloopt.

  • Gerben Stallinga is vanaf 1934 burgemeester van de gemeente Hindeloopen.  Hij krijgt vandaag ontslag en duikt onder. Per direct wordt Cornelis Pieter Looijenga, tevens de NSB-burgemeester van Workum, aangewezen als waarnemer. Na de oorlog keert Stallinga in zijn burgemeestersfunctie van Hindeloopen terug. Enkele personen echter waren daar niet gelukkig mee omdat zij meenden dat Stallinga in de oorlog niet altijd “juist” gehandeld zou hebben. Daarom werd Stallinga in september 1945 tijdelijk op non-actief gezet om zijn oorlogshandelingen te onderzoeken. In april 1946 mocht hij weer terugkeren in zijn ambt. In deze korte periode was Ruurd Alta, ambtenaar van de gemeente Wymbritseradeel, de waarnemer geweest. In 1948 werd Alta burgemeester van Sloten.
    Gerben Stallinga is geboren op 18 februari 1900 in Oppenhuizen en overlijdt op 50-jarige leeftijd op 15 september 1950 in Leeuwarden. Hij was getrouwd met Bertha Busener, geboren 6 september 1899 in het Duitse Holzhausen en overleden op 31 december 1982. Het gezin telde vier kinderen.
  • Hâns Samplonius uit Sondel schrijft over deze dag: “Vorst; zagen; 3 dames uit Den Haag zijn hier te eten”.

WOENSDAG 10 JANUARI 1945

  • Commandant Siemen de Jong van de NBS schrijft een opdracht uit om harder op te treden tegen verraders, Sicherheidspolitzei, Landwacht en Zollbeambten omdat deze lieden steeds brutaler worden. Siemen de Jong schrijft letterlijk: “Om gewapenderhand zonder meer tegen de S.D. enz. scherper te gaan treden, komt mij nog ontijdig voor. Wel ben ik van meening dat een scherper optreden tegen verraders geboden is en speciaal op de weg van de N.B.S. ligt”.

 VRIJDAG 12 JANUARI 1945

  • In Kolderwolde, Oudega en Elahuizen houden de Duitsers vandaag een razzia. Een goed gekozen moment en plaats omdat vluchten eigenlijk niet mogelijk was vanwege het hoge water. Aan deze razzia deden “gewone” Wehrmachtssoldaten mee. Het was voor ieder duidelijk dat zij dit werk niet van harte deden. Zij gaven de onderduikers nog wel eens de mogelijkheid te ontsnappen. Dat deden ze door hen bewust te negeren of door hen de goede raad te geven “op te donderen”.

MAANDAG 15 JANUARI 1945

  • De Duitsers komen vandaag terug in Kolderwolde, Oudega en Elahuizen voor een razzia. Het is niet bekend waarom zij nog eens komen.
  • Verrader Arend Klee uit Amsterdam, geboren 24 april 1923 in Arnhem, wordt door de verzetsgroep van Doniawerstal uit Langweer doodgeschoten en direct in het water gegooid bij Galamadammen in Koudum*. Deze ongehuwde grondwerker bleek een geheim agent te zijn voor de Sicherheidsdienst in Stavoren. Klee had zich laten infiltreren binnen de verzetsorganisatie rond het IJsselmeer. In Koudum had hij een inwoningadres gevonden. Hij werd gevaarlijk voor de illegaliteit. Hij moest dus wel uit de weg geruimd worden. Tijdens zijn ontvoering had Klee nog kans gezien om enkele documenten weg te gooien. Deze zijn later allemaal teruggevonden. Het betrof zijn persoonsbewijs, de Tweede Distributiestamkaart nummer 925329, een in Duitsland afgegeven zeemansboekje, 8 Duitse bescheinigungen, een medische verklaring van dokter J.F.Tijks uit Steenwijk, een kaartje van Denemarken en twee Deense broodbonnen van 20 gram. Het lichaam van Klee wordt 26 maart 1945 gevonden. Aantekening Vogelzang: “In 2006 heb ik in Bolsward met Durk Veenstra gesproken. Veenstra woonde in het huisje direct naast de brug in Kolderwolde en was visser van beroep. Hij was lid van de verzetsgroep Elahuizen. Hij vertelde mij dat hij dit lijk tijdens een boottocht in het voorjaar van 1945 vlak bij Galamadammen gevonden had met een zak over het hoofd. Hij was daarop snel naar zijn commandant Meester Hofstra in Elahuizen was gegaan. Die had hem gezegd zijn vondst direct te zullen aankaarten bij zijn leidinggevenden. Veenstra heeft hierover nadien nooit meer iets over gehoord en hij heeft er Hofstra ook nooit meer naar gevraagd. *In het destijds opgemaakte proces-verbaal is half januari 1945 genoemd als liquidatietijd. Volgens schrijver Jan de Vries van Historisch Koudum lijkt dit niet in overeenstemming met de mededeling van Sjouke Reinstra omdat diens broer Jurjen op 4 februari is opgepakt. Jan de Vries schrijft verder dat het laten verdwijnen van het lijk, zoals in het rapport verder omschreven, moeilijk te rijmen is met de winterse omstandigheden in januari 1945. In de maand januari 1945 vroor het hard. Beide omstandigheden lijken er op te wijzen dat de liquidtie monimaal een maand later plaatsvond dan genoemd in het rapport.
  • Ewinus Setinus Steenhuizen was plaatsvervangend LO leider in Koudum. In zijn nagelaten verslag schrijft hij dat hij – als burgemeesterszoon - vanuit Burgum op 26 mei 1944 onderduiker was geworden bij  A. Osinga, het hoofdcontact van de L.O. in Koudum. Hij maakte in Koudum kennis met zijn latere echtgenote Hotske de Jager, de dochter van gemeentesecretaris Pieter de Jager en Yskje Nijman. Hij schrijft in zijn memoires: “Wij hebben Arend Klee in samenwerking met de sabotagegroep Doniawerstal op maandag 5 februari 1945 kunnen fusilleren in overleg en met goedkeuring van de NBS Districtscommandant IV Siemen de Jong uit Balk”. Laatstgenoemde was in die periode ondergedoken bij zijn zwager Jabik (Jacob) de Boer in Koudum. Voor die toestemming was de nodige druk aan voorafgegaan bij De Jong. Anne Osinga had in zijn functie als Koudumer hoofdcontact voor de LO tegen Siemen de Jong gezegd dat als ze hem mochten pakken, hij er niet voor in kon staan dat hij de naam van De Jong zou noemen. Hij kreeg het toen voor elkaar dat Klee direct mocht worden gepakt.
    Het verhaal over Arend Klee is gedetailleerd beschreven in april 2007 door Jan de Vries uit Koudum in het boek: "It Grutte Swijen" en op de website    historisch.koudum.nl/

AREND KLEE

In de laatste oorlogswinter werden plotseling veel onderduikeradressen door de Duitsers ontmanteld en onderduikgevers door de Duitsers gevangen gezet. Omdat het lange goed was gegaan vermoedde Het Verzet dat er verraad in het spel was. Op een gegeven moment begon het te dagen dat Arend Klee, een Amsterdamse grondwerker, wel eens een dubbelrol kon hebben. Gerben Abma schrijft daarover Friestalig in het boek Himmelumer Aldefurd en Noardwâlde, Ljouwert 1982, pag. 218, vertaald: “ Er zat bij de groep een grondwerker, Arend Klee uit Amsterdam, die door de arrestaties de illegaliteit argwanend hadden gemaakt. Een jongetje van 10 jaar had gezien dat Klee in Stavoren erg vriendschappelijk omging met de Duitse soldaten daar. Hij had gezien dat Klee de Duitsers hun aanwijzingen op een kaart had gegeven”.

Het jongetje waar schrijver Abma op doelt, was de 15-jarige Sjouke Reinstra. Hij moest met zijn broer Johannes (Hampie) hun door de Duitsers gearresteerde en in Stavoren in hotel en annex SS kantoor “De Vrouwe van Stavoren” opgesloten broer Jurjen een paar klompen brengen. Bij die gelegenheid had Sjouke  Klee in het kantoor gezien bij de SS’ers. Het jongetje werd snel uit de kamer gewerkt. Onderstaande lezing van de gebeurtenissen rond Arend Klee komt van Feikje Kemker – Hoekstra en haar broer Fokke. Arend Klee woonde in de oorlog als hongerevacué bij Uilke P. Hoekema aan de Beukenlaan in Koudum. Hij bleek later een infiltrant en door de vijand in stelling gebracht om het verzet van Koudum van binnenuit op te rollen. Hij probeerde het met dat doel ook aan te leggen met de toen 17 jarige Feikje Hoekstra maar zij vond hem een enge vent. Op een gegeven moment kwamen er twijfels rond zijn persoon door alertheid van Sjouke Reinstra en de oplettendheid van de vrouw van Dominee De Groot. Deze dominee was predikant van de Doopsgezinde gemeente van Workum, Koudum e.o. Zijn vrouw zat naast Klee in de Doopsgezinde Kerk tijdens de begrafenisdienst van Piebe Eeuwes Hoekema. Piebe was door de vijand doodgeschoten bij een vluchtpoging uit een soldatenopleidingskamp. Tijdens de kerkdienst liet Klee zijn portefeuille vallen en daar rolde een kaart uit die mevrouw de Groot oppakte.

Zij herkende op de kaart het beeldmerk van de Waffen SS en vroeg wat dat voor een kaart was. Zonder wat te zeggen trok Klee de kaart uit haar handen. De Groot of zijn vrouw heeft toen meteen het verzet en/of Uilke Hoekema gewaarschuwd en geadviseerd om de gangen van Klee na te gaan. Bij het doorzoeken van zijn kamertje vonden de verzetsmensen in zijn kast een zakje van de Staverse bakker en omdat de SS in Stavoren was gekwartierd, tegenover de bakker, versterkte dat hun vermoeden. Toen ze hem waren gevolgd op een van zijn tochten naar Stavoren, bleek hij inderdaad het SS kantoor in Hotel “Vrouwe van Stavoren” te bezoeken.

Het Koudumer verzet heeft toen besloten om Klee te liquideren. Dat was niet zonder gevaar maar het werk noodzakelijk geacht. Klee werd opgepakt in het huis van Ulfert Hoekema. Bij Johannes Hoekstra waren diverse onderduikers onderdak. Soms zaten er wel 20 aan tafel en het ging er soms rumoerig toe. Er werd lang niet altijd stilgestaan bij het gevaar dat de onderduikers en ook de bewoners van het onderduikersadres liepen. Het was wel begrijpelijk want het waren jonge kerels die verlangden naar een normaal leven en ze konden niet altijd in bedwang worden gehouden. Een van de onderduikers was Jaap Niemands die ze “Het Boertje” noemden. Hij was een marinier uit Den Haag. Mevrouw Hoekstra heeft zijn uniform laten verbranden bij bakker van der Veer in de oven, want het was te gevaarlijk om een dergelijk uniform in huis te hebben. De heer Niemands was hierover slecht te spreken want hij wilde het uniform aantrekken bij de bevrijding. Toen het verzet iemand zocht om Arend Klee te doden kwamen ze al snel bij Jaap Niemands uit omdat hij gehard was bij de mariniers. Tijdens zijn aanhouding door de verzetsgroep raakte Klee hevig in paniek. Over de plaats van de executie doen verschillende verhalen de ronde. Gerben Abma schrijft in zijn boek dat Klee was doodgeschoten om verder verraad te voorkomen en dat zijn lijk in het water bij de Galamadammen was gegooid.

Volgens Feikje Kemker-Hoekstra is het zo gegaan:

Arend Klee is meegenomen naar de omgeving van het onderduikersarkje bij het Feitesân. Daar is hem te verstaan gegeven dat hij wegens verraad zou worden doodgeschoten. Klee werd om een bekentenis daarvan gevraagd maar dat wilde hij niet. Voor de executie is hem gevraagd of hij nog een laatste woord wilde spreken. Het is niet bekend geworden of hij daarvan gebruik heeft gemaakt. Toen heeft de heer Niemands met zijn pistool Klee gedood. Het lijk werd bij het Zand in de Fluezen onder het ijs geschoven. Vlak voor de bevrijding kwamen er mensen (wie is niet bekend) bij Johannes Hoekstra in de winkel die melden dat het lijk van Klee dreef en toen heeft Hoekstra gezegd dat ze nog snel wat stenen aan het lijk moesten binden. Jaap Niemands heeft later verklaard dat hij het moeilijk gevonden had om Klee te doden. Jaap Niemands is in 1986 overleden.
Als represaille werden in de vroege morgen van zaterdag 10 februari 1945 vijf personen in Koudum opgepakt door de zogenoemde Zollbeambten bij de SD uit Stavoren. Het ging hier om gemeentesecretaris Pieter de Jager, hoofdambtenaar Lolke Dokkum, distributieleider Hinne de Jong, Gereformeerde predikant Arie Jan van Dijk en winkelman Jan K. Muizelaar. De Duitse commandant, Herr Lohman, zette ze in Staveren in het cachot. In een Hindeloper vrachtwagen werden ze van daaruit naar het politiebureau in Sneek vervoerd waar ze samen in een politiecel werden opgesloten. Ieder moest tien gulden (€ 4,55)  afrekenen met de vervoerder.  Op maandag 12 februari 1945 werden alle vijf mannen tussen 5 uur en half zes 's morgens door de ondergrondse bevrijd onder leiding van Haitze Wiersma uit het politiekantoor in Sneek. Zij doken direct onder.

Jan de Vries uit Koudum heeft over het gehele gebeuren een boek gepresenteerd op 4 mei 2022 getiteld “It Grutte Swijen”. Daarin komt naar voren dat er wellicht twee moorden zijn geweest rond dezelfde tijd. Ook een moord door het verzet van een verraad verdachte Lex of Leo. Hij zou onder het ijs geschoven zijn omdat het toen vroor. Alles wijst er volgens hem op dat er er twee lijken waren, maar in de papieren hebben ze het aangepast zodat het om één lijk leek te gaan. “Wat er volgens hem precies in Koudum gebeurd is, blijft grotendeels in nevelen gehuld”, aldus de Vries..

 DINSDAG 16 JANUARI 1945

  • De Districtscommandant van Gewest IV verzendt een brief aan alle gemeentelijke commandanten dat Benjamin Herre Steegenga uit Balk door de LO, (de Landelijke Hulp voor Onderduikers) is benoemd tot hoofd van de sectie XII. Deze sectie heeft de zorg voor verpleging, kleding, voedsel enz. van de troepen. Steegenga blijft daarnaast zijn werk doen voor LO en NSF, onafhankelijk van de NBS.

 DONDERDAG 25 JANUARI 1945

  • Het bestuur van Plaatselijk Belang Vooruit houdt om vijf uur ’s middags een bijeenkomst in het gemeentehuis van Balk met burgemeester Schwartzenberg. Onderwerp van bespreking is het ontbreken van hout en dus warmte in de woningen. Er is wel een wagen met hout gekomen maar de tweede wagen niet. Burgemeester Schwartzenberg geeft de oplossing. Hij stelt het bestuur voor om de eikenstobben in de Gaasterlandse bossen te rooien. Iedere inwoner die de eikenstobben gaat rooien, krijgt een wagen met stobben gratis. Wel moet deze persoon een tweede wagen vol met stobben rooien en die gratis ter beschikking stellen aan andere inwoners. De gemeente wil hiervoor een dagloon betalen die even groot is als een normaal dagloon. Alle aanwijzingen van bosbaas Hoogeveen bij het rooien moeten worden opgevolgd. P. de Boer van Plaatselijk Belang krijgt de leiding van het rooiproject. Hij moet de verdere uitvoering regelen en hieraan de nodige ruchtbaarheid geven aan de inwoners. Het ontbreken van hout is natuurlijk een prima argument maar er is ook een andere kant  dat in een dagboek van een Gaasterlander is beschreven bij 17 januari 1945:

“Ik ben met mijn vriend ‘s morgens om 8 uur aanwezig in De Bremer Wyldernis tussen Ruigahuizen en Sondel om hout te kappen. Later in de voormiddag komt er bezoek van een onguur en onbetrouwbaar uitziend ploegje mannen. Dat brengt ons tot de conclusie dat het hout niet kan blijven liggen. Na het middageten gaat mijn vriend naar huis om een wagen op te halen. Ik blijf doorkappen. ‘s Avonds om 6 uur zijn we met een dikke wagen vol hout thuis. Maakt het gemeentebestuur geen misbruik van de mensen in nood door 14 à 15 gulden te vragen voor een wagen vol met hout. Een wagen waarop het hout ligt dat door de kopers zelf gekapt en vervoerd is? Ik meen van wel”.

VRIJDAG 26 JANUARI 1945

  • Het eerste transport met evacués uit Limburg komt aan in het gebouw Mooi Gaasterland te Rijs. De meeste vluchtelingen komen uit de omgeving van Roermond. Zij hebben een treinreis van een week door Duitsland gemaakt in vee- en goederenwagons. Het is een reis geweest met vele hindernissen omdat de trein wel eens werd aangevallen door geallieerde vliegtuigen. De groep is vanuit Heerenveen naar de Boerenschool gekomen in Rijs. De weersomstandigheden zijn door sneeuwstormen in Gaasterland bar slecht terwijl bovendien de thermometer -15 graden Celsius aanwees.Er zijn vele ziektegevallen in de groep. Velen hebben last van hoofdluis. Ook rabiës komt voor naast vele nadere ziektes. Apotheker S.G. Cath levert voor een bedrag van twaalf gulden het middel scabicidol tegen schurft. Na een nacht slapen wordt iedereen naar een opvangadres gebracht in Bakhuizen, Mirns, Rijs, Oudemirdum of Nijemirdum. Er kan deze opvangdag in de Boerenschool niet zo snel een maaltijd gemaakt worden voor deze groep zodat de Centrale Keuken uit Balk uitkomst biedt. De gemeente stelt extra distributiebonnen beschikbaar aan de Centrale Keuken als vergoeding. De maaltijd was geregeld door Tjalke de Boer van Plaatselijk Belang Balk. Hij heeft hiervoor de hulp ingeschakeld van negen dames uit Balk.  Enkele Balkster dames helpen bij de opvang van vluchtelingen in de bovenzaal van het gebouw van Christelijke Belangen in Balk. Deze vluchtelingen worden na een dag overgebracht naar het gebouw Mooi Gaasterland in Rijs. Als “verpleegsters” in Balk zijn Adriana de Ruiter, Riekje Westra en een dochter van notaris van Geffen ter plaatse. De dames krijgen opdracht om van de vervuilde mannen alleen de rug te wassen. De mannen moeten zichzelf van voren wassen. Mevrouw Siemonsma uit Balk wordt gevraagd om een baby te verzorgen omdat zij daar handig in is. De dames moeten het werk als vrijwilligerswerk beschouwen.De gehele opvang moet door de Evacuatiecommissie worden geregeld. Zij zijn op de hoogte van de onderduikadressen in de omgeving. Hierdoor worden deze adressen zoveel mogelijk ontzien omdat zij al mee-eters hebben. Maar om vooral toch geen argwaan te wekken, wordt het onderduikadres wel gevraagd om vluchtelingen op te nemen. De buren zouden zich anders kunnen afvragen waarom dit adres niet wordt benaderd. R. Feenstra zit voor Oudemirdum in deze commissie met A. Tuinier en Pieter de Jong. In Nijemirdum verdeelde hoofdmeester Folkert Jurjen Ringnalda de 40 evacuees over de gezinnen. Zij zijn de mensen geweest die huis-aan-huis- ieder heeft benaderd voor de opvang. Er was veel begrip maar ook wel voorbehoud en afwijzende reacties. Tijdens het overbrengen van de evacués met behulp van open wagens was het koud en het sneeuwde. Ook voor de begeleidende commissieleden was het geen pretje. De inkwartiering ging niet altijd goed. Er ontstond zeker wel eens spanning tussen het gastgezin en de evacués. De commissieleden zorgden dan weer voor een ander adres. Dat zoeken was niet gemakkelijk omdat Gaasterland redelijk vol zat met onderduikers en evacués. Over het algemeen toonden de Roomse Limburgers en de protestantse Gaasterlanders veel begrip voor elkaars situatie. Natuurlijk gaat de opvang de gemeente geld kosten. Hiervan zijn meerdere rekeningen bewaard gebleven.

Zuivelfabriek Balk levert tijdelijk zuivelproducten aan het Gebouw van Christelijke Belangen in Balk waar ook opvang was. Enkele nota’s over de periode van 28 januari 1945 – 3 februari 1945:
¾ kilo boter                            f. 1,95
45 liter volle melk                   f. 8,10
45 liter gest. Melk                   f. 6,30
2 Edammer Kaas 205 4 kilo   f. 5,20

Op 10 februari 1945 wordt geleverd:
0,5 kilo IKG boter                   f. 1,30
1 Edammer Kaas 260             f. 4,00
5 liter melk                             f. 0,70

Koopmans, levensmiddelen Balk, levert aan het Gebouw van Christelijke Belangen:
25 januari 1945 4 ons kaas    f. 0,72
1 februari 1945  2 pond boter f. 2,60

Groene Kruis in Balk bezorgt in het Gebouw van Christelijke Belangen op 17 januari 1945 vijf kisten met ontsmettingsmiddelen.

Voor de opvang van de Limburgse evacués in de Boerenschool te Rijs levert de Coöp. Zuivelfabriek Hemelum op 26 januari 1945

5 kilo boter                             f. 13,00

0,2 kilo kaas                           f. 19,89(het staat echt in de nota;0,2 en 19,89)

28 januari 1945

4,5 kilo boter                          f. 11,70

6 kilo kaas                              f. 11,70

100 liter melk                         f. 14,00

 

ZONDAG 28 JANUARI 1945

  • De tweede groep Limburgse evacués komt in Gaasterland. Zij worden in de Boerenschool te Rijs ondergebracht. Hier krijgen ze een dag om te worden verzorgd en daarna worden ze naar de huisgezinnen in de omgeving gebracht. De leider van de Gaasterlandse evacuatiecommissie – Benjamin Herre Steegenga uit Balk – heeft enkele dagen daarvoor reeds schriftelijk laten weten deze zondag niet aanwezig te zullen zijn. De zondag is voor hem een kerkelijke rustdag.
  • De weersomstanigheden waaronder de evacuees aankomen zijn vandaag erg slecht . Door de sneeuwstormen van de laatste dagen – en ook vandaag – zijn de wegen eigenlijk onbegaanbaar. De post is per slede uit Sneek gehaald.

 MAANDAG 29 JANUARI 1945

  • Hâns Samplonius uit Sondel constateert in zijn dagboek dat er vandaag vele vliegtuigen Gaasterland passeren.
  • Vandaag snijden monteurs van het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf (P.E.B.) in Wijckel alle woningen van het elektriciteitsnet af. Alleen de slagers, bakkers, boeren en enkele anderen behouden de elektriciteit.

WOENSDAG 31 JANUARI 1945

  • Het koude weer blijft aanhouden maar de dooi zet wel in. Iedereen houdt enigszins opgelucht adem maar de kou zal nog lang blijven. Overal wordt gevoeld dat brandstof moeilijk te krijgen is maar gelukkig bieden de bomen in de Gaasterlandse bossen uitkomst. De woningen zijn klam en slecht verwarmd.

FEBRUARI 1945

  • De Jood Benjamin Vaz Dias, geboren 26 juli 1907, is met zijn echtgenote Wilhelmina Noach in Balk ondergedoken bij grossier Bouke van der Wal. Zij waren uit Maarn gevlucht.  Vaz Dias begint met het drukken van het illegale blad FRONTNIEUWS. Hij begint direct met een oplage van 1000 exemplaren.

DONDERDAG 1 FEBRUARI 1945

  • Klaas Olij, geboren in Beemster op 2 februari 1911, is met ingang van heden tot burgemeester van Stavoren benoemd. Hij is de opvolger van de partijloze Piethein Focken (Beilen 7-8-1891 en overleden 20 februari 1988). Focken had het veld moeten ruimen omdat hij in januari 1945 geweigerd had mannen op te roepen voor het maken van versterkingen bij de haven. De Duitsers zetten hem als straf op transport naar het Duitse Wilhelmshafen.
    Klaas Olij was een felle NSB’er. Voorheen was hij gemeentesecretaris van Terschelling. Daar had hij bij zijn installatie een rede gehouden naar het voorbeeld van Hitlers propagandaleider Joseph Goebbels. Olij is niet lang burgemeester geweest want hij werd op 15 april 1945 bij de bevrijding op last van het Militair Gezag uit zijn functie gezet. In juli 1947 veroordeelde het rechtbanktribunaal hem tot 2,5 jaar internering. Ook mocht hij nooit meer burgemeester of gemeentesecretaris worden. Piethein Focken komt direct weer terug als waarnemend burgemeester van Stavoren. In augustus 1946 werd hij weer burgemeester van Stavoren. Na zijn pensionering in september 1956 bleef hij nog enige tijd waarnemend burgemeester. In een later interview heeft Focken verteld welke Duitse instanties er allemaal in Stavoren geweest zijn. Met die instanties hebben ook Gaasterlanders te maken gehad:
    1. De Hafenüberwachungsdienst met Gestapo Commandant Gröger. Hij werd direct gearresteerd door de Field Security.
    2. “Zoll” die gelegerd was in hotel Schram, later de Vries.
    3. Een bunker met gewone militairen die ook in verbinding stond met Peil- en Radarstation Eisbär in Sondel.
    4. De Wasserschutspolitzei kwam ook wel eens om de hoek kijken. Het hoofdkantoor stond in Amsterdam.
    5. Duitse spoorwegambtenaren.
    6. Een soort van Duitse berichtenzender (Nachrichtendienst) met zendapparatuur.
    7. In de laatste weken voor de bevrijding hebben de Duitsers nog geprobeerd een veldlazeret in Stavoren onder te brengen. Dat plan is niet doorgegaan omdat de illegaliteit de spoorlijn Nijesyl bij IJlst had vernield.

    Tot 1 februari 1945 werden de gemeentelijke evacuatiewerkzaamheden in het raadhuis van Balk verricht. Omdat er op 26 en 28 januari 1945 grote groepen evacués uit het Zuiden gekomen waren en er in februari 1945 nog meer zouden volgen, vormde de gemeente een op zichzelf staand evacuatiebureau onder leiding van de directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon H. Beimin.
    De financiën werden geregeld door de 24-jarige Simon Helder. Hij kreeg hiervoor een traktement op jaarbasis van f. 160,00. Simon Helder kreeg twee assistenten. De 37 jarige ongehuwde ondergedoken ambtenaar B. Stegenga werd benoemd en speciaal belast met de verzorging van uitbetaalstaten. Hiervoor kreeg hij een salaris op jaarbasis van f. 160,00. Ook de 24-jarige evacué J. Bartels kreeg een aanstelling met een vergoeding van f. 110,00 op jaarbasis.  Bartels kreeg de controle op de inkomstenbriefjes en moest Helder assisteren bij het uitbetalen van inkwartiergelden en zakgelden. Ook kreeg Bartels de taak om tussentijdse huiscontroles te houden. Hij kreeg daarvoor een fiets van de gemeente in bruikleen. Voor een bedrag van f. 2,50 per week huurde de gemeente een fiets van de firma P. Haantjes uit Balk. Er werd gedurende drie dagen op locatie uitbetaald:

een dag in Balk voor Balk, Harich, Ruigahuizen en Wijckel.
een dag in Nijemirdum voor Nijemirdum, Oudemirdum en Sondel.
een dag voor in Rijs voor Rijs, Mirns en Bakhuizen

VRIJDAG 2 FEBRUARI 1945

  • Het is beginnen te dooien op 31 januari 1945 maar het blijft koud. Vandaag verslechtert het weer, want het gutst de hele dag van de regen.

BEGIN FEBRUARI 1945

  • In de eerste week van februari 1945 neemt het gezin van Jan Lukas de Weerd uit Balk een ondervoed meisje uit een kindertransport door het Rode Kruis in huis. Die Jan Lukas de Weerd was directeur van het Gewestelijke Arbeidsbureau in Balk. Hij zorgde er fanatiek voor dat de daarvoor in aanmerking komende mannen naar Duitsland werden gestuurd voor verplichte tewerkstelling. Dat maakte hem tot een collaborateur met de Duitsers zoals in het boek van onderzoeker Jack Kooistra: “Strijders, Onderdrukkers en Bevrijders” is beschreven. Het was zelfs zo erg dat De Weerd in juli 1944 bezoek heeft gehad van enkele Sneker zware mannen uit het verzet. Dit gebeurde op aandringen van verzetswerker Benjamin Herre Steegenga uit Balk. De heer P.J. Oosterbaan uit Leeuwarden was tot 1 juli 1942 als assistent van De Weerd aanwezig. Van hem wordt in 1949 bekend gemaakt dat hij een belangrijke rol in de illegaliteit had vervuld. In die bekendmaking stond niet of hij die rol in Balk of Leeuwarden had vervuld. Van 1 juli 1942 tot 6 januari 1947 was Oosterbaan voor het Arbeidsbureau in Leeuwarden werkzaam geweest en daarna vertrokken als oorlogsvrijwilliger naar Nederlands-Indië.Het ondervoede meisje is de 9-jarige Anne-Marie Schouten. De ouders van Anne-Marie hadden vier kinderen in de leeftijd van drie tot en met negen jaar. In deze hongerwinter van 1944/1945 werd een vierde kind geboren dat levenloos ter wereld kwam. Direct daarna hebben de ouders Anne-Marie meegegeven voor het transport naar Friesland. De leefomstandigheden waren in Voorburg en omgeving niet best meer. Er was geen licht, gas, schoonwater en voedsel. Anne-Marie moest soms langer in bed blijven liggen om daarmee een maaltijd over te slaan. Haar vader werkte als ingenieur bij Van der Heem en was daar belast met het beschermen van het bedrijf.In de hongerwinter van 1944/1945 was hij meestal op “voedseltocht” naar het noorden van het land. Hij deed dat veelal op de fiets en was voorzien van met min of meer officiële papieren van zijn fabriek. Soms moest hij ook onderduiken. De ouders van Anne-Marie waren van mening dat Anne-Marie een tocht met onbekende bestemming wel aan zou kunnen. Haar zus was nog te zwak en de andere tweekinderen waren nog te jong. In 2016 heeft Anne-Marie niet veel herinneringen meer aan haar verblijf in Balk. Wel weet zij dat zij vanuit Voorburg met 40 kinderen op een platte boot met stro en dekens naar Amsterdam is gebracht. Van daaruit gingen zij via Enkhuizen naar Stavoren. Het was een nare boottocht doordat de kinderen zeeziek werden; er gebraakt werd op het lage stro en bij bruggen werd altijd gestopt uit angst voor eventuele bombardementen. In Stavoren werden de kinderen over meerdere plaatsen in Friesland verdeeld.  Gelukkig heeft Anne-Marie nog een brief met 16 februari 1945 als datum in haar bezit. Vlak na aankomst in Balk heeft zij die naar haar ouders gestuurd.“Lieve Mamma en Pappa. Hoe gaat het. Met mij best. Ik heb drie dagen en drie nachten in een boot geslapen. De eerste dag waren wij ’s avonds om 8 uur in Amsterdam. Daar hebben wij van de gaarkeuken zuurkool met suikerbieten gegeten. Ba! Wat was dat vies. Ik heb ervan overgegeven ’s nachts alleen in het stro. De volgende dag waren wij ’s morgens om 9 uur in Medemblik. Daar hebben wij ’s morgens en ’s middags van de gaarkeuken gegeten. Dat waren aardappelen met Rode en Sevorenkool. Toen die nacht zijn wij over zee gevaren en toen waren wij in Vriesland. En toen zijn wij met de boot nog tot een café in Gaasterland gevaren en daar vandaan met paard en een volgeladen wagen naar Balk. Ik ben bij hele lieve mensen en ze hebben een meisje van 7 jaar. Ze heet Lineke en een jongetje van 3 jaar. Hij heet Jan. Ik heb een paar keer gehuild om jullie. Ik wou zo graag Marius weer terugzien. Pappa moet weer gauw komen om me te halen. Lineke heeft een schommel. In de boot hebben we verder allemaal brood met bedorven smeerworst, boter, koek en kaas gehad. Wij waren met 84 meisjes en 55 jongens. Die meneer De Weerd heeft een arbeidsbureau aan huis. Ik heb zondag twee stukken pudding met bessensap gehad. Mijn tand is er zondag uitgegaan. Ik stuur hem wel. We zijn al zingende in Balk aangekomen. Ze zongen ook:

“Willemientje komt terug
met een zak vol gouden tientjes op haar rug.
Maar ze loopt een beetje krom
maar daar geven wij niet om”.

  • We wonen hierboven omdat ze de kamer beneden niet warm konden stoken. En ik slaap met Lineke in een bedstee. Nu schei ik weer uit met schrijven. En laat Pappa gauw komen om me te halen. Doe de groeten aan allemaal. De groeten van uw liefste Anne-Marie”.

    Anne-Marie Schouten blijft tot juni 1945 bij de familie Jan Lukas de Weerd en ze zat tijdens haar verblijf op de openbare lagere school. Toen was daar opeens haar vader in Balk om haar op een fiets met houten banden op te halen. Anne-Marie Schouten heeft goede herinneringen aan Mevrouw de Weerd die zij “Tante Coba” noemde. Mevrouw de Weerd had ook al eens een pakketje gestuurd naar de ouders van Anne-Marie met daarin vier worstjes. Zij had bij de bevrijding zelfs rood-wit-blauwe (of oranje) strikken voor haar gekocht om in de haarvlechten van Anne-Marie te wikkelen.Anne-Marie stuurt op 5 juni 1945 een briefkaart naar huis waarin ze schrijft “Wij hebben hier veel feestgevierd. Bijna iedere dag was het feest. En dan gingen wij hossen en er werd schoolfeest gemaakt. Er was een grote rondedans en de Engelsen gingen voetballen. Al twee keer ben ik om halftwaalf naar bed geweest”. Mevrouw de Weerd is zonder man en kinderen met Anne-Marie en haar vader mee gegaan naar Den Haag waar bleek dat Anne-Marie en Mevrouw de Weerd hoofdluis hadden opgelopen vanwege het ontbreken van zeep.  Mevrouw de Weerd is direct niet teruggegaan naar Balk maar heeft nog enkele maanden bij de ouders van Anne-Marie gewoond.

    Op 15 oktober 1945 wordt in de Leeuwarder Courant bekend gemaakt dat het Gewestelijk Arbeidsbureau in Balk naar Koudum is verplaatst. In 1964/1965 werkt het eerdere hongerevacueetje Anne-Marie Schouten in haar functie als beroepskeuzeadviseur op het Ministerie van Sociale Zaken in Den Haag. Jan Lukas de Weerd is daar als ambtenaar op het Ministerie werkzaam. Zij heeft hem daar nog gezien zonder hem aan te spreken.

ZATERDAG 3 FEBRUARI 1945

Een rampdag voor de gehele Friese illegaliteit. De Gewestelijk Operatieleider van de NBS, kapitein Philip Willem Pander (schuilnaam Otto de With) wordt ’s avonds in Tjerkwerd met zijn adjudant -  beroepsmilitair - Folkert Wierda gevangengenomen in de woning van dorpssmid Klaas Schukken. Kapitein Philip Willem Pander en adjudant Folkert Wierda (geboren te Woudsend) waren grote namen in het Friese verzet. Zij gaven leiding aan 2500 NBS'ers.  Ze organiseerden de wapendroppings - waarvan Pander de leiding had - en waren nog maar pas vanuit hun onderduikplaats in Gaastmeer in Tjerkwerd ondergebracht bij smid Klaas Schukken toen het mis ging. Bij een wapendropping in februari 1945 in de driehoek Baburen, Allingawier en Rytsjebuorren was een uit de koers geraakte kist terechtgekomen bij een boer bij wie dat net niet had moeten gebeuren. De veehouder vertelde het aan de Duitsers. Die haalden de kist op, maar verder leek er geen actie te komen. Het verzet bracht het overige materiaal van de dropping naar de geplande plaatsen. Die avond vielen de Duitsers Tjerkwerd toch binnen.

Foto links: Folkert Wierda geb. 21 mrt 1890 in Woudsend. Beroepsmilitair

 

 

Foto rechts: Philip Willem Pander Geb. 8 december 1903 in Den Haag. Hij had de leiding over 2500 KP-leden

Pander en Wierda deden samen de centrale leiding over de opslag en distributie van wapens. Pander had de eindverantwoording.  Zij waren deze avond in de achterkamer bij Schukken druk aan het werk. Een Duitser had ’s avonds achter de woning van Schukken gestaan en het ongewone - en dus verdachte - geluid van typemachines gehoord. Dat vond hij verdacht en informeerde zijn superieuren. Direct werd besloten tot een overval. Tien Duitse militairen uit Workum doorzochten de woningen in Tjerkwerd en natuurlijk ook de woning van Schukken. De hele woning werd totaal overhoopgehaald. Nu konden Pander en Wierda geen kant meer op. Pander werd onder het bed van de kinderen van Schukken aangetroffen en Wierda werd met een typemachine onder een tafel gevonden. De ramp werd alsmaar groter want achter de gordijnen werden de koffers gevonden met alle papieren van de illegaliteit. Nadat de Duitsers de koffers geopend hadden, wisten zij direct dat ze hier de top van illegaliteit in handen hadden. Bij de arrestatie vonden zij niet alleen wapens maar ook een precieze bijgewerkte administratie in kaartenbakken van wapenvoorraden, tekeningen van wapendroppingsterreinen (onder anderen Balk en Elahuizen) en plaatsen waar wapenvoorraden zijn opgeslagen. Folkert Wierda had alles tot in de puntjes op papier gezet. De beide mannen werden met de bovenarmen aan elkaar gebonden lopend meegenomen naar de gevangenis in Workum. Onderduikgever Klaas Schukken en en het ondergedoken meisje Jeltje Schmelz moeten de kar met de gevonden buit duwen. Pander en Wierda moeten de nacht onder strenge bewaking de nacht doorbrengen in hotel Ketelaar, de thuisbasis van de Duitsers.  Er volgden nog acht arrestaties. Voor het Friese verzet en dus ook de gehele Zuidwesthoek dreigde een ramp. Er moest gereorganiseerd worden en gelukkig zwegen Pander en Wierda. In de nacht van 4 of 5 februari worden de beide mannen onder zware Duitse begeleiding geblinddoekt overgebracht naar Leeuwarden. Van dit transport – samen met alle buitgemaakte documenten – had de Workumer illegaliteit de KP van Gaastmeer/Oudega-W op de hoogte gebracht en hun hulp ingeroepen. In Oudega en omgeving worden de KP leden opgetrommeld met het doel het transport te overvallen. Zij hebben de opdracht meegekregen de gehele optocht met TNT-bommen te vernietigen door de springstof in de overvalwagens te gooien. Weliswaar zouden Pander en Wierda hierbij omkomen maar hun doodvonnis stond eigenlijk toch al vast. De illegaliteit vertrok naar Exmorra waar de Duitse groep langs zou komen. Hier zou op 100 meter buiten Exmorra de aanval plaatsvinden. De Duitsers hadden wel door dat er iets geprobeerd zou worden om Pander en Wierda te bevrijden. Daarom hadden ze bij vertrek uit Workum op het allerlaatste moment de route gewijzigd. De bedoeling was om via de Warkumermar en Exmorra naar Leeuwarden te rijden. Zij deden dit niet maar reden via een smalle binnendijk bij de oude zeedijk langs via Gaast en Ferwoude. De illegaliteit kwam daardoor te laat. Achteraf kan beredeneerd worden dat het maar goed is dat de overval mislukte omdat Tjerkwerd dan misschien een tweede Putten zou worden. Door het mislukken van deze overval breken er zware onzekere tijden aan. Alle verzetsploegen zijn hun wapenvoorraden aan het verplaatsen en sleutelfiguren gaan onderduiken. Vooral in de omgeving van Oudega-W hebben de Duitsers nog veel huiszoekingen naar wapens verricht.

WOENSDAG 7 FEBRUARI 1945

  • Op 26 en 28 januari 1945 waren de eerste twee groepen Limburgse vluchtelingen aangekomen. Vandaag komt de derde groep in Sondel. Zij waren eerst in Balk in het Gebouw van Christelijke Belangen schoongemaakt en geneeskundig onderzocht. Het gemeentelijk evacuatiebureau krijgt een nota voor lijm, zeeppoeder en talkpoeder. Drogist A. Noordwal uit Balk levert een fles Cresol voor Sondel. Kosten f. 1,20.Weduwe W. van Solkema uit Ruigahuizen stuurt een rekening naar de gemeente Gaasterland voor vrachtkosten. Zij heeft de Christelijke Lagere School in Sondel een kist geleverd met voedselbenodigdheden zoals lepels en vorken. De leverantie was eerst in Balk weer afgeleverd bij Hotel Boonstra. Zij had dus kosten gemaakt voor vervoer van Balk naar Sondel.

 DONDERDAG 8 FEBRUARI 1945

  • De gevangenneming op 3 februari 1945 in Tjerkwerd van Pander en Wierda begint zijn uitwerking te krijgen. De Duitsers hebben kennelijk de gevonden documenten bestudeerd en beginnen nu alle daarin vermelde adressen en opslagplaatsen te onderzoeken. Zij doen dat in Scharnegoutum. Balk, Sneek, Bolsward, Heerenveen, Sijbrandaburen, Sandfirden, Lemmer en Echten.
    Bij NBS-districtsleider Siemen de Jong in Balk is vandaag het gehele huis doorzocht maar gelukkig zonder resultaat.
    In Lemmer doen de Duitsers o.a. een inval bij slager Ynze de Jong. Gelukkig was hij gewaarschuwd en naar meester de Boer in Wijckel gevlucht. Hij had de waarschuwing gekregen van Benjamin Herre Steegenga uit Balk.

VRIJDAG 9 FEBRUARI 1945

  • Sondel krijgt zijn tweede groep Limburgse vluchtelingen op te vangen. Bij de openbare lagere school in Balk is het vandaag druk omdat ook hier weer een groep Limburgse evacuees is aangekomen. Zij zijn hier op wagens aangekomen vanuit Sint Nicolaasga.

Heinrich Jansen, geboren in Nütterden (Duitsland) op 10 oktober 1907, overlijdt in het ziekenhuis van Sneek. Zijn beroep was nachtwaker en woonde in Venlo. Hij was als evacué ondergebracht bij schoenmaker Gerrit Huitema in Woudsend. De Duitsers houden in Woudsend een razzia naar wapens in de omgeving van de zuivelfabriek. Het is niet bekend geworden waarom, maar Jansen vlucht in de richting van Yndyk. Daar schieten de Duitsers op hem en Jansen krijgt ernstige schotwonden in zijn buik en rechterarm. Op doktersadvies wordt hij overgebracht naar het ziekenhuis in Sneek. Het vervoer gebeurt op een bolderkar.

Jansen overlijdt aan zijn verwondingen in het ziekenhuis van Sneek. Op 11 februari 1945 wordt Heinrich Jansen begraven op het Rooms Katholiek Kerkhof in Balk. Zijn grafsteen is niet meer aanwezig.
Later wordt hij herbegraven in vak A-nummer 22 van het ereveld op de begraafplaats van de Oorlogsgravenstichting in Loenen.

ZONDAG 11 FEBRUARI 1945

  • De Rooms Katholieke Kerk in Bakhuizen is vanmorgen overvol. Dat komt doordat een grote groep Limburgse evacuees voor de eerste maal hier aanwezig is. Volgens afkondiging is er vanmorgen voor de eerste maal een Heilige Mis voor de evacuees in Oudemirdum. Verder wordt bekendgemaakt dat de volgende zondag op een nader te bepalen plaats en tijd een Heilige Mis opgedragen zal worden in Sondel.
  • Deze zondagmorgen wordt Pieter Boomsma uit Sondel gedoopt in de Gereformeerde Kerk van Nijemirdum. Hij is de zoon van de op 6 november 1944 doodgeschoten verzetsstrijder Jacobus Boomsma uit Sondel.
  • ‘s Avonds om 10 uur overvalt de Duitse Grüne Polizei door verraad de boerderij van het gezin Jelles Uilkes Stoffelsma in Oudega. De inval en de wegvoering van de beide zonen is uitvoerig in een apart hoofdstuk beschreven.
  • Haring Beuckens overleed vandaag als tewerkgestelde arbeider om 15.00 uur in het Dösenziekenhuis bij Leipzig. Hij was 1 mei 1876 in Nijemirdum geboren. Zijn ouders waren Hendrik Klazes Beuckens (1839 Ruigahuizen) en Reintje Haayes Visser (1837 Balk). Zijn broers en zusters waren: Durkje (1871 Wijckel); Grietje (1872 Wijckel); Klaas (1873 Wijckel); Geeske (1874 Follega); Willem 1877 † 1878 Nijemirdum.) Willemke (1879 Oudemirdum). Haring is begraven onder naam Faring Beukens op het kerkhof voor buitenlanders genaamd “Leipzig Ost”. Hij is al op jonge leeftijd uit Gaasterland vertrokken en niet weer teruggekeerd. In het Gaasterlandse bevolkingsregister is aangetekend dat hij op 12 december 1895 goedgekeurd wordt voor de militaire dienst. Hij vertrekt naar Duitsland en komt in augustus 1897 weer terug. Op 29 september 1897 vertrekt hij naar Oost-Indië als 1.71 meter lange militair als lid van de Koloniale Troepen. Hij tekent daar voor een periode van 6 jaar en ontvangt 200 gulden handgeld. In oktober 1903. Dan gaat hij in Nijemegen wonen en even later naar Amsterdam waar hij postbesteller wordt. Hij trouwt met Christina Ietswaard (21 jaar uit Hellendoorn) en zij krijgen 3 dochters. Zij verhuizen naar Enschede en daarna Bloemendaal waar zijn vrouw Christina op 2 november 1930 komt te overlijden. Hier schrijft men Haring in de akte als Honing Beuckens. Hij hertrouwt op 2 februari 1938 in zijn woonplaats Haarlem met Charlotte Elly Grötzsch (31jaar) uit Leipzig-Anger-Crottendorf.

DINSDAG 13 FEBRUARI 1945

  •  De tweede voorraad wapens uit wapendroppings wordt ‘s middags door Roelof Knol en Jan Sustering – twee verzetsmensen uit Oosterzee – naar de boerderij van Halbe van der Goot aan de Marderhoek in Oudemirdum gebracht. De derde wapenzending vindt onderdak bij veehouder Jelte Tromp in Harich. Alle wapenzendingen kwamen uiteindelijk van een wapendropping bij Heerenveen.
  • In Bakhuizen gaat om 10 uur ’s avonds plotseling het licht uit. Dat is het tijdstip dat hier voor de eerste maal de avondstroomregeling wordt ingevoerd. In Balk en andere plaatsen is er reeds avondstroom.

WOENSDAG14 FEBRUARI 1945

  • Al na één nacht wapenopslag wordt de boerderij van Halbe van der Goot door de Duitsers uitgekamd. Er wordt niets gevonden. Hij wordt door de Duitsers meegenomen. Het gehele verhaal is in een apart hoofdstuk opgenomen en hier te lezen.
  • Om 17.00 uur arriveren de Duitsers bij Yde Yntema aan de Mientwei in Hemelum want ook hij heeft wapens verborgen die afkomstig zijn van de wapendroppings. Ook hij wordt meegenomen. Het verhaal van Yntema is eveneens via bovenstaande link te lezen

 DONDERDAG 15 FEBRUARI 1945

  • De niet-gevonden wapenvoorraad bij Halbe van der Goot wordt vandaag overgebracht door Ede Hoekstra – onderduiker bij Diete Hofman in Wijckel – met behulp van Jouke Draaijer naar de boerderij van Draaijer in Rijs gebracht.
  • In Hemelum overlijdt om 00.30 uur de 65-jarige Limburgse evacué Godefridus Hubertus Eggels, landbouwer van beroep. Hij was geboren en getogen in Swalmen als zoon van Joannes Hubertus Eggels en van Christina Bordina van Helden. Zijn echtgenote was Anna Elisabeth Schreurs. Eggels is de eerste Limburgse evacué die na aankomst van de groep op 26 of 28 januari 1945 komt te overlijden. De overlijdensaangifte was gedaan door Jan Feenstra, 63 jaar, winkelman, wonende te Hemelum. Begrafenis is in Bakhuizen.

 HALF FEBRUARI 1945

  • Reeds eerder is verhaald over de fietsenvoorraad bij fietsenmaker Jan van Tromp Boomsma in Sloten. Het komt er in het kort op neer dat er 12 nieuwe fietsen klaarstaan  voor de Wehrmacht en/of Landwacht. Een onbekende groep uit Sneek heeft alle fietsen meegenomen en daar zijn de Duitsers en de Landwacht uiteraard niet blij mee. Zij stellen de burgemeester, politieagent De Bie en zijn collega Scholten verantwoordelijk. Omdat Scholten reeds onder verdenking staat van samenwerking met de illegaliteit moet hij zich verantwoorden bij zijn politiebazen. Hij krijgt in Groningen van de Gewestelijk Commandant in Groningen een straf. Scholten wordt disciplinair overgeplaatst naar Westerbork. Na ongeveer een maand dienst daar komt hij terug in Sloten. De inwoners van Sloten hebben niet stilgezeten. Men vindt het sneu dat juist Scholten, die niet benauwd was om actief verzetswerk te doen, de dupe was geworden. Spontaan heeft men een inzameling van fietsen georganiseerd dat aan de Landwacht overhandigd kunnen worden. Uiteindelijk worden er 10 oude fietsen verzameld en die worden half februari 1945 in de oude marechausseekazerne in Sloten bijeengebracht.

 VRIJDAG 16 FEBRUARI 1945

  •  De weersomstandigheden zijn prachtig. Daarom kan Hâns Samplonius uit Sondel een heldere hemel zien en meer dan 700 vliegtuigen tellen.

ZATERDAG 17 FEBRUARI 1945

  • De Limburgse evacué Hendrikus Huijbers uit Herten overleed in Harich om 02.00 uur. Hij was geboren op 2 juli 1900 in Sint-Oedenrode als zoon van Hendrikus Huijbers en Maria van den Boogaart. Zijn beroep was boekhouder en zijn boekhouder was Herten. Hij was getrouwd met Johanna Ardinia Beekers. De overlijdensaangifte wordt gedaan door Klaas Bruinsma, winkelman uit Balk. Hij is uiteindelijk begraven op de militaire begraafplaats in Loenen.

ZONDAG 18 FEBRUARI 1945

  •  Halbe van der Goot uit Oudemirdum was 14 februari 1945 opgepakt door de Duitsers. Deze zondagmorgen wordt in de Gereformeerde Kerk te Nijemirdum hiervoor speciaal aandacht gevraagd. De dominee spreekt in zijn voorbede uit dat van der Goot gezond en wel weer thuis mag komen.

 MAANDAG 19 FEBRUARI 1945

  •  Om 00.15 uur overlijdt de 4 maanden oude evacué Petronella Leonarda Maria Dingelstad in Hemelum. De baby is nog thuis geboren in haar woonplaats Swalmen. Haar ouders waren de evacués Wilhelmus Hubertus Dingelstad, schoenmaker en Elisabeth Anna Gertrudis Rulkens. De overlijdensaangifte wordt gedaan door winkelman Jan Feenstra uit Hemelum. Twee dagen later wordt ze in Bakhuizen begraven.
  • De boerderij van Jeen Hornstra uit Wijckel wordt om 12.30 uur door de Duitsers bezet. Hij had een nacht gedropte wapens verborgen gehouden. Het gehele verhaal is in een apart hoofdstuk over wapendroppings opgenomen.   Ook Marten Melles van der Goot wordt door de Duitsers opgepakt vanwege zijn aandeel in de gedropte wapens.

 DINSDAG 20 FEBRUARI 1945

  •  Verzetsstrijder “Reade” Rinke de Boer laat met hulp van verzetsstrijder Sep van der Wal de wapens verdwijnen die opgeslagen zijn in de boerderij van Louw Wildschut. Wildschut helpt zelf ook mee. Zij laten de goed met vet ingesmeerde wapens in een ijzeren praam zakken. Hiervoor moeten zij naar de destijds aanwezige poel achter de boerderij van Wildschut.

WOENSDAG 21 FEBRUARI 1945

  • De illegaliteit in Gaasterland komt ’s morgens bij elkaar om de zaak van Jeen Hornstra en Louw Wildschut te bespreken. Rinke de Boer en Sep van der Wal zijn hierbij aanwezig. Zij besluiten allemaal om de boerderij van Wildschut te ontruimen. Jeen Hornstra uit Wijckel heeft via een uit de gevangenis gesmokkeld briefje laten weten dat de Duitsers hem namen wilden laten zeggen van de betrokken wapensmokkelaars. Hij heeft erbij geschreven dat hij alleen de naam van Wildschut wist. Rinke de Boer gaat naar Woudsend en vindt twee skûtsjeskippers bereid om met hun schip naar Wijckel te komen en de goederen te vervoeren. Zij komen ‘s avonds tijdens de schemer aangevaren. Met tien man uit het Gaasterlands verzet wordt alles naar de boten verhuisd en om één uur ’s nachts is alles leeggehaald. Daarna wordt gewacht tot 4 uur tot de spertijd is opgeheven en gaan dan met het vee op pad. De gevulde boten varen nu naar IJlst maar bij aankomst blijkt er geen plaats voor opslag te zijn. Gelukkig stelt Siep de Vries in IJlst zijn houtloods wel beschikbaar.
    De familie Wildschut gaat voor de buitenwereld daarna verder door het leven als evacués uit Roermond. Louw Wildschut krijgt de naam van Jan de Vries en zijn echtgenote wordt van Sjoukje omgedoopt tot Froukje.

 DONDERDAG 22 FEBRUARI 1945

  •  Voor de tweede keer sluit de gemeente Gaasterland een contract met tuinder Hoite Schaap in Balk. Er is nog steeds niet voldoende voedsel. Schaap mag opnieuw op kosten van de gemeente – en met vergoeding - groenten verbouwen. Ditmaal mag hij alleen zomergroenten verbouwen. Met H. van der Veen van Welgelegen uit Harich sluit de gemeente ook een tuinbouwcontract. Dit is voor hem zijn eerste keer en hij mag wintergroenten verbouwen, kool en spruitjes.
  • In Hemelum steken de Duitsers de woning en het brandstofhok van Betse Bosma in brand.  Dit verhaal is ook in een apart hoofdstuk opgenomen.

VRIJDAG 23 FEBRUARI 1945

  •  In de vroege morgen wordt door de Duitsers heel snel het gehele dorp Woudsend omsingeld en men begint aan een razzia. Jacob Wilbers wordt opgepakt. Het uitgebreide verhaal is in een apart hoofdstuk opgenomen. Bij de Koopmans Koninklijke Meelfabrieken BV te Leeuwarden ontstaat ’s morgens enige verslagenheid op kantoor. De boot uit Balk (naam niet vermeld) was vertrokken na een heftige woordenwisseling met de heer Jorna, de chef van de meelfabriek. De directeur G.H.J. van der Meij schrijft in zijn dagboek dat Jorna uit vele kwaden dikwijls het ergste meent te moeten kiezen. De directeur schrijft verder dat de partij goederen voor onze Gaasterlandse vrienden volgens de directie niet moest achterblijven. Met kunst en vliegwerk is daarop gelijmd wat gebroken was en de vrede weer hersteld. Gaasterlanders kregen dus weer hun veevoer.

ZATERDAG 24 FEBRUARI 1945

  •  De geallieerden blijven Duitsland bombarderen want Hâns Samplonius uit Sondel constateert vandaag dat er bij mooie weersomstandigheden weer vele vliegtuigen in de lucht zijn.
  • Vandaag is er een paardenvordering in Balk voor de Duitsers. Er zijn enige boeren gekomen maar toch niet genoeg omdat er meerdere mensen werden aangehouden die moeten helpen op paarden op te halen.
  • In Gaastmeer worden bij een razzia meerdere personen opgepakt. Hierbij is ook Johannes Wissink. Hij zal vier dagen later met Jacob Wilbers worden gefusilleerd in Oudemirdum. Het gehele verhaal is te vinden in het hoofdstuk over het verzetsmonument in Oudemirdum.

ZONDAG 25 FEBRUARI 1945

  • De 69-jarige Limburgse evacué Johannes Hendrikus Heijnen overlijdt om 00.30 uur in Oudega, H.O.N. Heijnen is geboren en getogen in Swalmen als zoon van Jan Willem Heijnen en Agnes Maria van Heijnen. Hij was weduwnaar van Maria Catharina Curvers. Anne Wolthuizen, 47 jaar, landarbeider uit Oudega HON doet overlijdensaangifte bij het gemeentehuis in Koudum. Heijnen wordt op woensdag 28 februari 1945 begraven in Bakhuizen.

MAANDAG 26 FEBRUARI 1945

 Door gebrek aan kolen werken in Friesland 200 elektrische gemalen en 30 stoomgemalen niet.

  • De Duitse Sicherheidsdienst komt ’s morgensvroeg om 7 uur terug in Wijckel. Ze nemen Jeen Hornstra mee die bij de opslag van gedropte wapens betrokken is geweest. Arend Breimer heeft Jeen Hornstra zien zitten in een open auto tussen twee soldaten in en aan twee kettingen geboeid. De Duitsers komen nu van drie kanten op de boerderij van Louw Wildschut in Wijckel af. Als zij zien dat alle mensen en goederen verdwenen zijn, steken zij om 07.30 uur de gehele boerderij in brand. De vlammen slaan er van alle kanten uit.

De boerderij van de familie Wildschut in Wijckel op een schilderij gemaakt door Geale Kuperus uit Balk. Foto: www.langsdeluts.nl