Het jaar 1946

WOENSDAG 2 JANUARI 1946

In het Bewarings- en Interneringskamp Sondel zegt een gevangene ernstig mishandeld te zijn door de Rijkspolitie binnen het bewakingspersoneel. Dat was althans de klacht die door het slachtoffer bij de kampleiding werd ingediend en doorgestuurd werd aan de inspectie van de Directeur-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging. Het slachtoffer hoorde nooit meer iets over de behandeling van zijn zaak en trok  eerst twee jaar later op 2 januari 1948 aan de bel. Het slachtoffer had naar het ziekenhuis in Sneek gemoeten wegens een hersenvliesontsteking. De behandeling geneesheer verklaarde schriftelijk dat hij niets van een mishandeling had kunnen constateren. Het onderzoek ging  enige tijd duren want de houding van het slachtoffert was dusdanig dat er geen normaal gesprek kon worden gevoerd met de onderzoekers. Het onderzoek mocht wel enige tijd duren schreef de inspectie want “hij hoeft geen Duitse methoden te verwachten”. Kampcommandant Spaans rapporteert tussentijds dat hij het slachtoffer kende uit zijn politieloopbaan en dat de gevangene als zeer ongunstig bekend stond. Hij had o.a. twee SS’ers helpen te ontsnappen waarvoor hij celstraf had gekregen. Uiteindelijk komt op 2 februari 1948 het justitieel bericht dat de strafzaak als afgedaan wordt beschouwd omdat slachtoffer niet in beroep wil gaan.

WOENSDAG 16 JANUARI 1946 

De gemeente Gaasterland gaat niet over tot herbenoeming van jachtopziener J. Steffens. Wat de reden daartoe is geweest is niet bekend. Op verzoek van de Jagersvereniging wordt hij op 5 maart 1946 toch herbenoemd.

VRIJDAG 16 FEBRUARI 1946

In Hotel Boonstra te Balk richt de afdeling Gaasterland en Sloten een afdeling op van de Bond voor Ondergedoken Oud-militairen. Staande de bijeenkomst worden direct 20 aanwezigen lid van de nieuwe afdeling. Het bestuur bestaat uit: H. Kobus, voorzitter; A. van der Meer, secretaris en Pieter de Jong, penningmeester.

DONDERDAG 22 MAART 1946 

Doede Martens Kok

Op 22 maart 1946 werd om 12.00 uur in Kamp Sondel ontdekt dat gevangene Doede Martens Kok uit Lemmer zichzelf van het leven had beroofd (zelfdestructie). Wachtmeester Klaas Walda heeft – uit eigen wetenschap – de overlijdensaangifte gedaan bij de gemeente Gaasterland. In het Boek “Strijders, Onderdrukkers en Bevrijders” is ten onrechte geschreven dat Kok in Fochteloo is gestorven.

Doede Kok – bijnaam Rooie Doede - was 15 april 1886 in Lemmer geboren als zoon van Marten Kok en Elske Spinmuis. Hij was daar op 18 juni 1914 getrouwd met Andrieske Eenkoren en het echtpaar had één dochter. Hij is zijn hele leven in Lemmer blijven wonen. Hij woonde op de Nieuwedijk 44 en was Pro-Duits.  Op 15 maart 1913 was hij aangesteld als nachtwacht bij de gemeente Lemsterland. In 1917 volgde zijn benoeming tot gemeenteveldwachter en daarna klom hij op tot chef-veldwachter.

Hij had de functie van politieman en gemeentelijk bevolkingscontroleur in Lemmer uitgeoefend en daarover waren onduidelijkheden ontstaan en daarom werd hij in Kamp Sondel opgenomen.  Het NSB-lidmaatschap van Kok is nooit definitief vastgesteld. Kok verleende assistentie bij het oppakken van Joden. Maar ondanks zijn minder gunstige reputatie heeft hij enkele onderduikers geholpen aan onder meer identiteitsbewijzen. In afwachting van zijn verhoor pleegde hij zelfmoord.

In het proces-verbaal 1337 d.d. 13 juli 1945 ontkende hij tegenover de politieke opsporingsdienst dat hij zich schuldig had gemaakt aan het opsporen van onderduikers. Er waren al eerder rechtszaken geweest en Kok kende de uitslag hiervan. Hij was daarvan erg geschrokken, vooral van de opgelegde straffen: langdurig werken in de Limburgse mijnen. Dat angstbeeld had geleid tot zijn zelfmoord, zo luidde de officiële lezing. De eerste rechtszaken hadden al plaatsgevonden en hij was erg geschrokken van de uitspraken en vooral van het feit dat veelvuldig lange straffen werden uitgedeeld voor het werken in de Limburgse mijnen. Dat was zijn angstbeeld geweest, zo was de onofficiële lezing.

ZATERDAG 1 JUNI 1946 

Op 1 juni 1946 telde het kamp Sondel nog 374 delinquenten. De oppassers waren leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. De NBS werd later werd omgevormd tot het nieuwe Korps Hulppolitie.

In de Balkster Courant stond die dag een ingezonden oproep:

“De graven van de in en bij Gaasterland gevallen geallieerde soldaten, die binnen deze gemeente ter aarde zijn besteld, worden van rijkswege onderhouden, d.w.z. de graven worden in behoorlijke staat gehouden.  Echter kan noch het rijk, noch de gemeente aan deze graven dié kleine zorgen besteden, die de familie van de gesneuvelden zelf aan de laatste rustplaats van hun nabestaanden zou doen toekomen.  Zelf zouden zij, indien zij daartoe in staat waren, b.v. op de algemene gedenkdagen en de bijzondere data, verjaardag, dag van overlijden, enige bloemen op het graf neerleggen. Een dergelijke liefdedienst kan uiteraard slechts een persoonlijk blijk van medeleven zijn.

Het comité oorlogsgraven stelt zich ten doel, in de verzorging der graven die persoonlijke noot te brengen, die deze tot nu toe misten. Personen, die een graf willen “adopteren” om dit te verzorgen alsof dit van een der hunnen was, kunnen zich daartoe aanmelden bij een der leden van het gemeentelijk comité voor de oorlogsgraven, die verder alle gewenste inlichtingen zal verschaffen. Het is een nationale plicht van dankbaarheid, dat geen graf van een geallieerde soldaat zonder de bijzondere verzorging van een adoptiefgezin blijft. Meldt U derhalve aan.

Het plaatselijk comité voornoemd,
Jkvr. Q.J.J. Van Swinderen
* Pastoor G.F. Wartna
* Mevr. Verdam-Höweler
Baron thoe Schwartzenberg”
* Pastoor Frederikus Gerben Wartna (soms als Wartena geschreven) was 3 november 1886 in Bolsward geboren. Hij deed op 5 oktober 1928 zijn intrede in de St. Odulphusparochie in Bakhuizen.
* Mevr. Verdam was de echtgenote van de predikant uit Nijemirdum.

DINSDAG 4 JUNI 1946 

De gedetineerde J. Bajema zag ‘s middags kans het kamp in Sondel te ontvluchten. De vrijheid duurde slechts kort; reeds dezelfde avond werd hij weer in verzekerde bewaring gesteld dankzij de activiteit der politie.

 DINSDAG 16 JULI 1946

 In de Leeuwarder Courier worden de aantallen genoemd per 1 juli 1946 van personen die in Friese interneringskampen verblijven.

Vliegveld Leeuwarden 643
Harlingen (Barka) 549
Sondel 374
Wolvega (Wierda) 293
Ericadorp 209
Heerenveen (Crackstate) 162
Leeuwarden (Gevangenis) 72
Hemrik (Sparjebird) 48

ZATERDAG 30 NOVEMBER 1946

Dit is de officiële sluitingsdatum van het Bewarings- en Interneringskamp “Sondel” te Sondel. De Dienst Directoraat-Generaal van Bijzondere Rechtsvordering had de gebouwen gehuurd tot 1 december 1946. Op 14 oktober 1946 was bijna iedereen vertrokken. Er waren alleen nog 6 personen achtergebleven van de opruimploeg om mee te helpen bij opruiming.
In dit laatste inspectierapport is te lezen op welke wijze alle goederen worden verdeeld. Mooi is te lezen waar de levensmiddelen en het zeep naar toe gaan zodat een overzicht wordt verkregen van wat er dagelijks voor de gevangenen op tafel kwam te staan. Er werd besloten de goederen te verdelen over het kamp Sparjebird in Hemrik en het Distributiekantoor in Balk kreeg de rantsoenen.

Op 24 oktober 1946 vond de overdracht plaats:
Sparjebird:                  Sparjebird                        Distributiekantoor Balk
Koffiesurrogaat            Tarwebloem                      Brood
Theesurrogaat              Mosterd                           Tarwebloem
Gortmout                     Custard                            Koffie
Gr. erwten                    Br. Bonen                         Melk
Koffiestroop                  Gort                                Vlees
Gedr. Boerenkool          Soepen                            Eieren
Snijbonen                     Puddingpoeder
Uien                             H.H. zeep

Er bleven 6 gevangenen werken in de opruimploeg. Voor hen bleven er voorraden staan. Op 15 november 1946 was er nog over:

Koffie
Margarine
Gortmout
Zout
Bruine Bonen
Gortgries
Custard
Scheerzeep
Uit het laatste inspectierapport kwam veel meer informatie naar voren over de dagelijkse gang van zaken. Het personeel dat tot het einde op 15 november op de loonlijst stond met salaris in guldens:
Commandant
M. Spans………………….....…………..............24-11-1904..…. 110,84 (toelage)
Administratie
Administrateur Johannes P. Reehoorn…....14-05-1921………250,00
Plv.administrateur Anthonie v.d. Meulen...22-10-1924 .…...150,00
Schrijver W. Helder……………..….……...........06-04-1926…..…100,00
Voedingsafdeling.
Albert Venema, chef-kok…………………....….26-02-1903….…..225,00
P.K. van der Wal, menagemeeste............21-06-1923….....150,00
Vervoersafdeling.
Sake de Vries……….....…………………….…....…18-06-1920……...175,00
Medische verzorging
Jan Herman Hattink, arts…………….……….….25-01-1910…......145,00
J. Boersma, verpleegster………..…..............04-09-1924….....125,00
Geestelijke verzorging
Pieter Verdam, kamppredikant…...….........26-01-1920…….....66,66
Albert de Kleine, assistent…..………............04-02-1915.........55,55
Herman A. Wieggers, kampgeestelijke…...20-04-1893….....….66,66

Het totaal aantal interneringsdagen per periode:

17 april -31 december 1945……….…..96.250 dagen
1 januari – 31 maart 1946……….……..43.040 dagen
1 april 1946 – 30 juni 1946…….……...35.912 dagen
1 juli 1946 – 15 november 1946….….30.845 dagen

Aan deze cijfers is te zien dat de rechtspraak na1 januari 1946 op gang komt door zowel vrijspraak als overbrenging naar gevangenissen. Als bv. 96.250 dagen wordt gedeeld door 250 dagen, dan kom je uit op een bezetting van gemiddeld 385 personen per dag. Na de sluiting gaan nog barakken naar vliegveld Gilze-Rijen en die brengt ze op een bepaald moment naar de strafgevangenis in Breda.
Het laatste inspectierapport schreef op 2 december 1946: “Resumerende kan van dit kamp vastgesteld worden dat de voedingenadministratie op ordentelijke en secure wijze is gevoerd. Met de liquidatie zijn belast: de commandant M. Spans (sedert juni 1945); de administrateur J.P. Reehoorn (sedert oprichting kamp) en de managemeester P.K. van der Wal, die opdracht hadden de afwikkeling per 30 november 1946 te beëindigen”.

Een bewogen geschiedenis was voorbij.