Jacobus J Boomsma

 

 

 

 

 

 

 

 

Geboren; 6 juli 1910 te Sondel
Doodgeschoten: 6 november 1944 te Sneek

 

Jacobus Johannes Boomsma (roepnaam Koos) uit Sondel werd in 1939 vanwege de mobilisatie in militaire dienst opgeroepen en in Woerden gelegerd. Inclusief de tijd die hij in krijgsgevangenschap doorbracht, was hij negen maanden van huis. Dat was een geweldige tegenslag voor een jonge zakenman, zelfs al had hij in dit geval een flinke vrouw – Sietske van der Werff - waarmee hij op 24 augustus 1937 in Leeuwarden getrouwd was - en toegewijd personeel. Een dienstmeid en twee medewerkers hielden zijn winkel in stand door onder anderen de winkelboodschappen in de omgeving te bezorgen.

Maar dat was niet de voornaamste reden dat Koos in het verzet terecht kwam. Hij was jong en sterk en kon geen onrecht verdragen. Hij had een sterk gevoel voor rechtvaardigheid ontwikkeld. Alles in hem kwam in het verzet tegen de Duitse terreur en de jacht op Joden en mannen van de ,,Arbeitseinsatz”. Haast vanzelfsprekend begon hij in 1942 op grote schaal onderdak te zoeken voor Joden en vanaf die tijd raakte hij ook steeds meer betrokken bij het verzetswerk. De Gaasterlandse verzetsleider Benjamin Herre Steegenga uit Balk was zijn grote inspirator. Koos Boomsma bleef actief in het verzetswerk en zou dat blijven doen tot aan die treurige morgen op 6 november 1944 toen een Duitse kogel een eind maakte aan zijn onstuimige activiteiten. Hij was toen 34 jaar en liet een vrouw met drie kinderen achter. Het vierde kind werd op 10 mei 1945 geboren en kreeg de voornamen Jacobus Johannes Karel. De laatste voornaam was de schuilnaam van Koos waaronder hij in geheel Friesland bekend werd. Hij werkte eerst onder de schuilnaam De Vries.

Zijn goed beklante winkel in Sondel was door zijn vader Pieter tot bloei gebracht en alles wat men in dit kleine dorp wilde kopen, was er te krijgen: manufacturen, kruidenierswaren, textiel, brandstof, drogisterij-artikelen en veevoer. De veevoederhandel had zijn broer overgenomen en Koos al het andere. De handel zat de hele familie in het bloed; de handel met zijn drukte, zijn geroep, zijn bewegingen, zijn praten, zijn organiseren en zijn argumentaties. Hij had de winkel enkele jaren voor het begin van de Tweede Wereldoorlog van zijn ouders overgenomen. Hij breidde de winkel met veel energie uit door het venten in de wijde omgeving op te voeren.

Beschikbaar gesteld door Tjalling van der Zee, Balk

Maar Koos was niet van plan om zijn leven lang in de Sondeler winkel te blijven. Hij had voor zijn middenstandsdiploma een avondstudie in Sneek gevolgd waardoor hij altijd ’s avonds in zijn kamer zat te studeren. Hij ambieerde een administratieve baan met organisatorische kanten. Wel behartigde hij ondertussen zijn zaak goed. Door het venten kende hij de omgeving van Gaasterland evengoed als zijn broekzak. Dat maakte hem dan ook zo geschikt voor het verzetswerk. Koos stak zijn mening – dat hij walgde van de Duitse overheersing – niet onder stoelen of banken zodat ieder hem zag als een oprechte vaderlander. Hij had altijd een winterwortel in zijn kantoortje boven zich hangen als vrolijk teken van “Oranje Boven”. Toen dan ook op een bepaald moment Theo Oostra - een jonge dominee uit Holland - een plekje zocht voor een stel Joden, kwam deze door toedoen van verzetsleider Benjamin Herre Steegenga uit Balk in contact met Boomsma. Dat was het begin en het onderdak was vlot geregeld. Al snel volgden er meer, veel meer. Sjoerd (,,Sjouke”) Wiersma, wasserijeigenaar uit Joure, was begonnen met het ophalen van Joden uit Holland en dat waren voornamelijk kinderen. Een studentengroep smokkelde de Joodse kinderen uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg in Amsterdam waar alle Joden die bij een razzia opgepakt waren, verzameld werden. Al snel kregen Koos en Sjoerd Wiersma contact met elkaar tot zegen van de vervolgde bevolkingsgroep.

Via Wiersma verscheen er korte tijd later bij Boomsma een onderduiker uit Sneek die een nieuw onderduikadres nodig had. "Homme, of Homma of Reade Rinke”. Hij woonde met zijn ouders en zuster Sytske daar aan de Wassenbergstraat. Oorspronkelijk kwam hij uit Raerd. Zijn ouders waren veehandelaar Anne de Boer en Anna de Boer-Dijkstra. Zijn zuster Sytske deed veel koeriersterswerk en vooral bij het plaatsen van joodse kinderen in onderduikadressen. Hij was een poosje naar Beverwijk uitgeweken maar daar was het nog gevaarlijker dan in Friesland. Hij kwam daarom terug en mocht onderduiken bij de familie Boomsma tot aan het einde van de oorlog. Hij bleek in de daaropvolgende Gaasterlandse periode een driest figuur te zijn, voor wie geen zee te hoog ging. Joden, die niet meer veilig waren, kwamen naar Gaasterland en werden vanuit Sondel verzorgd. En natuurlijk waren er ook talloze onderduikers, zoals Jan Schotanus uit Oudemirdum, die weer geruild werd tegen onderduikers uit andere plaatsen. Zij moesten natuurlijk allemaal distributiebonkaarten en andere documenten hebben. Het werd voor Koos Boomsma langzamerhand een heel bedrijf. Begin 1942 kwam er in Sondel een permanent Duits Radarkamp ,,Eisbär” met ongeveer 400 militairen. Gelukkig ondervond de bevolking en de verzetsbeweging hiervan weinig hinder. Enkele Duitsers wisten van de aanwezigheid van onderduikers. Zij kenden zelfs de adressen en bij een dreigende razzia werden er zelfs weleens onderduikers verborgen in het Peil- en Radarkamp zelf. De Duitsers bezondigden zich niet aan verraad zolang er geen sprake of schijn was van militaire sabotage. Maar onder de Nederlanders bleek wel een verrader te zitten…

Eind april 1943 moeten de Nederlandse soldaten zich weer als krijgsgevangenen melden. Er was een bekendmaking in de kranten verschenen onder de kop: “Nederlandse Weermacht weer krijgsgevangen”.
Direct na de overgave op 15 mei 1940 had Hitler het bevel gegeven de Nederlandse soldaten vrij te laten uit krijgsgevangenschap op voorwaarde dat officieren en manschappen zich “grootmoedig zouden opstellen tegenover de bezetter als tegenprestatie tegenover de grootmoedigheid van Hitler”. Maar een deel gedroeg zich, volgens de Duitsers, als onverantwoordelijke ophitsers. De werkelijke reden was het gebrek aan arbeiders in Duitsland en het voorkomen dat de geoefende militairen sabotagegroepen gingen vormen. Dus moesten de voormalige beroepsofficieren, nu vergezeld van mensen in opleiding tot beroepsofficier, weer in krijgsgevangenschap.  Boomsma is sergeant en dus onderofficier. Gesterkt door de daarop uitgeroepen Meistaking van 1943 denkt Koos er niet aan om zich aan te geven. Hij komt niet voor vrijstelling in aanmerking want dat was alleen voor NSB’ers, WA-ers, kaderleden van de Nederlandse Arbeidsdienst en zij die in Duitse dienst waren gegaan. Onderduiken is volgens hem ook niet noodzakelijk, alles lijkt hem veilig. Zelfs de aanwezigheid van alle militairen in het Duitse Radarpeilstation ,,Eisbär” in Sondel kan hem niet deren. Een half jaar lang blijft dat ook zo. Maar op donderdagmorgen 4 november 1943 komt er een Duitser bij Boomsma in de winkel die vertelt dat hij opdracht heeft gekregen om de eerdere sergeant J.J. Boomsma uit Sondel mee te nemen naar Lemmer als krijgsgevangene.  Boomsma zelf stond deze Duitser te woord en zei tegen hem: "Er wonen veel Boomsma’s in Sondel, je moet mij niet hebben, doch een andere Boomsma die 500 meter verderop woont". Boomsma verstrekte de Duitser in het bijzijn van illegaal medewerker – en onderduiker - Rinke de Boer een duidelijke aanwijzing om bij de woning te komen. Door de Duitser strak aan te kijken, begon deze te twijfelen. Echter, toen de Duitser op de aangewezen plek aankwam, stond er geen woning. Hij keerde onmiddellijk terug maar ,,toevallig” was Koos vlak van tevoren juist de deur uitgegaan. Hij had zijn fiets gepakt en razendsnel - in zijn werkkleding naar Sneek gegaan waar hij een goed onderduikadres wist bij de familie Reitsema. De Duitser, die nogal standvastig overkwam, werd razend omdat hij te grazen was genomen. Mevrouw Boomsma keek erg onschuldig en zei dat zij niet precies wist waar haar man naar toe was gegaan. Een teruggekeerde winkelknecht wist ook nergens van. De Duitser werd nog woester en wilde mevrouw Boomsma meenemen omdat het wachten hem te lang gaat duurde. Op dat moment kwam huisarts Hattink uit Wijckel binnen. Hij was door Koos gewaarschuwd. De huisarts had even eerder al een verzoek gekregen voor huisbezoek omdat de zoon Piet ziek was. De Duitser verloor mevrouw Boomsma geen tel uit het oog. Dokter Hattink onderzocht de jongen en wist de Duitser aan het verstand te brengen dat het veel beter was om mevrouw Boomsma thuis te laten vanwege de verzorging van haar zoon Piet. Zij zal zelfs een poosje het huis en de winkel moeten verlaten, omdat Piet geopereerd moest worden in Leeuwarden. Tijdens het Duitse bezoek lag er nog een ongeposte brief bij de familie in huis, samen met allerlei andere gevaarlijke zaken zoals valse persoonsbewijzen, wapens en bonkaarten. ,,Reade Rinke” wist dit gevoelige materiaal nog uit de woning te krijgen voordat de Duitsers terugkwamen voor een nieuwe huiszoeking. De ongeposte brief was van onderduiker ,,Reade Rinke” die een brief aan een onwillige betaler had geschreven met de dreiging dat er binnen de kortste keren f. 500,00 op het kleed moest komen anders zou de boerderij in de fik vliegen. De brief was ondertekend met: ,,De Geheime Dienst”. "Reade Rinke” was samen met verzetsstrijder Jan de Vries in een actie gewikkeld om bij een boer geld los te krijgen. Deze boer, niet een van de armsten in Gaasterland, had met een weids gebaar f. 5,00 ter beschikking gesteld met de boodschap dat ze dan nooit meer terug mochten komen. De brief werd alsnog gepost en had wel het gewenste effect. De 500 gulden werd afgedragen aan L.O.-leider Benjamin Steegenga in Balk.

Mevrouw G.J.Reitsema – Hansen uit Sneek ging diezelfde middag nog poolshoogte nemen bij het huis van Boomsma. Zij zag dat drie Duitsers al bezig waren de zaak over hoop te halen en te roven wat los en vast zat. Met deze boodschap ging zij terug naar Sneek en naar Boomsma die tegen etenstijd bij haar in huis was ondergedoken.

Volgens overlevering was deze foto rond 1920 genomen. Dit was de winkel en de woning waarin de familie Boomsma tijdens de overval in 1943 woonde. De gehele familie Boomsma staat voor het pand. De jongeman met paard en wagen was waarschijnlijk een winkelknecht. Het pand was inmiddels tot 1 woning samengevoegd. Het adres is Sondel, Jacobus Boomsmastraat 10. Foto: www.riedo.nl

Dezelfde avond nog werden Mevrouw Boomsma en de kinderen overgebracht naar Leeuwarden, waar zij eerst moesten blijven totdat Piet weer helemaal opgeknapt was. Het was nu wel duidelijk dat Koos verraden was. Een Duitser zei tegen mevrouw Boomsma dat zij erg verrast zou zijn als zij wist wie een en ander overgebriefd had aan de Duitsers, maar hij noemde geen naam. De naam van de dader is nooit bekend geworden, maar wel zijn beroep. Ook was bekend geworden dat hij geen NSB-er was. In het dorp Sondel ontstonden daardoor twee geruchten. Eén gerucht was dat Boomsma verraden was door jaloezie en het andere gerucht was dat hij zich bij enkelen niet geliefd heeft gemaakt tijdens de melkstaking van 1 mei 1943. Boomsma had in die dagen op hoge toon meerdere boeren aangesproken om geen melk te leveren aan de melkfabriek en dat viel niet bij iedereen  in goede aarde. Niet iedere veehouder kon volgens zijn geweten de melk weg laten stromen. Het was zelfs zo erg dat een oudere inwoner van Sondel de straatnaam Jacobus Boomsmastraat nooit als adres had willen opschrijven. Hij schreef alleen de persoonsnaam op de enveloppe, het huisnummer en woonplaats Sondel.

Terwijl mevrouw Boomsma met toegewijde huishoudelijke hulp van Geertje de Jong (geboren 15 augustus 1921 in Oosterzee) de winkel voortzette, dook Koos op 4 november 1943 onder bij zijn kennis Klaas Jacob Reitsema in Sneek. Het was een bevriend en veilig adres. Toen de grond zo nu en dan onder zijn voeten daar te heet werd, vluchtte Boomsma naar Scharnegoutum bij de familie Marten de Jong. Hij was vliegensvlug op de fiets en in werkkledij - tegen de tijd van het middageten - in Sneek bij hen aangekomen. Daar deed hij lachend het verhaal over zijn list met de in de verkeerde richting gewezen Mof in Sondel. Hij vertelde ook dat de Mof niet levend zijn winkel zou zijn uitgegaan als Boomsma gedwongen was geworden om met hem mee te gaan. Boomsma had in de winkel een revolver onder handbereik gehad terwijl de ook aanwezige Rintje de Boer al naar boven was gegaan om zijn revolver te laden.]

ZIJN LEIDERSCHAP

Vanaf het moment dat hij was ondergedoken kon Boomsma zich volledig inzetten voor het illegale werk in voornamelijk de Zuidwesthoek van de provincie Friesland. Hij verrichtte deze taak voor de volle honderd procent. Met zijn sterke persoonlijkheid en door zijn wijze van organiseren en leidinggeven, viel hij al snel op in de verzetsbeweging. Hij bezat door natuurlijke aanleg bijzondere contactuele eigenschappen. Joviaal, vriendelijk, beheerst, weloverwogen denkend en nimmer overmoedig. Hoofdzakelijk werkte Boomsma samen met Krijn van den Helm, Geale (P. Wijbenga), Witteveen en Jan Evenhuis. Ze probeerden in de Zuidwesthoek van alle afzonderlijke groepen één geheel te maken. Met Leo van Gelder (een Jood) trok hij dagelijks de provincie in om deze opdracht uit te voeren. Overal lukte het hen de apart werkende groepen te koppelen, behalve in Sneek. Hier wensten de groep ,,intellectuelen” en de zogenaamde ,,elite” niet samen te werken, wat ook nooit gebeurd is,  ondanks de bezoeken van meerdere personen.

[[Voor dit soort werk was Koos op de juiste tijd verzetsman geworden. Toen hij na enige tijd ingewerkt raakte, werd Uilke Boonstra uit Joure door de Duitsers in Sneek opgepakt en daardoor moest Sjouke Wiersma onderduiken. Vanuit een andere plaats probeerde Wiersma nog het illegale werk te regelen maar zijn grootste zorg was om opvolgers te vinden. De oomzegger van Wiersma (Haitze Wiersma, die zich Wytse noemde) kreeg de leiding over de KP (Knokploeg). De leiding van de LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) kwam voor het grootste gedeelte op de brede schouders van Koos neer. Het ging zoals het altijd in de illegaliteit toegaat. Over een benoeming werd niet gesproken; iemand kreeg de leiding omdat het voor iedereen duidelijk was dat diegene er geschikt voor was. Al snel werd Koos de leider genoemd van het district Sneek, dat 21 gemeenten omvatte. Dit district was een organisatie die in principe eigenlijk niets van het leidersbeginsel wilde weten. Zijn grootste talenten ontplooide Karel, (Boomsma's schuilnaam) als organisator van het district. Vanuit Joure was tot nu toe alles met de losse teugel geleid. Dat had in het begin goede vruchten afgeworpen, maar door de uitbreiding van het illegale werk tot een “bedrijf” moest er meer organisatie geschapen worden. Karel was hier de juiste man voor. Hij eindigde voortaan alle brieven met: Met Nederlandsche groeten”.]]

[Maar het leiderschap van Karel I had een heel ander karakter dan dat van de NBS. Karel werd Koos Boomsma nu eerstgenoemd en later, toen ook vanuit Drachten een ,,Karel” op het provinciale toneel verscheen, werd de naam Karel I.  In de tijd dat zijn naam nog Koos was, had hij door zijn vriendschappelijke, blijde manier van handelen, zijn medewerkers in zijn winkel erg voor hem ingenomen en aangezet tot zelfstandig functioneren. Hij ging precies zo te werk met de illegale werkers. Men zag in hem de koopman die met zorgvuldig gekozen woorden tot ,,zaken” kon komen. Achteloos blij sprong hij met de mannen om; daarbij sloeg hij de een vriendschappelijk op de rug; een ander monterde hij op met een aanvurende opmerking; uiteindelijk maakte hij ze allemaal geestdriftig en hij had er slag van om met weloverwogen woorden een doldrieste medewerker te kalmeren. Maar het samenwerken in teamverband, dat hij op deze manier bevorderde, zou hij nooit bereikt hebben, als hij niet iedere keer bereid was zijn mannen bij te staan en te helpen bij moeilijkheden of bij gevaarlijke opdrachten. Zij wisten dat ze op Koos konden rekenen en daarom waren ze allemaal vóór en met hem aan het werk.

Als organisator van het district Sneek liet hij duidelijk zien waartoe hij in staat was. Tot aan zijn leiderschap werd alles vanuit Joure geregeld met losse teugels. Dat had eerst tot goede resultaten geleid, maar door de uitbreiding van het illegale werk tot een ,,bedrijf”, moest er een strakkere leiding komen. Karel was daarvoor de juiste man om zulks in te zien. Het district Sneek omvatte 21 van de 43 gemeenten in Friesland. Zij waren ingedeeld in regio’s, bestaande uit een of meer gemeenten. Het districtshoofd onderhield de verbindingen tussen Sneek en de gemeentelijke of plaatselijke contacten. Er was een nauw en stevig contact met de Knokploegen (KP), die over het gehele district verspreid waren. Koeriersters onderhielden daarbij de verbindingen en speelden daardoor een belangrijke rol van onschatbare waarde. Ze brachten boodschappen over en transporteerden illegale documenten. Tientallen kilometers soms dagelijks afgelegd en zowel lopend als op de fiets.

Vanaf Sneek werden vaste routes afgelegd naar Joure, Heerenveen, Lemmer, Oosterlittens, Bolsward, Balk en Koudum. Uiteraard kon Karel dit niet allemaal alleen doen. Hij was zo fortuinlijk een kring van medewerkers om zich heen te hebben, die stuk voor stuk ook zelfstandig werk konden doen. Dit was maar goed ook, want niet alles was vanuit Sneek te regelen. De basis voor het verzet lag bij de plaatselijke medewerkers, die terug konden grijpen op een Centrale die eventuele moeilijkheden uit eigen ondervinding kon oplossen. Daarom was er dringend behoefte aan veel mensen die hun bijdrage aan het geheel konden leveren. En die waren er wel, die felle mannen – ernstig en vol van verantwoordelijkheidsbesef - die zo nu en dan het gemoedelijke optreden van Karel verbeterden. Maar het was de grote verdienste van Karel dat hij al die van karakter verschillende mensen, die snel reageerden en besluitvaardig handelden, met elkaar kon laten optrekken in een team dat gebaseerd was op goede persoonlijke verhoudingen en dat daardoor veel kon verzetten. De moed die Karel vertoonde als het erop aan kwam en de blijde toon die hij tevoorschijn kon toveren, hadden het district Sneek samengesmeed tot een hecht en zelfstandig district. Toen Karel in de schoenen van Wiersma stapte, mocht hij verwachten dat hij Wiersma ook zou opvolgen als lid van de provinciale top. Hoewel er vanuit Drachten ook een voorstel daartoe gedaan werd, wensten drie Leeuwarders een ander systeem, namelijk een instelling van drie reizende ,,inspecteurs” voor het onderhouden van contacten tussen de hoofden van de diverse districten. Voor de districtshoofden was het dan niet nodig om alle weken naar Leeuwarden te reizen in het steeds maar gevaarlijker wordende Friesland. Bovendien was Karel door zijn lichaamslengte (bijna 2 meter) een erg opmerkelijke verschijning die direct opviel.

Het door de Leeuwarders voorgesteld systeem voldeed uiteindelijk niet aan de verwachtingen. De verhoudingen binnen de illegaliteit vonden hun bestaansrecht hoofdzakelijk uit het persoonlijk contact waardoor de mensen elkaars persoonlijkheid, ervaring en vaardigheid leerden kennen en waarderen. Als aan deze zaken was voldaan dan werd het leiderschap ook geaccepteerd. Dit contact ging nu verloren en dat werd als een groot gemis ervaren, vooral in Sneek waar nieuwe mannen de leiding kregen die bij de provinciale leiders amper bekend waren. Dit voorbijgaan aan het grootste district was de mannen lang niet naar ’t zin en zij zetten zich aan tot veel groter inspanning. Langzaam maar zeker ontgroeiden de districts- en provinciale leiders elkaar. Dat voelde De Jong uit Leeuwarden ook als hij in augustus de leiding van de Friese LO overnam. Hij deed alle mogelijke moeite om de oude vertrouwde samenwerking terug te krijgen. In een onderhoud met Karel bleek dat hij geen wrok tegen Leeuwarden koesterde. Snel werden zij het erover eens dat alle districtsvertegenwoordigers in de provinciale top moesten worden opgenomen. Hier hoorde Karel ook bij.

Het kwaad had evenwel zijn uitwerking gehad, want al snel kwamen andere districtsleiders met het bezwaar dat Karel wat teveel naar Leeuwarden luisterde. Zij wensten meerdere zaken zelf te regelen, bijvoorbeeld op het gebied van de falsificaties en de financiën die door hen op een voortreffelijke manier werden voortgezet. Maar de onderlinge verschillen van inzicht deden geen kwaad aan de onderlinge verhoudingen binnen het district Sneek. Karel bleef de centrale figuur en voelde zich verantwoordelijk voor al zijn vrienden-medewerkers.

ONDERGRONDSE ACTIVITEITEN

Mevrouw G.J. Reitsema-Hansen, Willemstraat 22 in Sneek beschreef op 10 november 1945 – en op dat moment dus vrij actueel - de werkzaamheden en de tijd die Boomsma vanuit hun woning had verricht en de tijd die hij er had doorgebracht:

“Wat heeft hij wat vergaderd in zijn onderduikperiode bij ons. In onze woning Willemstraat 22 in Sneek, heeft hij heel wat gasten ontvangen. In het laatste oorlogsjaar kwamen 9 verzetsvrienden om het leven die hier geregeld met Karel besprekingen hadden gehouden: Koos Gaastra uit Sneek; Piet Glastra van Loon en zijn vriend Wim uit Scharnegoutum; Adri Berghuis uit Bergen; Jan Schulenklopper, politieman uit Den Haag (vermoord en in het Hoendiep in Groningen gevonden); Germen Ypma, Eksterstraat, Leeuwarden; Wim Knol en Luitjen Mulder, beiden uit Echtenerbrug en Krijn van den Helm.

Er werden bonkaarten verdeeld en Joden verzorgd. O.a. werd een Jodenfamilie, welke ondergebracht was in Scharnegoutum, overhaast ’s morgens om 4 uur per auto naar een veiliger oord gebracht. Hieraan moet het nodige aan vooraf zijn gegaan, getuige een blauw oog en gescheurde kleren. Ook reisde Boomsma veel naar Hollandsche contactpunten waaronder een familie Seinen in Amsterdam welke heel wat Friezen heeft geherbergd. Vergaderingen met rayonhoofden, met leden van de K.P., telefoon- en boodschappendiensten enz. enz. vulden toen onze dagen en nachten. Want gewerkt werd er door de heren, van de vroege ochtend tot diep in de nacht. Toen Martje, een lieve Jodendame, werd verraden en gearresteerd, beleefden wij spannende uren en een slapeloze nacht. Er waren namen genoemd en Boomsma (Oom Koos) moest om 11 uur nog een andere plaats zoeken. Waarheen? In IJlst maakte hij vrienden wakker door steentjes tegen de ruiten te gooien want niemand deed graag na 11 uur nog open. Mijn man, Klaas Jacob Reitsma, was ziek. Ook hij werd ingepakt en het huis uit getransporteerd. Toen ik alles nog eens naliep vond ik een gummistok, gummihandschoenen, transparantjes van Persoonsbewijzen enz. Tegen 12 uur kwam er een auto door de straat en stopte voor ons huis. Volkomen voorbereid op het bezoek van de bezetter opende ik [[de deur. Geen Moffen maar nog enkele bezorgde vrienden dat Karel onmiddellijk weg moest.

Het waren Sjoerd de Boer, Gerlof Wiersema en Jaap Hilverda die toen nog kwamen waarschuwen. De nacht verliep rustig maar van slapen was geen sprake. Van Martje hebben wij later niets meer gehoord. Zo nu en dan kwamen hier personen op een Turkse pas. Eens was het Prins Bernard die ik verwachtte. Ik had de Prins en Bernard was zoals later bleek, de heer Thië Lycklama à Nijeholt (Henk Financiën) die als zodanig zijn entree in Sneek maakte. Hij was een boerenzoon uit Lollum en onderwijzer geworden in het Groninger Leek. In Sneek wachtte hem een moeilijke taak omdat niet gerekend kon worden op de medewerking van de inspecteur der rijksbelastingen.

[In dezelfde winter verraadde een ondergedoken persoon (een Jood), die tevens zwart handelde, enige van onze vrienden. Deze man moest na herhaalde en geen zachtaardige waarschuwingen, tenslotte worden opgeruimd. Toen de bewuste persoon voorlopig in een hal moest worden ondergebracht, kostte dat bijna Boomsma het leven. Zij gingen in het donker over een vlonder achter een boerderij, toen de Jood een ruk gaf en Oom Koos in de sloot duwde. Maar hij kreeg hem op tijd te pakken voordat de revolver van eigenaar zou wisselen. De Jood beet hem daarbij nagenoeg de duim af. Toen Oom Koos die avond laat binnenkwam, was hij er akelig aan toe. De hele situatie had hem aangegrepen. Zijn kleren waren besmeurd met bloed en klei en druipnat werden de kleren bij de kachel gedroogd. De duim werd verbonden, zijn gezicht was geschonden en hij werd met een borrel in bed gebracht. Van eten was geen sprake meer. Alle avonden tegen 11-12 of 1 uur moest hij dikwijls nog warm eten. Zelfs daarvoor gunde hij zich daags vaak geen tijd. Toen na een week de tijding kwam dat de Jood van kant gemaakt moest worden, was hij zeer diep onder de indruk van wat hij die avond had te verrichten.]

Eens op een morgen om 8 uur kwamen Gerben Ypma, Klaas en Joke, de koeriers, met drie piloten (Amerikanen) onze achtertuin binnenstappen. Deze heren wilden naar Normandië en hun kameraden meehelpen. Zij wilden niet langer werkeloos toezien. Doch evenals zovelen van ons, werden zij tenslotte toch weer ondergebracht en moesten zij wachten totdat hun tijd gekomen was. In april 1944 passeerde de wel meest ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis van ons stadje met de ontvoering van Kooi en met wat daarvan het gevolg is geweest. Daar Oom Koos en onze beste vrienden daarin een hoofdrol spelen, wil ik deze gebeurtenis volledig vertellen. De Heer en Mevrouw Jongkind woonden tegenover de S.S.-man Geale van der Kooij. Een persoonlijke vijand van ons allen hier ter stede.

Geale van der Kooij was handelsreiziger van beroep en een NSKK-man, geboren 11 juli 1906 in Wommels, woonde Vesperstraat 19 in Sneek. Hij was gehuwd met Zwaantje Muizelaar en zij hadden twee kinderen. Van der Kooij was bij de NSKK gegaan om als chauffeur het Duitse front van het nodige te voorzien. Hij stond politiek ongunstig bekend. Hij had tijdens de Meistaking van 1943 de Duitsers de weg gewezen naar de dorpen rond Sneek, een weg die vooral in Oudega was besmeurd met bloed. (jgv)

(Cilia Rosier uit Sneek schrijft in 2016: De familie Jongkind woonde destijds op Parallelweg 36 en Geale van der Kooij in de Vesperstraat 19. Dat huis lag pal achter Parallelweg 36. De achtertuinen grensden aan elkaar. In het huis op de Parallelweg was boven op de voorste slaapkamer een draaibare boekenkast waar onderduikers zaten ten tijde van dreigende onraad. Ook in de achterwand van een ingebouwde kast kon je een luik losmaken waar onderduikers hebben gezeten. Boven een kajuit in de achterste slaapkamer was een klein luik waar geweren en munitie hebben gelegen. Nu denk je misschien, hoe kan zij dat weten, wel, Parallelweg 36 is van 1958 tot 1978 mijn ouderlijk huis geweest. Onze ouders hebben ons verteld over dingen uit de oorlog.)

Toen op een avond in de achterkamer ten huize van de heer Jongkind (gymnastiekleraar) een vergadering van plm. 12 werkers gaande was, kwam Kooi op gymnastiekschoenen met gummistok voor de ramen, schreeuwen en zwaaien. Van der Kooij was in zijn tuintje bezig geweest en had over de schutting heen gekeken. De werkers schrokken danig en wisten eerst geen uitweg. Jongkind ging tenslotte naar buiten en waarschuwde van der Kooij geen herrie te maken en door te lopen. Intussen verwijderden enige werkers zich door de achtertuin, over de schutting, door de tuin heen van Van der Kooij, een zijgang langs naar het politiebureau. Omdat een der werkers een politieagent was, bracht deze enige agenten in functie op de hoogte van het geval. Hierna begaven twee van deze heren zich naar de plaats van het gebeurde. Intussen komt Oom Koos op de fiets aan het huis van de vergadering terwijl Kooi de vluchtenden in de achtertuin ontdekte. Oom Koos komt bij de deur en hoort fluisterend zeggen: Maak dat je wegkomt”. Gelijk komt Kooi weer voor huis en ziet Oom Koos (een klant van Kooi, indertijd dadelijk geboycot) en vraagt wat hij hier moet. Oom Koos zegt niets en fietst weg terwijl Van der Kooij hem naschreeuwt: ,,Pas Op!” en waarop Oom Koos roept: ,, Kijk Uit!”. De beide politieagenten kwamen aangewandeld en begonnen een praatje met Van der Kooij en lokten hem voetje voor voetje voorbij het bewuste huis. De werkers nemen hun kans waar en verlaten haastig het huis en springen op hun fietsen. Van der Kooij ziet het en rent ze na. Doch te laat. Hij vloekt en raast: ,,want nu heb ik de koppen nog niet gezien”, schreeuwt hij. Kooi stapt op de politiemannen af en wil het huis van Jongkind nazoeken. Deze weigert, doch de papieren van Kooi zeggen de politie voldoende voor een huiszoeking. Gelukkig wordt er niets ontdekt. De politie lichtte steeds onhandig bij met hun zaklantaarns. Kooi is niet bevredigd en roept – reeds weer buiten de deur – dat de overvalwagen op komst is. Dit hoort Wietse (Foekema, alias Koos Wiersma) de KP ‘er die voorbijrijdt en er het zijne van moet weten. Zo komt Oom Koos om 11 uur bij helder licht maanlicht bij ons aan huis. Hij is geheel ontdaan. Want zegt hij: ,, Jongkind is er bij”. Juist wordt er gebeld. Wij schrokken hevig. Het was over 11 uur en helder licht. Het was Wietse met 6 revolvers bij zich. Oom Koos grijpt hem bij de schouders en roept: ,, Is die vent al gepiept?”. Hij bedoelde Van der Kooij. ,,Nee”, zegt Wietse. De overvalwagen komt en wij kunnen nietsdoen.  Van der Kooij kent ons allen. Oom Koos kan hier niet blijven. Doordat Van der Kooij alles zelf alleen wou opknappen, hebben wij geluk omdat er geen overvalwagen kwam. Er gebeurde verder niets. Behalve dat van der Kooij de gehele dag in de omgeving van de Centrale liep te spioneren en onze mensen kende. Zijn vermoeden was nu zekerheid geworden. Er was maar één oplossing. Van der Kooij werd ontvoerd. Met gevolg de vreselijke Sneker bloednacht (op 14 juli 1944 met 4 doden, 1 zwaargewonde en 1 gewonde mevrouw.

De aanleiding was dat op 12 juli 1944 Van der Kooij langs de Kerkhoflaan in Sneek door drie KP ‘ers wordt neergeschoten terwijl hij een wapen tevoorschijn haalde. Hij roept luid dat hij noot iemand verraden heeft. (Van der Kooij loopt hier met NSKK-collega Taeke Hoekstra die er ongeschonden snel vandoor gaat, jgv). De KP ‘ers duwen de kreunende man in de auto en rijden in snelle vaart naar de boerderij van Marten de Jong bij Scharnegoutum. Hier kon de illegaliteit met alles terecht. Van der Kooij wordt hier verhoord maar laat niets los. Daarom wordt van der Kooij op verzoek van een KP ‘er door een bij De Jong ondergedoken geallieerde piloot doodgeschoten in een schuilplaats in een mestvaalt. Jongkind moet voorgoed duiken. Hij was juist begonnen de financiën voor Sneek en omgeving te behartigen welke functie daarna door onze buurman Jonker werd overgenomen. Op zijn beurt (geval Evenhuis) weer moest duiken. Daarna nam accountant De Boer het over. Door de arrestatie van Adria Berghuis moesten wij enige maanden verdwijnen. Oom Koos moest toen de woning Willemstraat 22 verlaten nadat hij 7 maanden bij ons was geweest. Adri Berghuis kende in Sneek slechts ons adres. Daarom was het veiliger deze maatregelen te nemen. Mijn man Klaas Jacob Reitsema bleef contact houden en heeft geholpen bij levering en verzendingen van Koloniale Waren en zuivelproducten. Hij zou als Voedselcommissaris optreden toen al gauw de bevrijding kwam.

Een paar anekdotes herinner ik mij heel sterk. Toen op een avond Karel, Sjoerd de Boer en Gerlof Wiersema besloten dat Gerlof naar Lemmer zou gaan voor een bespreking werd zoals gewoonlijk de garagehouder opgebeld voor een auto. Helaas was er juist geen wagen thuis zodat zij niet konden rijden, aldus de garagehouder. Plotseling zegt Karel: ,, dit is de zoveelste maal dat hij zegt geen wagen te hebben. Ik zeg je dat de man niet meer met ons wil rijden. Wordt bang!”. Mijn man kijkt van zijn krant op en zegt: ,, Wacht eens even” en hij gaat naar de telefoon en brult: ,, Mit Leutnant Bühler. Sie sollen fahren; 8 uhr am Bahnhof”. Pang. Mijnheer de garagehouder valt van beleefdheid nagenoeg dubbel en belooft onmiddellijk te komen. Gerlof, Karel en Sjoerd en ikzelf gaan gezamenlijk naar het station en jawel, daar komt de beste wagen uit de garage en de eigenaar warempel zelf achter het stuur. Zwaait om, staat stil en knipt het licht binnen in de coupé aan. Daar staat Gerlof voor zijn neus. Het was donker en vandaar dat zij elkaar niet herkenden. Ik liep op dat moment voorbij en ik hoorde vragen: ,, Leutnant Bühler?”. ,, Das bin ich” brult Gerlof. Instappen maar en daar zoeft de wagen de bocht om. Karel en Sjoerd stonden tussen de heesters en ze begroetten mij uitbundig en vragen: ,,Grafin Bühler, sitzt ihren mann bequem im wagen?”. In de nabijheid van Lemmer vertelt Gerlof de automan hoe wij over zulke lafbekken denken. En zoals normaal de gang van zaken is, was het de garagehouder die zich beledigd waande! En met veel lawaai probeerde hij de lakens uit te delen. Hierover is rapport gemaakt. Een ander aardig voorbeeld deed zich voor op het perron waar Karel enige ,,verkeerden” tegen het lijf liep. Deze heren vroegen waar Karel naar toe moest enz. Karel had juist vanwege de hitte een heel donker zijden hemd van mijn man geleend. Karel dacht dat het zwarte hemdje hem wel zou helpen. Met veel air bracht hij de beide landverraders aan het verstand dat zij zich in het vervolg eerst beter wetenschap dienden te geven tegenover wie zij zich bevonden en beter moesten weten op welke wijze zij hun werk tactischer moesten aanpakken. Al gauw kropen de lafaards in hun schulp.  Nadat Oom Koos een ander onderdak had gevonden, kwam hij toch dagelijks bij ons. Altijd opgewekt en steeds vol moed. Velen werden door hem weer opgebeurd. Hij was een krachtige figuur, allen waren blij als ze voor hem werkten want hij was hun leider, vriend en toevlucht. Karel wist altijd direct raad. Bij de grootste problemen wist hij onmiddellijk welke weg er bewandeld moest worden. Een dictator gelijk, richtte hij zich dikwijls op van zijn schrijfwerk als het om raad ging. De jongens waren steeds uitbundig onder elkaar. Ze stoeiden als jonge honden en de lach was nimmer uit de lucht. Eens op een avond komt hij binnen, wierp de hoed op zijn achterhoofd, nam zijn beurs en liet ons een paar patronen zien. Wat was hij toen opgetogen. Hij had een wapenkamer gezien, zo schitterend, om niet af te blijven verzekerde hij. Hij had een instructeur gesproken. Iemand die al eerder naar beneden was gekomen voor instructies. Wat was hij daarvan vervuld. Een week daarna, komt hij op een morgen zijn boterham halen (Willemstraat 22 was volgens hem weer veilig), toen hij vertelde dat het precies een jaar geleden was dat hij voor het eerst op ons adres kwam. Het is het emotie volste jaar in mijn leven geweest, zegt hij en ik zou het niet hebben willen missen. Ondanks de gevaren. Ik wil o zo graag bij mijn gezin blijven, maar toch ben ik volkomen bereid, als ik geroepen wordt: wij zijn uitverkoren voor dit grote werk”.

AANLEIDING, MOORD EN BEGRAFENIS

En het was nu net de zorg over drie van zijn mannen die de aanleiding van zijn dood werden zoals uit het verdere verhaal zal blijken. Er kwamen steeds meer aanwijzingen binnen dat in de toenmalige gemeente Hennaarderadeel verraad zat, dat miste niet. Maar wie was de verrader? Peter Havinga, Jaap Hilverda en Gerlof Wiersma spraken af om daar onderzoek naar te doen. In Hennaarderadeel was destijds een afdeling van de Duitse ,,Zoll” (douane) actief die grote steun kreeg van de beruchte Petrus Mous. Deze Mous werd later door het ,,Veemgericht” ter dood veroordeeld en later in Dokkum doodgeschoten met zijn helper, SD-agent Oene van Dijk. De Duitsers hadden hun verblijfplaats in een herberg te Wommels en daar kwamen ook hun handlangers op vaste tijden bij elkaar. Ongetwijfeld zou de verrader daar ook weleens komen. Er werd afgesproken om een oogje in het zeil te houden en op deze manier de verrader te ontmaskeren. Deze nacht sliepen de drie mannen in Spannum. Daar waren in die tijd steeds veel Duitsers in actie. Vermoedelijk was dat ontstaan omdat men dacht te weten dat er wapens gedropt waren op Pankoeken bij Witmarsum. Hoe dan ook, de volgende morgen werden de drie illegale vrienden aangehouden in de woonplaats Wommels van SD-agent Oene van Dijk. Ze werden voor verhoor meegenomen door enkele landwachters. Later zou blijken dat de aanhouding van deze drie dappere verzetsstrijders gewoon het gevolg was van een routinecontrole.

De drie mannen werden daarna overgebracht naar Leeuwarden en tenslotte overgebracht naar Drenthe voor graafwerkzaamheden. Intussen had zich in Sneek een verschrikkelijk drama afgespeeld. Een heel enkele keer kwam Karel op een zondag thuis in Sondel bij zijn vrouw en kinderen. Sedert hij onderduiker was, hadden de Duitsers geen inval meer in zijn huis in Sondel gedaan. Zo nu en dan werd het heimwee Karel te machtig en daarom kwam hij op zaterdag 4 november 1944 bij donker thuis. Hij bleef zoals gewoonlijk de gehele zondag in huis en ging dan op maandag heel vroeg weer weg. Zondagavond 5 november 1944 was het gehele gezin nog bijeen toen Boomsma op het harmonium vele bekende liederen speelde. Hij kon orgelspelen vanwege zijn orgelistenopleiding. Hierdoor werd hij organist in de Gereformeerde kerk van Nijemirdum.

Geertje de Jong was van 12 mei 1939 tot en met 12 mei 1945 interne dienstbode bij de familie Boomsma. Zij beschreef in maart 2004 de periode van 5 november 1944 tot en met 9 november 1944. ,,Wat gebeurde er op zondag 5 november 1944, één dag voor het overlijden van Jacobus Boomsma. Deze zondag was de heer Boomsma thuis. Ik kwam thuis en ik was naar de kerk geweest in Nijemirdum. Wij gingen koffiedrinken in de voorkamer. Het was dan erg gezellig met koffie en slagroom en gevulde koek. Na de koffie speelde de baas (zo werd hij door mij aangesproken) op het orgel verschillende liederen, o.a. “Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen (oude berijming)” en hij zong daarbij. ’s Middags na de thee ben ik gaan wandelen met Durkje Jongsma, die toen als extra huishoudelijke hulp twee keer een morgen in de week ook in het gezin werkte als werkster. Toen ik thuiskwam, zong en speelde de Baas verschillende liederen en ook weer: Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen” en andere liederen van Woensel Kooij of uit: Geestelijke liederen uit de schat der eeuwen”:

,, Waar is des Christen Vaderland?”
,, Is het Nederland of is het Frankenland?”
,, Is het waar de Rijn en Donau stroomt?”
,, Oh neen, Oh neen, naar het eeuwig Vaderland leidt God mij heen”.

’s Avonds werden de kinderen na het avondeten naar bed gebracht door mevrouw Boomsma. De dochters Leny en Tiny sliepen in een kamer waar ik een opklapbed had. Later op de avond, onder het koffiedrinken, naar ik mij herinner, vroeg de Baas of ik koerierster wilde worden. Daar ben ik niet op ingegaan. Ik was toen in een neerslachtige stemming… Eind augustus, de 28ste augustus, naar ik mij herinner, was er een jongeman door de ,,Landwacht” opgepakt. De baas was bezorgd dat er mogelijk verraad kon gebeuren. In die week in september had hij Leendert van Zandbergen in Sneek gezien. (Deze was 22 augustus 1944 als onderduiker door de Landwacht opgepakt bij boer Wiebe de Vries in Sondel. Hij overleed 17 oktober 1944 in concentratiekamp Neuengamme. (jgv)

Ik werd 6 november 1944 ’s morgens om halfzeven wakker. Ik hoorde de achterdeur dichtgaan. Toen dacht ik nog: ,,de Baas is later dan andere maandagen. Om 7 uur of eerder stond ik op en maakte vervolgens de kachel aan. In de keuken zette ik de was op en dekte de tafel. Om 8 uur werd de maaltijd genuttigd. Intussen was de winkel geopend. Na de maaltijd ging de broer van de baas (Appie?) en de knecht Roel Duister zgn. de boer op om bestellingen op te vragen of weg te brengen. De heer Betzema, de bedrijfsleider, was in de winkel. De drie kinderen Leny, Tinie en Piet werden door Mevrouw Boomsma verzorgd. Ik ging de afwas doen, boven de bedden doen enz. Toen ik beneden in de slaapkamer van het echtpaar aan het werk was, zag ik plotseling Duitse soldaten lopen. Even daarna waren ze in de gang en ik hoorde Mevrouw Boomsma antwoorden, waar haar man was die zondag. Zij antwoordde o.a. dat hij niet thuis was geweest en dat hij voor zaken op reis was. Daarna vroeg de Duitser het aan mij. Ik antwoordde hetzelfde als Mevr. Boomsma. De Duitse soldaten doorzochten het huis. Zij lieten een persoonsbewijs zien met de naam (Karel of De Vries). Dat weet ik niet precies. Toen de Duitsers weg waren, zei mevrouw Boomsma tegen mij dat zij bang was dat er iets erg gebeurd was. Ik stelde haar gerust. ’s Middags na het middageten en afwas, was ik bezig op de zgn. pompstap om potten en pannen schoon te maken, toen er een politieman kwam en uit een kacheltje een revolver ging pakken. Hij ging het wapen op het zoldertje van het schuurtje verstoppen achter het gesprokkelde hout. ’s Avonds, het was behoorlijk koud, ging ik als gewoonlijk melk halen bij Veldman of Broersma? Toen ik weer thuiskwam, werd mij door de vader van de heer Boomsma verteld dat zijn zoon in Sneek door de Duitsers was gedood. Vreselijk voor zijn vrouw en kinderen.

’s Avonds toen de kinderen naar bed waren, was ik alleen met mevrouw Boomsma in de voorkamer. Zij was toen heel stil. Omstreeks 9 uur was er gestommel buiten. We schrokken. Toen kwamen er drie Duitse soldaten bij ons in de kamer. Om tien uur wilde ik naar bed, maar dat mocht aanvankelijk niet. Mevrouw Boomsma zei dat ik bij haar kinderen op de kamer sliep. Ik ging toen naar boven. Op 7 november 1944 vertelde Mevrouw Boomsma mij ’s morgens dat ze pas om drie uur naar bed mocht gaan en dat er een goede Duitser was. De drie Duitse soldaten waren ’s morgens weggegaan en er waren inmiddels andere soldaten gekomen van de Grüne Polizei uit Lemmer. Ik wilde de winkel weer opendoen maar dat mocht niet want we moesten bij elkaar blijven. Ik heb toch nog kans gezien om melk te halen. Mevrouw Boomsma moest in de kamer (of keuken?) blijven met de kinderen. Ik was nog bezig met huishoudelijk werk en vanuit het bovenkamertje gooide ik een doos Persil zeeppoeder naar beneden en even later een ronde kaas uit het pakhuis. Dat hadden de soldaten in de gaten. Toen moest ik ook bij Mevrouw Boomsma en de kinderen blijven. Ondertussen gingen de soldaten door met het leeghalen van de voorraden uit de winkel en de overige bezittingen. Hiermee is de haat tegen de Duitse overheersing tot een dieptepunt gedaald. Op 8 november verdwenen de Duitse soldaten en lieten de winkel in een chaos achter. Maar op 9 november 1944 kwamen er weer nieuwe militairen. Zij hadden een regenjas en een klokje uit de slaapkamer van Leny en Tiny Boomsma gepakt en ook uit mijn slaapvertrek”.

Wat was er gebeurd. Boomsma vertrekt op de heel vroege maandagmorgen van 6 november 1944. Ongestoord fietst Karel naar Sneek. Normaal neemt hij eerst contact op met zijn onderduikadres om te informeren of alles nog veilig is. Nu maakt hij zich zoveel zorgen over de drie opgepakte mannen in Wommels dat hij direct naar de woning van J. Volkers aan de Oosterdijk in Sneek fietst omdat in deze woning tot eind oktober 1944 de Centrale KP (Knokploeg) is gevestigd. Koos denkt dat men hem hier inlichtingen kan geven over de situatie rondom de drie opgepakte mannen. Karel kan niet weten dat er pas een razzia en huiszoeking in dat huis is geweest waarbij een radio gevonden is. De woningeigenaar Volkers en zijn schoonzoon Hans Wiarda heeft men meegenomen en in het politiebureau opgesloten. Op het moment dat ze naar de in Londen zetelende zender Radio Oranje zaten te luisteren, vond de overval plaats. Dat feit wordt niet goed beoordeeld en de illegale leiders in Sneek maken zich niet erg ongerust over deze gevangene. Dat is wel het geval met een politieman. Zonder de verzetsbeweging op de hoogte te brengen, neemt hij het moedige besluit de gevangene los te laten en vervolgens zelf onder te duiken. Vanaf dat moment denken de Duitsers dat de gevangene weleens een lid zou kunnen zijn van de verzetsbeweging. Zij zetten vanaf zaterdag 4 november een wacht in het huis van de familie Volkers om de bezoekende ,,gasten” op te wachten. Als Karel twee dagen later aanbelt, ziet de streng bewaakte mevrouw Volkers dat Boomsma op de stoep staat, maar zij kan hem op geen enkele manier waarschuwen. Een geüniformeerde Duitser van de Grenzschutz opent vriendelijk de voordeur en zegt: ,,Kommen Sie mal herein”. (Komt u maar naar binnen). Karel begrijpt direct dat er iets mis is en roept terwijl hij op de vlucht slaat: ,,Potverdorie, dat nooit”. De Duitser schiet en de eerste kogel schampt de hals van Boomsma. Bij het tweede schot is het raak doordat de kogel in de rug van Koos doordringt. Karel valt op straat en overlijdt direct. De schutter is waarschijnlijk Zollbeambte Erich Sallingré uit Laas über Oschatz in het Duitse Sachsen geweest.

 

 

 

 

 

 

 

Dit zijn enkele Zoll-beambten uit Sneek. De pijl onderaan wijst naar de man die de schoten loste (voorste rij, tweede van links). De (gedeeltelijke) foto komt uit het Fries fotoarchief van Tresoar.

Omdat Boomsma die ochtend niet op de LO-centrale verscheen, begon men zich daar al spoedig ongerust te maken, vooral toen er geruchten gingen dat er iemand in Sneek op straat was doodgeschoten. De koerierster Ineke (echte naam was Aaltje Boot) trok erop uit. Inmiddels was Riemer (echte naam Chris Hofing) reeds langs het huis van Volkers gefietst om polshoogte nemen. Hij zag Boomsma liggen. Kort daarop werd het lichaam naar het Sint Anthoniusziekenhuis in Sneek gebracht. Door de S.S. werd met nadruk opdracht gegeven niemand toe te laten. Ook de familieleden mochten niet naar binnen. ,,Dit alles gebeurde mede door de lafheid van de voorzitter van het ziekenhuis. En dat voor onze grote held die voor geen enkel risico bevreesd was en die steeds de moffen tartte”, aldus Mevrouw Reitsema-Hansen uit Sneek die het een uur later wel gelukte het  bij het stoffelijk overschot van Boomsma te komen. Zij constateerde een gelukkige en tevreden lach die op zijn gezicht lag.

Zij beschreef dat een zeldzaam mens was heengegaan en een onvergetelijk en een historisch voorbeeld was voor de jeugd. Inmiddels was ook de Nederlandse politie bij de zaak betrokken. Een der politiemannen, Brouwer, destijds Bontje genoemd, was een actief medewerker van de illegaliteit. Hij kende Boomsma goed en door hem kreeg de KP zekerheid dat het inderdaad Boomsma was die neergeschoten was. De Duitsers schreven voor dat het lichaam zonder kist begraven moest worden. De vrienden van Karel kregen het voor elkaar dat dit voorschrift niet opgevolgd behoefde te worden maar dat een noodkist werd gebruikt. Woensdag 8 november 1944 om 06.30 uur werd Koos door enige vrouwelijke medewerkers en twee politieagenten begraven op een kerkhof in Sneek. Het zakken van de kist werd mogelijk gemaakt door de bijlichting van een zaklantaarn. De voorzitter van het ziekenhuis gaf de raad om op het kerkhof het deksel te lichten. Dat de ondergrondse vrienden daar gevaar liepen, liet hem koud. Als hij er maar klaar mee was. Vier personen van de illegaliteit hadden direct na de oorlog een rapport opgemaakt over de beslissing van de voorzitter van het ziekenhuis.

Een uur na de moord raasde een Duitse auto een uur later naar Sondel voor een bezoek aan Mevrouw Boomsma. Een officier stapte uit om met zijn mannen een huiszoeking te doen in de winkel en woning van de familie Boomsma. Mevrouw Boomsma vertelde dat haar man op reis is. Zij begreep even later dat het mis was omdat zij zag dat een Duitser het persoonsbewijs van Koos en nog enkele documenten bij zich had. Zij dacht eerst dat Koos gevangen genomen was en trad behoorlijk brutaal op tegen de Duitsers. Bij haar was de indruk dat de Duitsers vooral naar J. Volkers zochten. Maar toen zij het persoonsbewijs zag van haar man, begreep zij dat hij overleden was. ’s Avonds om 19.00 uur hoorde zij van haar schoonvader Pieter Boomsma officieel dat Koos doodgeschoten was. Na de ontreddering was er al snel bij haar opluchting dat haar man direct dood was en dat hij niet gemarteld was. De Duitsers bleven overdag in de winkel achter om die in de gaten te houden. Zij wist nog de stamkaarten - die in een tas zaten – in de wasketel te verstoppen. Hierin werden de kaarten niet gevonden. Zij gaf de werkster opdracht om de geldkist op de boenstap te zetten tussen de potten en de pannen. De geldkist werd ook niet gevonden maar bijna alle andere spullen werden door de Duitsers in beslag genomen. De Duitsers sloten Mevrouw Boomsma op en plunderden de winkel leeg met hulp van de inmiddels om 21.00 uur aangekomen Duitse militairen uit Lemmer. Toen kreeg Mevrouw Boomsma van de Duitsers de volgende morgen de opdracht het huis te verlaten maar dat weigerde zij. Met wat hulp, ook van de burgemeester G.W.C.D. Baron Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, kreeg ze het uiteindelijk voor elkaar dat zij mocht blijven. Bij de ouders van Koos Boomsma werd ook nog huiszoeking gedaan maar daar werd niets gevonden dat een probleem kon opleveren. Uit de verhoren bleek dat de Duitsers er nog niet altijd zeker van waren of Koos en Karel een en dezelfde persoon zijn.

Piet Stavast schreef als K.P. lid uit Sneek in zijn boek “Vlucht en Verzet”: “De klap is hard aangekomen”. Karel was een der meest actieve illegale werkers van de Zuid-Westhoek van Friesland. Als LO-leider had hij een buitengewoon organisatietalent aan de dag gelegd. Hij was een gewetensvol idealist. Er ging bezieling van hem uit. Onvermoeibaar was hij in de weer geweest voor de verzorging van de honderden onderduikers in de Zuid-Westhoek van Friesland. De verslagenheid, zowel bij LO-ers als KP-'ers was groot”.

Maar het werk moest doorgaan. Na een tijdje werd Haitze, de broer van Sjoerd Haitsma, leider van de LO (Landelijke Hulp aan onderduikers). De liefde die Karel van zijn medewerkers ontvangen had viel hem niet ten deel. Een intieme kennis gaf van hem de volgende karakteristiek: een hardwerkende, bekwame, eerlijke en doodgoeie kerel, maar als hij sprak of schreef koos hij altijd de scherpe bewoordingen. Henk Financiën ging zich, samen met de K.P. nog meer bemoeien met de voedselvoorziening van Holland. De verwijdering van de rest van de provincie nam nog toe.

Donderdagmorgen 9 november 1944 om 5 uur stapte de drie maand zwangere mevrouw Boomsma op de fiets en reed naar Sneek. Pieter Boomsma, de vader van Koos, ging met haar mee. Daar hebben de vrienden van Koos hem ’s nachts weer opgegraven. Toen het daglicht kwam, zag zij haar geliefde voor de laatste keer evenals de vader zijn zoon zag. Het gezicht van Koos was ontspannen en vredig. Een bloedstreep langs de hals liet zien waar het eerste schot gemist had. De tweede kogel had Koos van achteren in de rug getroffen.

Zwijgend werd het lichaam van Koos in een eiken kist gelegd en dus voor de tweede keer begraven. Zijn kleren, zijn ring en zijn horloge waren door de goede zorgen van gemeentepolitierechercheur D.J. Brouwer (,,Bontje”) uit Sneek bewaard en werden aan weduwe Boomsma gegeven. ,,Bontje” was een centrale figuur van het verzet in Sneek. Zondagmorgen 11 februari 1945 werd zoon Pieter Boomsma in een stampvolle Gereformeerde Kerk van Nijemirdum gedoopt. In de kerk waar zijn vader organist was.

 

 

De allereerste geplaatste grafsteen op 12 juni 1945.
Foto: www.riedo.nl

Op 12 juni 1945 werd de kist weer opgegraven en onder grote belangstelling van veel vrienden en onderduikers voor de derde keer begraven maar nu definitief op de begraafplaats bij de kerk in zijn woonplaats Sondel in grafruimte J. nummer 15

 

 

 

Foto: J.G.Vogelzang

De liturgie van de rouwdienst die gehouden werd op 12 juni 1945 :

Orgelspel
Schriftlezing
Gebed
Toespraak
Grafgang
Zingen: Ps. 89: 1 ‘k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen.
Toespraken
Zingen: ‘T IS UWE ZAAK, O HOOFD EN HEER.

In de Balkster Courant van 16 juni 1945 werd uitvoerig verslag gedaan van de rouwdienst en de begrafenis.

“SONDEL, 12 juni 1945. Een buitengewone en ongekende drukte heerste er hedenmiddag in ons anders zo rustige dorpje. De reden hiervan was, dat het stoffelijk overschot van een gevallen illegale strijder uit ons dorp, de heer Jac. Joh. Boomsma, die op 6 november 1944 te Sneek zijn leven voor het vaderland liet, thans definitief aan de schoot der aarde op het kerkhof alhier zou worden toevertrouwd. ‘s Namiddags om twee uur had de bijeenkomst plaats in de Ned. Herv. Kerk. De kist was gedekt met de Nederlandse driekleur en een viertal kransen, terwijl het orgel bij de aanvang treurmuziek ten gehore bracht. Ds. Lugtigheid opende de bijeenkomst met het voorlezen van Psalm 103 en gebed en wijdde hierna enige woorden van medeleven en troost tot de nabestaanden en memoreerde hoe Boomsma als illegaal strijder zijn leven geofferd had voor de goede zaak die hij voorstond als strijder voor Gods zaak en recht. Onder het spelen van “Veilig in Jezus armen” werd de kist door medestrijders van de ondergrondse beweging het gebouw uitgedragen. Bij de geopende groeve werden door een vuurpeloton van Oppenhuizen-Gauw drie geweersalvo’s afgeschoten, waarna het woord werd gevoerd door de Wel. Ed. Gestr. Heer Majoor Mr. Okma van het Militair Gezag. Mr. Okma getuigde van de toewijding waarmee Boomsma gewerkt had en sprak een woord van troost tot de nagelaten weduwe en familie naar aanleiding van het Schriftwoord: “Zijt sterk gij allen die op de Heere vertrouwd en Hij zal u kracht geven”.

Ds. Lugtigheid sprak hierna nog de geloofsbelijdenis en het Onze Vader uit, waarna in het kerkgebouw opnieuw werd bijeengekomen. Na het lezen uit Openbaring 7, 2e gedeelte, wijdde Ds. Lugtigheid nog enkele woorden aan de nagedachtenis van de gevallen illegale strijder en sprak eveneens woorden van troost en bemoediging tot de familie. Vervolgens voerde een Sneker illegale collega nog het woord; de heer Betzema, winkelchef van de Firma Boomsma; Burgemeester H.B. van der Goot; een vertegenwoordiger van de Leeuwarder illegale groep; Ds. Wessels, Geref. predikant te Lemmer; iemand namens de onderduikers; de Wel. Ed. Heer K. Boerstra van Sondel; een Joodse onderduiker en een neef van de overledene. Allen herdachten het werk en de persoon van de heer Jac. Joh. Boomsma, waarin duidelijk naar voren kwam, hoe de als “Karel” bekende strijder geleefd en gewerkt heeft voor de goede zaak waarvoor hij tenslotte zijn leven heeft moeten laten. Jan Boomsma, de oudste broer van de overledene, dankte voor de belangstelling en plechtige eer aan zijn broer bewezen, waarna nog gezongen werd “’t Is Uwe zaak, o Hoofd en Heer, een strijdlied uit een der zangbundels, waarna Ds. Lugtigheid eindigde met dankgebed”.

‘T IS UWE ZAAK, O HOOFD EN HEER

‘t Is Uwe zaak, o Hoofd en Heer,
De zaak waarvoor wij staan;
En daar het geldt Uw Zaak Uw eer,
Kan zij niet ondergaan.
Maar ‘t tarwegraan, opdat het blij
Ontspruite en groeie en vruchtbaar zij.
Moet sterven in der aarde schoot,
Eerst aan het eigen leven dood,
Door sterven dood, Aan ‘t eigen leven dood!

Uw weg ten hemel ging langs ‘t kruis
O Jezus, Gij, ons Hoofd,
Zóó leidt G’ook naar het vaderhuis
Een ieder, die gelooft.
Doe ons maar deelen evenzeer
In ‘t lijden en de zege, Heer,
En breng ons dan uit allen nood
Omhoog in ‘t licht door Uwen dood,
Door uwen dood, In ‘t licht door Uwen dood!.
(Overgenomen uit: Geef ere, den Here. Christelijke Liederen voor Gezin, School en Zondagsschool. Gebundeld door: K. Seinstra Azn).

 

In Hepkema’s Courant van 23 juni 1948 is het onderstaande verslag opgenomen:

“SONDEL. Onder grote belangstelling is maandagmiddag 21 juni 1948 op het kerkhof te Sondel een gedenkzuil op het graf van de in de Zuidwesthoek van Friesland bekende verzetsstrijder J. Boomsma onthuld. Namens de Stichting Friesland 1940-45 werd hierbij het woord gevoerd door de heer S. Havinga uit Sneek, die de levensloop van Boomsma schetste en hem ten voorbeeld stelde aan het nageslacht. Hierna werd de vlag, die om het gedenkteken was gewikkeld, weggetrokken. De inscriptie luidt: ,Fallen yn de striid tsjin ûnrjucht en slavernij. Dat wy yn frede foar rjucht en frijdom weitsje". Nadat de vader van de verzetsstrijder, de heer P. Boomsma, woorden van dank had gesproken, werd de plechtigheid besloten met het zingen van twee coupletten van het Wilhelmus”.

In Sondel is een straat vernoemd naar Jacobus Boomsma evenals in Bolsward. Maar het diepst staat de naam van Jacobus Boomsma gebeiteld in de harten van hen die hem gekend hebben in zijn strijd tegen onderdrukking en tirannie, tegen onrecht en slavernij.

Geraadpleegde bronnen:

Mei de rêch tsjin de muorre (Met de rug tegen de muur) door P. Wybenga. Uitgave: T. Wever, Franeker 1965.
Pieter Wijbenga werd 12 februari 1912 in Wirdum geboren. Hij werd met Krijn van den Helm de leider van de Friese Knokploegen. In de 2e wereldoorlog gebruikte hij de schuilnamen Geale de Vries of G. de Vries. Hij overleed op 18 februari 1990 in Oenkerk.
Bezettingstijd in Friesland deel III P. Wijbenga.
Radio Gasterlân, programma De Gouddoller van 17 januari 2006 waarin het leven van Jacobus Johannes Boomsma werd besproken met zijn zoon Pieter Boomsma.
www.riedo.nl
Sondel door de eeuwen heen. Uitgave van de bewoners van Sondel.
Brief d.d. 10 november 1945 en haar verslag van 12 november 1945 door Mevr. G.J.Reitsema-Hansen uit Sneek.
Vlucht en Verzet. Een dagboek van een KP-er. Piet Stavast
Dagboek van veehouder Klaas Postma uit Nijemirdum.

Persoonsgegevens:

Jacobus Johannes Boomsma werd geboren op 6 juli 1910. Hij trouwde met Sietske Boomsma – van der Werff, geboren 2 juni 1912 in Leeuwarden en overleden op 26 augustus 2007. Zij was een dochter van Ate van der Werff en van Trijntje Menninga. Uit het huwelijk van Jacobus Johannes en Sietske worden 4 kinderen in Sondel geboren:  Helena Boomsma; Trijntje Boomsma, Pieter Boomsma. Na het overlijden van Jacobus Johannes Boomsma werd op 10 mei 1945 een zoon geboren die de toepasselijke namen krijgt: Jacobus Johannes Karel Boomsma. Jacobus J. Boomsma heeft nog geweten dat zijn vrouw in verwachting was. Hij had haar nog bemoedigend toegesproken want zijn vrouw had altijd gezegd liever geen kind in oorlogstijd te willen krijgen. "Maar", had Boomsma gezegd: "Dit kind zal in vrijheid geboren gaan worden". En zo geschiedde.

Ouders van Jacobus Johannes Boomsma.
Vader: Pieter Boomsma, geboren 21 september 1882 in Lemmer, overleden 9 november 1959 in Sneek. Moeder: Helena van der Werff, geboren 4 februari 1882 in Dokkum. Zij overleed 10 december 1953 in Sondel. Zij was een dochter van Jacobus Johannes van der Werff en van Grietje Boomsma. Vader Pieter Boomsma hertrouwt 30 januari 1957 in de gemeente Gaasterland met Tjitske Visser, geboren 11 augustus 1902 in de gemeente Menaldumadeel

Broers en zusters Jacobus Johannes Boomsma
Jantje (1909); Jan (1913); Johannes Jacobus (1914); Feike (1916); Louwrens (1918); Albert Jan (1920); Grietje (1922); Louwina (1925).

Eén reactie

  1. De naam Sijtske is niet correct in de lijst van broers en zusters. Het moet zijn, broer, Jan, die ook het dankwoord sprak bij de rouwdienst op 12 juni 1945.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *