Kort Oorlogsoverzicht Gaasterland 1939-1945

Hoewel erg vergezocht, was de aanleiding voor de Tweede Wereldoorlog er al op 28 juni 1914 en nog voordat de Eerste Wereldoorlog begon. Wat gebeurde er toen precies? Welnu, de twintigjarige Bosnisch-Servische terrorist Gavrilo Princip schoot op een straathoek in Sarajevo de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Franz Ferdinand en zijn echtgenote dood. Deze moord leidde enkele weken later tot het begin van de Eerste Wereldoorlog. Deze daad was het fatale openingsdrama van de twintigste eeuw. Het einde van de Eerste Wereldoorlog bleek later weer het begin te zijn van de Tweede Wereldoorlog. Het einde van de Eerste Wereldoorlog was op 11 november 1918 om elf uur door het sluiten van het Vredesverdrag van Versailles. In dit verdrag kreeg de agressor Duitsland zoveel financiële eisen op zijn dak dat dit financiële juk de komende jaren veel reden tot ontevredenheid zal geven. In 1933 kwam Adolf Hitler democratisch aan de macht en hij maakte gebruik van de slechte voorwaarden die Duitsland op 11 november 1918 had moeten slikken. Toen Hitler dan ook de jaren daarop steeds meer oorlogszuchtige taal liet horen, werden de omliggende landen enigszins voorzichtig. Frankrijk, België en Nederland gingen hun legers aanvullen. In 1938 nam de Nederlandse regering het eerste besluit tot mobilisatie van ons leger. Het was een geleidelijk begin, omdat alleen de militairen die op dat moment in werkelijke militaire dienst waren, daarmee werden geconfronteerd. De normale dienstplicht van vijf en een halve maand werd verdubbeld tot 11 maanden.

Links: Marten de Wilde en Pieter de Winter

Op 23 augustus 1939 volgde de algehele mobilisatie en moest iedere lichting vanaf 1904 zich bij zijn legeronderdeel melden.

De vrienden Marten de Wilde en Pieter de Winter, beiden uit Balk, deden dat ook. Toen zij in Drenthe gelegerd waren, gingen zij op 18 december 1939 schaatsen en daarbij verdronken zij allebei in de Hoogeveense Vaart bij Ossenzijl in hetzelfde wak.

Op 10 mei 1940 viel om 03.30 uur het 22e Reiterregiment bij de grensplaats Venebrugge-Hardenberg het noorden van Nederland binnen. Het waren ervaren krijgslieden, omdat zij op 1 september 1939 ook al waren betrokken bij de Duitse inval in Polen. Het was een uur later toen boer Gerben de Vries van de boerderij ,,Wâldsang” in Ruigahuizen onder aan de trap riep: ,,It is oarloch” (Het is oorlog). Hij voorspelde even later dat het wel eens een lange oorlog kon worden van misschien wel 5 jaar! Hij ging gewoon met zijn veertienjarige zoon Douwe naar buiten om de koeien te melken en dan hoorden zij in de verte al het gonzen van Duitse Messcherschmitt vliegtuigen. Het oorlogsbericht was De Vries via de radio ter ore gekomen. Het eerste actieve oorlogsfeit in Gaasterland was op 10 mei 1940, wanneer het Gerechtshof in Leeuwarden om 09.00 uur de kampleider Douwe Annes Tamminga (de bekende Friese dichter) van het werklozenkamp Elfbergen in Oudemirdum telefonisch op de hoogte bracht van de onmiddellijke verplichte kampontruiming. ’s Morgens werden hier uit geheel Friesland opgepakte NSB’ers en communisten gebracht omdat zij door de Nederlandse overheid als staatsgevaarlijke elementen werden beschouwd. Ze werden dezelfde avond nog in vier autobussen van Tjalke de Boer uit Balk naar Hoorn gebracht.

Een dag later waren om ongeveer 11 uur de eerdergenoemde Duitse cavaleristen vanuit Venebrugge-Hardenberg hier al op 2000 paarden met 33 mitrailleurs via Tacozijl en Sloten Gaasterland binnengereden op weg naar de Afsluitdijk. Er volgden vernielingen, inkwartiering, autovorderingen en verduisteringsmaatregelen.

Niet iedereen veroordeelde deze inval. Een inwoner aan De Hege Bouwen in Nijemirdum vertelde blij bij het voorbijgaan van de Duitse troepen: ,,Nu worden we allemaal Duitsers”. Eén van de eerste maatregelen van de bezetter was dat op 11 mei 1940 de gulden moest worden omgerekend tot 1,50 RM (Reichsmark). Op Pinksterdag 12 mei 1940 werd de zomertijd ingevoerd met een correctie van 40 minuten. Vier dagen later moest de Duitse zomertijd worden ingevoerd, zodat de klok ’s nachts 1.40 uur vooruit gezet werd. De eerste vrijheidsbeperkende maatregel luidde dat burger- en militaire postduiven niet meer mochten worden losgelaten en dat de duivenhokken moesten worden gesloten. In de eerste raadsvergadering tijdens de oorlog gaven de burgemeesters hun visie. Gaasterlands burgemeester G.W.C.D. Baron Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg opende de gemeenteraad op 31 mei 1940 met: ,,Het is niet onze wensch geweest maar wij moeten den bestaande toestand aanvaarden”. Burgemeester Jacob Bakker van Sloten sprak in zijn installatierede op 5 juni 1940 de hoop uit dat Koningin Wilhelmina zo spoedig mogelijk als landsvorstin zou terugkeren.

Johannes Nagelhout

Er kwamen nu steeds meer vrijheidsbeperkingen. Nederlandse vlaggen op woningen, voertuigen en zelfs fietsvlaggetjes werden per 15 augustus 1940 verboden. De distributie van goederen en levensmiddelen werd per 1 juni 1940 ingevoerd. Het begon met koffie- en theeverstrekking via distributiebonnen.

Burgemeester Rinke Reitsma van Hemelumer Oldephaert en Noordwolde opende in Koudum op 29 juni 1940 de eerste raadsvergadering met het uitspreken van groot eerbetoon te betuigen aan soldaten en hun dapperheid. De gemeenteraden en provinciale staten werden 1 september 1941 in Nederland buiten spel gezet en alle gemeentelijke macht werd aan de burgemeester gegeven.

Johannes Nagelhout uit Bakhuizen was het eerste Gaasterlandse oorlogsslachtoffer. Hij verongelukte op 20 juni 1940 bij Denemarken met alle opvarenden in de Nederlandse onderzeeboot O-13 van de Koninklijke Marine.

 

Op 3 oktober 1940 ondertekenden de burgemeester en alle gemeenteambtenaren van Gaasterland een verklaring dat zij van niet-joodse afkomst zijn. Dan werd op 17 oktober 1940 het persoonsbewijs –Ausweis - ingevoerd. Boeren moesten 4 december 1940 voor de eerste keer bij Kippenburg verschijnen voor het keuren en daarna vorderen van hun paarden en op 9 december 1940 werden zij verplicht om in Balk voor de eerste keer hooi te leveren aan de Duitsers.

Op 18 november 1940 werd geheimagent Cornelis Henderik van Brink met een geheime zender ‘s nachts bij Kippenburg gedropt en hij vond in Oudemirdum een jaar lang tijdelijk onderdak. In 1941 gingen de vrijheidsbeperkingen onverminderd verder.

Alle foto’s van Koningin Wilhelmina moesten van en uit gebouwen en woningen worden verwijderd. De Padvinderij in Gaasterland werd opgeheven, maar leider en verzetsman Jan de Vries verborg de spullen. De kerken brachten kanselboodschappen uit waarin opgeroepen werd tot “verootmoediging en bekering”. In de Rooms-Katholieke te Balk werden voortaan collectes gehouden voor de “bijzondere noden”. De kerk zorgde er voor dat dit geld naar onderduikfamilies gaat.

De Gereformeerde Kerk in Balk protesteerde bij de Nederlandse Arbeidsdienst op Kippenburg tegen de exercities (met de schep op de schouder in plaats van een geweer) door Balk onder kerktijd. De persvrijheid werd door de Duitsers aan banden gelegd. Het Friesch Dagblad verscheen niet meer; de laatste Zuid-Friesland krant verscheen en de Balkster Courant stopte op 29 augustus 1942.

Op 8 augustus 1941 vond Piet de Jong uit Oudemirdum het lijk van een onbekende Engelse piloot achter de palen van de zeewering ter hoogte van de zandbank in Oudemirdum. Er worden deze oorlog in totaal nog 5 aangiften van lijkvondsten onder de Gaasterlandse kust gedaan. De raad van Gaasterland besloot op 9 augustus 1941 in meerderheid tot grondverhuur op de Wyldemerk in Harich voor de bouw van een Nederlands Arbeidskamp ten behoeve van de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD). De raadsleden Andries Rampion, Johan Berend Schurink, T. Hoekstra en Jonkvrouw Van Swinderen stemden tegen het voorstel. De NAD is een organisatie van werkloze oud-militairen en werd later aangevuld met vrijwilligers. De deelnemers werden langzaam vergiftigd met nazi-ideeën. Historicus Dr. Lou de Jong schrijft: ,,De Arbeidsdienst was een foute organisatie, maar de leden waren dat niet voor het merendeel. Na een injectie van hogerhand met nationaalsocialistische kaderleden, was het percentage kaderleden dat lid was van de NSB 25%”. Het eerste bombardement in Gaasterland was op 13 augustus 1941 in Balk. Er zouden nog vier bombardementen in Gaasterland volgen. De eerste vliegtuigcrash was op 8 november 1941 als een Engelse Whitley-bommenwerper in Nijemirdum neerstortte achter de boerderij van het gezin van Theunis Wagenaar en Christina Wilhelmina Wagenaar - Schilstra. Er zouden de verdere oorlogsjaren nog zeven zichtbare vliegtuigcrashes volgen in Tacozijl, Nijemirdum, Mirns, Bakhuizen, Waterloo en Balk. In Gaasterland zijn vijfentwintig gevallen bekend gebleven van inwoners die aangifte deden van gevonden voorwerpen die van vliegtuigen afkomstig waren, zoals een vliegtuigdeur, zuurstofslangen, propellers, benzinereservoirs en vliegenierskappen met intercom. Vanuit de lucht vonden ook nog eens 6 beschietingen plaats op o.a. Elfbergen in Oudemirdum, terwijl kabelballonnen de nodige schade veroorzaakten.

Begin 1942 begon de Balkster Benjamin Herre Steegenga – met zijn vrouw Janke Steegenga - Heida – als eerste aan gemeentebrede verzetsactiviteiten. Onvermoeibaar en tot het uiterste gedreven zou hij de gehele oorlogsperiode strijden voor vrijheid en recht en tegen de onderdrukking.

Individueel hielp Steegenga onderduikers en Joden te verbergen. Hij haalde zijn drijfveer uit de Bijbel, Jesaja 16: 3, laatste gedeelte: ,,Verberg de verdrevenen, verraad de omzwervenden niet”.

Ook was Steegenga contactpersoon voor LO (Landelijke Hulp aan Onderduikers), NBS (Ned. Binnenlandse Strijdkrachten) en Comité HHV (Hier Het Voedsel). Verder organiseerde hij de verspreiding van allerlei illegale kranten en zamelt f. 120.000,00 in (plm. €55.000) voor het NSF (Nationaal Steunfonds) zoals uit zijn nagelaten punctuele boekhouding zou blijken. Tenslotte zorgde hij ervoor dat het gehele illegale verzet in Gaasterland werd gecoördineerd door maandelijkse bijeenkomsten in de Lagere Landbouwschool te Balk.

Ook verzetsgroepen in Balk, Bakhuizen, Oudemirdum en Oudega/Elahuizen waren erg actief. In Gaasterland zouden ongeveer 150 Joden verborgen worden gehouden. Hiervan waren er zeventig uit het gehele land gehaald door de firmanten Bouke van der Wal en Cornelis de Vries uit Balk. De Winterhulpcollecten werden naar Duits voorbeeld gehouden, maar ze zouden in Gaasterland geen succes hebben. Doelstelling was dat sociaal zwakkeren en langdurig zieken werden geholpen, doch het geld bleek aan andere Duitse doelen op te gaan, terwijl Joden met deze opbrengsten niet werden gesteund.

De Nederlandse Landstand opende februari 1942 de ,,Boerenschool” in de gevorderde villa ,,Mooi Gaasterland” in Rijs. Via cursussen kregen NSB-agrariërs les in een instituut dat bij hoog en bij laag zweerde bij een rassencultuur zoals die door de Duitsers werd gepropageerd. Er werd daarom hoofdzakelijk lesgegeven in ‘erfelijkheidstheorie’.

In januari 1942 werd een begin gemaakt met de bouw van het Peil- en Radarstation ,,Eisbär” in Sondel dat vijandelijke vliegtuigen moest opsporen. Er hebben daarin uiteindelijk 400 militairen - waaronder plm. 100 Nachrichtenhelferinnen (telefonistes) een verblijf gehad. Voor de bouw werden de vrijstaande woning van Jelte Scholtanus en de dubbele woning van Anne Dam afgebroken. De Duitsers hebben zich hier gemoedelijk gedragen. Een militair verloofde zich met een inwoonster uit Sloten. Maar Oberfeldwebel Gerhard Weinhold (44 jaar) beroofde zich 4 september 1942 in Kamp Sondel van het leven. Hij werd op de Sondeler begraafplaats begraven en op 9 februari 1970 herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats in IJsselstein.

Josef Fleck

 

Een heel ander geval was onderofficier Josef (Jupp) Fleck. Hij had een vreselijke hekel aan Hitler. Toen hij in contact kwam met de Gaasterlandse illegaliteit, verdween hij op zijn dienstfiets eind 1944 tijdens een donkere winternacht via kronkelige paadjes naar zijn onderduikadres bij de familie Kramer in Harich. Hij sloot zich op 17 april 1945 aan bij de illegaliteit in Elahuizen-Oudega-Kolderwolde en raakte een dag later in Canadese krijgsgevangenschap. In 1947 keert hij vanuit Amsterdam naar Oostenrijk terug.

In Nijemirdum was de nodige opschudding ontstaan toen er een telefoonlijn van de Duitsers bleek te zijn vernield. De gemeente Gaasterland kreeg hiervoor een boete van f. 10.000,00 (€ 4500,00) die naar rato van inkomen over alle inwoners moest worden verdeeld. Bovendien werd een bijna 3 maanden durende vervroegde spertijd (binnenblijftijd) vanaf 20.00 uur opgelegd.

De NSB-organisatie stuurde de gemeente een lijst van NSB-ers die deze boete niet verplicht waren te betalen. De lijst werd goed bewaard en werd een dag na de bevrijding weer boven water gehaald. Aan de hand van dat onweerlegbare bewijs werden NSB-ers opgepakt. De 23-jarige Koenraad Louwsma uit Balk was 12 oktober 1942 de eerste Gaasterlander die als slachtoffer van verplichte tewerkstelling in het Duitse Alphen, Landkreis Moers, kwam te overlijden. Na hem zouden nog drie Gaasterlandse inwoners in Duitsland hun leven in de ‘Arbeidseinzats’ moeten laten.

Twee Gaasterlanders overleden ook in het buitenland; alleen zij waren als vrijwilligers in het Duitse leger gegaan. Eveneens op 12 oktober 1942 was de 82-jarige Gerrit de Vos uit Balk de eerste van de drie Gaasterlandse inwoners die naar aanleiding van de verduisteringsvoorschriften overleed. Hij was vanwege de complete duisternis regelrecht de Luts ingelopen.

 

 

Op 24 november 1942 werd een begin gemaakt met de invordering van kerkklokken. Het plan was dat ze in Duitsland tot wapenmateriaal omgesmolten werden. Meerdere klokken werden in juni 1945 per boot via Sloten weer teruggebracht in Gaasterland. Het bleek dat de klok van het Kamp Elfbergen in Oudemirdum niet in Duitsland was geweest, maar tijdens de oorlog in de kerk van Rolde terecht was gekomen.

In heel Nederland werd de Meistaking 1943 uitgeroepen, omdat oud-officieren zich bij de Duitsers moesten komen melden. Het personeel van de zuivelfabriek in Balk wilde ook staken maar de directeur verhinderde dit met het dreigement de Duitsers erbij te halen.

Op 23 september 1943 leek het wel Wild-West in Rijs toen de drie man sterke gemeentelijke distributieploeg met twee begeleidende veldwachters door vier verzetslieden werd overvallen. De buit bedroeg 1481 bonkaarten en 100 inlegvellen en de aanwezige politiemannen Walda en Helder verdwenen zeven maanden achter de tralies.

De groenten werden steeds schaarser en daarom sloot de gemeente Gaasterland met tuinder Hoite Schaap uit Balk een contract waarin stond dat hij 26 are voor het verbouwen van voedsel mocht bestemmen. De opbrengst bestond uit aardappels, boeren- en spitskool en dubbele witte bonen. In november 1944 werkte ‘Plaatselijk Belang Balk-Vooruit’ plannen uit voor het stichten van een gaarkeuken, waardoor 500 warme maaltijden konden worden verstrekt. Balk werd op 29 juni 1944 onaangenaam verrast met de vestiging van beroepslandwachters in het Gebouw van Christelijke Belangen. Vanaf dat moment werden er meer razzia’s gehouden op zoek naar onderduikers. Er was groot alarm toen op 3 augustus 1944 een groep van Grüne Politzei en Landwachters, maar liefst 130 man, Balk volledig van de buitenwereld afsloot. Huis-aan-huis waren nu de razzia’s. Slechts een enkeling wist te ontvluchten zoals elektricien Jan van der Heide en de 23-jarige - in eigen huis ondergedoken - domineeszoon en gemeenteambtenaar Johannes Doedenias (Joop) Schweitzer. In Elahuizen werd Joop Schweitzer op 4 augustus ‘s avonds bij een vluchtpoging door een Friese landwachter door het hoofd doodgeschoten. De landwachter kreeg een Duits compliment: ,,Ein Schöner Schuss” (Een mooi schot). Dit had tot gevolg dat de Gaasterlanders zich meer en meer op het verzet gingen toeleggen. De landwachters ontdekten de ondergedoken Leendert van Zandbergen in Sondel op 24 augustus 1944. Hij werd meegenomen en overleed 17 oktober 1944 in het concentratiekamp Neuengamme. Er werden massaal graanbulten in brand gestoken en veel boeren stelden hun schuren open voor het verbergen van wapens die van droppings afkomstig waren. Er kwamen instructeurs in de boerenschuren, die daar de NBS-leden leerden hoe de wapens te gebruiken. De wapendroppings in Balk en Elahuizen mislukten.

Jeen Hornstra uit Wijckel en Yde Yntema uit Hemelum werden bij de speurtochten naar deze gedropte wapens opgepakt en als represaille op 17 maart 1945 bij Doniaga met 8 anderen doodgeschoten. De boerderij van Louw Wildschut in Wijckel werd 26 februari 1945 uit woede door de Duitsers in brand gestoken toen bij de (reeds gewaarschuwde) familie Wildschut hun inventaris en de gedropte wapens niet werden gevonden. Oud-inwoner Teeuwes de Boer uit Bakhuizen overleed als krijgsgevangene op 21 september 1944 aan boord van het Japanse schip ,,Fuji Mon” door een Amerikaanse torpedo. Zijn vrouw – Anna de Boer uit Elahuizen – overleed als gevolg van ondervoeding en barbaarse behandeling op de Bevrijdingsdag 23 augustus 1945 in Jappenkamp Banjoe Biroe 10.

Zaterdag 23 september 1944 kreeg Rijs een invasie van 342 Duitse militairen. Gedurende de periode van 25 september tot en met 20 oktober 1944 schoten zij 76 V-2 raketten af vanuit het Rijsterbos in de richting van eerst Engeland en later Antwerpen.

Op 20 oktober 1944 waren alle Duitsers plotseling vertrokken, omdat bij hen het (terechte) vermoeden bestond dat geallieerde vliegtuigen foto’s van de V-2 lanceerinstallatie in het Rijsterbos hadden gemaakt. Een uur nadat alle Duitsers vertrokken waren, werd het Rijsterbos door geallieerde vliegtuigen beschoten.

Verzetsstrijder Jacobus Boomsma uit Sondel werd 6 november 1944 in Sneek doodgeschoten. Op vrijdag 26 januari 1945 kwam de eerste groep Limburgse evacuees aan in Gaasterland en zij werden eerst ondergebracht in de villa ,,Mooi Gaasterland” te Rijs. Twee dagen later kwam de tweede groep. Zij waren uit hun omgeving verdreven vanwege de alles verwoestende gevechten tussen geallieerden en de Duitse troepen. In de paar maanden dat zijn hier verbleven, werden er bij de evacuees twee kinderen geboren en overleden er zeven personen. De gemeente Gaasterland registreerde 825 oorlogsevacuees. In het Oudemirdumer bos werden 28 februari 1945 twee verzetslieden uit Wymbritseradiel doodgeschoten en op 6 april werden vijf niet-Gaasterlandse verzetslieden genadeloos gefusilleerd bij de Zandvoorderhoek in Nijemirdum.

Een dag voor de Gaasterlandse bevrijding verlieten de Duitsers overhaast het kamp Eisbär in Sondel in de richting Lemmer, nadat eerst alle apparatuur was vernield. De Sondeler boeren werden onder bedreiging van vuurwapens bevolen hen daar naar toe te brengen met paard en wagen. Nadat de laatste Duitsers Tacozijl gepasseerd waren, werd de brug opgeblazen.

De glorieuze Gaasterlandse dag van de bevrijding was op 17 april 1945 toen om 15.40 uur de eerste Canadese tank verscheen bij het oude raadhuis in Balk. Het was een onderdeel van het 17th Duke of Yorks Royal Canadian Hussars.

Om 17.00 uur werd burgemeester Schwartzenberg meegedeeld dat hij terzijde was gesteld als burgemeester van Gaasterland. Balkster Siemen de Jong werd als waarnemer benoemd, maar deze weigerde omdat hij als militair officier een verdere carrière in het leger ambieerde. Wethouder Halbe Bearnt van der Goot uit Oudemirdum – pas terug uit gevangenschap van Crackstate te Heerenveen - werd nu de nieuwe tijdelijke burgemeester.  Op 1 april 1946 werd burgemeester Schwartzenberg weer in zijn ambt teruggeplaatst. NSB-ers en enkele "moffenmeiden" werden naar het Kamp in Sondel gebracht dat nu als interneringskamp werd ingericht. Op woensdag 9 mei 1945 werd eerst Jeen Hornstra uit Wijckel herbegraven op de begraafplaats in Wijckel. Daarna vond er een dankdienst plaats in de Hervormde kerk te Balk namens de opgedoken Joden in Gaasterland voor alle inwoners uit Gaasterland. Sprekers waren: onderduiker Benjamin M. Vaz Dias, Ds. C.J. Schweitzer, Ds. S.J. de Boer en Ds. C.F. Brüsewitz.

Het gehele verhaal is gepubliceerd in het ledenblad "Fan Klif en Gaast", uitgave 2009-2, van het Histoarysk Wurkferbân Gaasterlân.