Benjamin Herre Steegenga

Benjamin Steegenga werd geboren: 18 juni 1905 te Nijemirdum en overleed: 29 april 1987 te Balk, van beroep: manufacturier te Balk. Hij was een zoon van: Herre Steegenga, van beroep koopman en van: Wiepk Hospes. Op 3 april 1930 werd zijn echtgenote: Janke Heida, geboren op 25 april 1907 te Echtenerbrug, overleden te Balk op 6 september 1991. Zij was een dochter van: Marten Heida en Elisabeth Koopmans.
Uit hun huwelijk zijn 9 kinderen geboren: Lies; Herre; Wiep; Marten; Jacoba; Jannie; Froukje; Rudy en Rimmy.

Steegenga en echtgenote bij het 12 ½ jarig huwelijk in 1942.

De gemeenteraad van Gaasterlân-Sleat heeft op 15 november 1994 in Balk een straat naar hem vernoemd: De Benjamin Steegengastrjitte.

Deze grote eer krijgt iemand niet zomaar en is een reden te meer om extra aandacht te schenken aan deze man die naast zijn gezin met negen kinderen een manufacturenzaak draaiende hield en die later zijn gezin mee opstuwde in de vaart der volkeren. Maar vooral in dit verhaal is te lezen waarom hij de grootste verzetsstrijder van Gaasterland is geworden.

Het leven vóór de oorlog

Het leven van Benjamin Herres Steegenga begon 18 juni 1905 in Nijemirdum met zijn moeder Wiepk Roelevink – Hospes. Vanwege de slechte gezondheid van haar man Wieger Roelevink was zij genoodzaakt om zelf de kost te gaan verdienen. Zij ging met een grote mand op stap, naar vrienden, bekenden en familie. Ze verkocht breigaren, hand- en vaatdoeken, werkkleding en daarnaast verkocht ze stoffen om zelf te naaien. Zoals bijvoorbeeld blauwe keper aan de meter, waar vrouwen dan broeken en kielen van maakten. Zij betrok haar handel bij Nauta uit Sneek, Lunter en de Groot en Eerdmans in Bolsward. Toen haar man op 26 mei 1901 overleed, kon zij in haar eigen onderhoud en dat van haar kinderen wel voorzien, maar om alleen verder te gaan was zeer moeilijk. Gelukkig kwam er een tweede man in haar leven, Herre Benjamins Steegenga. Zij trouwden op 9 augustus 1902 in Balk. Herre was los arbeider en hij verdiende nog geen gulden per uur als hij werk had. Omdat Wiepk de handel al wat op gang gebracht had, trok hij bij haar in. Met de goederen in een groot zeildoek op zijn rug, waar genoeg "negotie" in zat, liep hij door Gaasterland. Ja, zelfs in Warns en It Heidenskip werd hij gezien. Dit verschafte hem al gauw de bijnaam "Herre-Pak". Op 29 augustus 1959 is hij in Sneek overleden.

Zoon Benjamin Herres koos voor de confectie. Hij werkte eerst bij de boer en  vervolgens bij de melkboer in Heerenveen. Het was in 1925 toen hij in Heerenveen in contact kwam met een kledingzaak. Hij wisselde van werkkring en ging met zijn nieuwe handel er op uit. Jan Wagenmakers draagt in 1930 de afdeling herenkleding in Balk over aan Benjamin Herres Steegenga. Op 12 april 1930 wordt de winkel aan de Harichsterzijde in Balk tegenover de Raadhuisbrug geopend. De beruchte dertiger crisisjaren waren aangebroken. Elke keer wanneer er nieuwe goederen binnenkwamen moest de oude voorraad worden afgeprijsd (deflatie). Naast consumenten, die weinig te besteden hadden, waren er ook nog collega's/concurrenten die met elkaar de spoeling dun maakten. Rondom 1937 begon men zakelijk wat meer vooruitgang te boeken en konden er medewerkers aangetrokken worden, zoals Johannes Groenewold. Hij kwam van de lagere school en moest een vak leren. Hij bleef uiteindelijk 49 jaar bij dezelfde baas Steegenga. Toen volgden de oorlogsjaren en daarin werden de goederen steeds schaarser. Toch zag men Steegenga nog steeds met de koffer door Gaasterland fietsen. Maar onder de laatste broeken en petten bracht hij "Trouw" en bonkaarten bij speciale adressen. Verder regelde hij onderduikadressen voor Joodse mensen. Na de oorlog kwamen de jaren van wederopbouw "Herrijzend Nederland" Langzaam maar zeker groeide de winkel. Het assortiment werd uitgebreid maar ook de te bedienen regio werd steeds groter. Er werd met koffer gereisd van Echtenerbrug tot Stavoren en ’t Heidenskip. (www.langsdeluts.nl). Benjamin Herre Steegenga haalde zijn zakelijke motto uit de initialen van zijn naam BHS, d.w.z. “’t Beste Houdt Stand”.

Waarom ging Steegenga in het verzet?

Steegenga en zijn vrouw waren zeer betrokken, meelevende, meewerkende en overtuigde leden van de Gereformeerde Kerk Synodaal in Balk. Landelijk kwamen veel verzetsmensen juist uit die Gereformeerde wereld. Veel predikanten namen geen blad voor de mond en namen actief deel aan het illegale werk binnen het verzet, om mensen aan te moedigen mee te helpen aan het verbergen van Joden.  Steegenga had  als manufacturier een innerlijke ,,drive” om vooral niet onnuttig door de maatschappij te gaan, maar juist daarvoor met al zijn talenten en organisatievermogen er iets voor te mogen betekenen. Die Gereformeerde wereld bood in die periode voor Benjamin Steegenga en zijn vrouw een grote zekerheid; het gaf hun leven een richting, een missie. De kerk leerde dat het niet alleen om jezelf ging. De Gereformeerden straalden een onverzettelijkheid uit die vooral naar voren kwam in het zingen van de psalmen. Een voorbeeld daarvan is psalm 68:1.

 ,,De Heer zal opstaan tot den strijd;
Hij zal Zijn haters wijd en zijd,
Verjaagd, verstrooid doen zuchten.
Hoe trotsch Zijn vijand wezen moog,
Hij zal voor Zijn ontzaglijk oog,
Al sidderende vluchten.
Gij zult hen , daar G’ in glans verschijnt,
Als rook en damp, die ras verdwijnt,
Verdrijven en doen dolen.
't Godlooze volk wordt haast tot asch;
't Zal voor uw oog vergaan als was
dat smelt voor gloênde kolen”.   

Benjamin Steegenga beet zich volledig vast in een tekst die hij in zijn kantoor had hangen. Dat was het laatste gedeelte uit Jesaja 16: 3

Benjamin (Herres) Steegenga was iemand die aandacht gaf aan Kerk, Staat en Maatschappij. Dit mag blijken uit zijn bijzondere indrukwekkende staat van dienst:

  • Contactpersoon voor de Landelijke Hulp aan Onderduikers (L.O) en van het Nationaal Steunfonds (N.S.F.). Hij was in 1943 medeoprichter van het L.O. Comité in Gaasterland.
  • Hij was actief als lid van de Illegale Persorganisatie in 1940-1945. Was organisator van de verspreiding van TROUW en Vrij Nederland.
  • Hij was lid van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.) en hij werd daar op 13 januari 1945 opgenomen in de staf van het Gewest I, district IV als officier verpleging voor Gaasterland. In het benoemingsbericht staat dat hij oud O.D.staf-inlichtingen was.
  • Heeft meegeholpen aan het onderbrengen en verzorgen van Joden en onderduikers. Volgens eigen opgaaf heeft hij 2930 bonkaarten uitgereikt.
  • Heeft van de Nederlandse Spoorwegen een medaille gekregen vanwege zijn help aan personeel bij de spoorwegstakingen van september 1944.
  • Van de Amerikaanse Gezant en van de Commandant van het Amerikaanse leger kreeg hij een bedankbrief waarin dank gebracht werd voor het helpen van piloten.
  • Joodse families hebben bomen geplant in Israël als dank voor zijn werk in oorlogstijd aan Joden betoond.
  • In de hal van het gemeentehuis is een beeld gemaakt van de Jodin Etty van Hillesum. Het beeld is aangeboden door Frederik Th. Roeters van Lennep mede als aandenken aan B. H. Steegenga.
  • Na de oorlog heeft hij zich ingezet voor de totstandkoming van de verzetsmonumenten in Gaasterland en Ypecolsga.
  • Hij heeft veel bijdragen geleverd aan het boek, “Gescheurd Land” dat de oorlogsgeschiedenis 1940-1945 in Gaasterland beschrijft.
  • Hem werd het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
  • Hij is in 1984 Koninklijk onderscheiden als drager van de eremedaille in goud, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau.
  • Hij was 19 jaar raadslid voor de Anti Revolutionaire Partij (A.R.P). In 1958 heeft hij geweigerd om wethouder te worden. De combinatie van een kledingzaak in Balk in combinatie met het wethouderschap zag hij niet zitten.
  • Hij is 20 jaar lang penningmeester geweest van de Anti Revolutionaire Partij (A.R.P.) Kiesvereniging Gaasterland.
  • Hij was 20 jaar lid van het gemeentelijk Hoofdstembureau.
  • Hij was 20 jaar Kerkeraadslid van de Gereformeerde Kerk in Balk.
  • Hij was 8 jaar penningmeester van het bouwfonds voor de nieuwe Gereformeerde Kerk ,,De Paadwizer” in Balk.
  • Hij was medeoprichter van de W.H.I. in Balk (Winkeliersvereniging). Hiervan was hij 20 jaar secretaris.

Een ansichtkaart van Balk. Uiterst rechts is het lokaal van Christelijke Belangen aan de Meerweg. Hierin zaten vanaf 29 juni 1944 de landwachters en overnachten er SS-ers. Daarnaast de beide panden van de heren- en jongenskledingzaak B.H. Steegenga. Door de week werd in de kamer achter de woning verbleven en zondags werd er gewoond in de kamer boven de winkel. In deze kamer werden ook 2 onderduikers gehouden. Een daarvan was Sjerp Praamsma (Dick), de commandant van de NBS-sectie Verbindingen groep IV. Naast Steegenga was de bakkerswinkel van De Boer en daarnaast de Nederlands Hervormde Pastorie waarin oorlogstijd het gezin van Ds. Schweitzer woonde. Hun zoon Joop werd 4 augustus 1944 door een landwachter neergeschoten. Naast de pastorie staat de Nederlands Hervormde Kerk.

Tussen het lokaal van Christelijke Belangen en de kledingzaak van Steegenga is een smal steegje. Hierdoor liepen zowel verzetsleider Steegenga en zijn gezin als de SS-ers en landwachters. Dat er sprake was van verzetsactiviteiten blijkt voor de eerste keer uit een verslag van Simon Aukema, garagehouder te Warns. Die vertelde in zijn memoires dat hij in begin 1942 begonnen is met de verstrekking van het eerste Vrij Nederlandnummer dat gedrukt werd door drukker Johan Hoekstra uit Koudum. Deze Hoekstra kwam van Balk en behoorde bij de Hoekstra familie van de Balkster Courant.

Aukema bracht deze blaadjes voor verspreiding bij Theun de Vries in Koudum, Wim Glashouwer in Hindeloopen en Cor Buma in Elahuizen. Deze drie zorgden van hun kant weer voor verdere verspreiding. Later werden de nummers van Vrij Nederland bij Zijlstra in Oudemirdum gebracht. Deze Zijlstra zei op een bepaald moment tegen Aukema dat hij Vrij Nederland niet meer hoefde, want hij kreeg deze voortaan uitgereikt van manufacturier B. H. Steegenga uit Balk. Deze had een heren – en jongenskledingzaak in Balk. Aukema zocht daarna Steegenga op om over de verdere organisatie te praten, maar Steegenga wilde niet de naam onthullen van degene van wie hij de bladen kreeg. Eerst had Steegenga een paar bladen gekregen van Siemen de Jong uit Balk maar Steegenga wilde veel meer exemplaren en vond dat Siemen de Jong wat bang uitgevallen was. Hij verbrak daarom het verspreidingscontact. Steegenga wilde alleen aan Aukema kwijt dat hij Vrij Nederland nu gekregen had van iemand die op een andere manier de kledingwinkel was uitgegaan dan dat hij was binnengekomen. Aukema begreep deze opmerking niet. Steegenga zei: ,, Welnu, ik heb hem een pak kleren verkocht dat hij direct heeft aangetrokken, want hij heeft zijn oude kleren hier laten liggen”. Aukema vroeg of hij die oude kleren mocht zien. Dat gebeurde en daaraan kon Aukema zien dat de kleren van Walda waren (welke Walda staat niet in het verslag maar het is òf hotelhouder Roel Walda uit Hindeloopen geweest, geboren 18 augustus 1897 in Ureterp òf zijn broer Adrianus Walda, geboren 21 oktober 1902 in Siegerswoude, van beroep kapper die ook in Hindeloopen woonde. Direct na de bevrijding vertrok het gezin Roel Walda naar Ameland waar hij burgemeester werd. Adrianus Walda overleed 16 november 1948 in Sneek.

Diverse artikelen van en over Benjamin Steegenga

De volgende zes artikelen zijn te waardevol om ze niet in hun geheel te publiceren. U zult in alle zes artikelen meerdere zaken opnieuw lezen.  Het eerste artikel is het verhaal dat zijn oudste zoon Herre Steegenga in 2018 heeft geschreven. Het tweede artikel is een vraaggesprek in de Balkster Courant van een journalist en Steegenga. Het derde artikel is het verhaal van Steegenga zelf over zijn oorlogsbelevenissen. Het vierde verhaal bevat de aantekeningen die een redactielid van het boekwerk ,,Gescheurd Land” genoteerd heeft tijdens zijn gesprek met Steegenga over de periode 1940 – 1945. Het vijfde verhaal is ongedateerd teruggevonden in de archieven van Tresoar in Leeuwarden. Het is niet ondertekend en ook niet gedateerd. De heer Ypma is waarschijnlijk de interviewer van Steegenga geweest. Het verslag heeft als titel ,, Verslag van Balk”. Steegenga zelf heeft dit verslag gelezen en als ,,hopeloos slecht” omschreven. Het zesde verhaal is de toelichting van Steegenga op de verschijning van illegale boekwerken en tijdschriften in Gaasterland.

Tenslotte leest U de punctuele financiële verantwoording van Steegenga zelf in zijn functie als penningmeester van de L.O.

I
Zoon Herre Steegenga uit Zuidlaren over het begin van zijn vader in het verzetswerk.
(in 2018 schriftelijk gedaan. Herre was toen 85 jaar oud)

“Graag wil ik vertellen hoe mijn vader een lid van de verzetsbeweging is geworden. Mijn vader startte een kledingzaak in 1930. Dagelijks ging hij op de fiets met 2 zware koffers op bezoek bij de boeren in Gaasterland. Mijn moeder bleef thuis voor de huishouding zorgen en voor hulp in de winkel. Mijn vader ontving alle voorraden van de firma Levi en Van Dam uit Groningen. Dat waren Joden. Zij hadden een vertegenwoordiger - meneer Goudsmit, ook een Jood - die mijn vader tweemaal per jaar in de winkel bezocht. Hij bracht elke keer een reep chocolade voor mij mee. Als jongetje van 7 jaar oud vond ik dat geweldig. In het begin van 1942 stuurde meneer Goudsmit mijn vader een brief waarin hij vroeg of mijn vader hem wilde opzoeken in het ziekenhuis te Groningen. Mijn vader ging naar hem toe. Meneer Goudsmit vroeg of mijn vader hem kon helpen want na een periode van tien dagen zou Goudsmit het ziekenhuis moeten verlaten om daarna naar het kamp Westerbork te worden gebracht. Goudsmit vroeg mijn vader of die een boer kon vinden waar hij zou kunnen onderduiken. Vader beloofde zijn uiterste best te doen. Maar na een week zoeken ging vader met lood in zijn schoenen naar Groningen terug met de mededeling dat hij er niet in geslaagd was een onderduikplaats te vinden. Later vernam vader dat Goudsmit eerst naar Westerbork was gebracht en van daaruit naar Auschwitz.

Vader had heel veel spijt. Hij vroeg zich af waarom hijzelf niet nog meer had gedaan. Aan het einde van 1942 kreeg hij een brief van de Nationale Organisatie aan de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk om de onderduikers te helpen.  Vader was kerkenraadslid. In die brief werd gevraagd om een contactadres in Gaasterland om Joden te helpen. Toen de secretaris de brief had voorgelezen, hielden alle leden zich stil. Toen zei de dominee dat Steegenga hiervoor de juiste man zou zijn omdat hij zoveel mensen in Gaasterland kende. Vader had geantwoord dat hij eerst met zijn vrouw hierover wilde overleggen. Mijn ouders hadden een rusteloze nacht maar zij besloten toch dat vader het illegale werk zou accepteren ondanks het feit dat het huisgezin 7 kinderen telde.

Gelukkig hebben de Duitsers hem niet kunnen pakken. Meerdere malen was hij nachts niet thuis. Na de oorlog bleek dat hij bovenaan stond op de lijst met gezochte personen. De Duitse bezetting was een moeilijke tijd. Wij kunnen niet genoeg onze vrijheid op prijs stellen”.

II
In de Balkster Courant van 30 november 1946 is een wetenswaardig artikel opgenomen over de activiteiten van B.H. Steegenga in het ondergrondse verzet tegen de Duitse overheersing 1940-1945. Het artikel is vooral interessant omdat het interview betrekkelijk snel na de bevrijding afgenomen werd. Het gehele oorlogsverwerkingsproces van Steegenga zit nu wel op zijn plaats en de herinneringen zijn nog niet zo lang geleden zodat alles tamelijk scherp kan worden geanalyseerd.

WAT ,,MEN” NIET WEET….
Illegale acties in Gaasterland. Er werd tijdens de bezetting meer dan 90.000 gulden ingezameld!

Wij hadden een vraaggesprek met het voormalige rayonhoofd van de L.O. in Gaasterland en Sloten, de organisator van het ondergrondse verzet in deze gemeenten. We hebben gehoord, dat U een medaille gekregen hebt van de Ned. Spoorwegen. Zouden we die eens mogen zien, aldus vroegen wij de heer ,,Kuiper”.
Zeker, hier hebt U hem.

We lazen: ,,In dankbare herinnering aan uw steun en medewerking bij de spoorwegstaking 17 september 1944 – 5 mei 1945”. Toen wij de medaille bezagen viel meteen ons oog op een persoonlijk schrijven van de Amerikaanse Gezant, en van de Commandant van het Amerikaanse leger waarin dank gebracht werd voor het helpen van piloten. Tevens zagen we een paar oorkonden van boomplanting in Palestina door Joodse families ,,Ter herinnering aan de hulp verleend in de donkere jaren der Duitse bezetting 1940-1945”. Dit ontlokte ons de vraag: ,,Zoudt U ons niet iets kunnen vertellen van Uw illegale werk?”.
Och, dat heeft niet veel te betekenen, en… het is voorbij. Daar spreek ik liever niet meer over. Maar wanneer het kan dienen om verkeerde begrippen over het z.g.n. ondergrondse werk uit de wereld te helpen wil ik daar gaarne aan meewerken. Bovendien heeft de Gaasterlander ook wel een zeker ,,recht” om te weten wat er zo ongeveer omging.  Vooreerst wil ik dan even opmerken dat het woord ,,illegaal” door mij anders uitgelegd wordt dan door vele anderen. Ik beschouw mij niet als een ,,illegale” werker, maar ,,legaal”. ,,Illegaal” betekent onwettig, en nu was ons werk misschien in de ogen der Duitsers wel onwettig, maar mijn Koningin en Regering zaten in Engeland, en die gaven orders om door te vechten en aan die orders heb ik op mijn manier gevolg gegeven. Daarom beschouw ik als illegale werkers, zij, die voor de vijand werkten of lieten werken, maar in de ondergrondse strijd de vijand bevochten en handelden in opdracht van onze regering in Engeland. Dat is dus legaal". 

Zijn er door de ondergrondse strijders niet veel fouten gemaakt en zaten er niet veel verkeerde elementen tussen?
Zeker, ik ben de eerste die dit direct wil toestemmen. Maar nu moet U deze drie dingen niet vergeten:
1e. Die werkt maakt fouten.
2e. Zijn er veel dingen gebeurt door z.g.n. ondergrondse werkers, maar dat in werkelijkheid avonturiers waren?
3e. U moet begrijpen hoe moeilijk het was om een ,,zuivering” toe te passen: elementen die er eerst in zaten kon men er moeilijk uitzuiveren omdat het dan vaak gebeurde dat deze mensen dan de verradersrol gingen spelen. En wanneer U ziet wat er van de zuivering terecht komt nu we weer in een vrij land leven, moet U ook kunnen begrijpen hoe moeilijk het was tijdens de bezetting een zuivering toe te passen toen alles geheim moest blijven.

Wanneer is U begonnen met het ondergrondse werk?
Aangesteld of benoemd werd men niet. Zulks deed men uit zichzelf of men deed het niet. Het begin is geweest dat we begonnen met geld in te zamelen voor de organisatie ,, Vrij Nederland”, welke organisatie later gesplitst is waardoor de organisatie van ,,Trouw” ontstond. Van deze organisatie, die zelf zijn eigen K.P. had, kregen we ook de eerste bonkaarten enz. Later heeft ,,Trouw” zich speciaal alleen op de Illegale Pers toegelegd. Voor deze organisatie heb ik in totaal f. 13.540,19 opgehaald en afgedragen. De kwitanties, getekend voor ontvangst, kan ik allemaal nog tonen. Ze werden getekend met schuilnaam.

Waarom werkte U onder de schuilnaam,,Kuiper”.
Omdat het te gevaarlijk was om eigen naam te gebruiken, wanneer we b.v. brieven moesten tekenen. Ik heb nu niet het minste bezwaar om onder alle stukken, die ik geschreven heb, mijn handtekening te plaatsen. Persoonlijk heb ik gelukkig niets te verbergen waarvoor ik mij nu zou moeten schamen. Alles wat ik ondergronds heb gedaan wil ik nu met ieder openhartig bespreken.

Hoe bezorgde U de illegale bladen?
Eerst bracht ik ze persoonlijk rond. Later zocht ik voor ieder dorp een contactpunt. Met zo’n contactpunt regelde ik de zaken voor zo’n dorp. We begonnen eerst met een 20 bladen; later kregen we 400 per maand. Deze bracht ik door Gaasterland, Sloten, een gedeelte van Doniawerstal en Lemsterland. Dit was dus de Organisatie van de Illegale Pers. In 1942 zijn we ook reeds begonnen met de Militaire organisatie, de z.g.n. O.D. We hadden toen reeds 300 banden in huis die de manschappen bij hun optreden om de arm moesten hebben. Hier liggen ze nog. Ze zijn nog nieuw want ze zijn nooit gebruikt omdat later de O.D. en de K.P. zijn omgezet in een nieuwe organisatie van de N.B.S. Ons District besloeg 8 gemeenten in de Zuidwesthoek.

Waren er nog meerdere Organisaties.
Ja, in het laatst van 1943 zijn de verschillende mensen die werkten in het ondergrondse front zoveel mogelijk georganiseerd in de L.O. of landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. We hebben toen ook in Gaasterland een comité gevormd dat speciaal werkte voor onderduikers. Dit Comité heeft met behulp van de dorpscontactpunten, die ik al eerder had aangezocht voor de Organisatie van ,,Trouw”, een f. 80.000,00 bij elkaar gehaald in Gaasterland en Sloten en Bakhuizen. In Bakhuizen hadden we een apart comité aangesteld om de zaak daar te regelen. Maandelijks bracht ik hen een 70 bonkaarten, die zij daar onder de verschillende onderduikers distribueerden. Ze hadden daar in 1944 en begin 1945 een f. 20.000,00 steun- en kostgeld uitgekeerd die ze zelf hebben opgehaald in Rijs, Mirns en Bakhuizen. We hadden daar prachtige werkers, die veel werk hebben verzet. Zelf heb ik in de andere dorpen van Gaasterland en in Sloten f. 50.346,10 uitgekeerd aan steun- en kostgeld over 1944 en begin 1945. Ik kan U op de cent af nog zeggen aan wie dit geld uitbetaald is.

Welke normen hadden jullie voor de uitkering?
Ons gewone tarief was f. 100,00 per maand voor een echtpaar; f. 50,00 per maand voor een alleenstaande persoon en f. 40,00 per maand voor een kind. Een onderduiker die niet te gevaarlijk was en in staat was om te werken, moest zelf zijn kost verdienen. En iemand die geld genoeg had en zelf zijn kostgeld kon betalen, moest dit ook zelf doen.

Hoe kwamen jullie aan dat geld?
Dit werd door ons opgehaald in Gaasterland en Sloten. We hebben op deze manier ruim f. 90.000,00 bijelkaar gehaald, de f. 20.000,00 van Bakhuizen en de f. 13.000,00 van ,,Trouw” meegerekend.

Konden jullie geen geld lenen?
Jawel, net zoveel als wij wilden. Maar we stonden op het standpunt dat we dat niet moesten doen. We maakten daardoor de schuldenlast van het N.S.F. maar zwaarder terwijl er zo genoeg geld was te krijgen. Wij hebben zelf nog wel geld afgedragen aan het N.S.F. (Nationaal Steunfonds).

Hoe kwamen jullie aan de bonkaarten, persoonsbewijzen, stamkaarten enz?
In de eerste jaren van de organisatie van ,,Trouw”. Later van de L.O. organisatie en door medewerking van enkele ambtenaren van ons eigen Distributiekantoor en gemeentehuis.

Werd hiervoor ook betaald?
Neen, ieder deed zijn werk pro deo en ieder persoonsbewijs en stamkaart werd gratis verstrekt. Zelf heb ik een 3000 bonkaarten rondgebracht en U mag gerust in Uw Courant een advertentie plaatsen of U één kunt vinden, die ooit één cent aan mij betaald heeft voor een bonkaart. Wel werden hiervoor giften gegeven om de organisatie te steunen.

Hoeveel onderduikers had U in Uw rayon?
Enkele honderden jongens in de bepaalde leeftijd. Een honderd Joden, de kinderen meegerekend. Een tiental gezinnen van Spoor- en Tramarbeiders en enkele piloten.

Had U goede medewerking van de inwoners?
Over het algemeen: ja. Wanneer ik denk aan die juffrouw die twee piloten in huis had waar de doodstraf op stond. En aan die grote gezinnen, die tevens een paar onderduikers in huis hadden zodat ze ’s middags met 17 of 20 man om de tafel zaten. Of aan de vrouw wier man in de gevangenis zat en die tot mij zei: ,,het spijt mij niets dat wij het gedaan hebben want we moesten het doen. Het was onze plicht”. Of aan die boer die vanuit de gevangenis zijn vrouw een briefje toesmokkelde waarop stond: ,,Geen paarden leveren aan de Weermacht”. Of aan die landbouwer die rustig de wapens in huis hield van de N.B.S toen er reeds 4 boeren hiervoor gevangen zaten en een vijfde zijn boerderij was afgebrand, Of aan die arbeidersvrouw die geen kostgeld wilde hebben voor het Joodse kind dat ze in huis had omdat het dan geen helpen meer was. Dan moet ik zeggen: ,, er zat een prachtige geest in; we hadden alle medewerking”. Natuurlijk waren hier ook misstanden. Er waren waar we met geen mogelijkheid een onderduiker konden plaatsen en geen cent konden loskrijgen. En dat was jammer. Wanneer ik denk aan dat Joodse gezin dat ik zo goed kon en dat mij vroeg om geholpen te worden om onder te duiken. Maar ik kon voor hun geen plaats krijgen. Ik weet van hen dat ze later naar Duitsland vervoerd zijn waar ze met zoveel anderen vermoord zijn.
Dan beschuldig ik mijzelf dat ik niet meer gewerkt heb. En dan voel ik dit als een aanklacht tegen de bewoners van die huizen die groot genoeg waren om onderduikers te bergen maar waar we ze maar niet naar binnen konden krijgen,

Is U zelf wel eens in gevaar geweest?
We leefden betrekkelijk altijd in gevaar. Maar we hadden het te druk om daaraan te denken. Ik werkte nl. voor vier organisaties, nl. voor de illegale pers, het N.S.F., de L.O. en de militaire organisatie. Alleen als er weer iemand van je kennissen gesnapt werd, dan schrok je weer even op. Een 12-tal kennissen zijn gefusilleerd. Hier hebt U vijf foto’s van die, waar ik het meest mee heb samengewerkt. Dit is ,,Karel”. Ik zou des morgens net naar hem toe. Onderweg werd het mij verteld dat hij doodgeschoten was. Dit is ,,Klaas”; hij had ’s morgens nog bij mij koffiegedronken en ’s avonds 7 uur sprak ik nog met hem voor de telefoon. Half acht was hij gearresteerd en de volgende dag doodgeschoten. Dit is ,,Louis”, die logeerde de kerstdagen van 1944 bij mij. Een paar dagen later werd hij gevangen genomen en doodgemarteld omdat hij niets wou zeggen. Dit is ,,Wim”. Gevallen in Doniaga met negen anderen. Deze man hier, liet een vrouw met 10 kinderen achter. Allemaal helden die hun leven hebben opgeofferd voor hun medemens en het Vaderland….

Toelichting Vogelzang op de schuilnamen:
“Karel” is Jacobus Boomsma uit Sondel
“Klaas” is Gerben Ypma uit Koudum
“Louis” is Luitjen Mulder uit de Brekkenpolder
“Wim” is Wim Reinders = Roelof Knol, winkelier van KP Echten

M.

III
Gaasterlands verzetsstrijder Benjamin Herre Steegenga uit Balk (schuilnaam Kuiper) heeft een eigen ongedateerd kort verhaal geschreven over zijn activiteiten in de Tweede Wereldoorlog.

Door de heer Onderweegs* van Lemmer werd mij verzocht een kort verslag te maken van mijn werkzaamheden tijdens de bezetting. Het zal ongeveer in april 1942 zijn geweest dat ik werd aangezocht om geld in te zamelen op de zo genaamde Oranjelijst. Het tweede bedrag, groot f. 227,50 heb ik op 15 augustus 1942 aan den heer Arendsche – die zich ook wel Rienstra noemde – te Sneek afgedragen. De kwitantie van ontvangst heb ik nog in mijn bezit. Het eerste bedrag was afgedragen aan Dick Douwes, groot f. 387,50. De juiste datum heb ik hier niet meer van, maar is ongeveer juni 1942 geweest. Met deze heren ben ik begonnen te werken in 1942, nl. met Rienstra, Dick Douwes, Oome Jan, Oome Gijs, van der, Bradsma. Bij laatstgenoemde heb ik met beide genoemde heren wel in Sneek vergaderd. Ik kreeg van hen bonkaarten, Vrij Nederland en later Trouw te verspreiden. In totaal heb ik meer dan f. 13.000,00 gulden afgedragen, waarvan de bewijsstukken nog allemaal in mijn bezit zijn. Genoemde heren zijn ook bij mij gekomen voor de oprichting van de O.D. Dit heb ik ook ter hand genomen en geheel georganiseerd in de Zuidwesthoek van Friesland, nl. acht gemeenten. De heer S. de Jong, reserve Kapitein, heb ik aangezocht als Districtscommandant (Dic.) en met hem heb ik verschillende gemeentecommandanten aangezocht. Het werk voor de O.D. heb ik later alleen met de heer S. de Jong georganiseerd en het werk voor Vrij Nederland later vervangen door Trouw.

Nadat beide genoemde heren meer op andere plaatsen werkten of verdwenen waren, heb ik achtereenvolgens voortgezet met: Wim Speelman, Nico de Boer, Jan de Vries en Gerben Meijer en zijn broer. In Lemsterland kreeg ik contact met Wim en Arie, de twee werkers van Meppel.

Toen Arie gearresteerd werd, kwam Louis Molenaar in zijn plaats. Zo had ik voor de organisatie van Trouw en voor de organisatie van de O.D. in verschillende plaatsen in de Zuidwesthoek contactpunten gelegd. Eén van mijn contactpunten in Sondel was de heer Jac. Boomsma. Deze ging nadat hij bezoek van een mof had gehad naar Sneek. Daar is hij later districtsleider geworden onder de naam van Karel. Dat was in de zomer van 1943 ongeveer. In de herfst van 1943 is hij bij mij gekomen en toen hebben wij samen gesproken over het vormen van een soort gemeentelijk comité. Wij hebben dat hier in Gaasterland in november 1943 opgericht. Met dit comité heb ik het L.O. werk in Gaasterland verder voortgezet. Het rondbrengen van bonkaarten en het uitkeren van steun bleef mijn werk hoofdzakelijk. Ik heb totaal ongeveer een 3000 bonkaarten rondgebracht en f. 35.094,50 aan kostgeld uitgekeerd. In totaal is er in Gaasterland en Sloten, wat mijn rayon in het laatst was, in totaal aan f. 65.000,00 uitbetaald aan steun, kostgeld, verschaffen kleding en voedsel. Dit geld is ook allemaal in Gaasterland en Sloten opgehaald. Wij zijn geen steun van het N.S.F nodig geweest. Integendeel, het N.S.F. heeft wel steun van ons ontvangen. In de herfst van 1944 is de organisatie van de O.D. ineengesmolten met de K.P. tot de N.B.S. De heer S. de Jong bleef Districtscommandant en ik ben officier van verpleging geweest. Wij hadden District IV. Van mijn medewerkers zijn de volgende personen door het Duitse terreur gevallen. Van der Wal, contactpunt te Lemmer, is gearresteerd en in Vught bezweken. Arie is gearresteerd en in Duitsland bezweken. W. Santema is doodgeschoten. Oome Jan is doodgeschoten. Klaas Ypma, ’s morgens nog bij mij koffiegedronken en ’s avonds 7 uur nog gesproken voor de telefoon is om half acht gearresteerd en de andere dag doodgeschoten.

Wim en Lowie zijn 3 januari 1945 gearresteerd. Lowie (een neef van mij) is 8 januari 1945 in de gevangenis te Heerenveen vermoord. Wim is in maart doodgeschoten. Sijtsma van Hemelum en Jeen Hornstra uit Wijckel zijn doodgeschoten. En Karel is ook doodgeschoten. Samen 10 mannen waar ik geregeld mee heb samengewerkt. Zij hebben het offer van hun leven gebracht in de strijd voor de vrijheid van ons Vaderland. Ik heb nog Boonstra uit Joure vergeten wiens gezin in Gaasterland ondergedoken is geweest. Zij zijn door mij verzorgd. Zelf ben ik wonderlijk bewaard gebleven. Wel was ik een klein beetje ongerust. Vooral toen de Landwacht in het lokaal naast mij was ingekwartierd. De laatste maanden voor de bevrijding waren de bangste maanden en moest ik nog onderduiken. Voor mijn vrouw met mijn **acht kinderen was dit vervelend, maar het is goed afgelopen.

Groetend, Kuiper.

Nota bene 

* Met de naam Onderweegs zal de heer Paul Onderweegs bedoeld zijn. Deze was gemeentesecretarie-ambtenaar bij de gemeente Lemsterland. Hij was bij de LO district Sneek in functie als chef falcificateur. De heer Onderweegs heeft schriftelijk verklaard dat hij van Steegenga het Dagblouw Trouw en Vrij Nederland kreeg ter uitreiking. Voorts heeft hij verklaard f. 1000,00 afgedragen te hebben aan Steegenga voor de illegale pers en f. 1500,00 voor de LO en NSF.

**In de één na laatste regel spreekt Steegenga over acht kinderen. Het verhaal moet dus gemaakt zijn voordat het jongste dochter in augustus 1948 geboren is.

Steegenga schrijft nog een ander voorval in een privébrief waaruit zijn inzet blijkt:

,,De familie Bokma in Harich heeft een Joods echtpaar in huis gehad met de achternaam van Naarden. Van dit echtpaar is een kindje, dat elders ondergedoken was, door de Landwacht gegrepen en weggevoerd. Dit kindje was Christelijk gedoopt om het op deze wijze door een n i e t  Joods kindje te laten doorgaan. Na de arrestatie ben ik voor dit bewijs naar Amsterdam en Heemstede gereisd om de predikant op te sporen die dat kind had gedoopt. Het is mij gelukt een kopie van de doopakte in handen te krijgen. De kopie is opgestuurd met een verzoek om vrijlating. Maar het heeft helaas niet geholpen het kind vrij te krijgen. Ze hebben het nooit meer gezien”.

IV
Aantekeningen van de redactie van het boek ,,Gescheurd Land” bij het gesprek met Steegenga over de periode 1940 – 1945.

In het dossier van de boekredactie ,,Gescheurd Land” bevinden zich handgeschreven gespreksnotities in telegramstijl. Eén van deze notities, met de titel Verklaringen B.H. Steegenga (alias 'Kuiper') is te waardevol om hier niet in zijn geheel te vermelden.

Benjamin Steegenga begint zijn illegale activiteiten als hij – via de vriendelijke en rechtschapen Gereformeerde dominee van Wijckel, ds. Sijmen de Boer, - in contact komt met de drogist Harrie Reeskamp (alias Arendse/Van Beek/dokter Rienstra) uit Bussum. Reeskamp was sedert 1941 ondergedoken bij veehouder Jelle Bouma onder Scharnegoutum waar hij de KP (Knokploeg) Scharnegoutum leidde.  Reeskamp heeft met een aantal andere uitgewekenen een verzetsgroep gevormd die regelmatig bijeenkwam bij radiohandelaar Willem Santema in Sneek. De groep bestond verder uit: Theo Dobbe, Amsterdam ( ,,Ome Jan”), H.A. Rotte, Groningen (,,Ome Gijs”), D. van der Veen, Amsterdam (,,Dick Douwes”). Gerrit Kleinveld, N.H. Bergsteijn ( ,,Kleine Jan”) en Andries Joustra. Via deze groep rond Reeskamp krijgt Steegenga 20 nummers van ,, Vrij Nederland” ter verspreiding. (begin 1942). In het boek ‘Represailles Friesland 1940-1945’ staat beschreven waarom Steegenga en anderen in de jaren 1940 en 1941 zich eigenlijk niet direct met het verzet bemoeiden. ‘Binnen het Friese verzet bestonden tot ver in de oorlog grote weerstanden tegen het opnemen van de wapens tegen de overheid, al was dat ook een vreemde. Bij vele orthodoxe gelovigen in deze provincie hing dit samen met het respect voor de boven ons geplaatsten. Dat werd er thuis, op school, op catechisatie in gehamerd. Het ging veel verder dan de onderwerping aan de in Romeinen 13, de door de apostel Paulus gegeven aanwijzing om de overheid te gehoorzamen.

Het maakte deel uit van een algehele onderwerping aan ‘het gezag’ – totdat een kritische grens werd overschreden. Want dan konden diezelfde gelovigen radicaal en compromisloos opkomen voor de zaak die zij als geheiligd ervoeren.

Vooral door de komst van de niet-Friese verzetsstrijders Reeskamp, Dobbe en later Krijn van den Helm uit Amersfoort kreeg het gewapend verzet in deze provincie een impuls. Maar het bleef overwegend functioneel. Overvallen op distributiekantoren en gemeentehuizen om aan bonnen voor onderduikers en blanco persoonsbewijzen te komen, waren in dit gewest de meest voorkomende voorbeelden van gewapend verzet. Gezagsgetrouwe gereformeerden, uit wier midden na de communisten de moedigste verzetsstrijders kwamen, raakten de eerste weken in de war door het optreden van hun leidslieden. De 70-jarige ARP- leider (Anti Revolutionaire Partij) Hendrik(us) Colijn raadde in de spannendste meidagen in een artikel in De Standaard en later in een brochure zijn volgelingen aan om de realiteit van de Duitse bezetter te aanvaarden. Toen hij daar later van terugkwam, was er al veel kwaad geschied. Binnen de ARP bestonden grote weerstanden tegen gewapend verzet. Strijd tegen de overheid werd op grond van Romeinen 13 uit de Bijbel van de hand gewezen. Nadat de partij zich in de zomer van 1940 had hervonden, begon een inspirerende interne discussie. Het duurde echter nog wel maanden voordat die tot anti-Duitse actie leidde. Dat de opsluiting van Gereformeerde leidslieden het opbloeiende verzet in 1942 niet smoorde maar juist stimuleerde, hadden de Duitsers niet verwacht’.

Steegenga ontvangt van de groep Reeskamp naast de 20 nummers van ‘Vrij Nederland’ exemplaren van het boek ,, Nederland zal herrijzen” van Van Kleffens ( Min. Van Buitenlandse Zaken in Londen). De opbrengst van de door Steegenga gecolporteerde boeken is bestemd voor de familieleden van gevangenen in het ,,Oranje Hotel” in Scheveningen. Eerste geldafdracht was met behulp van Hendrik Kobus f. 387,50 aan Dick Douwes. Het tweede bedrag heb ik naar Sneek gebracht op 15 augustus 1942.  Totale afdracht van Steegenga tot begin 1943 als de groep uiteen valt is ruim f. 13.000,00.

Door middel van de groep Reeskamp worden ook distributiebonnen uitgewisseld. De groep acht het noodzakelijk dat er ook een militaire poot onder gezet wordt en er vindt bij Steegenga thuis een vergadering plaats tussen een aantal leden van de groep Reeskamp en Siemen de Jong. Na de 1e distributiekantooroverval in Nederland (Joure) op 4-10-’42 en daarna Wommels 23-10-’42 valt de groep uitelkaar; ze worden zwaar gezocht: Dobbe-doodgeschoten ’43; Santema gefusilleerd Vught 10-08-’44; Andries Joustra gefusilleerd in Vught op 22-8-’44; Bergsteijn gefusilleerd bij Woeste Hoeve. Na uiteenvallen van de groep Reeskamp wordt de Landelijke hulp aan Onderduikers opgericht (L.O). Vergadering in Zwolle met ,,Frits de Zwerver”; verder met Wim Speelman; Nico de Boer; Jan de Vries en Gerben Meijer. Verspreiding 400 exemplaren p.m. van ,,Trouw”. Steegenga legt diverse contactpunten aan: Lemsterland: Wim Reinders en Arie; Sondel: Koos Boomsma (,,Karel”) . Na arrestatie van Arie komt zijn ,,omkesizzer” Luitje Mulder ( ,,Louis Molenaar”) in zijn plaats. ( zomer ’43).

Herfst ’43 oprichting gemeentelijk comité L.O. Gaasterland door Steegenga en Boomsma. Steegenga organiseert het geld ophalen in Gaasterland t.b.v. L.O. – werk, bonnenverdeling en kostgelduitkering. Er is geen steun nodig geweest van het NSF (NSF kreeg geld). Uitbetaald totaal plm. f. 65.000,00 en rondgebracht plm. 3000 bonkaarten. Opgehaald in Gaasterland en Sloten f. 90.000,00 ( incl. bijdrage Bakhuizen dat een apart comité had).

Toelichting Vogelzang: In het archief Vereniging Friesland 1940-1945 bevindt zich met nr. 785 de verklaring van Sietze Bakker, geb. 3-1-1893, wonende Noed bij Sint Nicolaasga, Gereformeerd en onderwijzer. Hij was onderduiker in Balk, Koudum, Warns, Workum, Kippenburg en tenslotte weer Balk. Hij verklaart dat hij telkens 50 exemplaren Trouw bij B.H. Steegenga in Balk vandaan moest halen en daarna ze moest bezorgen. Daarnaast hielp hij Steegenga met het onderbrengen van onderduikers en Joden.  Voor Steegenga moest verzetsstrijder Jan de Vries spionageopdrachten uitvoeren voor de inlichtingendienst Balk. Deze was weer een onderdeel van het Stafhoofdkwartier. Zo heeft Bakker o.a. spionageopdrachten uitgevoerd bij de bloedige strijd bij Woudsend tijdens de bevrijdingsacties.

In de verklaring nr. 894 van Sietze Jans van Dijk, geb. 18 juli 1902 – schuilnaam Gerard Postma – komt naar voren dat hij vanuit zijn woonplaats Sneek ondergedoken is geweest bij Koopmans in Balk op aanwijzing van Steegenga. Van Dijk was belastingambtenaar en Gereformeerd. Op verzoek heeft hij o.a. spionage uitgevoerd in Kamp Sondel.

In het boek Himmelumer Aldefurd en Noardwâlde fan Dr. G. Abma wordt op bladzijde 215 en 216 een passage opgenomen waarin Steegenga zijn manier van werken c.q. organiseren aan het papier toevertrouwde. Het blijkt dat P. Wijbenga in 1970 een reactie aan Steegenga heeft gevraagd over een alinea die door dr. Y. Ypma over het verzet in De Zuidwesthoek vlak na de oorlog had geschreven. De passage was: ,,Het verzet in het Zuidwesten, de gemeenten Gaasterland, Hemelumer Oldephaert, Sloten, Hindeloopen en Staveren omvattend, werd tot nu toe gedragen door éénlingen, die hun relaties zowel in Joure als Sneek-Workum hadden. Dat kwam, omdat het niet uitgesproken binnen de sfeer van onze krachtvelden gelegen was. Daar komt bij, dat de Gaasterlander en de Hemelumer Oldephaerster van aard rustig een voorzichtig is en in de bezettingstijd niet veel voor een bredere organisatie voelde” enz. B.H.Steegenga antwoordt hierop in 1970 met: ,, Op blz. 347 schrijft U dat de Zuidwesthoek bijzonder zwak vertegenwoordigd was. Inderdaad was dit zo” enz. Schrijver Dr. G. Abma gaat verder: Steegenga had begin 1942 al contact met de allereerste verzetsmensen; Theodorus Dobbe, verder met D.D.B. van Veen (Dick), H.A. Rotte (Oom Gijs) en G.A. Reeskamp (Rienstra of Harry of Arendse)

Steegenga schrijft naar aanleiding van het oprichten in de Zuidwesthoek van de LO in 1942 dat hij de opdracht had gekregen om 200 personen voor de LO bij elkaar te zoeken. Dat ging Steegenga veel te ver en hij schrijft: ,,deze mededeling heb ik maar kalm opgenomen. Men leefde toen nog teveel in de verwachting dat de bevrijding iedere dag kon komen”. Steegenga zocht één of twee personen per dorp uit. Volgens hem was niet ieder van het Duitse gevaar doordrongen en daarom wilde hij de LO-organisatie zo klein en zoveel mogelijk in eigen beheer houden.

Met zijn ,,bazen” in het verzet gaf dat soms problemen en hij schrijft daarover: ,,Dat ik hier in de Zuidwesthoek in mijn eentje een eigen organisatie had opgebouwd wou men bij de LO in Sneek maar moeilijk erkennen. Even verder schrijft hij ,, Ik ging daarom ook mijn eigen gang. Rayonhoofd of geen Rayonhoofd.

 

V
Verslag van Balk ten behoeve van de Vereniging Friesland 1940-1945.

 Dr. Y.N. Ypma heeft na de oorlog heel veel interviews afgenomen van verzetsstrijders. Hij deed dat voor de Vereniging Friesland 1940-1945. Het werd zorgvuldig opgezet omdat de geïnterviewde eerst het verslag mocht lezen en eventueel wijzigingen en aanvullingen mocht aanbrengen. Niet iedereen werkte graag mee aan deze interviews. Het was de tijd van de Koude Oorlog die in alle hevigheid was losgebarsten tussen met name Amerika en Rusland. De Russen stonden aan de Elbe en zij zouden binnen 24 uur met hun legers in Nederland kunnen zijn. De gedachte bij veel verzetsstrijders was dat als de Russen ons gingen overheersen, dan zouden de verslagen in het nadeel van de verzetsstrijders kunnen zijn.

Het nu volgende verslag heeft niet de goedkeuring van Steegenga gekregen. Hij heeft na het lezen daarvan kernachtig en onomwonden zijn mening over verslag gegeven aan de opdrachtgever van Ypma.

,,Het ingezonden verslag is zo hopeloos dat het lijkt mij het beste hier geen tijd meer aan te besteden. Vroeger ben ik eerst al eens ondervraagd door de heer Onderweegs uit Lemmer en later door de heer Russchen uit Wolvega (later burgemeester van Workum, jgv). En nu ben ik weer ondervraagd door Ypma en nu is het nog allemaal niets. Dat is 3 keer een verschillend onderhoud. Laten wij nu geen tijd en geld aan dergelijke dingen verknoeien want het schijnt toch hopeloos te wezen om hier wat van te maken”.

Betrek dus deze reactie van Steegenga bij het lezen van het onderstaande Verslag van Balk.

Het is hier begonnen in het begin van 1942 met Rienstra, Harry Reeskamp. Hij kwam hier met de geldelijke Oranjelijst van het zogenaamde Hulpcomité ,,Willem van Oranje”. De geldelijke steun was bedoeld als hulp voor vrouwen van wie de man was gearresteerd (Scheveningen) of had moeten onderduiken.  Hiermee wordt het Oranje Hotel in Scheveningen bedoeld waar heel veel verzetsstrijders zijn opgesloten, gemarteld en gedood. Ook politieman De Jong en twee zonen uit Oudemirdum hebben hier enige tijd gezeten. Harry is een broer van een Gereformeerde dominee Reeskamp en op diens aanbeveling bezocht hij Gereformeerde dominees zoals Ds. Veldkamp in Sneek en Ds. Voerman in Joure. Zo kwam hij ook bij Ds. Wiekel en heeft hij met hem zoveel mogelijk geprobeerd actie te maken en geld in te zamelen. Hij heeft Steegenga aangezocht. De eerste mensen in Gaasterland waren toen Oom Jan, Hans Dobben, Oom Gijs en Dikke Douwes, die geld ophaalden voor de gevangenen in Scheveningen. Dat was een hulpcomité dat in 1940-1941 is begonnen. In februari 1942 kwam Harry bij Steegenga en toen heb ik op mij genomen om met die lijst hier te gaan werken. Harri kwam ook in Wijckel en daar werkte Hendrik Kobus. Dat bleef daar onder de Gereformeerden. Die jongen was in Balk vreemd; hij kwam van Donkerbroek en die heeft het eerste bedrag naar Sneek gebracht, maar Harry tekende met Arendse. Ook,,Dick Douwes”en ,,van der Meer” tekenden wel. (Laatst 1942). Ik, Steegenga, ben het eerste met Hendrik Kobus in Balk bezig geweest. Wij gingen de deur langs en de mensen keken ons achterna. Toen heb ik het alleen gedaan. De eerste buit was f. 227,50. Het tweede bedrag heb ik naar Sneek gebracht op 15 augustus 1942. Ik heb f. 183,87 van Kobus ontvangen. In Wijckel had ik toen nog met geen mens contact. Wij zijn op ons eigen houtje verdergegaan aangezien Kobus wegging.

Ik bracht geld naar Sneek en die heren hadden Vrij Nederland en die hebben ze hier in de Zuidwesthoek verspreid.

Meester Zijlstra

Eerst bij vertrouwde adressen gebracht en langzamerhand uitgebreid en in verschillende dorpen contactpunten gemaakt en dat waren Bubbermans in Bakhuizen, meester Zijlstra in Nijemirdum,  Boomsma in Sondel, Smits in Sloten; De Jong in Wijckel; Van der Wal in Lemmer, dokter Bonga in Woudsend, Smits in Warns, meester De Boer in Staveren, Theunis de Vries in Koudum en meester Bakker in Doniawerstal. Het is nog lang Vrij Nederland gebleven en toen is Trouw gekomen. Trouw had toen nog een oplage van 10.000 exemplaren. Wim Speelman kwam hierbij en hij was de organisator van Trouw. Doordat ik contact had met die mensen waarvan ik Vrij Nederland kreeg, kwamen ze ook bij mij met de papieren voor de oprichting van de O.D. (O.D. is de Ordedienst om orde te houden als het bevrijding kwam).

Toen zijn ze bij mij geweest, ,,Vander” (woonde toen in Hindeloopen en is na de bevrijding burgemeester geworden van Ameland)  en ,,Dikke Douwes”. Hier hadden wij toen al particuliere gevallen van onderduiking. Wanneer er geld voor ze nodig was, dan hield ik dat eraf van de kranten van Trouw en Vrij Nederland en de rest stuurde ik op.

Het is anders geworden in het laatst van 1943, begin 1944. De laatste afrekening is van oktober 1943. Toen hiel het gestadig op want toen kwam de L.O. Ik heb de papieren nog van de eerste O.D. en dat was in 1942. Ik heb tegen de Heren gezegd, dat ik wel voor de organisatie voelde, maar dat ik geen militair was. Wij leefden toen nog in de verwachting, dat de invasie zou komen en ze stelden het nog al gewichtig voor want hier in de bossen van Gaasterland zouden de parachutisten komen. Wij hadden hier kapitein De Jong en die was commandant van de vroegere Landstorm. Zij zeiden: ,,Wij laten de zaak aan u over” en toen heb ik De Jong er ingetrokken.  De Jong wilde wel kennis maken met de Heren en met zijn vieren hebben wij over de militaire kwestie gesproken. De Jong was erg voorzichtig maar toen de naam Kamping uit Leeuwarden genoemd werd, deed hij direct mee. Wij hebben het samen uitgebreid. Ik was manufacturier en hij was reservekapitein en daarom werkte ik, omdat ik niet in de gaten liep. Zij zouden hier een legertje hebben van 200 man. De Jong en ik zijn erg kalm en hebben eerst in ieder dorp een contactpunt gezocht en ik maakte dezelfde contactpunten van de illegale contactpunten van de O.D. Zij moesten de jongens voor het legertje in gedachten houden en moesten wachten op een sein om ze op te roepen. In Sondel zat Jacobus Boomsma, die ik ook aangezocht heb voor de O.D. Toen kwamen Van der Wal en De Vries met een Jood Leo. Die Leo werkte speciaal voor onderduikende Joden. Door die relaties kwam hij in Balk. De Vries en Van der Wal wisten dat ik voor de illegaliteit werkte. Dit was in de herfst van 1943 want tot zolang heb ik alleen gewerkt. Die Leo stond mij wat tegen. Hij was opdringerig en zeide dat hier wel Joden te plaatsen waren. Ik heb toen gezegd dat hij het maar moest proberen maar toch moest ik mee. Ik heb gezegd tegen hem dat wij naar Boomsma in Sondel moesten gaan. Toen wij er waren kwam er een auto aan en Boomsma zou bezoek krijgen.

Ik zou net weggaan toen de Heren uit de auto stapten en vroegen of ik even wilde wachten want zij wilden nog even praten. Het waren de Heren Boonstra en Wiersma uit Joure. Toen hebben wij daar verschillende dingen over de organisatie gesproken; toen hadden wij net de actie tegen de dorsmachines. Toen kregen wij het contact met Joure. Dit was het begin hier van de L.O. Er is toen een Duitser bij Boomsma geweest omdat hij onderofficier was. Boomsma is toen hier weggegaan en is op het districtsbureau te Sneek gekomen. Later zijn Leo en Boomsma hier geweest en toen moesten wij gemeentelijke commissies vormen.

Leo was al bij Van Hout op het gemeentehuis geweest. Hij wilde daar persoonsbewijzen vandaan hebben. Ik heb toen ook de naam van Ds. Westra opgekregen. Zij wilden er mij en Van Hout bijhebben en toen is meester De Ruiter er ook nog bijgekomen. Ik heb hem gezegd dat ik een vergadering had. De Ruiter was hoofd van de Landbouwschool en hij had contact met de boeren. Die konden wij goed gebruiken voor de onderduikers. Jan (Douwstra) was ook hier en hij had contact met Jo Wiersma uit Sneek en die kwam bij Jan de Vries en toen hadden wij een comité van 6 mensen. Dit was in december 1943 of begin januari 1944. Ik heb er nog notities van. Wij hebben het comité officieel gemaakt en de eerste uitgaven die wij geboekt hebben waren op 1 januari 1944. Ik had ook de uitgaven van Trouw die ik apart heb gehouden en dat begon in 1942. Ik heb f. 13.540,19 voor Trouw afgegeven waarvan ik allemaal getekende kwitanties heb. Meestal kwamen ze bij mij om het geld te halen en dan liet ik ze tekenen. Van der Wal was penningmeester en ik deed de uitgaven. In totaal hebben wij f. 60,000,00 uitgegeven over 1944 en 1945. Dit is dan wel het nettobedrag want de uitgaven voor kleren, vlees enz. zijn er niet bij. Toen wij het comité hebben opgericht, is Leo met de Joden begonnen. Hij ging altijd met een van ons mee. Van der Wal en de Vries hebben het meeste gedaan voor de Joden. In het eerst kreeg ik bonkaarten van Trouw en toen wij het comité hadden opgericht, kreeg ik ze hier van het distributiekantoor en van Sneek. Wij hebben in Gaasterland uitbetaald f. 42.246,10. Bubberman in Bakhuizen is gearresteerd geweest. Ruim f. 20.000,00 waren de inkomsten in Bakhuizen omdat Bakhuizen een apart dorp is en ver uit de buurt ligt, het is meer Rooms, werkte het alleen. Het is door Wagenaar uit Leeuwarden ontstaan. Van der Wal had een broer in Groningen. Die had 2 jongens die het gehele land afzwierven. Zij kwamen hier bij Van der Wal en toen zijn ze bij mij gekomen. Wagenaar was de man van Friesland en wilde hier contact hebben. Het stond mij niet aan. Ik heb tegen Van der Wal gezegd dat hij het contact maar met de jongens moest hebben. De 2e keer dat hij kwam vroeg hij al om geld. Ik heb tegen Van der Wal gezegd dat hij maar niet meer met de jongens bij mij moest komen. Hij heeft ze toen naar Weersman in Bakhuizen gebracht. Wagenaar kon de zaken in Leeuwarden niet voor elkaar houden en stuurde Weersman de moeilijke en lastigste onderduikers en toen duurde het niet lang of Weersman zat dik en dik in de schuld. Wij hebben toen een comité in Bakhuizen opgericht met Bubbermans, Mous en Pater Schellaert. Weersman wilde toen de zaken wel overdoen mits wij de schuld er bij namen. Die schuld bedroeg f. 450,00. Die hebben wij aan hem gegeven en toen hebben wij de zaak overgenomen mits hij niet meer werkte. Weersman werkte best maar stond er niet boven en was niet organisatorisch aangelegd. Met de Meistaking zijn meester Dijkstra en ik samen naar Sneek gegaan. Daar waren de winkels dicht en toen hebben wij gezegd dat dat bij ons ook maar moest. De fabrieken werkten al niet meer dus de staking was hier wel spontaan. Ik heb feitelijk een organisatie opgebouwd en toen kregen wij de L.O. Jacobus Boomsma (Karel) was het eerste districtshoofd L.O. in Sneek. Het heette toen ook dat Boonstra en Wierstra hier de Zuidwesthoek hadden. Toen wij de zaken in Bakhuizen geregeld hadden, gooiden die Heren de zaken weer in de war omdat de Heren uit Leeuwarden Wierstra die hoek aangeboden hadden. Toen wij ons comité in eind december 1943/begin 1944 opgericht hadden, hebben wij de zaken geregeld uitgebreid. Er kwamen toen meer Joden en onderduikers. Wij kregen de medewerking van het gemeentehuis voor persoonsbewijzen en van het distributiekantoor voor bonkaarten. In het begin hadden om de 14 dagen een vergadering.

Eerst was het bij mij maar omdat ik recht tegenover een brug woonde, zijn wij naar meester De Ruiter gegaan en daar droegen wij in 1944 ook het geld af. Later kregen wij eenmaal per maand een vergadering. Met de bevrijding hadden wij hier een 100 Joden zitten, kleinen en groten meegerekend. In het geheel hebben wij weleens 300 bonkaarten nodig gehad voor de onderduikers. Wij hadden toen ook contact met Lemmer en toen ze daar zelf contact kregen, hadden ze van ons geen bonkaarten nodig.  In mei 1944 reikte ik 227 bonkaarten uit, in juni 249 stuks, in juli 144 bonkaarten en toen was Rohel er bij weg. Met de medewerking van het distributiekantoor in Sneek wisselden wij wel met de nummers en kreeg Sneek wel bonkaarten van ons. In de herfst van 1944, met de Dolle Dinsdag, kregen wij hier de hereniging van de O.D. en de K.P. De militaire organisatie lag hier maar wij hebben met ons comité ons niet met hen ingelaten. De Jong was hier districtscommandant van de O.D. De meeste L.O. mensen zijn niet bij de NBS gekomen. Boomsma was O.D. contact in Sondel. Hij was hier districtshoofd van de L.O. en na zijn onderduiking in Sneek werd hij daar Karel. De beide Heren Boomsma en De Jong voelden elkaar niet aan omdat ze voor hun gevoel boven elkaar stonden. Wij hebben toen de organisatie gekregen om jongens voor de K.P.-ploeg te krijgen. Het werk is toen langs elkaar gegaan. Ik zat hier voor de O.D. en de L.O. Ik ben een beetje geschouderd bij de L.O. omdat ik in de O.D. zat en andersom. Hier hebben wij niet die conflicten gehad zoals in andere plaatsen. Ik heb het begin van de N.B.S. gedaan en de gemeentecommandanten hebben het uitgelegd. Aan de werving van de jongens heb ik niet meegedaan maar wel de plaatselijke commandanten aangezocht. Zij zochten de jongens en toen is het kaf onder het koren gekomen. Het distributiekantoor is begonnen in 1944. Met de leider hebben wij nooit besprekingen gehad. Hier waren 2 jongens die rustig waren en die het werk deden buiten de leider om. De leider wist op het laatst wel hoe het ging maar heeft ze rustig laten aanmodderen. Zo was het ook op het gemeentehuis. De burgemeester was net zo. Met de Tweede Distributiekaart (T.D.) is er meer dan 1 % uitgehaald ondanks de burgemeester die slecht was en er buiten werd gehouden. Hier zaten Helder en Otto, 2e en 3e ambtenaar die het werk gedaan hebben. De 1e ambtenaar is Van Hout en die heeft ook flink zijn best gedaan. De verhouding tussen gemeentehuis en distributiekantoor was uitstekend. Wij hebben een heel stel zegeltjes gekregen van Sneek en van de organisatie Trouw.

Wij hadden ook een hele hoop valse inlegvellen. Wij leverden ze in bij een ambtenaar waarop wij bonkaarten kregen. Ook kregen wij regelmatig blanco persoonsbewijzen van het gemeentehuis. De eerste die kwam was Leo ten Brink, dat is zijn schuilnaam. Het begon heel in het klein. Steegenga hield mij, van Hout, eens aan om een vals persoonsbewijs. Je stond er toen erg afwijzend tegenover om fraude te plegen. Steegenga zei toen vijfentwintig gulden en toen was het helemaal mis. Leo heeft moeite gehad om mij zover te krijgen. Volgens Leo was Gaasterland een van de eerste gemeenten die valse persoonsbewijzen heeft afgegeven in de herfst van 1943. In het laatst gaven wij er maandelijks meer dan 20 uit. Steegenga kreeg ze en liet ze naar Sneek brengen. Van Hout heeft eens op een morgen 18 valse persoonsbewijzen uitgereikt en dat was een record. Hier in Friesland is er toen iemand gekomen met persoonsbewijzen uit Den Haag dat overrompeld was. Wij hadden er toen wel 100 en ik geloof dat Sneek er toen wel 1000 had. Wij kregen toen bericht dat ze in Mantgum lagen en toen is daar een kraakje gebeurd en toen zaten wij er ook dik in. In het begin waren zij er erg voorzichtig mee en dekten ze door mensen, die dood waren, weer levend te maken en op die namen lichten wij ze er uit.

Er is toen eens een controleur geweest uit Den Haag, die het ontdekte dat de zaken niet klopten. Hij zeide toen, geef mij maar drie pond boter dan zal ik er niets van vertellen. Hij had zoiets als voorstel nooit mogen doen. Op het distributiekantoor is er nooit een kraak geweest. In verschillende dorpen werden er uitreikingen gehouden. Zij werden vervoerd onder geleide van de politie. Bij Spannenburg is er toen een overval gedaan en dat lukte. Wij hadden er niets mee uit te staan. Het gebeurde in 1944 door een losse ploeg door die familie Van der Wal, die jongens uit Groningen. Het mocht feitelijk niet omdat wij voor genoeg bonkaarten zorgden. Die politiemannen zijn naar Vught gebracht maar zijn gelukkig teruggekomen. Met het bevolkingsbureau is nooit iets gebeurd. Er is toen centraal geregeld om aan valse persoonsbewijzen te komen. Er was een ambtenaar uit Drachten, een De Boer, waaraan wij de 1% moesten afstaan. Dat waren hier een 60. Dat hebben wij ook een tijd gedaan, maar daar was niet mee te werken. Je moest toen ook aanvragen aan die organisatie wanneer je er één wilde hebben. Maar wanneer je daar één aanvroeg dan duurde dat veel te lang. Wij hebben het toen zelf weer gedaan. Wij hadden hier een bijkantoor van het Arbeidskantoor in Balk. In het begin was het heel slecht. De directeur draafde voor de Duitsers. Toen hebben wij hem een bezoek laten brengen door een paar jongens van de organisatie uit Sneek in het midden van 1944. De jongens die door het Arbeidsbureau opgeroepen werden, gingen er niet heen. Wij hadden de stamkaarten van de jongens en dan zorgden wij voor de bonkaarten die wij ze dan brachten. De medewerking is pas gekomen met de Z-kaarten in het midden van 1944. Hij zag het toen aankomen dat hij slecht was geweest. Wij werkten toen met valse Z-kaarten.

Afbeelding uit het boek ,, Kriich Tsjin Frjemdfolk” fan J.P. Wiersma, blz. 73. Tekening is van Dick Osinga. Uitgave van Fa. A.J.Osinga, Bolsward 1946. Op blz. 72 staat beschreven wat Steegenga - met welke vermomming - als L.O. man in Gaasterland heeft verzet. ,, De Landwachten koenen dy keapman wol en molestearden sa’n ûnskuldich pettemantsje net”. (vertaling: De Landwachten kenden die koopman wel en molesteerden zo’n onschuldige pettenman niet)

Hij is toen bij mij gekomen met de vraag wie ze moesten oproepen en wie niet. Voor die tijd moesten wij al opkomen om gekeurd te worden voor Duitsland. Ik ben naar Houwing geweest en ik heb hem de zaak uitgelegd. Zij konden mij wel helpen. Hij heeft Witteveen en zijn kameraden opgebeld. Wij kregen toen bericht dat de zaak voor elkaar was. Wij gingen er heen naar het arbeidsbureau te Leeuwarden en gaven toen onze namen op. Daarna moesten wij een uur in de wachtkamer blijven zitten wachten en dan waren wij afgekeurd. Het was in Leeuwarden prima voor elkaar. Witteveen, Straatsma en Houwing hebben het toen voor elkaar gebokst. Wij waren daar met zijn vieren.  Eén moest voor de vorm gekeurd worden want anders liep het in de gaten. Die ene moest naar Duitsland toe. Hij is in de trein gegaan en aan de andere kant van Groningen uitgestapt en daarmee heette hij in Duitsland te zitten. Toen het nodig was hadden wij geen medewerking van ze. De directeur is allang weer aan het werk. De politie was goed, laks maar werkte niet mee. Hoving, het hoofd van de politie, belde van Hout op en die waarschuwde de jongens die opgehaald moesten worden. Ze hebben een jongen opgehaald die vrijwillig voor het N.S.K.K. getekend had.

De P.T.T., daar hadden wij geen contact mee. In verband met Bakhuizen hebben wij van het P.T.T.-kantoor brieven gehad van een mevrouw, een N.S.B. ‘ster. Wanneer zij brieven kreeg of verstuurde dan kregen wij die. Zij kwam uit Den Haag en zij was goed 40 jaar. Zij werd aangezien als een agent van de Gestapo.

Haar man was een Gruppenführer en zij deed voorkomen alsof zij daarom van hem afgegaan was. Wij kregen bericht of er zo iemand hier zat. Mansveld van het P.T.T. kantoor werkte goed mee. In het Gebouw van de Christelijke Belangen hebben wij hier Landwacht gehad. Wij zijn toen met Wietse naar de directeur van het postkantoor geweest om te praten over de mogelijkheid dat hij bij binnenkomst van telefoontjes voor de Landwacht over onze jongens - die opgepakt moesten worden- ons direct wilde waarschuwen. De man was direct bereidwillig. Hij moest het doorgeven aan mij, Steegenga, maar heeft het niet gedaan omdat het nooit voorgekomen is. Hier was een Sikkes die geregeld brieven kreeg van een Duitse instantie uit Groningen. Ik heb de directeur gevraagd mij zo’n brief te bezorgen maar dat heeft hij niet gedaan. De plaatselijke bureauhouder was goed want hij gaf de boeren van die gele Ausweizen die wij hem lieten stempelen en die we vervolgens zelf tekenden. Wij hebben hier de Landwacht en de Groenen gehad. Zij hebben hier een week huisgehouden. Bij Van der Maus hebben ze een huiszoeking gedaan. Zij vonden toen verdacht materiaal. Hij smeerde hem en is na de bevrijding thuisgekomen. Ze hebben niet veel onderduikers te pakken gekregen. De Duitse commandant was tamelijk soepel, hij heeft nog verschillende jongens losgelaten. Zij hebben een collega van de gemeentesecretarie doodgeschoten. Hij was de zoon van een dominee en hier ondergedoken. De Groenen en de Landwacht kwamen hier en hij ging naar Oudega. Daar kwamen ze ook. Zij zouden het dorp afzetten. Hij werd bang, hij smeerde hem en werd doodgeschoten. Een pracht schot zei de Landwacht. Zij hebben ook wel een razzia gehouden in Bakhuizen. De jongens die ze gegrepen hebben was hun eigen schuld. Zij waren gewaarschuwd maar gingen niet weg. Toen ze kwamen gingen ze lopen. Bij een razzia in Gaasterland hadden ze in Bakhuizen 6 jongens en een Jood met zoon en dochter. Zij zijn niet verder gekomen dan Westerbork en daar werden ze bevrijd. In het laatst voor de bevrijding wisten de Zollbeambten van Staveren meerdere dingen en wij vermoeden van een jongen uit Warns. Toen werd het hier erg kritiek. Wij hadden Mooi Gaasterland, onder leiding van Dr. Piebenga een N.S.B. ‘er. De Vries kwam een keer bij hem en toen wist hij de 6 namen van ons comité te noemen.

Hij heeft ons nooit verraden. Wij hebben toen tegen elkaar gezegd: ,, Jonge, jonge, als het niet gauw afloopt dan gaat het mis”. Piebenga heeft verteld dat hij een keer bij de Landwacht in Sneek was en die kerels onze namen op papier had staan. Maar zij zaten in die periode geweldig achter de wapens aan. In Kippenburg waren eens Duitsers aan het jagen. In een boerderij was een marechaussee wapens aan het schoonmaken en die Duitsers stonden plotseling voor zijn neus. Zij zaten toen reeds achter de wapens aan en het L.O. werk interesseerde ze niet. Als illegale werker is Bubberman gearresteerd. Ze vertelden dat ik een illegale werker was maar ik heb het ontkend. Zij hebben geen huiszoeking gedaan. Nachts ben ik van bed gehaald en direct meegenomen. Zij hebben toen het huis doorzocht en niets gevonden. Ze hebben die nacht Johannes Weersman opgehaald. Ze hebben mij weer losgelaten. De eerste week ben ik naar Bolsward gegaan en daarna ben ik weer naar huis gegaan maar ik sliep niet meer thuis. Dat was een week of drie voor de bevrijding. Die moffen wisten op de dag af te vertellen. In Gaasterland zijn geen wapendroppings geweest. Ons afwerpterrein zat in Sint Johannesga. Wij kregen hier de wapens via Lemmer.

(Opmerking JGV. Wat Steegenga niet vertelt is dat hij in januari 1945 een in Nederland gedropte geheim agent bij boer Melle van der Goot in Sondel heeft gebracht. De geheim agent heette Nicolaas Johannes de Koning met de schuilnamen Arie Prins en Albertus Werkman. Hij gaf instructies over wapengebruik en gevechtstactiek. De demonstratiewapens zijn een dag na instructie bij Van der Goot opgehaald door de NBS uit Echten waar de geheim agent de volgende instructie zou geven).

Wij hebben een wagen gehad met stro en wapens, reden toen tegen Duitsers op, maar zijn er veilig doorgekomen. In het laatst van februari 1945 waren de jongens gearresteerd waar ze wapens hadden gevonden en toen zouden zij wapens uit de lucht krijgen. Het vliegtuig kwam. Er waren een paar marechaussees die het beter meenden te weten dan de commandant hoe de lampen moesten branden en de lampen werden toen verzet. Het vliegtuig cirkelde laag over maar vertrouwde de zaken niet en vloog verder. Later zijn wij nog een paar nachten in touw geweest maar toen zijn er geen vliegtuigen gekomen. Voor ons werk hadden wij koeriersters die goed gewerkt hebben. Wij hadden een dienst voor de militairen en de L.O. Zij reden vaak tussen Sneek en Steegenga. Er is nooit één gepakt. Over de dorsmachines hebben wij gesprekken gehad met Boonstra en Wiersma. Hier is er één verbrand. Een andere zou verbrand worden door een K.P.-ploeg uit Joure. Zij hadden wel fosfor maar geen benzine bij zich zodat zij de fosfor niet in brand konden krijgen. Hier waren verschillende boerderijen waar wapens zaten. Een boer hebben wij tijdig kunnen waarschuwen; de wapens eruit halen en toen werden de boerderijen in brandgestoken door de moffen. In de winter van 1945 heeft Kingma uit Bakhuizen veel gedaan. Wij hebben betrekkelijk kort voor de bevrijding kans gezien om met een vissersvaartuig uit de haven van Laaxum naar Broekerhaven etenswaren te versturen. Wij hadden geld geleend van de L.O. om etenswaren te kopen. Zij zijn een keer onderzocht door de Duitsers. De papieren waren in orde maar ze moesten voortaan vertrekken uit de haven van Staveren en dat is toen zo gegaan. Het eten was zogenaamd bestemd voor het Wilhelminagasthuis in Amsterdam. Zij hebben het tot april 1945 volgehouden. Het was een schuitje van 5 – 7 ton.

De landwachten zaten naast Steegenga in het lokaal van Christelijke Belangen. Het Joods echtpaar had er 2,5 jaar naast gezeten. Een jongen had een roggebult in de brand gestoken. Die jongen vroeg aan een jongen van een N.S.B. ‘er een doosje lucifers om een andere roggebult in de brand te steken. Die jongen vertelde het aan zijn vader en zijn vader vertelde het aan de Landwacht. Toen werd die jongen en zijn zuster opgehaald. Die mensen van de Joden kwamen bij mij en ik, Steegenga, zeg: ,, laten wij die Landwachters opzoeken”. De commandant was niet thuis en wij gaan weg. Om 11 uur gaat hier de bel. Ik ging er heen en stond de commandant voor de deur. Hij had gehoord dat ik hem spreken wilde. Ik gaf hem een sigaar en zeide tegen hem dat zij die jongen opgehaald hadden. Die jongen was doof en ¾ maar normaal.

Ik zeg tegen de commandant dat zij die jongen naar aanleiding van een gerucht opgehaald hadden. Ik zeg dat die buren van hen N.S.B.‘ers waren en dat zij nu de kans zagen om die mensen een hak te zetten, hij is  praktisch een idioot. Toen zei de commandant, ja, zulke idioten gebruikt de illegaliteit altijd, maar verstandige mensen, zoals ik, konden ze niet gebruiken. Toen ik dat hoorde werd ik wat vrijer. Hij zat met zijn rug tegen de spiegel waarachter bonkaarten en Trouwkranten verborgen waren. De schuilnaam van Steegenga was Kuiper waar hij veel voordeel van heeft gehad.

 Steegenga geeft later schriftelijk commentaar op dit verslag. Zo geeft hij zijn visie waarom de samenwerking tussen hem en het verzet in Bakhuizen maar matig was: In Bakhuizen lagen ook moeilijkheden. Hier waren Bubberman, Fonger Mous en Johannes Bult de contacten. Maar hier zat ook smid Mous waarmee Wiersma uit Joure contact had. De organisatie in Leeuwarden wees het district toe aan Boonstra en Wiersma waarmee deze eigenlijk over Steegenga had moeten worden heengegrepen naar het Zuidwesten.

VI
Illegale boeken en tijdschriften

Steegenga schrijft 21 mei 1951 aan onderzoeker Drs. Y.N. Ypma in Leeuwarden een aanvulling op diens verslag over de oorlogsactiviteiten in Balk.

,,Het Witboek van Kleffens” daar ventte ik al mee in 1942. Ik kreeg dit van de heer G.A. Reeskamp, afkomstig uit Bussum, die in Sneek ondergedoken was en verschillende schuilnamen had, o.a. Rienstra, Arends en in het laatst Harry. Dit was de groep van T. Dobbe, de bekende ,,Oom Jan” en Dick van Veen en Santema enz. die in 1942 de eerste verzetsstrijders waren.

Door deze groep ben ik in 1942 ook al aangezocht voor de Ordedienst (OD) die ik voor hen in de Zuidwesthoek van Friesland heb georganiseerd. Ven hen kreeg ik ook het ,, Witboek van Kleffens” dat ik verkocht voor f. 10,00 (€ 4,50) per exemplaar. In augustus 1942 heb ik daar een honderd exemplaren van verkocht en het geld aan bovengenoemde groep afgedragen. Men vertelde mij dat dit boek regelrecht uit Engeland kwam. Maar ik vermoedde dat het in Nederland was gedrukt. Maar daar ben ik nooit op ingegaan omdat het in die tijd het beste was om niet teveel te weten. Jammer genoeg heb ik niet een exemplaar kunnen bewaren.

Het ,,B.B.C. nieuws” kwam hier via Woudsend uit Sneek. In Woudsend zaten A.S.R. Bonga, arts te Woudsend, en politieman M. Attema. De heer J. Beimin te Balk haalde de blaadjes uit Woudsend. Er was ook een De Vries uit Sloten. Deze verspreidde het hier in Gaasterland en Sloten maar in geringe opgaaf. Wij wilden graag meer van deze blaadjes hebben in Gaasterland maar dit ging steeds zeer moeilijk zodat wij hierover niet tevreden waren. De heer J. de Wilde, die slager van beroep was in Sneek, werkte in Sneek mee aan het B.B.C. nieuws en Frontnieuws. Toen De Wilde in begin januari 1945 na zijn arrestatie moest onderduiken, hebben wij hem in Balk bij de heer Van der Velde onderdak verschaft.

Vanaf februari 1945 heeft J. de Wilde voor ons ,,Frontnieuws” verzorgt. Wij hebben eerst nog een samenspreking gehad met de verspreiders van het B.B.C. nieuws in Gaasterland en Sloten. Onze bedoeling was er één blad van te maken. Maar men wou dit niet. Wij hebben het toen groot aangepakt en het Frontnieuws bijna huis-aan-huis verspreid in Gaasterland en Sloten. Het B.B.C. nieuws raakte er toen hier geheel uit. Tot aan de bevrijding in april 1945 heeft de heer De Wilde dit blad voor ons verzorgd. Met ,,ons” bedoel ik dan mijn persoon, Van der Wal en C. de Vries als L.O. comité in Gaasterland en Sloten. Iedere week werden er duizend exemplaren gemaakt. De koerierster, mej. S. de Boer, bracht deze naar mijn contactpunten in de dorpen Wijckel, Sondel, Oudemirdum, Nijemirdum, Bakhuizen, Harich en Sloten. In deze plaatsen waren mijn oude contactpunten van de OD en LO. Hier zaten ook de verspreiders van Vrij Nederland en Trouw waarvan ik ook de hoofdverspreider was in de Zuidwesthoek. Vanaf de bevrijding tot 16 juni 1945 in het Frontnieuws verzorgd door de heer A.A. Koppels, een Jood, nu de Firma Serphos te Amsterdam, De heer Koppels was hier met zijn vrouw ondergedoken. Het laatste nummer van Frontnieuws van 16 juni 1945 heb ik u gezonden. Jammer genoeg hebben wij geen exemplaren meer van het Frontnieuws zoals dit tijdens de bezetting verscheen.

 Voedselcommissie HHV (Hier Het Voedsel)

In het boek van J.P. Wiersma uit 1946 ,, Kriich tsjin Frjemfolk” wordt in de pagina’s 78 tot en met 80 nader ingegaan op de illegale voedselcommissie H.H.V. Na de spoorwegstaking was deze commissie in het leven geroepen en onder leiding geplaatst van Vander, een schuilnaam van het N.B.S. staflid. Deze commissie stichtte op zijn beurt weer ,,naturacommissies” in Leeuwarden, Sneek, Bolsward, Harlingen, Franeker, Dokkum, Heerenveen, Drachten en in Gaasterland.

Er zijn geen gegevens omtrent personen en zaken in Gaasterland gevonden die aan het werk van de H.H.V. toe te schrijven zijn. Wel is duidelijk geworden dat met behulp van ,,verplegingsofficieren” van de N.B.S. in de provincie voedseldepots opgebouwd werden die in tijden van nood voedsel aan illegalen kon verschaffen. De L.O. hielp ook aan deze actie mee. Het was een goed werkende organisatie omdat op de dag van de bevrijding dat het H.H.V. voor drie duizend illegalen drie weken lang voedsel beschikbaar had.

Omdat sprake is van verplegingsofficieren van de N.B.S. en L.O. help, moet natuurlijk in Gaasterland onmiddellijk aan Steegenga worden gedacht omdat hij beide functies vervulde. Temeer ook omdat de H.H.V.-commissie zich in eerste instantie op ondergedoken Spoorwegenpersoneel had toegelegd.

Steegenga heeft in zijn financiële administratie een bedrag van f. 5.779,00 verantwoord voor steun aan Spoor- en Tramwegpersoneel in Gaasterland.

De H.H.V. probeerde zoveel mogelijk etenswaren in handen te krijgen. In Makkum werd b.v. 300 pond paling achterovergedrukt en onder het spoorwegpersoneel verdeeld terwijl 100 flessen olie diezelfde weg langsgingen. De H.H.V. kocht koeien voor de slacht en verzamelde en vervoerde veel etenswaren naar Holland met voornamelijk aardappels, boter en kaas. Er werden ook wel kraken uitgevoerd bij tabaks- en theefabriek Douwe Egberts en bij boterfabrieken. Zou dan op 5 december 1944 de kraak op de boterfabriek bij de zuivelfabriek in Balk het werk zijn geweest van de H.H.V.? Als dat zo is dan zijn Jan de Vries uit Balk/Ruigahuizen en ,, Reade” Rinke de Boer uit Sondel lid geweest van de H.H.V. Voedselcommissie.

Betrekkelijk kort voor de bevrijding is er kans gezien om met een vissersbootje van 5-7- ton uit de haven van Laaxum naar Broekershaven etenswaren te verschepen. Steegenga had kans gezien hiervoor geld te lenen van de LO. Het schip is eenmaal onderzocht door de Duitsers maar alle papieren waren in orde geweest.

FINANCIEEL VERSLAG VAN B.H. STEEGENGA.

Door mij afgedragen geld in de jaren 1940 – 1945 voor het Hulp-Comité  ,,Willem van Oranje”, Vrij Nederland en het illegale blad TROUW.

Datum Betaling aan Voor/opmerking bedrag
15 augustus 1942 D. Douwes (was D.B. van Veen) f. 387,50
15 augustus 1942 Arendse (was G.A. Reeskamp) f. 227,50
16 september 1942 Arendse (was G.A.Reeskamp) f. 168,00
2 oktober 1942 Van der Meer (was R. Walda) f. 219,50
26 november 1942 Van der Meer (was R. Walda) f.  145,00
28 december 1942 Van der Meer (was R. Walda) f.  124,50
19 januari 1943 Van der Meer (was R. Walda) f.  101,50
29 april 1943 aan J.de.R. voor TROUW f.  136,50
30 juni 1943 aan P. Hoekstra voor TROUW f.    100,00
10 augustus 1943 aan echtgenote van Opperwachtmeester Drolinga te Sloten Huishoudgeld tijdens zijn onderduikperiode f.  1000,00
25 augustus 1943 aan Nico de Boer voor TROUW f.    135,00
22 oktober 1943 aan M.M. voor TROUW f.      50,00
27 oktober 1943 aan Nico de Boer voor TROUW f.    301,00
7  december 1943 aan Nico de Boer voor TROUW f.    477,75
5 januari 1944 aan J. de Vries voor TROUW f.    641,50
3 februari 1944 aan J. de Vries voor TROUW f.    306,50
19 april 1944 aan J. de Vries voor TROUW f.  1081,50
22 mei 1944 aan C. de Vries voor TROUW f.    528,25
23 juni 1944 aan C. de Vries voor TROUW f.    732,15
7 augustus 1944 aan C. de Vries voor TROUW f.    494,75
2 oktober 1944 aan M. Visser voor TROUW f.    375,00
15 november 1944 aan M. Visser voor TROUW f.    197,00
20 december 1944 aan M. Visser voor TROUW f.    394,00
25 januari 1945 aan M. Visser voor TROUW f.    475,00
17 februari 1945 aan M. Visser voor TROUW f.    505,00
29 maart 1945 aan M. Visser voor TROUW f.    337,00
13 april 1945 aan M. Meijer voor TROUW f.    500,00
9 mei 1945 aan M. Meijer voor TROUW f.  1927,17
8 juni 1945 aan M. Meijer voor TROUW f.    557,62
13 juli 1945 aan kantoor Trouw te Leeuwarden f.  1000,00
Totaal f.13626,19

Het blad TROUW werd op 30 januari 1943 opgericht door: J.A.H.J.S. Bruins Slot, Mevrouw G.H.J.v.d.Molen, J. Schouten en E. van Ruller.
Wim Speelman werd beschouwd als de grote motor, de onbetwiste leider van het ondergrondse blad TROUW. Hij werd op 19 februari 1945 in Halfweg door de Duitsers gefusilleerd. Hij was één van de 130 mensen die hun leven voor TROUW gaven.

Kostgeld betaalt voor onderduikers en gratis bonkaarten uitgereikt in de jaren 1944 - 1945

Maand/Jaar  Aantal Kostgeld/ Bonkaarten
Januari 1944 25 f.      125,00
Februari 1944 27 f.      250,00
Maart 1944 30 f.      490,00
April 1944 40 f.      670,00
Mei 1944 296 f.      825,00
Juni 1944 321 f.    1455,00
Juli 1944 229 f.    1095,00
Augustus 1944 226 f.    1195,00
September 1944 325 f.    1302,50
Oktober 1944 298 f.    2364,00
November 1944 300 f.    3414,00
December 1944 225 f.    3044,50
Januari 1945 129 f.    2799,00
Februari 1945 129 f.    4244,50
Maart 1945 150 f.    4593,00
April 1945 180 f.    5868,00
Mei 1945 --- f.      300,00
Juni 1945 --- f.      615,00
Juli 1945 --- f.      470,00
TOTAAL 2930 f. 35.119,50

Voor Spoor- en Trampersoneel, die ondergedoken zaten in Gaasterland, is aan kostgeld betaald f. 5.779,00. Dit is terugbetaald aan het N.S.F.

----------------------------------------------------------------------------------------

In Bakhuizen had ik een comité die de zaken daar deden, bestaande uit: Pater Schelhaas, Fonger Mous, Joh. Bult, onderwijzer Bubberman en Mej. G. Postma. Zij hebben daar 420 gratis bonnenkaarten van mij gekregen. En ze hebben daar in de jaren 1944 en 1945 ongeveer f. 20.000,00 kostgeld betaald, wat ze daar ook meest hebben opgehaald. De heer Fonger Mous was mijn contactadres in Bakhuizen.

Door mij afgedragen geld in de jaren 1945 tot 1962.

Aan de Stichting Sneek 1945 – 1962.
13 januari 1945 f.   4.000,00
19 mei 1945 f. 30.561,00
13 juni 1945 f.      476,00
24 september 1945 f. 20.000,00
29 april 1946 f.      250,00
Samen f. 55.287,00
19 januari 1946 aan B.v.d.Wal te Balk voor de ondergedoken Jood Vas Dias f.  256,00
28 januari 1946 aan D. de Jong Bakhuizen voor schadevergoeding S.D. f.  806,60
5 februari 1946 aan F. Mulder Nijemirdum voor schadevergoeding bezoek S.D. f.  100,00
7 februari 1946 aan L.R. Wildschut Wijckel voor schadevergoeding in brand steken van de boerderij door de S.D. f. 5000,00
11 december 1946 aan Fonger Mous Bakhuizen voor schadevergoeding bezoek S.D. f. 2000,00
Samen f.   8.162,00
1949/1950. Verpleegkosten Mej. Jet van Hes te Oudemirdum. Zij leefde met haar broer Roelof van Hes. Zij hadden een Joods echtpaar in huis, H. Kisch uit Amsterdam. Hun naaste buurman P.v.d. Meer was NSB. Door een tip van Van der Meer werd Roel op een nacht uit huis gehaald door de Landwacht die toen in Balk ingekwartierd waren. De Joden vonden ze niet die zaten in een schuilplaats. Roel is later weer thuis gekomen. Jet werd later ziek en is overleden. f. 720,00
6 februari 1950 aan H. Eijgelaar te Wolvega voor het plaatsen van een Monument in het bos te Oudemirdum en achter Heaburgen in het IJsselmeer f. 1601,60
Nota E. van der Veer te Sondel voor het maken van een betonnen vloer voor het Monument f.  250,00
M. Mandemaker voor foto’s van Monument f.    48,87
Samen f.   1.900,47
11 september 1952. De Vrijs Meubilering Joure f. 455,85
Voor maken van bank in gemeentehuis Balk f. 226,70
Februari 1953. Gebrs. Hoogeveen te Balk voor bevestigen van deze plaat f.     58,20
Van Kingma’s bank voor deze plaat f.  1536,69
Samen f.   2.277,44
Aan W. van der Goot te Oudemirdum
voor onderhoud graf H. Visser op het kerkhof
in Oudemirdum in de jaren 1949 tot 1956 f.        74,50
f. 69.422,01
Factuur 8 juli 1952 van H. Eijgelaar te Wolvega voor het maken van een gedenkteken te Ypecolsga. f.   884,15
Factuur augustus 1952 van P. Rijnia te Woudsend voor het maken van een betonnen fundering voor dit monument. f.   679,46
Samen f.1.563,61

Het laatste bedrag van het geld is in 1962 overgemaakt aan de heer Th. de Jong, voorzitter van de dorpsvereniging van Oudemirdum, nl. een spaarbankboekje bij de Rabobank te Balk van f. 250,00 voor het onderhoud van het monument in het bos te Oudemirdum.

Aan de heer R. Roelevink, voorzitter van de dorpsvereniging te Nijemirdum, is in 1962 ook een spaarbankboekje uitgereikt van f. 250,00 voor het onderhoud van het monument aan het IJsselmeer achter Heaburgen te Sondel – Nijemirdum.

Totaal betaald   f.  13.626,19

  1. 119,50
  2. 422,01
  3. 500,00   
  4. 118.667,70 en f. 1.563,61. Samen f. 120.231,31

Mijn kasboek werd in de jaren 1945 tot 1960 nagezien en gecontroleerd en voor akkoord getekend door de heren J. de Ruiter, 2e Kamerlid en Th. van Hout, burgemeester van Staveren.

                                                                  was getekend  B.H.Steegenga, Balk

 

Benjamin H. Steegenga is altijd als een bescheiden en ingetogen man opgetreden. Zichzelf stelde hij zich nooit op de voorgrond. Toch is er een moment dat hij zich eindelijk – en terecht – eens een schouderklopje geeft voor zijn vele, vele illegale werk in Gaasterland. Op verzoek van Drs. N. Ypma van de Stichting Sneek 1940-1945 schrijft Steegenga op 21 mei 1951 onder andere:

,,Ik heb vernomen dat het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie indertijd een bericht gezonden heeft aan de gemeente Gaasterland en daarin de vraag gesteld wie onder anderen de geestelijk leider was van het verzet in Gaasterland.  Onze burgemeester was toen geschorst en de wethouder, die waarnemend burgemeester was, heeft toen opgegeven – naar ik meen – Pastoor A.J.H. Schellaert te Bakhuizen.

Omdat dit een geestelijke was – en men meende toen dat dit de betekenis van deze vraag was, nl. welke Geestelijke er in het verzet was. Volgens mij bedoelt men met geestelijk leider, iemand die begonnen was met de organisatie van het verzet. En nu weet ik zeker dat ik in 1942 de eerste en de enigste was in het verzet van Gaasterland en Sloten. Ik heb langzamerhand contactpunten gemaakt in ieder dorp. En zo was Pastoor Schellaert één van mijn contactpunten in Bakhuizen. Maar dit was natuurlijk heel iets anders dan de ,,Geestelijk leider”.

Verdere documentatie die Steegenga in zijn functies gedurende en na de oorlog heeft opgesteld:

  • De Duitse bezetting in Gaasterland sloeg in de nacht van 16 op 17 april 1945 massaal op de vlucht via Tacozijl naar Lemmer. Toen op 17 april 1945 de Canadezen met hun tanks Radarkamp ,,Eisbär” in Sondel binnenvielen, nam de NBS (Ned. Binnenlandse Strijdkrachten) het kamp over. Als NBS-hoofd van de sectie 12, district IV, maakte Steegenga een punctuele inventarislijst op van de buitgemaakte goederen. Deze lijst is opgenomen op de pagina over het kamp Eisbär en is hier te vinden.
  • Groepscommandant Hoving van de politie had op bevrijdingsdag van 17 april 1945 in Kamp Sondel een door de Duitsers gevorderde - met Duitse legerkleuren beschilderde - grote Engelse auto zien staan. De politie kan die auto goed gebruiken. Voor een testrit heeft Hoving nummerborden nodig. Die haalt de borden op bij B.H. Steegenga die NBS-borden in bezit heeft. Hoving overhandigd hem een kist met handgranaten dat in de auto had gelegen.
  • In oktober 1944 maakte Steegenga een bewaard gebleven opgave van in Gaasterland en Sloten verblijvende Joden. Deze lijst is hier te raadplegen.
  • In het gemeentearchief van de gemeente Gaasterlân-Sleat bevindt zich een onderstaand lijst. Er staat niet bij waarom deze lijst opgemaakt is. Aan de hand van een summiere reconstructie kan opgemaakt worden dat rayonhoofd van Gaasterland en Sloten Steegenga vrij snel na de oorlog een lijst heeft opgemaakt van personen die ondersteund zijn. Opmerkelijk is dat hij geen opgave van de plaats Balk heeft gemaakt.
BAKHUIZEN
Melchers, Jouke 8-4-1923 Arnhem Groeneweide 33
Vissel, Izaäk 24-8-1890 Bussum Heuvellaan 11
Vissel - Wans, Esther 21-4-1893 Bussum Heuvellaan 11
Vissel. Jacob Karel 3-5-1927 Bussum Heuvellaan 11 vertrokken naar Groningen
Vissel, Henrica Mia 27-9-1928 Bussum Heuvellaan 11 vertrokken naar Groningen
Vissel, Nico Bert 31-7-1934 Bussum Heuvellaan 11
Dupont-Brouwer, Maartje 09-8-1893 Bussum Heuvellaan 11
Vries, Wiebe, de 30-11-1923 Doniawerstal Broek bij Joure
Oostrom, Petrus Hubertus 31-3-1931 Eindhoven Wilgenroosstraat 17
Beenen, Franke, van 19-4-1922 Gaasterland Bakhuizen 341
Blauw, Lambertus, de 27-8-1922 idem Bakhuizen 326
Bleeker, Gerke 13-2-1921 idem Bakhuizen 300
Haarsma,Sibbele 20-11-1922 idem Wijckel 154
Jong, Doede, de 25-6-1908 idem Bakhuizen 334a
Kuipers,Obe 18-9-1921 idem Bakhuizen 294
Lange,Petrus, de idem Bakhuizen
Molenaar, Ruurd 21-9-1919 idem Bakhuizen 199
Mous, Herman Jozef 15-5-1921 idem Bakhuizen 208
Nagelhout, Jozef 16-7-1922 idem Bakhuizen 131
Postma, Folkert 17-9-1911 idem Oudemirdum 109
Sikkes, Anne 1-4-1925 idem Bakhuizen 112
Sikkes, Douwe 2-3-1924 idem Bakhuizen 249
Twerda, Hendrik 2-4-1904 idem Bakhuizen 188
Vogelzang, Johannes 2-11-1922 Nijenslaan
Vogelzang, Willem 31-12-1924 Gaasterland Bakhuizen 337
Vreeze, Martinus, de 24-10-1923 idem Bakhuizen 248
Vreeze, Tjeerd, de 24-10-1923 idem idem
Wal, Yme, van der 11-6-1922 idem Bakhuizen 272
Werf, Atte, van der 2-1-1923 idem Bakhuizen 208
Werf, Hille, van der 29-2-1924 idem Bakhuizen 240
Werf, Franciscus, van der 27-5-1923 idem Bakhuizen 285
Witteveen,Kornelis 6-7-1924 idem Bakhuizen 345
Witteveen, Klaas 21-5-1924 idem Bakhuizen 136
Selhorst, Antonius; 31-6-1920 Heemstede Bankastraat 91
Wildenburg, Steven 9-1-1913 Hilversum Voltastraat 20
Nagelhout, Leo 10-9-1924 Nibbixwoud 1
Woerdeman, Johannes A 10-2-1924 Nieuweramstel Mr.Burdeslaan 1
Dijk, Geert, van 11-4-1920 Rijswijk Koninginnelaan 5
Bekema, Jan 20-2-1921 Wymbritseradeel Westhem 96
Brands,Henricus Gerardus 8-7-1925 Oss Gewandeweg 8
Cohen,Ellen 1-8-1925 Den Haag van Alkemadelaan vertrokken naar  Groningen, hulpziekenhuis Vinkenstraat
Veen, Watze, van der 15-2-1923 Joure Torenstraat D 120 Vertrokken naar Joure
Helm, Weduwe, van der Leeuwarden Zaailand Naar Leeuwarden vertrokken
Jonge, Rudie, de Naar Leeuwarden vertrokken
Jonge, Dontje, de;; Naar Leeuwarden vertrokken
Kingma, Harmen; Leeuwarden Olde Galileerstr 58 bis
Kingma, Annie; idem idem
Kingma, Geertje; idem idem
Kingma, Ale Marten; idem idem
Kingma,Aukje Sietske; idem idem
Kingma,Tine (dienstmeisje); idem idem
Knobbe, Anne; 10-10-1916 Huizum Sibr.Lostraat 3 Vertrokken naar Huizum
Knobbe, Bauke; 22-8-1923 Huizum idem Vertrokken naar Huizum
Teinsma,Hendrik Johannes; 16-7-1919 Huizum Tijnjedijk 64 Vertrokken naar Huizum
Vries, Klaas, de 10-7-1917 Huizum Hovenierstraat 12 Vertrokken naar Huizum
Zijlstra,Nicolaas Klaas 1-8-1925 Leeuwarden Luc van Leydenstraat 20 Vertrokken naar Leeuwarden
Keulen, Joost ? H.O.N. Hemelum
Roose, Aaldrik 6-1-1918 Sappemeer Wilhelminastraat 92
Boer, Willem, de 23-2-1923 Sneek Oppenhuizerweg 102 Vertrokken naar Sneek
Postma,Gerrit 19-5-1918 Tzum Vertrokken naar Tzum
Zijlstra, Willem 16-11-1924 Utrecht Kwartelstraat 48 Vertrokken naar Dokkum
 NIJEMIRDUM
Van Midlum, Emke 8-12-1907 Gaasterland Nijemirdum
Straalman, Ben 9-4-1923 Maartensdijk Regentesselaan 35
Schriemer, Jan 2-10-1924 Zwolle van Galenstraat 38
Breman, Jan 11-10-1924 Zwartsluis Vertrokken naar Zwartsluis
Fleck, Jozef 7-6-1919 Aeiermark, Bernstein,Hasel 189 Vertrokken naar Oostenrijk
HARICH
Steen,Leendert Jac,van der 29-4-1927 Rotterdam C Fielestraat
Franke, Frederik Hendrik 9-1-1924 Oldenzaal Bleekstraat 16
Schram,Jacob 10-4-1921 N.O.N. Nijega
Hoekstra, Petrus 23-1-1928 Staveren Station
Schootemeyer,Joh.Willem 22-5-1914 Maartensdijk Dr.Jacoblaan 80 Tuindorp
Goot, Fekke, van der 27-3-1923 Gaasterland Harich 25
Volbeda, Dirk 11-3-1924 idem Harich 48
Baukema, Pieter 17-10-1924 idem Harich 68
Abbink,Hendrik 17-3-1928 Sneek Priorstraat 48
Faber, Otto 00-00-1924 Sneek Looxmastraat 5 Vertrokken naar Sneek
 SONDEL
Dam, Willem 8-6-1926 Gaasterland Sondel 58
Heldring, H Zetten (vertrokken)
Scholtanus Zwartsluis (vertrokken)
OUDEMIRDUM
Pieters, Johannes M 29-12-1921 Rotterdam Havenzichtstraat 14a
Boer, Theunis Otte 17-11-1924 Schoonhoven Alb.Beylinggracht 36
Tuinier,Anne 25-7-1916 Gaasterland Oudemirdum 136
Boschma,Hilbrand 2-1-1921 idem Oudemirdum 219a
Schotanus,Jan 22-8-1924 idem idem
de Jong, Sake 22-3-1924 idem Oudemirdum 139a
Goot,Gosse, van der 28-5-1923 idem idem
Boomsma,Gerardus 19-7-1924 idem idem
Meer, Siebolt, van der 1-7-1924 idem Nijemirdum
Venema,Lolke 24-4-1920 Sneek Vesperstraat 39
Beek,Gijsbertus, van 25-1-1916 Leeuwarden Beetgumerstraat 15
Hettinga,Ulbe 1-2-1922 Oldehove (Gr) A 25 Vertrokken naar Oldehove
Beimin,Heije 20-8-1921 Oldeboorn D76 Vertrokken naar Oldeboorn
Hoekstra,Ede 4-11-1919 Gaasterland Oudemirdum 7 Vertrokken naar Franeker
Kisch,Hartog 31-8-1895 Amsterdam Deurlostraat 12 II
Kisch-van Vlijmen, Belia 18-6-1900 idem idem

 

Dat Steegenga een punctuele man was, blijkt het opstellen van onderstaande voorschriften:

Rangonderscheidingstekens voor militairen in burger

Voor korporaals Een wit bandje ter breedte van 1 cm. en 10 cm lang, horizontaal genaaid op de voorzijde van de linkermouw, 10 cm vanaf het ondereinde.
Voor sergeants Idem met een tweede zelfde bandje 1 cm boven het eerste.
Voor Sergeant-Majoor Als voor korporaal maar dan 2 cm breed.
Voor andere onderofficieren Als voor sergeants maar dan 2 cm. breed.
Voor 2e Luitenant Een wit bandje, 1 cm. breed 4 cm. lang, horizontaal geplaatst op linker jasrevers.
Voor 1e Luitenant Twee dezer witte bandjes met tussenruimte van 1 cm.
Voor kapiteins Drie dezer witte bandjes met 1 cm tussenruimte.
Voor majoors Als 2e luitenant, echter 2 cm. breed.
Voor Lt. Kolonels Als eerste luitenant, echter 2 cm. breed.
Voor kolonels Als kapitein, echter 2 cm. breed.

----------------------------------------------------------------------------------------

Gemeentelijke commandanten die in Mei 1940 niet in militairen dienst waren, dragen als onderscheidingsteken 1 bandje, kleur oranje of geel, 4 cm. lang en 2 cm. breed. Horizontaal geplaatst op rechter jasrevers.

-----------------------------------------------------------------------------------------

Burgerofficier, toegevoegd aan de districtsstaf, draagt 2 oranje of geele bandjes 4 cm lang en 1 cm breed, met tussenruimte van 1 cm verticaal op de rechter jasrevers.

----------------------------------------------------------------------------------------

Burgerfunctionarissen bij de O.D. worden door mij voorlopig niet in District en Gemeente aangesteld en verrichten dus hun zeer gewaardeerde diensten vrijwillig.

Indeling en organisatie:

Provincie Friesland is Gewest I
Ons District Balk is District IV.

Commandant Gem. Lemsterland is dus C 1 – IV – 1 O.D.
Commandant Gem. Gaasterland is dus C 2 – IV – 1 O.D.
Commandant Gem. H.O.N. is dus C 3 – IV – 1 O.D.
Commandant Gem. Workum is dus C 4 – IV – 1 O.D
Commandant Gem. Doniawerstal is dus C 5 – IV  - 1 O.D.
Commandant Gem. Hindeloopen is dus C 6 -  IV – 1 O.D.
Commandant Gem. Sloten is dus C 7 – IV -  1 O.D.
Commandant Gem. Staveren is dus C 8 – IV – 1 O.D.

Deze Commandanten ontvangen van mij een legitimatiebewijs en hun wordt verzocht mij juiste naam en nummer persoonsbewijs op te geven.

 

KORPS GEZAGSTROEPEN IN FRIESLAND

 Het afwikkelingsbureau van de N.B.S. maakte nog graag gebruik van de diensten van Steegenga. In een advertentie op 18 augustus 1945 werd Friese oud-N.B.S. leden tussen 18 en 45 jaar opgeroepen voor vrijwillige aanmelding voor de gezagstroepen in Friesland. Op 22 augustus 1945 kon men zich overal in Friesland aanmelden en voor Gaasterland kon dit gebeuren bij: Steegenga in Balk. Men zou 1 september 1945 in dienst treden. De resultaten van die aanmeldingen  zijn niet bekend.

De stille kracht op de achtergrond

Janke Steegenga – Heida, echtgenote van Benjamin Steegenga, is bijna altijd – ten onrechte - op de achtergrond gebleven. Dit is wel gebleken uit de vorige hoofdstukken waarin zij als winkelvrouw en moeder van acht kinderen haar man daadwerkelijk heeft gesteund en heeft meegeholpen. Lokale Omroep – Radio Gasterlân – heeft de 82-jarige mevrouw Steegenga geïnterviewd bij de dodenherdenking in Balk op 4 mei 1989.  Het interview is Friestalig maar wordt onderstaand in een Nederlandstalige vertaling weergegeven.  Verslaggever Anton Jongstra had een gemakkelijke gesprekspartner aan Mevrouw Steegenga want hij behoefde slechts twee vragen te stellen tijdens dit gesprek van 5:34 minuten.

Mevrouw Steegenga. Wat was de rol van u en uw man in de Tweede Wereldoorlog.

Mijn man heeft natuurlijk het meeste gedaan want ik was huisvrouw. Maar ja, hij zat in het laatst van de oorlog eigenlijk overal in het verzetswerk maar dat is langzamerhand gekomen. Het eerste was dat wij hier een boek verkochten voor de Oranje Garde maar dat is al zo lang geleden en dat is nu niet meer zo bekend. Het begon met een man uit het Westen en die erg door de Duitsers gezocht werd en die had van een ander ons adres gekregen. Die heeft eerst een nacht bij ons geslapen, maar ja, wij waren direct geen helden. Ik wil wel eerlijk laten weten dat ik – evenals mijn man – die eerste nacht niet zo lekker geslapen heb. Als wij wat hoorden dan schrokken wij al bijna. Later hebben wij daar wel om gelachen. Zo is dat langzamerhand gekomen en zo rolden wij van de ene zaak in de andere. Toen dan in 1943 de Nederlandse militairen zich moesten melden, toen hebben wij 14 dagen een onderluitenant bij ons boven op de kamer gehad. Hij kwam daar nooit vandaan, alleen in de nacht.

In het gemeentehuis zaten erg goede ambtenaren die wilden wel helpen om de persoonsbewijzen te vervalsen. Toen begon de illegaliteit met het kraken van de distributiekantoren.

Dan kreeg je de bonkaarten en langzamerhand kwamen de mensen die moesten onderduiken zoals de jongens die naar de Arbeidsdienst moesten en dat niet wilden. Wij zochten de onderduikadressen daarvoor. En toen kwamen langzamerhand de Joden. Door onze kledingzaak waren wij op de Joden aangewezen want de confectiehandel was een Jodenhandel. Zo hadden wij bijvoorbeeld een Joodse reiziger die altijd bij ons kwam en waar wij een goede relatie mee hadden. Mijn man kreeg van hem de vraag of wij ook een schuilplaats voor hem hadden in Gaasterland. Hij woonde in Groningen. Mijn man is zowat drie dagen lang door geheel Gaasterland geweest om een plaats voor hem te vinden.

Maar het ging de meeste mensen zoals mijn man en ik: Je moet erin groeien en klaar voor zijn. Mijn man kon geen onderduikadres vinden.  Later waren er genoeg plaatsen maar voor die eersten was het moeilijk. Er moest eerst meer gebeuren maar de mensen moesten eerst door krijgen hoe erg het voor de Joden was. Later zaten hier in Gaasterland genoeg Joden. Dat gaf grote spanning om iedereen van bonkaarten te voorzien. Hier waren ook Joden die genoeg geld hadden en dan betaalden ze zelf het kostgeld. Dat waren van die dingen waar je ook aan moest denken. Bij een arme vrouw zaten een paar Joden maar die betaalden haar met briefjes van honderd gulden. Daar durfde ze niet meer naar de winkel want dan zou men zich afvragen hoe deze arme vrouw aan dat papiergeld was gekomen. Daarom kwam ze bij ons in de kledingzaak om dat geld te wisselen. Zo was er eens een plotselinge begrafenis. De Joden moesten uit dat huis van de overledene verdwijnen want er zou N.S.B.-familie uit Holland komen en dus moest voor de Joden snel een plaats worden gevonden bij anderen. En zo waren er altijd spanningen. In het begin van dit gesprek heb ik het gehad over die Joodse reiziger waar geen plaats voor was. Mijn man en ik hebben toen nog in overweging genomen om die man zelf in huis te nemen. Maar ja, wij hadden toen ook al 7 kinderen en wij zaten al middenin het verzetswerk. Wij durfden dat niet aan. Daar hebben wij later veel spijt van gehad want die man is afgevoerd en niet teruggekomen.

Wat vindt u van de jaarlijkse herdenking op 4 mei?

Heel waardevol en dat moet men zo lang mogelijk volhouden. Ik vind het heel mooi dat de kinderen uit de hoogste groepen van de lagere school dat nu doen. En zoals wij dat woensdagmorgen beleefd hebben, vind ik dat heel waardevol dat ze daar bij betrokken blijven. Niet omdat te verheerlijken maar dat de kinderen voelen wat wij in de oorlog voor de vrijheid overgehad hebben. En dat ze stil moeten staan bij het feit dat zij aan heel veel mensen te danken hebben dat wij nu nog in vrede mogen leven en kunnen. 

WIEGER STEEGENGA

Benjamin Herre Steegenga had een broer Wieger Steegenga, geboren op 23 augustus 1906 in Nijemirdum. Wieger trouwde op 13 november 1928 in Balk met Eelkje Visser, geboren op 8 augustus 1908 in Oudemirdum als dochter van Lieuwe Visser en Berendjelina van Wageningen.  Zij vertrokken enkele dagen na hun huwelijk op 19 november 1928 naar Bindjei op Sumatra in Nederlands-Indië waar Wieger als schoolhoofd in het onderwijs terecht kwam. Tijdens de Tweede Wereldoorlog met Japan vocht Steegenga als KNIL-soldaat 2e klas, voor het behoud van Nederlands-Indië en werd daarvoor door de Japanners krijgsgevangene gemaakt. Hij vertelde bij zijn 65-jarig huwelijk dat het krijgsgevangenschap een verschrikkelijke tijd was geweest. In de tropische hitte moest er hard gewerkt worden. Als dat niet naar de zin was van de Japanners, dan werden ze door de Japanners geschopt. Een jaar na de oorlog keerden ze naar Nederland terug en kon hij weer aan de slag als onderwijzer. Zij woonden achtereenvolgens in Balk, Leeuwarden, Heemstede en keerden tenslotte naar Balk terug. Zij kregen twee kinderen. Wieger overleed 12 juli 1994 en zijn echtgenote op 18 augustus 1994. Zij zijn in Balk begraven.

WAARDERING

Steegenga heeft aan de boekredactie van Gescheurd Land schriftelijk laten weten wat hij aan waardering had ondervonden. “Waardering voor mijn werk heb ik nooit veel gehad. Men sprak daar later niet meer over, tenminste niet tegen mijzelf. In Oudemirdum had ik twee piloten zitten. Ze zijn op 17 april 1945 met de Canadezen vertrokken. Ik heb later niets meer van hen gehoord. Zo ging het in het algemeen ook met de Joden, daar hoorde men later ook niets meer van. Alleen hoorde ik van de familie Cohen en de familie Kisch. Deze hebben voor mij een boom geplant in Palestina ter herinnering aan de hulp die ik verleend heb in de donkere dagen van de Duitse bezetting. Familie Kisch zat bij Jet van Hes in Oudemirdum ondergedoken. De familie Kisch is de enige familie die daar eerst nog ieder jaar kwam op de verjaardag van Jet van Hes. En dan kwamen ze ook bij mij. Dit was het enige contact dat ik nog al lang heb gehad. Maar daar ging het ook niet om.
Wie “VRIJHEID” zei, schreef het leven af, en koos den Strijd God en het land gewijd.
St.”.

 

Het onderzoek naar Luitjen Mulder

Steegenga heeft zich na de oorlog enorm ingezet om het stoffelijk overschot te vinden van zijn oomzegger/neef Luitjen Mulder uit Lemmer. Deze was door hem bij het verzet gehaald. Op 8 januari 1945 is Mulder door de Duitsers in Heerenveen vermoord en zijn lichaam was lange tijd onvindbaar. Steegenga heeft een onderzoek ingesteld en daarover een rapport geschreven.

Luitjen Mulder, doodgemarteld op 8 januari 1945

Nadat ik gehoord had dat Wachtmeester D. Poelstra te Noordwolde bij L. Mulder in Crack State te Heerenveen in de cel gezeten had, ben ik op zaterdag 28 juli 1945 naar D. Poelstra in Noordwolde gereisd en heb ik een onderhoud met hem gehad. Deze verklaarde mij dat L. Mulder op 3 januari 1945 bij hem in de cel gekomen was. Dat L. Mulder in de nacht van 3 op 4 en van 4 op 5 januari 1945 zwaar was verhoord en mishandeld. De S.D. was van avonds 7 tot nachts 2 uur met hem bezig. Nachts werd hij weer bij Poelstra in de cel gebracht. Hij was geheel stukgeslagen en getrapt. Hij had hem veel horen bidden. En onder zwaar lijden is hij op 8 januari 1945 v.m. om 11 uur overleden. Hij moest namen noemen, maar heeft tot het laatst volgehouden en heeft niet één naam genoemd. De oorzaak van zijn arrestatie was dat een zekere Van Veen en Wiebier, twee onderduikers uit Vught, in de buurt van Nijeberkoop een smid hadden doodgeschoten die zij om carbid gevraagd hadden maar hen dit niet wou geven. De politie van Noordwolde, o.a. Poelstra, heeft genoemde heren toen opgespoord en gearresteerd. Van Veen en Wibier hebben toen namen genoemd van o.a. Tijs Menger en Jan Beugeling.

De S.D. heeft toen een razzia gehouden in Noordwolde. En Tijs en Jan zijn met noch 26 anderen gearresteerd. Tijs en Jan Beugeling hebben daarop de namen genoemd van Luitjen Mulder en Wim Reinders. Deze zijn toen op 3 januari 1945 gearresteerd. Poelstra was op 20 maart 1945 ondergedoken op Bontebok. En daar had hij gezegd aan een zekere H.M. de Jong dat L. Mulder doodgemarteld was. Bij ons op het bureau van de N.B.S. in Balk was in juli 1945 een bericht binnengekomen dat men in Langweer een lijk gevonden had in het water bij de brug in de weg van Joure naar Sneek. Dit lijk was begraven op het kerkhof te Langweer in bijzijn van: P. Koopmans, Dr. Zijsling van Joure, Politie Raadsveld en Politie Kattenburg.

In juli 1945 hoorde ik dat Post en Wamelink, twee Nederlandse S.D‘ers waren gearresteerd. Zij waren twee Nederlandse S.D’ers die veel hadden bijgedragen tot het arresteren van vele onderduikers en mensen van de illegaliteit. Op 23 juli 1945 heb ik deze in verhoor gehad en op 25 juli 1945 nog eens in het bijzijn van drie voormalige gevangenen. Ik had ze ieder afzonderlijk in het verhoor. Zij verklaarden mij toen, elk afzonderlijk, dat Nouhem, een Duitser, Luitjens Mulder had doodgeslagen. Dit had Polonaise, een andere Duitser, hem verteld. Op mijn vraag: ,,waar is het lijk dan gebleven”, vertelden ze mij dat ze het lijk, behoorlijk verzwaard met ijzer, in stromend water hadden gegooid.

Na deze verklaring heb ik contact gezocht met b.g.n. mensen in Langweer. Deze verklaarden mij:

  1. Dat ze het lijk hadden gevonden in stromend water, bij de brug in de weg van Joure naar Sneek.
  2. Dat dit lijk was verzwaard met een ijzeren staaf van ongeveer 1 meter lang. Later bleek mij dat dit een auto-as was.
  3. Was een lang persoon, leeftijd tussen de 20 en 30 jaar.
  4. Had geen schot in zijn hoofd.

Aan de hand van deze verklaring konden wij gerust vaststellen dat dit lijk Luitjen Mulder geweest was. Maar wij wilden nog meer zekerheid hebben. Daarom hebben we het lijk – met toestemming van de burgemeester - op het kerkhof te Langweer laten opgraven in bijzijn van politie Raadsveld en Kattenburg. Het lijk was zodanig in staat van ontbinding dat wij het niet meer konden herkennen. Alleen het gebit was nog gaaf. In zijn kiezen zagen wij verschillende vullingen waarvan ik aantekeningen heb gemaakt. Het enige wat ons overbleef was nu om tandartsen op te sporen die het gebit van Luitjen Mulder bij zijn leven hadden behandeld. Omdat Luitjen het meeste van zijn werk in Lemsterland, Heerenveen en Haskerland had, hebben we eerst een tandarts in Heerenveen en Wolvega opgezocht. Deze kenden L. Mulder niet. Tenslotte zijn wij bij Dr. Noorderhaven in Lemmer geweest. Deze verklaarde ons dat hij een duidelijke overzichtskaart van L. Mulder zijn gebit had. Hij vertelde ook dat wanneer hij het gebit zag, hij wel kon vaststellen of het L. Mulder was of niet. Op onze vraag of het met ons mee wou om het lijk nog eens op te graven, stemde hij toe. In het bijzijn van Dr. Noorderhaven en bovengenoemde politiemannen hebben wij het lijk op 2 augustus 1945 toen nog eens laten opgraven. Dr. Noorderhaven herkende toen zeven vullingen in de kiezen die door hem waren geplaatst. Hiermede hadden wij de zekerheid dat dit lijk van Luitjen Mulder was. Wij* hebben ons toen met de P.O.D. en de L.O. in Sneek in verbinding gesteld evenals met zijn ouders in de Brekkenpolder. Wij hebben hun verslag uitgebracht van onze bevindingen.

Het lijk is toen voor de derde keer weer opgegraven en op 7 augustus 1945 in het familiegraf op het kerkhof te Lemmer begraven.
*Het is Steegenga zelf geweest die de ouders en instanties heeft ingelicht.

Tot zover het rapport van Steegenga.

In het weekblad Zuid Friesland gaat het verhaal van Albert Hendriks verder:
“Het stoffelijk overschot van Luitjen Mulder is 7 augustus 1945 onder grote belangstelling begraven op het Lemster kerkhof. De in de Gereformeerde kerk gehouden rouwdienst werd geleid door Ds. L.W. Wessels.

Hierna begaf de stoet zich, door de NBS voorafgegaan, naar de begraafplaats. De baar was bedekt met de Nederlandse driekleur. Onder de vele aanwezigen bevond zich onder andere burgemeester Mr. M. Krijger van Lemsterland, over wiens houding in de oorlog talrijke vragen zijn gerezen bij verzetsstrijders. Hij zou medeverantwoordelijk zijn geweest voor de arrestatie van een viertal Joden in het huis van de weduwe Frankema, die naast de Gereformeerde kerk van Echtenerbrug woonde”.