Grietje (roepnaam Diete) Hofman werd op 22 april 1922 in Wijckel als eerste kind geboren uit het huwelijk van tuinder Jan Hofman, geboren 13 november 1898 in Wijckel en van Aaltje Hofman - Walinga, geboren 7 mei 1901 in Heeg. Zij trouwde met haar onderduiker Roelf Groenewold (zie punt 7)
Uit dit huwelijk werden verder geboren:
Peke, 2 januari 1924
Sietske, 18 mei 1930
Douwe, 27 oktober 1933
Trijntje, 3 juli 1936
Jan Hendrik, 10 november 1940.
Diete blijft als meewerkende dochter op het tuindersbedrijf in het centrum van Wijckel wonen. Zij blijft alle werkzaamheden uitvoeren ondanks de grote mentale klappen die zij en haar broers en zusters te verwerken krijgen. In een jaar overlijden de beide ouders evenals de jongste van het gezin. De Tuberculose (tbc) heeft drie dodelijke slachtoffers in het gezin gemaakt. Haar zuster Sietske heeft langere tijd doorgebracht in het tbc-sanatorium in Appelscha. Na enige tijd heeft Diete haar zuster Sietske tegen de wil van de doctoren uit het sanatorium opgehaald en thuis verder verpleegd. Diete Hofman heeft het de gehele oorlog niet gemakkelijk gehad. Op 14 april 1941 overlijdt haar 5 maanden oude broertje Jan Hendrik Hofman in het ziekenhuis te Leeuwarden. Dan overlijdt moeder Aaltje Hofman-Walinga 10 dagen later thuis. Bij vader Jan Hofman wordt ook tbc geconstateerd en hij wordt in een tentje verpleegd. Het mag niet baten, want op 20 februari 1942 overlijdt hij in Wijckel. Diete is dus bijna 20 jaar als zij als oudste van het gezin de leiding dus nu krijgt over de anderen in het gezin. Er wordt weliswaar een voogd en een toeziende voogd toegewezen maar zij besluit kordaat dat zij ,,de tuin er bij doet”.
Het wordt er een erg drukke tijd en of het nog niet genoeg is geeft zij in de oorlog onderdak aan totaal 14 onderduikers en 2 joden. Eén onderduiker zal zij na de bevrijding niet meer kwijtraken, want Roelf (schuilnaam Henk) Groenewold, geboren 8 januari 1923 in Balk, wordt haar echtgenoot op 27 maart 1947. Hij was een zoon van Johannes Groenewold en Uilkje de Jong.
Het huis bij de tuinderij was groot en bood vele mogelijkheden om onderduikers te herbergen. Er waren 12 slaapplaatsen gemaakt en dat vergemakkelijkte het bieden van onderdak. Maar ook buiten de tuinderij waren de nodige voorzieningen getroffen die, als er onraad dreigde, werden gebruikt. Dikwijls werden leden van de Grüne Polizei, Landwacht of NSB gesignaleerd en dan was het oppassen geblazen. “Voor de Joden was het evenmin gemakkelijk. Wij waren soms bang en zij natuurlijk ook”, zei Diete. Zo stond op een goede dag de Grüne Polizei voor de deur van Diete Hofman die op dat moment vijf onderduikers in haar huis verborgen hield. Maar het was goed afgelopen evenals andere gevallen waarin Duitsers, NSB’ers of Landwachters bij haar aan de deur kwamen. Met kordaat optreden wist zij de Duitsers ervan te overtuigen dat er bij haar niets gebeurde wat volgens hen niet mocht. Het waren de dagen waarbij het liegen tot een plichtmatige handeling was gemaakt. “Je moest kunnen liegen of het gedrukt stond”, zei Diete. Dreigde er onraad dan werden de onderduikers in snel tempo vanuit de woning naar een erachter gegraven hol verplaatst. In de tuin was een groot hol gegraven dat zodanig was afgedekt dat het een gewone tuin leek. Ook zorgden zogenaamde stokkenbulten niet zelden voor een schuilplaats.
Diete Groenewold – Hofman heeft zelf onderstaand overzicht gemaakt van alle onderduikers die zij in oorlogstijd “op haar tuin” heeft laten onderduiken. Met enkele losse aantekeningen uit verslagen van de boekredactie “Gescheurd Land” en de Balkster Courant van 29 april 1992 is dit aangevuld.
MIJN ONDERDUIKERS
1. ANNIE DE LEEUW
In de herfst van 1942 kreeg Diete de eerste onderduikers in huis. Nadat het door gepleegd verraad mislukte om Joodse kinderen via Noord-Holland en Stavoren naar Friesland te krijgen, kwam Annie, een 40-jarige Amsterdamse Jodin, voor een paar maanden als eerste onderduiker. Via de heer Onderweegs uit Lemmer en Boonstra uit Joure was zij gekomen. Zij had heimwee naar haar man en kinderen, 1 jongen en 1 meisje Bettie. Ze kon niet in Wijckel blijven. Het verzet in Balk regelde dat zij een nieuw onderduikadres kon krijgen in Stavoren.
2. MAX BIEGEL.
Hij was een Jood uit Amsterdam. In Lemmer was hij ’s avonds op de veerboot gepakt door de Grüne Polizei en daar in de gevangenis gezet. Hieruit is hij enkele uren later ’s morgens om één uur bevrijd op 9 of 19 oktober 1943 door de heer ‘Paul’ Onderweegs van het verzet met hulp van politieman Doede Kok die de sleutel van de cel beschikbaar stelde. Onderweegs had nachts de tip gekregen van twee politiemannen. Bij zijn bevrijding lag Max Biegel rustig te “ronken”. Hij werd hardhandig wakker gemaakt en zijn verbazing en blijdschap kende geen grenzen toen hij doorkreeg dat hij bevrijd werd. Onmiddellijk pakte hij zijn portefeuille maar dat werd hem direct verboden met als argument dat hier sprake was van naastenliefde. In een mum van tijd had hij zich aangekleed en stapte met zijn koffertje de cel uit. Hij kreeg een blinddoek voor en mocht zijn bevrijder Onderweegs volgen naar diens huis om daar verder te slapen op de divan. In de vroege ochtend bracht Paul Onderweegs hem op de fiets naar Oosterzee. Het vertrek had weer plaatsgevonden met een blinddoek voor Max Biegel zodat hij nooit kon vertellen waar hij geslapen had. Paul Onderweegs heeft veel voor het verzet gedaan. Diete kende Max Biegel niet, maar kwam een dag na de bevrijding van Max de heer Onderweegs in Sloten tegen. Op zijn verzoek heeft Diete de heer Max Biegel mee naar huis genomen. Hij is in 1943 een paar maanden bij haar geweest, maar er werd zo intensief naar hem gezocht dat het Diete te gevaarlijk werd. In overleg met de heer ‘Paul’ Onderweegs is Max Biegel bij haar weggehaald. Max Biegel is niet weer bij Diete teruggekomen en niet eerder dan in 2010 verneemt zij van mij de werkelijke toedracht als haar zijn gegevens worden voorgelezen zoals die op blz. 218 van het boek ‘Recht op Wraak, Liquidaties in Nederland 1940-1945’ worden beschreven:
,, Max Biegel, Amsterdam 12 mei 1909 – februari 1944 Scharnegoutum. Woonde in Amsterdam. Biegel was ondergedoken in Friesland. Hij werd op een bepaald moment gearresteerd en ondergebracht bij de SD-post in Lemmer. De illegaliteit bevrijdde hem en bracht Biegel onder bij de veehouder Marten de Jong in Scharnegoutum nr. 138. Na zijn bevrijding hield Biegel zich niet aan de afspraken. Vooral het feit dat de vervolgde Jood zich onnodig veel op straat vertoonde, leverde gevaar op voor hemzelf, het gastgezin en de illegaliteit. Men begon hem lastig, vervelend en onbetrouwbaar te vinden. Omdat Biegel in staat werd geacht verraad te plegen, werd besloten hem te liquideren. Na consultatie van het veemgericht (ook wel Geheime Raad genoemd) in Leeuwarden werd geadviseerd ,,met Biegel naar bevind van zaken te handelen”. De executie vond plaats op het erf van De Jong in Scharnegoutum. Oorspronkelijk is zijn lichaam ongekist en clandestien begraven in de boomgaard op het erf van Marten de Jong. Thans is er geen aanwijsbaar graf”. Aangenomen wordt dat de executie op 29 februari 1944 heeft plaatsgevonden.
Het boek: Lemsterland Toen, schrijft gedetailleerder over Max Biegel:
Onhandelbare onderduiker.
In de nacht van 19 oktober 1943, vlak na het wegvoeren van de zes opgepakte joden uit Echtenerbrug, zat er wéér een jood gevangen in het Lemster politiebureau. Om één uur nachts werden Dirk Onderweegs en zijn vrouw Annie gewekt door het felle licht van een zaklantaren die in hun gezicht scheen. Twee ‘goede’ politiemannen wekten Onderweegs met de mededeling dat enkele uren geleden een joodse man door de Duitsers was gearresteerd toen hij van één van de boten kwam uit Amsterdam.
Haastig overleg volgde, met als resultaat dat de politiemannen een valraam op het bureau open zouden laten staan. Onderweegs zou langs deze weg binnen kunnen komen,terwijl de twee op de uitkijk stonden. Zo kon hij de man bevrijden. Even later sloop Onderweegs met een trapje naar het politiebureau. Nadat hij het kettinkje van het openstaande valraam had stuk geknipt, wurmde hij zich naar binnen en forceerde met een tangetje het slot van de cel. Onderweegs wekte de arrestant, die met hem het politiebureau langs dezelfde weg verliet. In een urinoir vlak om de hoek kwamen ze even op adem. De joodse man, die zich voorstelde als ‘Max’, kreeg om veiligheidsredenen een blinddoek voor, waarna Onderweegs hem meenam naar zijn huis. Daar kon hij op de divan de nacht doorbrengen. De volgende morgen – in alle vroegte – bracht Onderweegs de man op de fiets naar kennissen in Oosterzee. Maar de kantoorbediende Max Biegel uit Amsterdam bleek als onderduiker totaal onhandelbaar. Hij hield zich aan geen enkel voorschrift en ging zelfs zomaar de straat op. Daarom werd hij overgebracht naar de afgelegen herberg De Gebraden Haan. Vandaar ging hij naar een adres in Sloten, maar hij bleef op dezelfde, voor anderen gevaarlijke voet doorgaan. Uiteindelijk kwam hij op de boerderij van Marten de Jong in Scharnegoutum terecht. Nadat Biegel ook daar weer ettelijke waarschuwingen in de wind had geslagen, zagen de verzetslieden nog maar één oplossing. Op 29 februari 1944 werd de onderduiker op het erf van De Jong doodgeschoten.
Op 9 en 10 juni 2013 heeft Dirk Verhoef uit Alkmaar e-mails gezonden met een toelichting op zijn grootvader Max Biegel.
‘Diete was mijn moeders achternicht. Max Biegel verwekte een kind bij Foekjen Hofman, maar nam niet zijn verantwoordelijkheid als man van 20 jaar oud. Na een gestrand huwelijk met een Duitse en een verblijf van enkele jaren in Duitsland, kwam hij terug. Hij kwam Foekjen weer tegen. Toen er een tweede kind op komst was, zijn Foekjen Hofman en Max Biegel getrouwd. Daarvoor heeft hij eerst Ruth erkend als kind. Mijn moeder en haar zus hebben een leeftijdsverschil van 7 jaar. Tot die tijd heette ze Hofman. Mijn moeder dankt haar voornaam niet aan een Joodse voorouder, maar aan de vrouw waarmee (opa) Peeke Hofman is hertrouwd in California. Mijn moeder heeft destijds alle schepen achter zich verbrand in Friesland, zo lijkt het. En dat had te maken met het feit dat ze het vermoeden had dat de mensen wel wisten wat er met haar vader was gebeurd. Maar dat niemand haar de waarheid wilde (durfde) vertellen. Verder spraken ze “kwaad” over haar vader. Had dat met zijn verdwijning te maken? Of nam men hem zijn onverantwoordelijke houding kwalijk. Mijn moeder heb ik het krantenbericht over Diete gestuurd. Waarschijnlijk heeft ze nu spijt dat ze “Dieter” nooit is gaan opzoeken. Maar ook raar dat Diete nooit iets aan mijn moeder heeft verteld over de opvang van Max. Mijn moeder heeft namelijk stad en land afgezocht naar haar vader. En weet ook pas sinds kort dat hij in 1944 is doodgeschoten’. Juist over deze periode aan het eind van de oorlog en de jaren erna weet ik heel weinig. Mijn moeder vertelt er niets over. In feite had haar moeder (Foekjen) alleen ooms en tantes. Haar moeder stierf in 1911 en haar vader emigreerde in 1911. Veel familie woonde in Sloten. Ik weet niet of Foekjen Hofman Diete kende. Foekjen Hofman werd op zeker moment tijdens de oorlog ernstig ziek. Mijn moeder heeft ook nog in een weeshuis gezeten. Voor mij is nieuw dat ze in Friesland de bevrijding beleefde. Foekjen Hofman overleed in juni 1945 te Amersfoort. Maar daarvoor heeft ze wel geregeld wie de twee kinderen zou opvangen. Mijn moeder heette vanaf 1937 Biegel. Ik ben benieuwd of andere onderduikers ook verhalen over of belevenissen met Max Biegel hebben. Van wat ik weet, kon hij goed pianospelen’.
3. FRITS BOUTELJE.
Hij kwam in 1943 uit Amsterdam en was een Joodse jongen van 17 jaar. Zijn ouders en Frits zaten ondergedoken in het Joods Psych. Ziekenhuis in Apeldoorn. Op 26 januari 1943 werd het ziekenhuis door de Duitsers ontruimd*. Frits en zijn ouders zijn die nacht ontsnapt met de hoofdverpleegster via het Apeldoornse bos. Alle patiënten zijn in Duitsland omgebracht. Door bemiddeling van de Gereformeerde dominee Cornelis Lugtigheid kwam hij eerst in Nijemirdum en daarna bij Diete. Hier is hij tot aan de bevrijding gebleven. Nadien heeft Diete gehoord dat hij adelborst bij de Marine is geworden.
* Informatie van nl.wikipedia.org.
In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog steeg het aantal opgenomen patiënten tot 1181 in 1943 doordat Joodse patiënten op last van de bezetter niet meer in niet-Joodse instellingen mochten worden opgenomen en men bovendien meende hier beschermd te zijn tegen deportatie. In 1942 was er even een tekort aan personeel, toen men door de Duitsers gedwongen werd al het niet-Joodse personeel te ontslaan, maar al snel meldden zich veel Joodse medewerkers aan tot er in 1943 330 personeelsleden waren.
Aanvankelijk leek het erop dat de nazi’s Het Apeldoornsche Bosch ongemoeid zouden laten; in Apeldoorn sprak men van de "Jodenhemel". Woensdag 20 januari 1943 verscheen echter de Ordedienst van Kamp Westerbork en op het station van Apeldoorn werd een goederentrein met 40 wagons gereed gemaakt. De helft van het personeel is in die nacht gevlucht en ondergedoken. In de nacht van donderdag 21 op vrijdag 22 januari 1943 werden alle patiënten in vrachtwagens naar de gereedstaande goederentrein gebracht. De trein vertrok de volgende ochtend en bracht bijna 1100 patiënten en 51 personeelsleden rechtstreeks naar Auschwitz, waar de patiënten bij aankomst direct zijn gedood. Het resterende, in Apeldoorn gebleven personeel, is samen met de laatste ruim honderd Joodse Apeldoorners in een gewone trein naar Kamp Westerbork gebracht en werd vandaar uit gedeporteerd. In totaal zijn meer dan 1400 mensen die op 21 januari op het terrein van de instelling aanwezig waren weggevoerd”.
4. WILLEM HAM.
Hij was een 23-jarige man uit Oosterzee. In 1943 werd hij bij Diete onderduiker. Zij stuurde hem weg omdat hij het aanlegde met de 13-jarige zuster Sietske.
5. PIET (Willem) DE BOER.
Hij kwam in 1943 als onderduiker uit Sneek en is tot de bevrijding gebleven.
6. FRANS LAMPE.
In 1943 vond ook hij bij Diete een onderduikadres en bleef daar tot Kerstmis 1944. Hij wilde graag met de feestdagen en de verjaardag van zijn moeder en zusje thuis zijn en hij vroeg daarvoor aan Diete toestemming. Zij raadde dat af maar uiteindelijk de keus aan hem zelf gelaten. Frans Lampe ging wel en bij Hommerts echter werd Frits bij een controle opgepakt. Vervelend was dat hij aan zijn koffer een label had met het adres van Diete. Onmiddellijk zijn alle onderduikers van Diete een tijdje bij de buren geweest. Frans werd naar een strafkamp in Neuengamme gebracht. Hier is hij in maart 1945 overleden.
Noot : In het boek Een Laatste Saluut komt slechts één keer de naam Lampe voor. Dat is Frans Herman Lampe, geboren op 11 juli 1922 in Sneek en overleden op 25 maart 1945 in Brockzetel (Dl). Hij woonde in Hoogezand. Ongehuwd en rooms Katholiek. Lampe is overleden ten gevolge van de slechte behandeling in een tewerkstellingskamp. Begraven op de R.K. begraafplaats te Sneek in vak B. nr. 29.
7. ROELF (Henk) GROENEWOLD
Hij kwam in april 1944 als onderduiker bij Diete terecht en bleef daar tot aan de bevrijding. Dit verblijf had echter zo goed voldaan dat op 27 maart 1947 het huwelijk tussen Diete en Roelf in het gemeentehuis van Balk werd gesloten.
8. THEO GROENEWOLD.
Een broer van Roelf (Henk), kwam in de zomer van 1944 en verbleef bij Diete tot aan de bevrijding.
9. RUTH BIEGEL
Zij komt in de winter van 1944-1945 onderdak zoeken. Zij had toen vele blauw plekken op haar lichaam. Ruth was ook bij Auke van der Meer geweest en daarna bij Prins in Wijckel. Zij beleeft bij Diete ook de bevrijding. Ruth is een dochter van Max Biegel (beschreven bij nr. 2). Na de bevrijding kreeg zij van de illegaliteit een nieuwe fiets evenals haar zusje Marion in Oosterzee.
10. YMIE BOUMA.
Dit was een 14-jarige hongerevacué die vanuit Haarlem met haar zus Coba over de Afsluitdijk was komen aanlopen. Ymie bleef tot aan de bevrijding en Coba (19 jaar) kreeg een dienstje in Sneek.
11 en 12. HANS POOT EN PAUL POOT.
Zij kwamen uit Den Haag en bleven slechts enkele weken. De beide mannen waren ondergedoken bij Louw Wildschut totdat de boerderij van Wildschut in Wijckel op 26 februari 1945 door De Duitsers in brand werd gestoken. Hun onderduiktijd werd verder voortgezet bij Pieter Postma in Wijckel.
13. ANNE TUINIER.
Hij kwam in het voorjaar van 1945 onderduiken en was commandant van de NBS in Oudemirdum.
14. EADE HOEKSTRA.
Hij kwam met Anne Tuinier bij haar onderduiken en was bij de NBS in Oudemirdum aangesloten. Hij was belast met de wapens.
15. SADIE KOPPELS – LAURIE.
Zij was een Jodin. Zij was precies op tijd bij Diete gebracht door de heer Onderweegs uit Lemmer. Annie was onderduikster bij Jan en Piertje Schotanus op Elfbergen geweest. Een dag later was er een overval op kamp Elfbergen.
16. HENDRIK HUIZENGA.
In 1945 werd hij onderduiker. Bij een wapendropping bij Waterloo werd hij opgepakt en op 6 april 1945 met 4 anderen gefusilleerd in Nijemirdum.
Diete eindigt haar verslag met: “Dit is in het kort over de onderduikers. Over de belevenissen in die jaren is wel een dik boek te schrijven. Naast de angst die er soms was, hebben wij toch ook veel pret gemaakt en het gebrek aan elke vorm van luxe ging wennen. Echt honger hebben wij in Friesland niet gehad”.
In het Reformatorisch Dagblad van 10 mei 1994, blz. 9, is een interview opgenomen met Diete Groenewold-Hofman. Zij heeft haar naam niet voor publicatie in het Dagblad willen geven.
‘Gaasterland-Sloten ontvangt certificaat voor hulp aan joodse vluchtelingen.
MEN PRAAT ZO GEMAKKELIJK OVER DE OORLOG’
Balk. ‘De mensen praten er nu zo gemakkelijk over, hè. Zo van: in de oorlog hadden ze geen persoonsbewijzen moeten aanvragen, dan had men de joden ook niet zo makkelijk kunnen opsporen. In de oorlog hadden ze dit en in de oorlog hadden ze dat. Maar we wisten er toen veel minder van wat de Duitsers deden dan nu bekend is. En zonder persoonsbewijzen kreeg je geen bonkaarten’.
Zij was één van degenen die lijf en goed op het spel zetten om de bezetter van haar vaderland te weerstaan. Nee, haar naam hoeft niet in de krant ‘maar er waren hier zoveel mensen die het deden’. Minstens 132 joden overleefden de oorlog doordat mensen in het Friese Gaasterland hun huis voor hen openstelden. Morgen ontvangt de gemeente Gaasterland-Sloten (Gaasterlân-Sleat) een certificaat van het Joods Nationaal Fonds als blijk van waardering.
Zij was als wees van 19 jaar al jong zelfstandig. Als oudste van vijf kinderen gaf zij leiding aan een gezin en tuinderij. Het wegbrengen van krantjes was de eerste verzetsdaad. In Trouw las zij over de razzia’s in de grote steden. In Enkhuizen lag een schip met joodse kinderen die men in Friesland wilde onderbrengen. Ook zij kreeg het verzoek om haar huis voor de vluchtelingen open te stellen en ze zei meteen: ‘ja’. Het kind kwam echter niet. De Duitsers hadden ontdekt wie er op de boot zaten en hadden de joodse kinderen eraf gehaald. Al gauw kreeg ze het verzoek een joodse vrouw onderdak te bieden.
Vanaf dat moment groeide het aantal onderduikers, joods en niet- joods als kool. ‘Je dacht er niet bij na. Alles kon. Achteraf snap ik nog nietwaar ze allemaal geslapen hebben. Op een avond stond er een joodse man aan de deur, doodsbenauwd. Hij was door de Duitsers opgepakt toen hij in Lemmer van de boor kwam. Hij wist echter te vertellen dat de ondergrondse hem uit de cel had gehaald. Of hij bij mij kon blijven’.
Vluchteling
De Duitsers hadden de jacht op de vluchteling inmiddels geopend. ‘Ik zag de Groenen steeds langsfietsen. De volgende morgen stond er een man aan de deur. Hij kwam voor Max Biegel, zei hij. Nu wist ik helemaal niet hoe mijn onderduiker heette. Daar vroeg je niet naar. Ik kon echter wel raden waarvoor hij kwam. Ik stuurde de man naar mijn grootvader, die in de andere helft van ons dubbele huis woonde en dezelfde achternaam had. Ondertussen had ik tijd om Max snel in te lichten. Ik zei: ‘doe een gordijn over je hoofd en kijk uit het zolderraam of je hem kent”. Het bleek toen iemand van de ondergrondse te zijn. Je vertrouwde gewoon niemand meer. De tijd maakte je hard. Je praatte niet over de onderduikers. Je wist ook niet of anderen onderduikers hadden. Dat er hier zoveel joden de oorlog overleefd hebben, hoorde je na de bevrijding pas’.
Grote schrik
’s Avonds stond die man opnieuw voor mijn deur toen ik buiten liep. ‘Er zijn aanwijzingen dat ze hem zoeken en je adres misschien hebben’ zei hij. Thuis nam ik mijn maatregelen. Veel krantjes hadden wij namelijk in trommels in de kasten verstopt. Maar wat wij nog in huis hadden, deden wij ook de deur uit. De radio smeten wij in de aardappels achter de heg. ’s Nachts sliep ik natuurlijk niet zo best. Op een gegeven moment hoorde ik op een bepaald moment de buitendeur opengaan. Ik schrok me wild. Wat bleek echter? Ik was door de consternatie vergeten een po klaar te zetten voor de onderduiker, dus die was maar naar buiten gegaan en stond bij de heg. Ik heb hem toen wel even uitgeveterd. De volgende morgen kwam er een meisje aan de deur om groente en die vertelde dat er bij een weduwe een inval van de Duitsers was geweest. Die vrouw had dezelfde achternaam als wij, maar die Groenen waren dus wel aan het verkeerde adres geweest. Het werd nu wel een beetje link, dus de ondergrondse heeft hem bij mij weggehaald. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord’.
Altijd angst
Later was haar huis de uitvalsbasis van de ondergrondse. Regelmatig moest zij briefjes wegbrengen. Slechts eenmaal is een van haar onderduikers gepakt. Hij kon zijn verlangen naar huis niet langer bedwingen en wilde zijn ouders gaan bezoeken. Onderweg is hij echter gearresteerd. Hij is in Neuengamme omgekomen. Als wij van een razzia hoorden, sliepen de onderduikers met dekens om zich heen in een greppel op het land of in een hol in de tuin. Sommigen sliepen dan zelfs in een boom in het bos. Je had best lol, maar altijd was er op de achtergrond toch de angst. In oorlogsboeken staan vaak jongetjes de Duitsers uit te schelden en zo, maar zo ging het helemaal niet. Dat durfde je niet. Ondanks alle spanning heb ik echter nooit overwogen om ermee te stoppen. De angst zat er diep in. Op 17 april 1945 werden wij bevrijd. We hoefden toen namelijk niet meer ’s avonds om 8 uur binnen te zijn. Toen wij die avond na achten op weg waren naar huis en we Canadese tanks hoorden, doken we echter van schrik achter de heg. Dit was natuurlijk onzin, maar we waren de angst zomaar niet kwijt’.