Bevrijding en teleurstelling
Op 17 april 1945 werd Gaasterland bevrijd van de ongevraagde Duitse overheersing vanaf 10 mei 1940. De Canadezen kwamen om plm. 15.40 uur met hun tanks bij het gemeentehuis in Balk aan. Gaasterland was finaal gezuiverd van het Duitse juk. Er kon deze dag natuurlijk volop feest worden gevierd maar reeds om 17.00 uur was er voor burgemeester Schwartzenberg de harde werkelijkheid.
In het opgemaakte relaas van de bevrijdingsgebeurtenissen begint gemeentesecretaris Hendrik van der Wal zijn verslag met de constatering dat burgemeester Schwartzenberg, nadat gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders waren uitgeschakeld, gedurende de bezettingstijd ongestoord de bevoegdheden, welke hem waren toegekend, had kunnen uitoefenen. Van der Wal vervolgt zijn verslag met de aanleiding voor de eerste gemeentelijke bestuursvergadering in na-oorlogse vredestijd. Siemen Jacob de Jong uit Balk had voor 17.00 uur een spoedvergadering in het gemeentehuis uitgeschreven. Siemen Jacob de Jong uit Balk was Commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, District IV in Friesland. Gemeentesecretaris Hendrik van der Wal was ook uitgenodigd evenals de gemeenteontvanger en de hoofden van andere gemeentelijke diensten. Op genoemd tijdstip waren aanwezig: de burgemeester , de gemeentesecretaris, de gemeentearchitect en de leider van de distributiedienst. De directeur voor Maatschappelijk Hulpbetoon (Sociale Zaken) kon niet aanwezig zijn omdat hij in Bakhuizen was. Gemeenteontvanger Gatze Plantinga was niet aanwezig vanwege ,,vakantie”, deelde Schwartzenberg mee. De gemeenteontvanger was juist opgehaald met een platte wagen en afgevoerd naar Kamp Sondel vanwege zijn pro-Duitse houding. Later, in de raadsvergadering van 1 juni 1946, zou blijken dat financiële controleurs een rapport hadden gemaakt inzake de berekening van een kastekort van f. 3164,00 bij gemeente-ontvanger Plantinga. Plantinga had aangevoerd dat het bedrag van Notaris Visser wegens gemeentelijke houtverkopen in een enveloppe gezeten had die òf gestolen was òf bij vergissing in de kachel gestopt was. De controleurs konden aantonen dat Plantinga met dit bedrag enige tijd ,,geschoven” had. De raad besloot Plantinga ontslag te verlenen en dit werd op 5 juni 1946 door gedeputeerde Staten bekrachtigd.
N.B.S. -commandant Siemen de Jong las een verklaring voor die hij had meegekregen: ,,De te Londen zetelende Nederlandsche Regeering heeft besloten den Burgemeester – de heer G.W.C.D. Baron thoe Schwartzenberg – terzijde te stellen. Door den waarnemend Commissaris der Koningin is met de tijdelijke waarneming van het ambt van Burgemeester belast de heer S.J. de Jong te Balk, (commandant van de N.B.S.)”. Commandant de Jong deelde mee dat hij steeds op de meest vriendschappelijke voet heeft gestaan met de burgemeester. De Jong stond dat tot op heden nog getuige het feit dat hij ,,den Burgemeester vele meededelingen had verstrekt van vertrouwelijken aard”. De Jong hoopte dan ook dat de burgemeester vorenstaande verzekering van hem wilde aanvaarden en dat de vriendschap, welke steeds tussen hem en de Burgemeester had bestaan, bestendigd mocht blijven.
Burgemeester Schwartzenberg deelde mee dat hij pijnlijk getroffen was door de genomen beslissing. Hij verklaarde zich gedurende de zeer moeilijke jaren, welke hij heeft moeten doormaken steeds te hebben laten leiden door het belang van de ingezetenen, met terzijdestelling van zijn eigen belang. Hij zou het vrij wat gemakkelijker hebben gehad indien hij een paar jaar geleden was ondergedoken. Hij heeft gemeend dat niet te moeten doen uit vrees voor represailles welke dan vrij zeker zouden zijn gevolgd. Van zijn kant was er evenwel in de vriendschappelijke verhouding, welke er steeds had bestaan tussen hem en de Commandant de Jong, niet de minste wijziging gekomen.
Alle aanwezigen verklaarden alle medewerking te zullen verlenen aan de nieuwe tijdelijke burgemeester S.J. de Jong. Deze verklaarde echter het burgemeestersambt niet te willen aanvaarden. Hij ambieerde een militaire functie. Daardoor werd wethouder Halbe Bearnts van der Goot uit Oudemirdum – met toestemming van de waarnemend Commissaris der Koningin – tot tijdelijke burgemeester benoemd. Dit benoemingsbesluit werd op 27 maart 1946 weer ingetrokken.
Terzijde gesteld.
Zoals al eerder is aangehaald was de mededeling op 17 april 1945 van de terzijdestelling een pijnlijke klap voor de mens en burgemeester Thoe Schwartzenberg. Deze beslissing was voorbereid door de op dat moment waarnemend Commissaris der Koningin in de provincie Friesland, mr. A.V. Haan en niet door Van Harinxma thoe Slooten. Op 16 april 1945 ontving de Gewestelijk Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, A. Meijer, een telegram van opperbevelhebber Prins Bernhard:
,,Minister van Binnenlandse Zaken bericht mij, dat de volgende regeling voor Friesland is getroffen: Harinxma zal na de bevrijding voorloopig niet als Commissaris der Koningin fungeeren. Door de regeering is als waarnemend Commissaris na de bevrijding aangewezen gedeputeerde Mr. Haan (bij afwezigheid de Heer Geerts)”.
In Gaasterland was Mr. A.W. Haan geen onbekende omdat hij in Oudemirdum een tweede woning had. De terzijde gestelde Commissaris der Koningin Mr. Pieter Albert Vincent baron van Harinxma thoe Slooten (1870-1954) vervulde de hoogste bestuursfunctie als Commissaris der Koningin in de provincie Friesland vanaf 1909, toen hij zijn vader Binnert Philip opvolgde. Hij was een man van gezag en kende zijn provincie terdege. Over hem werd geschreven dat hij een steile aristocraat was met potentaat-achtige neigingen. Wetten waren heilig en reglementen moesten nageleefd worden. Hij sprak enigszins geaffecteerd Nederlands. De bezetting van ons land kwam ook bij hem hard aan. Hij vond dit echter geen aanleiding om zijn functie neer te leggen. En die aanleiding vond hij nimmer. Zijn lijfspreuk was: ,, In vliegende storm mag de kapitein de brug niet verlaten”. Gedurende de bezettingstijd bleef hij in functie, met zijn collega in Gelderland de enigen; de anderen vertrokken of moesten vertrekken. Het aanblijven van de Commissaris heeft wellicht invloed gehad op de houding van de burgemeesters. Met ingang van 20 november 1945 werd Harinxma eervol ontslag verleend.
Het staken, schorsen en afzetten van burgemeesters was een taak van de Commissaris der Koningin. De omstandigheid dat juist Harinxma over de burgemeesters zou moeten oordelen, had bijgedragen aan het besluit tot zijn ontslag. Samen met de illegaliteit was dit nu het werk van zijn aangestelde plaatsvervanger Mr. A.W. Haan. Mr. Van Harinxma heeft zijn opvolger niet de lijst getoond met burgemeesters-na-de-bevrijding en daardoor stelde Mr. A.W. Haan zelf een lijst op in overleg met de illegaliteit.
Als voorzitter van de zuiveringscommissie fungeerde Mr. C.W. Stheeman, lid van de rechterlijke macht. De commisie bestond uit 5 personen, onder wie burgemeester Renken van Idaarderadeel en de oud-KP leider Wijbenga. Aan de hand van vragenlijsten werd ieders bezettingsverleden in kaart gebracht.
Op 19 april 1945 schreef de waarnemend Commissaris Mr. A.W. Haan aan Schwartzenberg persoonlijk:
,,Hierbij bericht ik U dat U tijdelijk van de uitoefening van de aan het ambt van burgemeester van Gaasterland verbonden functies zijt ontheven en dat de heer H.B. van der Goot tijdelijk met de waarneming van het burgemeestersambt is belast. Dat beteekent niet, dat U als burgemeester van Gaasterland zijt geschorst en evenmin, dat de mogelijkheid is uitgesloten, dat U in uw ambt geheel zult worden hersteld. Dat zijn aangelegenheden, die eerst later zullen moeten worden beslist. Op het oogenblik is de toestand derhalve zoo – dit nog ter verduidelijking – dat U, hoewel formeel burgemeester van Gaasterland, zich van elke bemoeiing met burgermeesterlijke aangelegenheden hebt te onthouden”.
Tot schrale troost voor Schwartzenberg kan vastgesteld worden dat Friesland met 39% het hoogste percentage ontslagen vooroorlogse burgemeesters kende, gevolgd door Noord-Holland met 29% terwijl Limburg slechts 7% telde. Van hen die wel weer in functie traden, kwam een bepaald aantal niet met ieders instemming weer in hun burgemeestersfunctie terug. Reeds in 1944 had de Nederlandse regering in ballingschap besloten dat er 156 burgemeesters na de bevrijding ontslagen moesten worden vanwege hun wandaden als burgemeester. De naam van burgemeester Thoe Schwartzenberg zal niet op deze lijst hebben gestaan anders was hem dat op 17 april 1945 wel meegedeeld.
Er waren belangrijke personen in het land die het opnamen voor burgemeesters die in de oorlog op hun post waren gebleven. Als voorbeeld daarvan kan Commissaris de Vos van Steenwijk van de provincie Drenthe worden aangehaald. Hij ging een conflict aan met de militair commissaris in Drenthe. De commissaris maakte daarbij bezwaar tegen de beoordeling van de burgemeesters in zijn provincie. De Commissaris zelf had veel kritiek op de burgemeesters die waren opgestapt en nu weer met ere konden terugkeren terwijl ze de bevolking aan een NSB ‘er hadden overgelaten. Dichtbij Gaasterland kan dat gezegd worden in de toenmalige gemeente Staveren waar op 1 februari 1945 burgemeester Klaas Olij werd geïnstalleerd als opvolger van de ontslagen burgemeester P. Focken. Olij was een felle NSB ‘er die redes hield zoals de Nazipropagandaminister Joseph Goebbels dat deed. Burgemeester Focken was ontslagen omdat hij eind 1944 weigerde burgers op te roepen om medewerking te verlenen aan versterkingsmaatregelen.
Vermeldenswaard is het feit dat de Commissaris der Koningin in Friesland de oom was van burgemeester Schwartzenberg. De echtgenote van Mr. Pieter Albert Vincent Baron van Harinxma thoe Slooten was Anna Geertruida Snouck Hurgronje. Deze mevrouw was een zuster van Schwartzenberg’s moeder.
Tussen 17 april 1945 en 5 september 1945 is er in de archieven geen actie te vinden die nadere opheldering biedt. Pas op 5 september 1945 verstuurt waarnemend Burgemeester H.B. van der Goot een uitnodiging aan 7 Gaasterlanders om op 6 september 1945 in het gemeentehuis gehoord te worden over het functioneren van de burgemeester. Hij stuurt ook een uitnodiging aan zichzelf. De Commisie tot zuivering van burgemeesters in Friesland wilde naast H.B. van der Goot graag horen: Ds. Schweitzer; Ds. De Boer; Ds. Lugtigheid; B. H. Steegenga; S.J. de Jong; Jan Monkelbaan Jr. en W. Visser.
Waarom was nu eigenlijk deze zuivering ?
Enkele meningen hierover:
Groepscommandant van de politie in Gaasterland, Wietze Hoving,
die de gehele oorlogstijd burgemeester Schwartzenberg heeft gediend, verklaarde in de Friese taal tijdens een uitzending van 20 juni 2005 voor de Lokale Omroep Gaasterland het volgende:
,,Schwartzenberg stond aan de goede kant. Het kwam er alleen wat bangig uit. Ik ben er eens bij geweest dat hij een Duitse officier van katoen gaf door de telefoon. Ik dacht, nou, daar heeft de officier wat aan zoals Schwartzenberg die man op zijn plaats zette. Schwartzenberg was goed. Hij had een hekel aan rare dingen. Hij was geen doorzetter maar wat hij niet wilde dat gebeurde niet. Anders deed hij zijn eigen zin wel. Hij is na de oorlog geschorst maar dat was ten onrechte. Dat ging over medewerking aan de Winterhulp enz. Hij gaf opdracht om de Winterhulpkollekten te houden. Dat zijn kleine dingen en daar moet men niet zo’n drukte om maken. Het leven gaat wel door. Niemand is er door benadeeld. Hij was een echte Oranjeklant. Schwartzenberg was een beste vent, ik kon alles met hem”.
Verzetsstrijder Jan de Vries zegt in een Friestalig interview voor Radio Gasterlân op 12 april 2002:
,,Ik heb in de tuin gewerkt van Schwartzenberg en wel eens ruzie met zijn vrouw gemaakt. Schwartzenberg was een flapdrol. Zijn vrouw had karakter. Hij was niet rechtdoorzee. Toch heeft hij als burgemeester kunnen aanblijven vanwege de politiek. Schwartzenberg was een collaborateur. Omdat ik bij hem in de tuin werkte en hij moest dan voor de Duitsers werken en zo zat hij in hun organisatie. Schwartzenberg sprak zichzelf schoon. Hij zei dat als hij het werk niet deed dat dan een ander het wel zou doen. Op deze wijze maakte hij zich er van af. Ik zei tegen hem dat het dan op een ander zijn geweten ligt en als u het zelf doet dan ligt het op uw eigen geweten. Dat is het verschil en dat vond Schwartzenberg niet zo’n mooie opmerking. Toen werd hij eruit geschopt maar dat lag politiek niet goed want de meeste mensen die de meeste steun aan het verzet gaven, kwamen van de Gereformeerden. Voor deze mensen heb ik nog altijd respect hoeveel geld en steun zij gaven. Halbe van der Goot werd loco-burgemeester en toen kwamen de Nederlands Hervormden, dus de grote massa van Gaasterland. Zij zeiden dat is een Gereformeerde rotstreek en die gingen met een lijst lopen dat de burgemeester terug moest komen. En daar trapten ze ook nog in. Al die lammegoedzakken tekenden ervoor. Zo is Schwartzenberg teruggekomen. De Commissaris der Koningin had de pest aan Schwartzenberg.
De burgemeester was een slappe figuur en tegen elk die bij hem kwam, zei hij “ja”. Zo beloofde hij tijdens de woningnood b.v. hetzelfde huis aan 6 verschillende mensen en daar zijn de grootst mogelijke ruzies uit voortgekomen. Toen kreeg de Commissaris der Koningin het verzoek uit Gaasterland of ze Schwartzenberg niet kwijt konden. De Commissaris der Koningin zei: ,, jullie moesten hem eerst zo nodig hebben. Ik kan hem nergens kwijt en dus houden jullie hem”. Toen is Schwartzenberg gebleven”.
Jasper Keizer schrijft in zijn boek: Handlangers van de vijand 1940 – 1945 dat de herbenoeming van Schwartzenberg bij lang niet iedereen in goede aarde viel.
Jack Kooistra, de oorlogsgeschiedschrijver van Friesland, was kort maar krachtig in zijn commantaar tijdens de radio-uitzending op 18 augustus 2007 van de Lokale Omroep Radio Gaasterlân. Schwartzenberg moet volgens hem een zwak figuur geweest zijn anders zou hij zich wel bij het verzet hebben aangesloten.
Stoombootondernemer Atze van der Veen uit Balk ging erg ver in zijn bewondering voor Schwartzenberg. Tijdens de zitting van het rechtbanktribunaal in Sneek op 28 maart 1946 verklaarde hij dat hij met andere ingezetenen lid van de NSB was geworden om er voor te waken dat de burgemeester, baron thoe Schwartzenberg, moelijkheden met de bezetter zou krijgen. Daarom hadden ze met de lijsten voor de Winterhulp gelopen. De rechtbank vond dit een reden om geen straf uit te delen aan de Balkster ondernemer en de dagvaardiging werd vervallen verklaard.
Jan de Boer, distributieambtenaar, destijds wonende in Elahuizen. Hij verklaart schriftelijk op 24 oktober 2008:
,,Ik heb goede herinneringen aan de burgemeester. Toen ik als distributieambtenaar werd ontslagen door de burgemeester Verkouteren van Doniawerstal, mijn “baas”, omdat ik eigenlijk in Duitsland moest zijn, bood burgemeester Schwartzenberg mij aan om op de gemeentesecretarie van het gemeentehuis in Balk te komen werken. Ik kon echter als onderduiker niet dat risico lopen omdat ik dan elke dag een flink eind zou moeten fietsen en dat was niet vertrouwd. Het was vooral niet vertrouwd omdat mij via illegale kanalen was toevertrouwd dat ik bovenaan een lijst van gezochte personen stond. Die lijst kwam van het arbeidsbureau in Leeuwarden. Ik heb eigenlijk dat aanbod van de burgemeester nooit vergeten en zeer gewaardeerd. Ik was heel blij, dat hij weer in ere werd hersteld. Toen ik later weer als onderwijzer terugkwam in Balk had ik zijn zoon in de klas en toen uiteraard weer contact met de familie”.
Verzetsleider B. H. Steegenga uit Balk (tevens lid van de zuiveringscommissie) heeft heel kort in het ,,Verslag van Balk” aangegeven:
,,Het distributiekantoor is begonnen in 1944. Met den leider hebben wij nooit besprekingen gehad. Hier waren twee jongens die rustig waren en die het werk deden buiten de leider om. Hij wist wel op het laatst hoe het ging maar hij liet ze doormodderen. Zo was het ook op het gemeentehuis. De burgemeester was net zo. Met de Tweede Distributiekaart (T.D.) is er meer dan 1% valse of blanco persoonsbewijzen uitgehaald ondanks de burgemeester die slecht was en er buiten werd gehouden”.
Privégedrag tijdens de oorlog
Dochter Anna Wilhelmina verklaart in 2008 dat zij zich kan herinneren dat zij in de oorlog met dubbeltjes armbanden heeft gelopen waarop de beeltenis van Koningin Wilhelmina stond. Ook waren er mica-ringetjes in huis met rood-wit-blauwe stippen er op. Verder verklaart zij dat het burgemeestersgezin in het laatst van de oorlog een Joods/Portugese mevrouw in huis had uit Den Haag. Het was een vriendin van haar oom en tante en van een broer en schoonzus van haar moeder. Deze mevrouw werkte voor de Nederlandse Ambassade in Den Haag. In het bevolkingsregister van Gaasterland werd zij officieel ingeschreven met de geslachtsnaam: van Motman terwijl haar werkelijke naam was: Spinossa Catella Jessurun, geboren 21 juli 1896. De voornaam Geraldina was juist. Het was een weldoordachte inschrijving met meerdere onjuistheden. Haar geboorteplaats, haar huwelijksgemeente en de geboortegemeente van haar man waren opgegeven met buitenlandse gemeentenamen zodat de Duitsers dit niet konden controleren. De naam van haar overleden man was omschreven als Mees terwijl dat Korthals van Schooten moest zijn. Zij stond als gehuwd te boek omdat de overlijdensdatum en overlijdensplaats van haar man verkeerde associaties bij de Duitsers zouden kunnen gaan oproepen. Haar man was namelijk in de meidagen van 1940 bij de Grebbeberg gesneuveld.
Ook waren er in die laatste oorlogstijd twee kleine zusjes van 3 en 5 jaar uit Voorburg in het gezin van de familie Thoe Schwartzenberg opgenomen. De kinderen waren met de kinderboot door radeloze ouders uit het Westen van het land naar Friesland gestuurd omdat in Voorburg geen voedsel meer was. Die twee kinderen waren Loes de Bles, geboren in december 1939 en haar zuster Wies die geboren is in maart 1941. Loes de Bles heeft haar herinnering opgeschreven.
“Wat ik me kan herinneren: Wij hadden in Voorburg niet veel te eten. Bloembollen in de potkachel was volgens mijn vader een specialiteit en heel lekker!?? We werden in een boot gezet en moesten heel stil zijn. Een vrachtschip? Aangekomen in Balk herinner ik mij een rondlopende haven, waar we moe uit de boot stapten. Waar we terecht kwamen wisten we niet. Mevrouw Thoe Schwartzenberg, was eigenlijk van plan een meisje in huis te nemen, die haar een beetje kon helpen. Ze zag echter die 2 kleine kinderen , smolt ter plaatse en heeft ons impulsief meegenomen. Voor ons werd het tante Do en oom Duco. een heel warm gezin, waar we heel liefdevol ontvangen werden. De 3 kinderen kan ik me goed herinneren. Joost, Watze en Annemientje. Ik geloof, dat Watze de jongste was. Heel goed weet ik nog, dat we aan een lange tafel zaten met tante Do aan het eind. In mijn ogen een statige, lieve dame. We kregen een grote beker melk mét vel erop. Mijn ouders zeiden altijd, dat dat het beste was van de melk en er werd thuis om gevochten. Hier vonden ze het vel vies en wij mochten de vellen tot vermaak van de anderen van de melk afplukken evenals de vellen van de custardvla.
Ik dacht, dat de hulp Trientje heette en ergens in een klein huisje achter de kerk woonde. Zij pompte water uit de pomp in het midden van de grote keuken. Buiten waren in de tuin in de zomer heel veel Oost-Indische kers planten en de tuin was héééél erg groot met achterin een tuinhuisje ,waar je omheen moest lopen. Ik was altijd bang, als ik achterom dat huisje liep. We leerden Fries en toen we weer thuis waren sprak ik dat ook alleen maar. Het húske, daar had m’n moeder nog nooit van gehoord. Het was weer erg wennen! Gék is, dat de liefde voor Friesland gebleven is. We hebben een huisje in Sloten en gaan er straks weer naar toe. Met mijn 1e man Chris, zeilden we altijd in Friesland en we hebben later het huisje gekocht. Ik woon nu in Wassenaar met Paul.
Ik weet, dat Watze in Den Haag heeft gewoond en overleden is. Joost is volgens mij naar Zuid-Afrika gegaan? Ik werkte daar tussen m’n studie door en dacht ook hier hem gezien te hebben. Had hij krullend haar? Heeft Annemien in Wassenaar gewoond? Ik heb 30 jaar een modeboetiek in Wassenaar gehad en toen mijn moeder een keer langs kwam en het druk was, zei ze: Joh, volgens mij was dat Annemien! Ik ben buiten gaan kijken maar kende haar natuurlijk niet en weet niet of ze het ook werkelijk was. Mijn ouders zijn de familie nog een keer op gaan zoeken maar geld voor reizen was er niet en ik weet niet, of het contact gebleven is.
Van de bevrijdingsdag op 17 april 1945 weet ik nog dat Schwartzenbverg ons meenam nam de trap van het gemeentehuis en dat wij Nederlandse vlaggetjes kregen om mee te zwaaien. Schwartzenberg riep: ‘We zijn vrij’ ”.
In ere hersteld
Bij Koninklijk Besluit van 27 april 1946 is G.W.C.D. baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg herbenoemd tot burgemeester van Gaasterland. Zijn terzijdestelling is opgeheven met toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken. Loco-burgemeester H.B. van der Goot, en de wethouders A. Rampion en Wybren Visser zijn door de Commissaris der Koningin op 26 maart 1946 naar het provinciehuis geroepen. Daar horen zij dat de terzijdestelling (bevel tot staking) van Schwartzenberg was opgeheven. Op 1 april 1946 heeft hij zijn functie als burgemeester weer aanvaard. Tezamen met 12 andere ter zijde geschoven burgemeesters in Friesland, kunnen de werkzaamheden weer worden opgepakt. Hij wordt met ingang van 15 mei 1946 weer voor een periode van 6 jaar benoemd. Zaterdagmorgen 1 juni 1946 om 09.30 uur zit Schwartzenberg voor de eerste keer weer de vergadering voor van de (tijdelijke) gemeenteraad. Wethouder A. Rampion vraagt en verkrijgt het woord als langstzittend raadslid:
,, Mijnheer de Voorzitter. Uw terugkeer als Burgemeester na bijna een jaar afwezigheid heeft zich in alle stilte voltrokken. Dit was Uw eigen wensch en die van de hoogere autoriteiten. Dit wil evenwel niet zeggen dat hieraan niet een enkel woord mag worden gewijd. Dit feit is toch voor U en de gemeente van groot belang en het zou mij spijten, indien in de notulen daarvan geen melding zou zijn gemaakt. Als oudste lid van de gemeenteraad heb ik dan ook het woord gevraagd. Welnu, toen op 17 April 1945 het uur der bevrijding voor deze gemeente sloeg, was er een algemeen gejubel. Ook U hebt aan die jubel meegedaan. Toch had deze jubel voor U een wrange nasmaak.
De mededeeling, dat U Uw werkzaamheden niet langer mocht waarnemen, was voor U en ons een pijnlijke verrassing. Wij hoopten, dat dit van korte duur zou zijn, overtuigd als wij waren, dat hetgeen U gedurende de bezettingstijd hebt gedaan, U gemeend hebt dit zoo te moeten doen in het belang van de ingezetenen der gemeente. Toen de staking zoo lang duurde, maakten we ons ongerust. Enkele ingezetenen zetten een adresactie op touw, welk adres gericht werd aan Hare Majesteit de Koningin. Naar ik gehoord heb, hebben meer dan 1200 ingezetenen dit adres onderteekend. Of deze actie geholpen heeft wil ik in het midden laten. Over het algemeen moet men het succes van dergelijke adressen niet al te hoog aanslaan. Wel bleek daaruit, dat de overgroote meerderheid Uw terugkomst als Burgemeester op prijs stelde. Van harte wensch ik U geluk met uw terugkeer, uit naam van de overgroote meerderheid van de bevolking en hoop, dat U nog vele jaren in het belang van de gemeente werkzaam moogt zijn”.
De voorzitter sprak daarna ongeveer het volgende:
,,U hebt terecht gezegd, dat de maand april 1945 voor mij, naast aangename herinneringen, ook mindere aangename heeft gebracht. Het was dan ook geheel mijn wensch, dat mijn terugkeer in alle stilte zou plaatshebben. Dat u deze gelegenheid te baat neemt een enkel woord tot mij te richten, stel ik bijzonder op prijs. Inderdaad, U hebt enkele belangrijke punten aangeroerd. Het feit der bevrijding heb ik ook van harte meegeleefd en het U bekende besluit was voor mij juist in die dagen een groote teleurstelling. Wat betreft het door de ingezetenen verzonden adres ben ik het met u eens, dat het effect niet zo groot is als men zich in den regel voorstelt. De praktijk heeft mij aangetoond, dat de eigenlijke uitwerking daarvan niet naar buiten treedt. Ik geloof dan ook niet dat dit adres zijn invloed direct heeft laten gelden. Wel op den langen duur omdat mij gebleken is dat het ook van zeer veel andere zijden steun heeft ontvangen. Ook verschillende andere groepeeringen hebben hun wenschen kenbaar gemaakt. Wel heb ik de afgelopen maanden sterk den indruk gekregen, dat, indien de gemeente zich niet roert, het ervoor betrokkenen niet beter op wordt. Ik was evenwel steeds met groote dankbaarheid vervuld, als ik in mijn gemeente rondliep en mocht constateeren, dat de mentaliteit der bevolking mij gunstig gestemd was.
Dat heeft mij de afgeloopen maanden het leven licht gemaakt. Nimmer heb ik het gevoel gehad, dat men mij hier weg wilde werken. Integendeel, veel medeleven en medewerking heb ik van alle zijden ontvangen. Daarvoor wil ik vanaf deze plaats mijn hartelijken dank betuigen.”
Aan het eind van deze raadsvergadering vraagt raadslid ten Brink nog een enkel woord te mogen spreken.
,, De heer Rampion heeft zoo pas enkele woorden woorden gewijd aan Uw herbenoeming tot Burgemeester dezer gemeente en aan uw terugkeer als zoodanig. Ik behoef daaraan niets toe te voegen. Indien ik dat al zou probeeren, dan zou ik het gevaar loopen het eerder minder te maken dan beter. Ook mij heeft Uw terugkeer als Burgemeester genoegen gedaan”.
De heer ten Brink bedankt waarnemend burgemeester H.B. van der Goot voor de afgelopen tijd. Hij heeft veel waardering voor de wijze waarop Van der Goot het ambt heeft waargenomen omdat het gedaan is op volledig eerlijke en objectieve wijze.
Opvallend is dat in de Balkster Courant, het Friesch Dagblad en de Leeuwarder Courant met geen enkel woord over de tijdelijke terzijdestelling van Schwartzenberg is gesproken.
Afscheid
Met ingang van 31 oktober 1964 is Schwartzenberg bij Koninklijk Besluit eervol ontslag verleend als burgemeester van Gaasterland. De laatste gewone raadsvergadering werd gehouden op dinsdag 22 oktober 1964. Op de allerlaatste dag van zijn ambtsperiode werd om 14.00 uur een buitengewone raadsvergadering gehouden waarin alleen zijn afscheid centraal stond.
In de Balkster Courant van 7 november 1964 is een uitvoerig verslag opgenomen dat voor het overgrote deel hieronder letterlijk wordt overgenomen. Een enkele passage uit de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad is vanwege de volledige informatie toegevoegd aan het raadsverslag.
BIJZONDERE RAADSVERGADERING GAASTERLAND.
BURGEM. THOE SCHWARTZENBERG NAM AFSCHEID VAN GAASTERLAND.
Sfeervol en indrukwekkend
BALK. De raadszaal was zaterdagmiddag stampvol toen burgemeester thoe Schwartzenberg voor de laatste keer de vergadering presideerde. De genodigden voor deze bijzondere raadsvergadering waren in groten getale opgekomen zodat allen slechts met moeite een plaats in de raadszaal konden verkrijgen. Achter de groene tafel zat ditmaal naast de voorzitter, mevrouw thoe Schwartzenberg, terwijl ook hun kinderen hier een plaatsje hadden gevonden. De raad was voltallig en de meeste leden hadden zich voor deze gelegenheid in het zwart gekleed. Op de denkbeeldige agenda stond deze keer slechts één agendapunt, namelijk het ontslag van de burgemeester.
De voorzitter opende de vergadering niet zoals gebruikelijk met het formuliergebed, omdat de inhoud van dit gebed niet op de in deze bijzondere raadsvergadering te behandelen punt van toepassing was. Wel las hij aan de raad voor het Koninklijk Besluit waarbij aan hem met ingang van 31 oktober 1964 eervol ontslag was verleend als burgemeester der gemeente Gaasterland.
Toespraak burgemeester
De voorzitter richtte zich na het voorlezen van het K.B. tot de raad, waarbij hij opmerkte, dat dit besluit hem niet overvallen was. Hij had dit in zijn ruim dertigjarige ambtsperiode in de gemeente reeds zien aankomen. Nu echter het moment van afscheidnemen was aangebroken, was hem hierbij één ding speciaal opgevallen, namelijk het feit, dat zijn zakagenda na 31 oktober zoveel blanco bladzijden heeft. Dat had hem herinnerd aan de tijd toen hij hier in 1934 kwam. Ook toen was zijn zakagenda blanco, omdat hij in die dagen de – zeer weinige – afspraken en vergaderingen zo wel kon onthouden. Hij gaf een samenvatting van de ontwikkeling van de gemeente Gaasterland in de periode vanaf 1934, waarin hij hier als burgemeester was werkzaam geweest.
In de eerste jaren en eigenlijk tot en met de tweede wereldoorlog was het beeld der gemeente volkomen statisch, zoals alle andere plattelandsgemeenten. Het besturen van de gemeente in deze tijd was eigenlijk alleen administreren. Veel gebeuren kon er in deze tijd niet. Het eerste belangrijke besluit dat de raad onder zijn leiding had moeten nemen was de gemeente Gaasterland noodlijdend te verklaren. Het opvangen van de werkloosheid had de reserves opgesoupeerd. Als noodlijdende gemeente werd de begroting tot het allernoodzakelijkste besnoeid. Na de Tweede Wereldoorlog is er echter een andere ontwikkeling gekomen en het stemde de burgemeester vreugdevol, dat in deze jaren ook in Gaasterland het één en ander tot stand is gekomen. Er kwam langzamerhand een andere geest in de gemeente. Hij noemt hierbij de gestadige en gedurende de laatste jaren vrij snelle voortgang van de woningbouw, de wegenaanleg, verbetering van scholen en nieuwbouw van scholen, aanleg waterleiding, schoonmaken van de Luts na 10 jaar, ruilverkaveling, bouw gemeenschapshuis en de bouw van het gymnastieklokaal te Balk. Met laatstgenoemde twee objecten zal binnenkort worden begonnen. Spoedig na de oorlog kon de weg Balk – Woudsend worden verbeterd. Onlangs zijn nog twee zandwegen verhard. En spoedig zal men zich kunnen verheugen over een nieuwe weg Lemmer – Balk – Galamadammen-Koudum.
De klemmende woningnood is gelukkig opgelost ,, Die woningnood was één van de nagels aan mijn ,,doodskist” , aldus de burgemeester. Steeds wanneer een geval kon worden opgelost, had hij met grote dankbaarheid en blijdschap een naam op de lijst van woningzoekenden doorgehaald. De recreatie is voor Gaasterland van groot belang. Voor mijn opvolger en de raad is er heel wat dat moet worden klaargemaakt voordat de stroom van recreanten op de gemeente loskomt wanneer de nieuwe wegen door de polders klaar zijn gekomen. Voorts was de burgemeester blij dat het dorp Bakhuizen met de fabriek van Mous een bredere en betere basis heeft gekregen. Hij hoopte dat er nog een industrievestiging komt. De vestiging van Spaans in Balk biedt voor Balk perspectieven. Jammer, dat de bossen niet rendabel zijn maar als er een subsidiëring komt, dan is de exploitatie sluitend te krijgen.
Nadat hij, op de hem zo eigen wijze, een overzicht van de ontwikkeling in de periode 1934 – 1964 had gegeven, bracht hij dank aan allen die hem, het college van b. en w. en de raad hierbij behulpzaam waren geweest, waarbij hij opmerkte, dat het weinig zin heeft om goede besluiten in het belang van de gemeente te nemen, indien hierachter niet een apparaat staat, dat zorgt, dat alles op de juiste wijze wordt uitgewerkt. Dat het afscheid nemen de burgemeester, na een periode van ruim dertig jaar zijn beste krachten te hebben gegeven aan het werk in deze gemeente, hem zwaar viel, bleek ook hier. Na aan het personeel zijn dank gebracht te hebben, wilde hij zich richten tot zijn vrouw, doch op dat moment ontbraken hem de woorden om zijn gevoelens uit te drukken, zodat hij zijn toespraak beëindigde met de woorden: ,, Mijne heren ik besluit hierbij mijn toespraak”.
OVERIGE SPREKERS
Wethouder Hielkema (CHU) sprak de scheidende burgemeester toe mede namens zijn collega Boersma (KVP). Hij ging hierbij vooral in op het contact dat beiden met de burgemeester hadden gehad in de B. en W. vergaderingen. Hij bedankte de burgemeester voor de prettige samenwerking en voor de levenswijsheid welke hij op hen had overgedragen. Namens de gemeenteraad, het gehele gemeentepersoneel, het onderwijzend personeel van de openbare lagere school en de openbare ulo-school en het personeel van de Rijkspolitie, bood hij burgemeester thoe Schwartzenberg een enveloppe met inhoud aan.
Hij zei hierbij dat hij graag een cadeau had aangeboden in iets concreter vorm, doch het aantal onzekere factoren over toekomstige huisvesting e.d was zo groot, dat besloten was in deze vorm iets te geven. Hij hoopte dat de burgemeester en mevrouw dit wilden aanvaarden als blijk van waardering voor alles wat zij gedurende ruim dertig jaar in de gemeente Gaasterland hebben gedaan. Hij wenste hen Gods zegen toe voor de komende tijd en hoopte dat Mevrouw Thoe Schwartzenberg spoedig algeheel herstellen mag.
Namens de raadsfractie van de CHU sprak hierna de heer B. Albada. Hij merkte op dat hij de burgemeester had leren kennen als een heer die nooit een scherp woord gebruikte. Wel had hij wel eens gedacht: gebruikte onze burgemeester zijn vuist maar meer! Ondanks dat, is erveel voor de gemeente bereikt. In het bijzonder noemde hij de aanleg van waterleiding. Hij had waardering voor diens tact en optreden en bracht hem dank voor alles wat hij gedaan en bereikt had in het belang van de gemeente Gaasterland.
Namens de raadsfractie van de KVP sprak wethouder Boersma. Hij zei de heer burgemeester te hebben leren kennen als een echte burgervader die met de problemen van zijn gemeentenaren meeleefde en die ieder van hoog tot laag steeds gelegenheid gaf zijn wensen kenbaar te maken. Hij hoopte dat burgemeester en mevrouw thoe Schwartzenberg binnen niet al te lange tijd er in zouden slagen een passende en gerieflijke woongelegenheid te vinden en wenste hen een prettige levensavond toe, waarbij hij zijn woorden vergezeld liet gaan met het aanbieden van een boeket bloemen.
De heer Gaastra voerde het woord namens de fractie van de P.v.d.A. Hij zei de twijfelachtige eer te genieten dat de burgemeester tegen hem eens was scherp uitgevallen. Hij had er waardering voor, dat de burgemeester steeds het politieke en het persoonlijke had weten te scheiden. Ook hij wenste de scheidende burgemeester en echtgenote een aangename levensavond toe.
De heer Jaarsma sprak namens de fractie van de Anti Revolutionaire Partij. Hij haalde enkele herinneringen op uit de crisisperiode van voor de wereldoorlog. Hij hoopte dat ondanks de lege agenda het verdere leven van de burgemeester gevuld zou zijn en dat zij beiden mochten genieten van een welverdiende rust. Zinvol.
Namens het gemeentepersoneel sprak gementesecretaris A. van den Berg uit naam van heel het personeel de dank uit voor de samenwerking. De burgemeester overhandigde met een ,, ik doe het anders dan de meesten” zijn ambtsketen en de sleutel van het raadhuis aan loco-burgemeester Hielkema die daarop de leiding nam.
Wethouder Hielkema gaf als eerste het woord aan de heer Hartung, vertegenwoordiger van de Commissaris der Koningin in de provincie. Deze merkte op dat hij de burgemeester zo’n beetje als de boswachter zag uit Gaasterland, vooral wanneer hij al pijprokend bij hem de werkkamer binnenstapte. Hartung rook dan de geur van de Gaasterlandse bossen en waande zich aldaar. Door het vertrek van burgemeester thoe Schwartzenberg zijn er thans nog drie vooroorlogse burgemeesters in Friesland over. Als secretaris van de Marrekrite getuigde hij van zijn waardering voor het volhouden dat de burgemeester had betracht in het opschonen van de Luts.
Burgemeester Rasterhoff van Sneek sprak namens de burgemeesterskring en bood hem namens deze kring een reisdeken aan.
Namens de rijkspolitie sprak de heer Hoving, groepscommandant der Rijkspolitie te Balk.
Namens de kerken van Balk en Harich sprak Ds. Jorritsma, Ned. Herv. Predikant te Balk.
De heer Van Beek sprak namens het openbaar onderwijs en bood zijn diensten aan voor het geval de burgemeester op zijn reis naar Spanje iets vergeten had mee te nemen. Hij zou het dan graag komen brengen.
Namens de plaatselijke VVV, waarvan de burgemeester voorzitter is geweest, sprak notaris Visser.
De heer Van der Laan sprak namens de Inspectie Ambonezenzorg.
De heer Van Dijk, oud-directeur gemeentewerken sloot tenslotte de rij sprekers.
De burgemeester beantwoordde de verschillende sprekers hierna stuk voor stuk, waarbij hij hen opmerkte, dat deze middag veel te veel goede woorden tot hem gesproken zijn. Na afloop was er nog een receptie welke zeer druk bezocht werd.
Er was een afscheidscommissie gevormd die alle inwoners uitnodigde om op zaterdag 31 oktober 1964 van 19.30 – 21.00 uur afscheid te komen nemen van burgemeester thoe Schwartzenberg. Dit afscheid vond plaats in het gebouw van Chr. Belangen te Balk. De commissie bestond uit: Mevr. I. Bosma-Hielkema, Wijckel; H.F. Ettema, Bakhuizen; H.B. van der Goot, Oudemirdum; J. Jorritsma, Nijemirdum; J. Timmerman, Harich; D. de Vries, Ruigahuizen en S. Westra te Balk.
De Balkster Courant publiceerde hierover in het volgende bericht.
,,GAASTERLAND SCHONK TELEVISIETOESTEL AAN SCHEIDENDE BURGEMEESTER.”
Druk bezochte afscheidsbijeenkomst.
BALK. Zaterdagavond j.l. hebben burgemeester thoe Schwartzenberg en zijn echtgenote afscheid genomen van de bevolking in een daartoe belegde bijeenkomst in het lokaal voor chr. belangen. Velen hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt de scheidende burgemeester en zijn vrouw de hand te drukken. De avond stond onder leiding van dokter S. Westra, die tevens de eerste spreker was. Hij getuigde van veel waardering voor de minzaamheid en welwillendheid van de vertrekkende burgemeester, ook in moeilijke tijden. De spreker besloot zijn toespraak met namens de afscheidscommissie en de burgerij een groot t.v.-toestel aan te bieden. Mevrouw thoe Schwartzenberg mocht daarbij een ware bloemenhulde in ontvangst nemen.
VEEL DANKWOORDEN
Hierna sprak de heer S.J. de Jong van Balk namens de bejaardencommissie en namens de bejaarden. De heer H.W. Hielkema sprak als lid van de plaatselijke commissie voor de Ruilverkaveling en als bestuurslid voor de Chr. Lagere Landbouwschool. In de laatstgenoemde hoedanigheid richtte hij zich speciaal tot Mevr. Thoe Schwartzenberg die geruime tijd secretaresse van het bestuur is geweest. Haar werd een fraaie vaas aangeboden ter herinnering aan het vele werk in deze functie verricht. De heer J. Breimer uit Oudemirdum sprak namens dit dorp. In het bijzonder betuigde hij dank aan de burgemeester voor wat hij voor de scholen in Oudemirdum heeft gedaan. Laatste spreker was de heer G. ten Brink van Wijckel, die gewaagde van een nauwe samenwerking van ruim 24 jaar. De spreker bracht dank voor al het goede dat in die jaren gepasseerd is en karakteriseerde de scheidende burgemeester alsvolgt: als mens geen beter, als burgemeester wel eens te goed. Na een hartelijk dankwoord van de burgemeester konden de aanwezigen persoonlijk afscheid nemen van de familie thoe Schwartzenberg.
OPVOLGING:
Met ingang van 1 november 1964 werd de op 30 mei 1921 in Wassenaar geboren Hector Livius Sixma baron van Heemstra de nieuwe burgemeester van Gaasterland. Hij was vanaf 1955 burgemeester geweest van de gemeente Fijnaart en Heijningen aan het Volkenrak bij Willemstad. Tot aan de gemeentelijke herindeling op 1 januari 1984 zou hij burgemeester van Gaasterland blijven.
FRIESE TAAL
Dochter Anna Wilhelmina weet zich in 2008 te herinneren dat haar vader erg zijn best deed om Fries te spreken maar dat haar moeder dat consequent heeft geweigerd. Dochter Anna Wilhelmina ging als kind mee om als tolk te dienen in de winkels waar men nog uitsluitend Fries sprak.
INWONENDEN BIJ DE FAMILIE THOE SCHWARTZENBERG
Uit een oude woningkaart uit het gemeentearchief van Gaasterlân-Sleat blijkt dat onderstaande personen bij de familie Thoe Schwartzenberg hebben gewoond. Inschrijving vond alleen plaats als men minstens 3 maanden onafgebroken op het adres ging verblijven.
Dienstbodes:
Hoekstra, Grietje. Zij vertrok op 1 oktober 1938
Weerman, Rinskje. Gevestigd 1 mei 1939. Vertrek 2 november 1940
van der Kooij, Annigje. Gevestigd op 20 augustus 1942. Vertrek onbekend.
Stremler, Trijntje I. Gevestigd 12 mei 1943. Vertrek 22 mei 1947. Zij is 29 juni 1923 geboren en 29 juni 2001 overleden. Was getrouwd met Gerben Weerman. Begraven in Balk.
Kraak, Geertje. Gevestigd 20 mei 1947. Vertrek 24 mei 1948
Boukes, Froukjen. Gevestigd 15 mei 1950. Vertrek 7 mei 1952
Goudart,Sara Willemina. Gevestigd 7 mei 1952. Vertrek 16 december 1952.
Boelens,Jeltje. Gevestigd 5 juni 1953. Vertrek 10 oktober 1953.
Overige inwonenden:
Quarles van Ufford, Albertina M.C.(Jonkvrouw). Gevestigd 8 maart 1943. Vertrek onbekend.
Mees-Van Motman,Geraldina, Vestiging 1944. Vertrek 4 april 1946.
DE PERSOONLIJKE INZET VAN SCHWARTZENBERG IN OORLOGSTIJD.
a Gebeurtenissen in chronologische volgorde vanaf 10 mei 1940.
b Zelfstandige bestuurlijke beslissingen zonder raad en het college van burgemeester en wethouders.
A Gebeurtenissen in chronologische volgorde vanaf 10 mei 1940
Aan de hand van beschreven vermelde oorlogsomstandigheden is onderstaande lijst samengesteld waarin Thoe Schwartzenberg eigen initiatief heeft getoond – en zonder meer uitvoering heeft gegeven aan Duitse opdrachten – tijdens de Duitse overheersing 1940 – 1945. Wat moet hij voor meerdere dilemma’s hebben gestaan. Het is gebleken dat hij toch maar uitvoerde wat de Duitsers voorschreven. Hij wist zich daarbij gesteund door de oproep van de Nederlandse regering en koningin Wilhelmina aan bestuurders om op hun post te blijven. Daar heeft hij gehoor aan gegeven.
In de middag van 11 mei 1940 werd de gemeente Gaasterland bezet door Duitse cavaleristen. Zij kwamen hier met ongeveer 2000 paarden en natuurlijk hadden deze paarden verzorging nodig. De smedende soldaten nemen ongevraagd bezit van de woning en de smederij van De Jong aan de Harichsterzijde in Balk. De ,,heren” wensten de Jong als hoefsmid te gebruiken. Ook wilden zij borden en bestek hebben en zij zetten daarbij hun geweren zonder veel omhaal in De Jong zijn ,,mooie” woonkamer. Smid De Jong nam de inbreuk op zijn privacy niet en beklaagde zich 13 mei 1940 bij burgemeester Thoe Schwartzenberg. De burgemeester wist zich geen raad met de situatie en adviseerde De Jong dat hij dan maar moest verhuizen. Toen ging De Jong naar de Duitse commandant. Deze gaf wel gehoor aan zijn klacht en foeterde zijn manschappen uit in het smidshuis en De Jong bleef verschoond van inkwartiering.
Schoenmaker Teeuwes de Jong uit Balk moest zondagmorgen 1e Pinksterdag 12 mei 1940 ook direct aan het werk voor de Duitsers met het repareren van schoenen. Zij dreigden hem met hun geweer bij zijn werkplaats aan de stille kant van de Luts. De Jong weigerde dit principieel omdat het zondagswerk was en hij niet voor de vijand wilde werken. Hij werd daarom meegenomen naar Hotel Boonstra in Balk waar de Duitse commandant zetelde. Daar was ook al smid Anne de Jong aanwezig omdat deze ook niet voor de Duitsers aan het werk wilde. De echtgenote van schoenmaker De Jong ging naar burgemeester Schwartzenberg en vroeg hem om zijn bemiddeling zodat haar man thuis kon komen. Schwartzenberg weigerde dit. Daarop gingen de beide echtgenotes naar de Duitse commandant en zij slaagden er in de beide mannen mee naar huis te krijgen. Van schoenmaker De Jong is bekend gebleven dat hij deze gehele Pinksterzondag onder aanwezigheid van 2 Duitse bewapende militairen aan het werk is geweest voor de Duitsers.
Nederland moet op 15 mei 1940 vanwege de overmacht en de dreigende bombardementen op steden capituleren. Schwartzenberg krijgt de mededeling dat hij voor een tweede termijn van zes jaren als burgemeester van Gaasterland is herbenoemd. Deze herbenoeming was al in april 1940 meegedeeld zodat dit niets met de Duitse bezetting had te maken.
In de eerste raadsvergadering in oorlogstijd van Gaasterland op 31 mei 1940 zegt Schwartzenberg in zijn openingswoord:
,, Sedert wij de laatste keer bijeen waren is de situatie wel gansch zeer veranderd: sedert 20 april, toen wij nog in een vrij en onafhankelijk land samen mochten komen, hebben de gebeurtenissen een loop genomen die aan dit alles een einde hebben gemaakt. Wij weten allen dat het niet onze wensch was dat het alles zóo zou verloopen. Nederland was gaarne buiten den oorlog gebleven, doch het heeft niet zoo mogen zijn. Het is echter onzen plicht den bestaande toestand toestand te aanvaarden. Meer wil ik hier niet over zeggen, wijl het daarvoor hier de tijd en plaats niet is.
Er is echter één punt waar ik Uw aandacht op zou willen vestigen, n.l. op het feit van het vertrek van H.M. de Koningin. Dit plotselinge vertrek heeft bij velen tot verschillende gevoelens aanleiding gegeven, met name is daar critiek op uitgeoefend. Ik wil aannemen dat dit voortsproot uit een gevoel van teleurstelling. De beweegredenen welke tot dit vertrek geleid hebben, kunnen door ons thans niet beoordeeld worden. Ik wil in dit verband wijzen op een episode uit onze vaderlandsche geschiedenis.
Prins Willem van Oranje, de vader des vaderlands, heeft het op zeker oogenblik, in het landsbelang, raadzaam geoordeeld te land te verlaten en zich op de Dillenburg terug te trekken. Dit herinnert ons onwillekeurig aan de historisch geworden anecdote bij het afscheid van de prins van zijn vriend Graaf van Egmond. Bij die gelegenheid zei laatstgenoemde: Vaarwel Prins zonder land, waarop de Prins antwoordde: Vaarwel Prins zonder hoofd. De Prins heeft toen als een verstandig mensch gedaan wat hij in de gegeven omstandigheden, in het landsbelang, meende te moeten doen. Ik wil hier geen parallel trekken. Ik laat dit gaarne aan U over, maar ik meen dat het van de Koningin juist gezien is en ik ga over tot de orde van de dag”.
Bij de mededelingen wordt bekend gemaakt dat de burgemeester voor een tweede termijn is herbenoemd met ingang van 15 mei 1940.
Het raadslid, A. Rampion, richt zich mede als tolk van de vergadering, met hartelijke gelukwensen tot de burgemeester vanwege de herbenoeming. ,,Moge God U in dezen zeer donkere tijd steunen en sterken in de zware taak die op U rust en die U wacht in de tweede ambtsperiode”.
Voorzitter Schwartzenberg dankt de heer Rampion en de gehele gemeenteraad voor de hartelijke gelukwens en hij hoopt met de hulp van de raad- en die van de ambtenaren – verder de belangen van de gemeente Gaasterland te behartigen en mitsdien in ons aller belang werkzaam te zijn.
Alle ambtenaren van de gemeente Gaasterland ondertekenen in de maand oktober 1940 de zgn. ,,niet-jood” verklaring. Zij verklaren dat noch hun ouders, noch hun grootouders Jood waren. Ook burgemeester Schwartzenberg zet zijn handtekening op 22 oktober 1940 onder deze verklaring.
Op 25 november 1940 krijgt Schwartzenberg het bericht dat de matroos 2e klasse Johannes Nagelhout uit Bakhuizen op 20 juni 1940 in een onderzeeër was verdronken. Schwartzenberg laat het bericht aan de familie overbrengen door pastoor J. Wartena van de R.K. Parochie in Bakhuizen.
Schwartzenberg bericht aan de Staatsraad (voorheen Commissaris der Koningin) dat hij op 10 februari 1941 zijn werkzaamheden weer heeft hervat na ,ongesteldheid”.
Van 10 tot en met 17 april 1941 neemt Schwartzenberg een week vacantie.
Van 7 juli tot 10 juli 1941 neemt hij verlof en verblijft zijn ouders, Villa Maria in den Haag. Hij reist dan door naar de Lutte en houdt daar tot 18 augustus 1941 vacantie.
Schwartzenberg schrijft op 5 augustus 1941 een vergoelijkende brief aan de Duitse Commandant in Stavoren. Een inwoner van Oudemirdum heeft het aangedurfd de Nederlandse vlag uit te hangen en de vlag is door de Duitsers in beslag genomen. Schwartzenberg schrijft dat de vlag geen demonstratieve daad is maar is uitgestoken ter gelegenheid van het huwelijk van een buurmeisje. ,,Bovendien” schrijft Schwartzenberg ,,staat de Oudemirdumer bekend als NSB. lid”.
Op last van de Duitse bestuurder Seyss Inquart op 11 augustus 1941 worden alle gemeenteraden per 1 september 1941 opgeheven evenals de wethoudersposten.
Gemeentebesturen worden vanaf deze datum slechts uitvoerend van betekenis. Gemeenteraden kunnen naar huis gaan. Burgemeester en wethouders mogen wel vergaderen maar van hen wordt niet verwacht dat zij beleid maken. Wybren J. Visser en Halbe Bearnts van der Goot, benoemd 5 september 1939, zijn tot aan het einde van de bevrijding wethouder gebleven, alhoewel in feite de functie niet werd waargenomen.
In de praktijk komt het er op neer dat de burgemeesters alleen aangesteld zijn om erop toe te zien dat de Duitse maatregelen worden uitgevoerd. Schwartzenberg bedankte ieder in de laatste raadsvergadering van 25 augustus 1941 voor de prettige samenwerking. De scheidende wethouders Wybren Visser en Halbe Bearnts van der Goot wensen in hun afscheidswoord Schwartzenberg Gods zegen toe in de vervulling van zijn moeilijke ambt.
Het ambt van burgemeester en de hieraan verbonden werkzaamheden waren inmiddels al danig van karakter veranderd. De burgemeesters hadden in ruim ee jaar gegevens verstrekt over hun joodse ingezetenen; de boodschappen van de commissaris doorgegeven en zij waren verscheidene keren naar het Provinciehuis ontboden. Daar moesten zij verhalen aanhoren over de Winterhulp en de Nederlandse Volksdienst. Eén van de aanwezige burgmeesters verklaarde daarbij dat de werkzaamheden voor de Winterhulp een derde van zijn tijd vergde. Naar aanleiding van de nieuwe burgemeestersstructuur moesten de burgemeesters zich onder het gehoor scharen van de nieuwe staatinrichtingsdeskundige, Commissaris –Generaal voor Bestuur en Justitie, dr. K.O. Rabl. De tekst konden zij nabestellen. 23 gemeenten hebben daarbij belangstelling getoond voor de Brochure : Praktische Fragen der Gemeindeverwaltung. Een paar maanden later werden de burgemeesters voor herhaling opgeroepen.
Schwartzenberg krijgt toestemming om van 5 tot en met 10 november 1941 buiten de gemeente te zijn voor het volgen van een cursus Luchtbescherming in Den Haag. Het blijkt dat hiervoor in iedere gemeente personen zijn aangewezen.
Op 30 september 1941 is hiervoor een lidmaatschapsbewijs aangegeven aan Arend Pieters de Vries uit Balk. De benoemde personen werden toegevoegd aan de gemeentelijke brandweer om bij luchtalarm op te treden en de brandweer te assisteren
De burgemeester riep mensen op voor een bijeenkomst tot het organiseren van de door de Duitsers ingesteld de Winterhulpcollecte. De burgemeesters werden hier organisatorisch ambtshalve mee belast. Zij moesten medewerking vragen aan ambtenaren en burgers op basis van vrijwilligheid. Iedereen kon dus weigeren doch Schwartzenberg deed dat niet. Vele collega-burgemeesters hebben dat wel gedaan. Ieder kon aanvoelen dat dit Duitse initiatief een truc was om de armoede te exploiteren als propaganda voor het nazidom. Schwartzenberg gebruikt in de 4e regel van onderen de woorden: ,, Voor een goede” enz. Hij wijst als zijn vervanger gemeente-ontvanger G. Plantinga aan. Deze persoon wordt direct na de oorlog opgepakt en naar Kamp Sondel gebracht.
Uit het archief van mevr. Annigje Klijnstra-van der Goot uit Wommels
Van 2 april tot en met 8 april 1942 is Schwartzenberg buiten de gemeente. Het opvallende daarbij is dat wethouder Wybren Visser uit Oudemirdum zijn vervanger is. Per 1 september 1941 waren er geen wethouders meer.
Op 19 mei 1942 is hij één dag buiten de gemeente voor een gesprek in Hattem met de ontwerper van een bestemmingsplan.
Van 10 tot en met 20 oktober 1942 is hij met vacantie in Oldebroek.
Van 24 september 1942 tot en met 30 september 1942 verblijft hij bij zijn ouders in Den Haag.
In Nijemirdum is op 12 augustus 1942 een speciale Duitse telefoonlijn kapotgegaan. De Duitsers beschouwen dit als een sabotagedaad en stellen de gemeente verantwoordelijk. Er volgen twee strafmaatregelen: f. 10.000,00 boete en een nachtverbod. Het is de inwoners niet toegestaan om tussen ’s avonds 20.00 uur en ’s morgens 04.00 uur buiten te verblijven.
Schwartzenberg schrijft 28 oktober 1942 een brief aan de Staatsraad om de S.S.-maatregel te verbeteren en het tijdstip van 20.00 uur te veranderen in 22.00 uur.
Tussen 13 november 1942 en 6 oktober 1943 verzendt Schwartzenberg 11 keer een brief om vrijlating van veehouder Jacob Vierstra. Zes brieven verstuurt hij aan de Befehlshaber van de S.S. en S.D. in Leeuwarden en 5 brieven aan de Reichspolitzeiführer in ’s-Gravenhage. Het zijn steeds dezelfde brieven. Schwartzenberg toont hiermee aan een vasthoudende persoon te zijn door iedere maand het verzoek te herhalen. Jacob Vierstra was in de zomer van 1942 gearresteerd en daardoor bleef zijn bedrijf van 8 hectare met 8 koeien achter voor zijn vrouw en een zoon van twee jaar. Jacob Vierstra is uit gevangenschap teruggekeerd maar niet bekend is wanneer dat precies heeft plaatsgevonden.
Jouke Siemensma uit Bakhuizen is 23 december 1942 door de Duitsers opgepakt. Siemensma moet vrouw en 5 kinderen achterlaten. Schwartzenberg gaat zich op 31 december 1942 schriftelijk met deze zaak bemoeien en vraagt de Staatsraad in Leeuwarden om opheldering.
Schwartzenberg krijgt 6 januari 1943 een persoonlijk brief van Siemensma overhandigd vanuit de gevangenis. Siemensma vraagt of de burgemeester informeren wil waarvoor hij is vastgezet. Een dag later verstuurd Schwartzenberg al een brief om opheldering aan de Staatsraad met o.m. de zinsnede: ,,het wil mij voorkomen dat het geen zin heeft bij de S.S. te informeren om welke redenen Siemensma in hechtenis is genomen”.
Tenslotte schrijft Schwartzenberg een Duitstalige brief om opheldering naar ,, den herrn Befehlshaber der Sicherheidspolitzei und S.D.” in Leeuwarden.
Gemeentesecretaris Klaas van Hout moet vanwege zijn pensioengerechtigde leeftijd het ambt van gemeentesecretaris per 1 januari 1943 neerleggen na vele jaren van trouwe dienst.
Op 1 januari 1943 bevordert burgemeester Schwartzenberg de heer Hendrik van der Wal tot gemeentesecretaris van Gaasterland. Van der Wal was reeds commies in het gemeentehuis te Balk
In de periode 20 januari t.e.m. 23 januari 1943 krijgt Thoe Schwartzenberg toestemming buiten de gemeente te zijn voor verblijf in Utrecht.
Op 30 april 1943 rijden om 09.00 ’s avonds drie Duitse militairen van Kamp Sondel door Balk op weg naar de garage van de firma de Boer in de Wilhelminastraat. Een groep jongens uit Balk staat bij de Teernstrabrug en roepen rare geluiden naar de Duitsers die daarop verschrikkelijk kwaad worden. De Duitsers gaan direct naar de woning van burgemeester Schwartzenberg. Zij willen dat Schwartzenberg de straat direct ontruimt. Schwartzenberg gaat mee naar de Teernstrabrug mede omdat de Duitsers met een handmitrailleur dreigen. De jongens zijn verdwenen.
Van 1 mei tot en met 4 mei 1943 verblijft hij in Gorssel. Hij is dus niet in de gemeente tijdens de spannende tijdens rondom de mogelijke zuivelstaking in Balk. Eerst op 10 mei 1943 verstuurt hij een kort verslag aan de Staadsraad in Leeuwarden. Hij schrijft daarin ondermeer: ,,De bevolking heeft zich opmerkelijk rustig gedragen”.
Dan schrijft hij tussen de regels door kernachtig de heersende opvatting van Nederlanders tegen het Duitse regiem: ,,Wel was de bevolking reeds diep getreffen door de bekend geworden maatregel, dat alle gewezen militairen in krijgsgevangenschap werden teruggevoerd”. Tenslotte sust hij de gebeurtenissen die in Bakhuizen hebben plaatsgevonden bij de melkstaking: ,,Te Bakhuizen was enige nadeining als gevolg van de staking aan de Zuivelfabriek te Hemel8um, die zich hierin uitte, dat melkwagens gedemonteerd bleken te zijn, wielen weggemaakt etc. Het vervoer vond daar echter, zij het wel met enige vertraging plaats door gewone boerenwagens. Van geruchten, dat de Bakhuister bevolking tren opzichte van het melkvervoer een onwelwillende houding aannam, bleek, na onderzoek door de Hoofdwachtmeester alhier, geen sprak te zijn”.
Schwartzenberg’s vacantie is in 1943 van 26 juli tot en met 7 augustus in Breukelen.
Begin augustus 1943 waarschuwt Groepscommandant der Rijkspolitie W. Hoving de echtgenote van burgemeester Schwartzenberg in haar woning te Balk. Hoving vraagt haar ogenblikkelijk Siemen de Jong te waarschuwen dat deze direct moet onderduiken omdat de Duitsers hem zoeken en al in Balk zijn. De echtgenote van Schwartzenberg waarschuwt de vrouw van Piet de Boer en deze brengt Siemen de Jong het nieuws.
(Hoving durft de illegale boodschap dus kwijt in het huis van de burgemeester!!!!).
Vrijdag 20 augustus 1943 maakt Schwartzenberg een persoonlijke notitie voor de politie. Hij heeft ’s avonds om 20.30 uur een luchtballon waargenomen die in zuidwestelijke richting drijft. Het ergste is nog dat erop wordt geschoten. Schwartzenberg gaat persoonlijk direct op onderzoek uit. Dan blijkt dat de ballon bij Ruigahuizen is neergeschoten door oefenende Duitsers van Kamp Sondel.
Op 5 augustus 1943 geeft Schwartzenberg uitvoering aan het eerste bevel van de Duitse commandant van Kamp Eisbär te Sondel met betrekking tot de bekendmaking van meerdere veiligheidsvoorschriften rondom het kamp zelf.
Hij maakt bekend dat binnen een omtrek van 300 meter, gemeten vanuit de afscheiding van het terrein der stelling Sondel, geen koren meer mag worden verbouwd.
Dan volgt 3 september 1943 de tweede uitvoering aan een opdracht van de Duitse kampcommandant Sondel. Alle landerijen, gelegen binnen de grens van de stelling Sondel, mogen niet worden bebouwd dan na verkregen toestemming van de Hauptfeldwebel. Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat de grens van de stelling binnenkort aanzienlijk in Noordwestelijke richting zal worden uitgebreid.
Op 14 september 1943 schrijft burgemeester Schwartzenberg een brief aan de leiding van het Lager, barak 5, stube 4, Hamburgstrasse in het Duitse Braunschweig. Hij dringt er bij de autoriteiten op aan om Rein Mous uit Bakhuizen vrij te laten. De ouders van Rein hebben laten weten dat hij voor het werk in het kamp totaal ongeschikt is. Rein Mous wil waarschijnlijk wel naar huis maar kan de reis niet betalen.
Schwartzenberg krijgt een nette brief terug van de commandant. Hierin staat dat Rein ziek is geweest maar wel weer kan werken. Het verzoek van Schwartzenberg wordt afgewezen.
Een distributieuitreikploeg wordt 23 september 1943 in Rijs door de illegaliteit overvallen. De beide veldwachters Klaas Walda en Jacob Helder worden door de Duitsers gevangengenomen omdat zij hun plicht verzaakt zouden hebben door het pistool niet schietklaar te dragen. Na bijna vier maanden gevangenschap schrijft Schwartzenberg een brief aan de Staatsraad te Leeuwarden om te bemiddelen beide mannen ,, in vrijheid te doen stellen en wederom aan den dienst en hun gezin terug te geven”. Na ongeveer 7 maanden zijn de beide politiemannen in vrijheid gesteld.
24 september 1943 geeft Schwartzenberg voor de derde maal gehoor aan de opdracht van de Commandant van Kamp Sondel. Schwartzenberg maakt bekend dat de hekken, aanwezig binnen de stelling Sondel, niet hoger mogen zijn dan een halve meter. Als de hekken hoger zijn dan moeten deze worden veranderd en tot een halve meter worden teruggebracht. Binnen de omtrek van 70 meter van elk der beide houten torens mogen in het geheel geen hekken staan terwijl de aanwezige hekken direct moeten worden verwijderd. De bij de stelling gelegen greppels en sloten moeten direct worden opgeschoond.
Dan zet de Duitse commandant van kamp Sondel voor de 4e maal burgemeester Schwartzenberg aan het werk en ook nu weer geeft Schwartzenberg uitvoering aan het bevel. Hij laat op 29 september 1943 publiceren dat alle landerijen binnen de grens van de stelling Sondel, ook het nieuwe aangelegde deel in Noordwestelijke richting, niet mogen worden bebouwd dan na toestemming van de Hauptfeldwebel.
Bovendien mag binnen een omtrek van 300 meter gemeten vanuit de afscheiding van het terrein der stelling, geen koren worden verbouwd. Wel mogen binnen de genoemde afstand aardappelen, bieten en kool worden verbouwd.
Voor de vijfde maal in zeer korte tijd geeft Schwartzenberg gehoor aan de opdracht van de Commandant van Kamp Sondel. Hij laat op 8 oktober 1943 publiceren dat er bij het kamp Sondel niet gejaagd mag worden en dat er geen schot mag worden gelosd.
Wieger Ruiter uit Bakhuizen is in Duitsland gevangengenomen waar hij werkman is in een vliegtuigmotorenfabriek te Dessau. Daar wordt hij veroordeeld wegens vermeende sabotage. Op 5 november 1943 dient Schwartzenberg een gratieverzoek in bij de officier van Justitie in Leeuwarden. Het verzoek heeft niet geholpen want Wieger Ruiter overlijdt 6 april 1944 in het kamp Bergen Belsen (Maagdenburg). Als Schwartzenberg op 10 mei 1944 het officiële overlijdensbericht krijgt, dan verzoekt hij Ds. Bruins uit Hemelum het overlijdensbericht over te brengen naar de ouders van Wieger Ruiter.
Op 13 december 1943 ontvangt Schwartzenberg alweer een opdracht vanuit kamp Sondel. De gemeente moet zorgen dat er een bruggetje over een sloot wordt gemaakt zodat de Duitsers snel bij storingen bij de ondergrondse telefoonleidingen konden komen. Ook moeten de boeren opodracht krijgen de sloten schoon te maken. Dit keer vraagt Schwrtzenberg eerst advies aan de staatsraad. Hij vraagt of aan dit verzoek mee moet worden gewerkt of dat hiertegen bezwaar moet worden gemaakt omdat de ingezetenen een verplichting wordt opgelegd om medewerking te verlenen aan de instandhouding van zuiver militaire werken.
Op 22 december 1943 stort een Amerikaans Liberator vliegtuig neer bij Mirns. Een piloot, sergeant Harry Henry, komt na omzwervingen bij Hotel Jans in Rijs. Een personeelslid van dit hotel is hierdoor bang geworden en stelt burgemeester Thoe Schwartzenberg hiervan op de hoogte. Deze kan niet anders dan de Luftwaffe-militairen van Kamp Sondel te waarschuwen. Henry wordt door hun krijgsgevangen gemaakt. Henry heeft de oorlog overleefd en is na de oorlog naar de Verenigde Staten teruggekeerd.
Op 13 april 1944 protesteert Schwartzenberg met een handgeschreven brief bij de Staatsraad i.b.d. Commissaris der provincie Friesland waarin het zich afvraagt wat het nut is van de inschakeling van 50 Sondeler mannen bij werkzaamheden aan kamp Sondel.
Schwartzenberg heeft o.a. geconstateerd dat de mannen een grote stapel hout driemaal op een dag moesten verplaatsen en dat ’s avonds deze stapel weer naar zijn oude plaats moest worden teruggebracht. Hij schrijft verder dat de landarbeiders en anderen, die node gemist worden, worden gebruikt als Polen en Russen.
Zijn briefje eindigt met: ,, Als de stelling 7 of 8 man in dienst name, was al het werk in een week afgewerkt. Wanneer een polder te verdedigen valt of er een dorp voor overstroming moet worden behouden, dan kunnen de grote ongemakken worden aanvaard en dient ieder een offer te brengen, doch het is haast niet verantwoord om nu – tijdens de voorjaarsdrukte op het land – mensen te zenden, die het werk van een krullenjongen doen. Dient hiervoor nu de Gemeindeeinsatz vraag ik mij af.
In 1944 is Schwartzenberg slechts 14 dagen afwezig vanaf 7 augustus. Hij heeft dus de dood van Joop Schweitzer kunnen meemaken.
In oktober 1944 zegt de burgemeester alle medewerking en gelden toe aan het bestuur van Plaatselijk Belang Balk Vooruit” voor het oprichten en instandhouden van een Volksgaarkeuken.
In het boek ,,Mei de rêch tsjin de muorre” (1965) door P. Wybenga staat het verhaal van de op 6 november 1944 doodgeschoten verzetstrijder Jacobus Boomsma uit Sondel. Hierin staat dat direct na de moord een Duitse auto naar Sondel raast. Een officier stapt uit om met zijn mannen huiszoeking te doen in de woning van de familie Boomsma. Mevrouw Boomsma krijgt dan de opdracht het huis te verlaten, maar dat weigert zij. Maar met wat help, ook van burgemeester Schwartzenberg, krijgt zij het zo ver dat zij blijven mag.
Burgemeester Krijger van de gemeente Lemsterland nodigt enkele collega’s uit de Zuidwesthoek uit voor een bijeenkomst in Koudum. Doel van het gesprek is om te praten over hetgeen de O.D. kan gaan betekenen. (Ordedienst die zal optreden als ordedienst direct na de bevrijding). Hij nodigt hiervoor uit: Burgemeester Piethein Focken van Staveren, burgemeester Rinke Reitsma van Hemelumer Oldephaert en Noordwolde, Burgemeester Gerben Stallinga van Hindeloopen, politieman Kelderman van Workum (Workum had Cornelis Pieter Looijenga als NSB burgemeester) en burgemeester Thoe Schwartzenberg. Burgemeester Focken laat weten dat Thoe Schwartzenberg afwezig was omdat hij vermoedelijk verhinderd was.
Hij is dus positief dat de genoemde burgemeesters bij Thoe Schwartzenberg over dit onderwerp durven aan te schuiven. Het toont aan dat Schwartzenberg in de ogen van zijn collega’s negatief tegenover de bezetter staat. Het kan zijn dat hier de overlevingsstrategie van Schwartzenberg naar voren komt door zich ,,officieel” afwezig te houden van dit onderwerp en samenzijn. Kennelijk heeft hij de reden van zijn afwezigheid niet meegedeeld.
Op 25 januari 1945 doet de burgemeester het bestuur van Plaatselijk Belang ,, Balk Vooruit”een voorstel dat geaccepteerd wordt. Er is te weining hout als brandstof en daarom stelt Schwartzenberg voor dat ioedere Balkster een wagen voor met eikenstobben hout gaat kappen. De inhoud is dan gratis maar betrokkene moet daarna nog een wagen vol kappen die voor andere inwoners van de gemeente bestemd is. Er zal hiervoor een dagvergoeding worden gegeven. De burgemeester stelt bosbaas Hoogeveen aan als toezichthouder.
Op 10 april 1945 bespreekt Plaatselijk Belang Balk Vooruit het probleem met burgemeester Schwartzenberg omtrent het niet beschikbaar willen stellen van een sleutel door zuiveldirecteur Dijkstra van de Volksgaarkeuken. In de notulen van Plaatselijk Belang staat dat voorzitter Wieberen van der Heide en de burgemeester zich met geweld toegang tot de opslagplaats van de Volksgaarkeuken zullen verschaffen.
B Zelfstandige bestuurlijke beslissingen
In het archief van de gemeente Gaasterlân-Sleat bevindt zich een opgave van de belangrijkste genomen besluiten na de laatste raadsvergadering van 30 augustus 1941. Vanaf deze datum waren landelijk de gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders buiten spel gezet. De burgemeesters waren alleenheersers geworden en uitvoerders geworden van de Staatsraad (nieuw woord voor Commissaris van de Koningin) en van de besluiten door de Duitse overheersers. Ook de colleges van Gedeputeerde Staten en de Provinciale Staten waren aan de kant geschoven. De Commissaris (Staatsraad) was dus nu ook alleenheerser.
Het was het einde van de democratische organisatie van het bestuur. Burgemeester Thoe Schwartzenberg en Staatsraad mr. P.A.V. baron van Harinxma thoe Slooten waren nu de eenhoofdige leiding. Het zal duidelijk zijn dat de bezetter voor deze organisatiestructuur gekozen had om deze functionarissen directer te kunnen aanspreken en te gebruiken voor hun doeleinden.
In het gemeente-archief van de voormalige gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde bevindt zich een boekwerk met burgemeestersaantekeningen omtrent de genomen beslissingen in die oorlogsjaren. Daaruit blijkt dat burgemeester Reitsma steeds overleg heeft gevoerd met de wethouders en hen als adviseur heeft gebruikt. In het gemeente-archief van Gaasterland is geen bewijs te vinden dat Schwartzenberg de wethouders als adviseur gebruikte.
In onderstaande opgave van de genomen beslissingen door de éénhoofdige leiding staat wel duidelijk vermeld dat deze opgaaf allerminst aanspraak maakt op volledigheid. De opgave is niet-gedateerd en niet-ondertekend. Er is niet vermeld wat de aanleiding is geweest om deze lijst te maken. Waarschijnlijk is de lijst kort na de bevrijding opgemaakt omdat men met potlood nog aanvullingen heeft gemaakt zoals: ,,Kortgeleden 2 klokken teruggebracht”.
Besluit tot wijziging grenzen bebouwde kom dorp Balk; (Wijz. Alg. Politieveror- dening 11 oktober 1943).
- Verordening vastgesteld tot heffing van een aanplakrecht in de gemeente (besluit 13 augustus 1943).
- Ingaand 1 maart 1943 is de gemeenteveldwacht opgeheven en Rijkspolitie geworden.
- Het uitbreidingsplan der gemeente is goedgekeurd door den C.d.p. (Commissaris der provincie)
- Ingesteld werd een grondbedrijf. Verordening vastgesteld.
- Vastgesteld werden de Algemeene voorwaarden, waaronder de overdracht van bouwterrein door de gemeente kan plaatshebben.
- Het ontwerp van een wegenlegger werd vastgesteld en ter goedkeuring ingezonden.
- Het vaarwater ,,De Luts” werd gebaggerd.
- Enkele landarbeiders hebben belangrijke bedragen van de hun verleende voorschotten afgelost.
10.Ingaand 1 Januari 1943 is het Burgerlijk Armbestuur dezer gemeente omgezet in een dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
11.Het z.g. Sportterrein, waarop was gevestigd het kamp voor jeugdige werkloozen, kwam weder ter beschikking van de gemeente. Al de gebouwen zijn afgebroken, met uitzondering van een van hout opgetrokken woning. Deze woning door de gemeente van het Rijk aangekocht voor de som van f. 1500,000. Het overblijvend gedeelte van dit terrein werd als bouwland verhuurd aan A. Tiemersma te Oudemirdum. Dit sportterrein kan misschien mettertijd misschien worden bestemd voor inrichting van een kampeercentrum.
12.Ingaand 1 Juli 1944 grens gewijzigd tussen de gemeenten Gaasterland en Lemsterland.
13.Het door den Burgemeester bewoonde huis door de gemeente aangekocht voor uitbreiding van het gemeentehuis.
14.De voormalige o.l.school te Oudemirdum is thans ingericht tot woning.
15.Verschillende gedeelten van de Beukenlaan onder Oudemirdum door de gemeente aangekocht, zodat thans deze laan geheel in eigendom van de gemeente is.
PERSONEELSWISSELING
- Aan den gemeente-secretaris, de heer K. van Hout, werd op verzoek ingaand 1 Januari 1943 eervol ontslag verleend. In diens plaats werd benoemd: H. van der Wal, commies ter secretarie. Het andere secretariepersoneel werd eveneens in rang bevorderd.
- Overleden: Joop Schweitzer.
- Ontslag verleend aan Douwe Feenstra, wegwerker te Wijckel ingaande 1 Januari 1945, zulks op eigen verzoek wegens het bereiken van de 65 jarige leeftijd.
Met potlood is toegevoegd: W. Haantjes en J .A. Kramers)
ENKELE BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN:
- Door de bezettende macht werd de gemeente een boete opgelegd van f. 10.000,00 (€ 4500). Een telefoondraad werd kapot aangetroffen te Nijemirdum en dit werd aangemerkt als een daad van sabotage.
- Een Engelsche bommenwerper kwam terecht op het kerkhof te Mirns en richtte groote vernielingen aan.
- Een aantal Engelsche vliegeniers werd ter aarde besteld op de algemeene begraafplaats onder Nijemirdum en op de R.K. begraafplaats te Bakhuizen.
- 825 evacuée’s moesten worden ondergebracht.
- Ten behoeve van de stelling Sondel zijn van particulieren belangrijke stukken bouw- en weiland gevorderd, waarop verdedigingswerken werden aangebracht. Drie woningen moesten worden ontruimd die even later afgebroken zijn.
- De klokken uit al de torens der gemeente werden verwijderd en weggevoerd.
- In september en oktober 1944 worden er V2 afstandraketten afgeschoten vanuit het Rijsterbos. Er zijn meer dan 300 Duitse militairen bij betrokken.
- De overval op de distributieuitreikploeg in 1943.
- Het oproepen van jongemannen voor verplichte werkzaamheden in Duitsland.
- Leidinggeven aan het gehele distributiesysteem.
- De omgang met de Duitsers en die van kamp Sondel in het algemeen.