Het jaar 1945 (4)

DINSDAG 17 APRIL 1945 

Dit wordt een feestdag voor Gaasterland en directe omgeving want vandaag is de lang verwachte bevrijding. Maar eerst moeten de laatste Duitsers weg.

  • Om 12.00 uur komen honderden Canadese militairen Lemmer binnen. Zij hebben eerst een noodbrug moeten maken over de Follegaastervaart.
  • In het boek van L. Post – Beuckens “Land en Mens van Klif en Gaast” vertelt de echtgenote van Okke Platje haar belevenissen van deze dag. Zij woonden in een boerderij in Tacozijl. Haar verhaal is een vervolg op het gepubliceerde van 16 april 1945.

“Deze morgen legden de Duitsers mijnen achter de dijk alsof ze iets verwachtten. Maar er gebeurde niets. Een kennis van onze evacué’s, ook een Limburger, die in de polder was ondergedoken, kwam bij ons voor een praatje, wat hij vaker deed, maar nu kon hij om de soldaten niet terug.

Toen de volgende morgen de koppen opnieuw werden geteld, was er één te veel. Dat maakte hen wantrouwend, ze lieten het woord terroristen vallen. De overste vond dat het onderzocht moest worden. Mijn baas, de sluiswachter, werd met het geweer in de rug de kamer uitgebonjourd en ik moest binnen blijven. Eén soldaat snuffelde op de zolder rond, een andere bleef bij mij op kamer, of liever ik bij hem, want ik had al lang begrepen dat dit volk niet te vertrouwen was en hier was wel iets van waarde om binnen te pikken. Ze dreigden het huis in brand te steken als ze schiettuig of munitie zouden vinden. Daar was ik wel gerust op, hoogstens zouden ze jachtpatronen kunnen vinden want de baas was zijn geweer al lang kwijt. Evenwel werd alles maar mooi overhoop gehaald, tot aan het kleinste doosje keerden ze om. Toen het zoeken niets had opgeleverd moesten wij eten voor hen koken. Ergens bij een boer hadden ze een varken gehaald, zeg maar gestolen. Het dier werd bij ons in het hok in een oogwenk gekeeld, het bloed spatte alle kanten op en daarna moesten wij de stukken spek koken. Het was één grote vuile boel, overal bloed en het vet dreef over de vloer.

                    (Algemene toelichting: Het varken dat men voor ogen had om te slachten, werd vaak apart van andere dieren gehouden en speciaal gemest. Uiteraard kreeg het dier het gebruikelijke voer van allerlei
afval, gekookte aardappelen, en rogge-, haver- en/of gerstemeel aangemaakt met water of wei als men daarover kon beschikken, Als het enigszins mogelijk was, werd het dier de laatste vijf, zes weken
extra verwend met koemelk. Dat leverde mooier, blanker en vetter spek op en vooral tot en met de oorlogsjaren was dat zeer gewenst.).

Ze hadden ook met handgranaten zo’n veertig pond vis voor de sluis gevangen die wij moesten schoonmaken en bakken. Ook een aantal konijnen, die ze hazen noemden, moest gebraden worden. Het werd ‘s middags twee uur voordat ze zelf wat eten kregen. Onderwijl waren de soldaten bezig de brug de lucht in te krijgen maar dat ging niet zo vlot want de brug was één blok beton. Tot zesmaal toe lieten ze een bakje dynamiet springen en riepen dan weer luid: ‘Dekken’. Tenslotte hadden ze een diepe scheur in het beton gekregen, maar er konden nog wel auto’s over de brug. Zo vonden ze het voorlopig wel goed. Zou het vluchten worden dan konden ze het genadeschot nog wel geven. Bij het rondneuzen hadden ze bij ons onder een afdak planken, palen en kruiwagens gevonden die ze allemaal in het water keilden en lieten wegdrijven. Het zwaardere hout wilde ze verbranden maar dat kon de baas gelukkig voorkomen maar dan moest het wel in stukken van een meter lengte worden gezaagd. Die konden namelijk niet voor de nieuwe brug worden gebruikt. Een paar oude mannen uit Tacozijl namen dat karwei op zich.

Toen kwam er een militair bij mij om de sleutel van het schuurtje aan de overkant van het water. Ik antwoordde dat de sleutel in Sloten was, vissers uit Sloten gebruikten het schuurtje om hun fuiken in te bergen. ‘Ik krijg het wel op een andere manier open’, zei de soldaat en hij vroeg z’n kameraad om een handgranaat. Hij kreeg er een maar zijn aandacht werd afgeleid en hij gooide hem spelenderwijs in het water van de kolk met als gevolg dat er weer vis boven kwam. Dat vonden de beide heren belangrijker dan het schuurtje. Daar was ik heel blij om want de baas en de visser hadden er hun radiotoestellen verstopt. In de namiddag werd duidelijk dat de Duitsers zich niet meer lekker voelden. Onze bevrijders waren in aantocht, in Scharsterbrug werd al gevochten en even later werd Lemmer onder vuur genomen. De Duitsers liepen als verdwaasd rond, dan weer met en dan weer zonder fiets, als kippen die hun ei niet kwijt kunnen. Ze hadden opdracht gekregen te wachten op hun collega’s uit Stavoren, die de brug van Galamadammen moesten opblazen en op een groep die het kamp in Sondel moest opbreken.

Wij hadden ondertussen het nodige op de wagens geladen want we hadden een seintje gekregen dat we weg moesten. Volgens geruchten zouden de daken van onze huizen vliegen als ze de Zijlbrug lieten springen. Als het er op aankwam was ‘De Zijl” één groot gezin met elkaar en samen wachtten wij dan ook op de weg bij onze spullen tot twintig voor twaalf toen de laatste Duitsers zich bij de troep hadden gevoegd en wij werden vermaand om te vertrekken. Gelukkig was het zacht weer en na een minuut of tien lopen wachtten wij bij een buurman-boer af wat er zou gebeuren. Wij  voelden ons weer vrije mensen nu de Duitsers niet meer ons om heen struinden. Plotseling een harde klap en de brug vloog de lucht in. Pas na enkele ogenblikken durfden wij te kijken: de weg lag bezaaid met stukken beton en de brug zelf lag weggezakt in de Zijl. Hoe erg het ook was, we dachten: ‘Goddank”, de ‘Poepen’ zijn weg!!!! Bij nader inzien stond al het andere rond de brug nog overeind en ons huis ook. De ‘klap’ was er meer over heen gegaan, denkelijk omdat het huis wat lager lag. Slechts een stuk ijzer was tegen het luik van een venster geslagen en in de kamer doorgedrongen. Daar had het lelijk werk gemaakt maar we hadden veel erger verwacht. Ook bij de buren viel het mee. Wij moesten eerst wat toen ons zelf komen, want al met al had het op onze zenuwen gewerkt. Tot zover mijn verhaal”.

  • De Canadese troepen komen om 11.15 uur via twee routes Gaasterland binnen . Een groep komt via Laaxum Gaasterland binnen rijden waardoor Mirns en Bakhuizen als eersten worden bevrijd.
    Een andere groep komt via Bolsward via Koudum en Rijs naar Balk. Friesland wordt bevrijd door de 3e Canadese Infanteriedivisie. Deze divisie is de eerste Canadese eenheid die op 6 juni 1944 (D-day) in Juno Beach een voet aan land zette. Nu zij in Friesland zijn, hebben ze al een heel traject afgelegd door Frankrijk en België. Het divisieverkenningsregiment dat naar Gaasterland komt, is het 7th Canadian Reconnaissance Regiment 17 Duke of Yorks RCN en te herkennen aan het cijfer 41.  Omstreeks 10.00 uur komen de Canadese bevrijders met hun tanks en voertuigen in grote getale Koudum binnen. De driekleur werd op de toren gehesen. Zij kregen bij hun intocht een bloemenhulde te verwerken. Als dank daarvoor strooiden zij met “lawines” sigaretten.  Redevoeringen werden er niet gehouden; wel gaf een gezelschap muzikanten van de Chr. Muziekvereniging “Looft Den Heer” om omstreeks 14.00 uur een aantal Vaderlandse liederen ten gehore. Als eerste speelden zij het aloude Wilhelmus. De jeugd – en vooral de meisjes – liet zich niet onbetuigd en vermaakten zich terdege met de Canadese bezetting.  Tijdens een moment dat zij hun wagens ‘s middags even onbeheerd lieten staan, werden er uit een voertuig 3 kistjes sigaren en (of sigaretten) vermist. Gelukkig zijn ze later terug bezorgd, omdat de dader, een Amsterdamse hongerevacuee, zich ontdekt waande.

    In overleg met de Canadese kapitein, de burgemeester en plv. LO Ewinus Setenis Steenhuisen wordt de veiligste route uitgezocht naar Gaasterland. Besloten wordt omdat via Stavoren te doen en de sabotageploeg zal de wacht houden bij de Galamadammenbrug. Op de Rijsterdriesprong komen de beide groepen bij elkaar. De Boerenschool van de Landstand in het gebouw Mooi Gaasterland bij de Rijsterdriesprong levert geen gevaar meer op want de Landstand heeft dit gebouw al verlaten. Het wel en wee van deze school is hier te lezen.

    Op de Rijsterdriesprong splitste de groep zich in twee gedeelten. De colonne die onderweg is vanuit Koudum, gaat hier linksaf in de richting van Balk. De groep die vanaf Mirns was gekomen ging op de Rijster driesprong rechtdoor richting Oudemirdum, Nijemirdum, Sondel naar Sloten. Deze groep had eerst Bakhuizen bevrijd om 13.30 uur.

Rechts op de foto Jan Keulen Sr en Johannes P Bult (foto Leo P. Bult)

Op de rupsbanden zitten Leo Bult (l) en Johannes Bult (r) (foto Leo P Bult)

De verzetsploeg Bakhuizen bij Hotel Jans in Rijs. Van links naar rechts: Johannes Weersma; Harmen Keuning; Tsjerk de Blauw; Geert van Dijk en Jan Konst

1 Johannes Weersma; 2 Atte van der Werf; 3 NN; 4. Tjerk de Blaauw; 5. Harmen Keuning 6. Geert van Dijk; 7. Rinke Mous; 8. Lieuwe Bult; 9. Jan Konst en 10. NN, (foto Leo Bult)

  • De NBS verzetsploeg uit Bakhuizen  begeleiden de Canadezen naar Oudemirdum, Nijemirdum, Sondel. Daar worden ze hartelijk ontvangen. Tot ieders verrassing melden zich twee ondergedoken Canadese piloten bij de tanks van de Canadezen. Zij zaten vanaf december 1944 ondergedoken bij Mevr. Aaltje de Jong in Oudemirdum, Jan Schotanuswei 88 en dat was een kleine villa met grote glazen erker.* Beide mannen worden meegenomen en zullen via deze tanks hun vaderland veilig bereiken. Het waren staff-sergeant en right waist gunner William E. (Bill) Mineer, 3565 Columbia Parkway Concinnati in Ohio en technical-sergeant en radio-operator Stanley F. Stanczkiewitz, 300 M Kenny Road in Synacuze, New York. Beiden hoorden bij de tienkoppige bemanning van de op 8 maart 1944 in Warten neergekomen Amerikaanse Liberator B-24 “Yankee-Rebel Harmony”. Het was een noodlanding geweest na een geslaagde aanval boven Berlijn op een fabriek van kogellagers en een rangeerterrein van de spoorwegen. Bij de noodlanding was alleen de piloot omgekomen. De bemanning had de tweede piloot zwaargewond moeten achterlaten. Hij werd later door de Duitsers naar een hospitaal gebracht waar zijn beide benen moesten worden geamputeerd. De andere bemanningsleden zijn door de Friese ondergrondse over heel Friesland verspreid in meerdere onderduikadressen. Twee piloten, Mineer en Stanley Stanczkiewicz zaten eerst ondergedoken in een woonboot in de naaste omgeving van Drachten, Van daaruit is Stanczkiewicz bij de familie Wind in Oudega ondergebracht en later bij een tweetal veehouders in It Heidenskip waar Mineer ook bleek te zijn. Eén van die veehouders was de familie Brandsma. Eerst verbleven ze op de boerderij aan de Ursulaweg. Na twee maanden verhuisden zij naar de Kooidyk bij de Hofmar. Zij zijn ook nog even ondergedoken geweest in de boerderij van Galama in Koudum aan de vaart naar Molkwerum. De LO van Koudum verstrekte hun daar kleding, tabak en hielden een bemoedigend praatje met de mannen. Van daaruit is Stanczkiewicz bij de familie Wind in Oudega ondergebracht en later bij een tweetal veehouders in It Heidenskip waar Mineer ook bleek te zijn. Eén van de veehouders was de familie Brandsma. Eerst verbleven ze op de boerderij aan de Ursulaweg. Na twee maanden verhuisden zij naar de Kooidyk bij de Hofmar. Zij zijn ook nog even ondergedoken geweest in de boerderij van Galama in Koudum aan de vaart naar Molkwerum. De LO van Koudum verstrekte hun daar kleding en tabak en hielden een bemoedigend praatje met de mannen. Van daaruit ging Stanley weer naar het onderduikadres bij de familie Jan Wind op de Krimboerderij in Oudega. Dochter Tjitske Mulder-Wind vertelde bij een interview voor Omrop Fryslân: “Toen Stanley bij ons kwam, moest hij op de fiets van Koudum naar Oudega. Maar fietsen kon hij niet. Hij heeft het moeten leren.” Voor hun hulp aan Stanley werd de familie Wind na de oorlog onderscheiden door president Eisenhower. Tenslotte werd Mej. Aaltje de Jong in Oudemirdum het laatste onderduikadres in Nederland. Hier kreeg hij een vals persoonsbewijs met de naam David van der Berg. Stanczkiewicz heeft nooit meer iets van zich laten horen maar de Stichting Missing Airmen Foundation Friesland heeft toch nog met hem contact gekregen in 2011. Hij had inmiddels zijn achternaam laten wijzigen in de familienaam Stanley. In september 2014 heeft hij zijn 85ste verjaardag gevierd in de stad Fayetteville. Stanczkiewicz is in 2015 in een documentaire te zien van Omrop Fryslân. Na de  oorlog was er nog incidenteel contact tussen (William) Bill Mineer met de familie Freerk de Jong. Toen William Mineer terug was in zijn vaderland gaf hij zijn eerstgeboren dochter de voornaam Maaike als eerbetoon aan een dappere en zorgzame boerin uit Friesland. Deze Maaike zal haar hele leven aan haar kinderen en kleinkinderen de herinnering levend houden aan de onderduikerstijd van haar vader en de Friezen die allemaal op eigen wijze hun bijdrage hebben geleverd aan de strijd van tegen de onderdrukking.
    *Aaltje de Jong was eerst operatieverpleegster en daarna vele jaren directrice van datzelfde Diaconessenziekenhuis in Leeuwarden. Eerst had zij een Joods meisje onderdak gegeven. Het meisje had moeite met haar onderduiksituatie. Zij werd daarom door de opgetrommelde Benjamin Steegenga uit Balk opgehaald en naar een meer afgelegen onderduikadres gebracht. Vanaf november 1944 was Lena Vroomen onderduikster bij haar geworden. Lena was zwanger en kon een hulp bij de bevalling nu goed gebruiken. De baby werd ook bij Mevrouw de Jong geboren. Moeder en kind zijn daar samen gebleven tot aan de bevrijding. Lena had het onderduikadres doorgekregen van haar schoonvader die vrouwenarts in Leeuwarden was en een destijdse collega van Mevrouw de Jong. Lena's man was ondergedoken bij Sj. Faber in Wijckel.Na dit mooie oponthoud rijden de Canadezen verder naar Nijemirdum. Ook hier worden ze feestelijk verwelkomd met vele vlaggen aan de woningen. Op de voorste Canadese tanks zaten tot ieders verrassing schoolmeester Jacobus Tjisse Zijlstra (1910-1985) en Harmen ten Brink uit Nijemirdum met de speciale band om de arm als lid van de N.B.S. Meester Zijlstra (zie foto) was in oorlogstijd regelmatig “ziek” geweest maar nu blijkt dat hij dan op pad is als lid van de ondergrondse. In Nijemirdum wordt door de NBS iemand opgepakt die bij binnenkomst van Duitsers had staan applaudisseren en datzelfde ook deed bij de Canadezen. Een klein groepje Canadezen bleef nog een nacht in Nijemirdum over bij de toren in het centrum. Zij hadden geruchten vernomen dat er nog een groepje Duitsers in de buurt was van de IJsselmeerkust in Oudemirdum. Maar zij zijn zonder vechtactiviteit de volgende morgen verder getrokken. Een klein groepje Canadezen bleef nog een nacht in Nijemirdum over bij de toren in het centrum. Zij hadden geruchten vernomen dat er nog een groepje Duitsers in de buurt was van de IJsselmeerkust in Oudemirdum. Maar zij zijn zonder vechtactiviteit de volgende morgen verder getrokken. Een grotere groep Canadezen had zich in de schoollokalen gevestigd en hun rijdend materiaal op het schoolplein gestald. Er waren soldaten bij die aan hun vinger een een ring met een doodskop droegen. Dat betekende dat ze in Canada een gevangenisstraf hadden gekregen en vrij gesproken werden bij het overleven van de oorlog.  Verder zaten ze in de studeerkamer thuis van schoolhoofd Ringnalda, in zijn tuin en in zijn hok waarin de legerkoks aan het werk gingen.
  • Nadat de bevrijders uit Nijemirdum  vertrokken waren, volgde er een “waar volksgericht”, schrijft Bennie Eppinga. “Ik zie het nog voor me dat het haar van sommige meisjes, die met Duitse soldaten waren omgegaan, werd afgeschoren! Helemaal kaal. Iedereen stond erbij te kijken en de meisjes werden uitgejoeld door de omstanders..... De NSB’ers onder de bevolking werden opgepakt en niet zachtaardig behandeld door leden van de knokploeg, de mannen van het verzet. Dit gebeurde nog voordat ze officieel gestraft werden. De woede van jarenlange onderdrukking kwam naar buiten!

Gegevens van Jacobus Tjisse Zijlstra

  • Jacobus Tjisse Zijlstra werd geboren op 15-08-1910 te Westergeest en overleed op 23-08-1985 te Heerenveen. Hij trouwde met Roelofke Trijntje de Haan, geboren op 04-05-1915 en overleden op 23-05-1995. Hij is begraven op het gemeentelijk kerkhof te Nijemirdum. Hij was van 1 maart 1933 tot 1949 onderwijzer aan de Chr. Lagere school te Nijemirdum. Zijlstra was dienstplichtig soldaat in 1930 en in de mobilisatieperiode in 1940 weer in dienst. Voor zijn activiteiten in mei 1940 kreeg hij het oorlogsherinneringskruis met de gesp toegekend op 31 mei 1950.
  • Na Nijemirdum naderen de Canadezen voorzichtig Sondel met hun rupsvoertuigen omdat men wist van de aanwezigheid van het Duitse Peil- en Radarstation. In het Duitse kamp Eisbär is geen enkele Duitse militair meer te vinden. Wel wordt in het kamp een enorme ravage aangetroffen. Niet alleen hebben de Duitsers alles vernield, maar hun vertrek is zo haastig geweest dat er hier en daar nog eten op tafel staat. Er zijn ook persoonlijke bezittingen achtergebleven zoals koffers en kleding. De nachtverblijven in de bunkers bestaan uit gemeenschappelijke slaapkamers voor de militairen en de Duitse “Blitzmädels (telefonistes). Dat bleek uit het feit op meerdere kribben de namen en rangen geschreven waren.

Het lijkt voor de ‘Blitzmädels” aangenaam verpozen in het kamp “Eisbär”. Zo te zien is de naam de naam Eisbär hier niet van toepassing. (Foto www.riedo.nl)

De foto hierna toont de aankomst in kamp Sondel met begeleiding van de NBS-leden uit Bakhuizen. Rechtsonder ligt de kapotte mast van de radarzenders.

1.NN; 2. NN; 3. NN; 4. Jan Johannes Konst; 5. Johannes Weersma; 6. NN; 7. Gerrit Mulder uit Sondel, later verhuisd naar Tjerkwert. 8. NN; 9. Tjerk de Blaauw; 10. NN; 11. Canadees;12. NN. (Foto www.riedo.nl)

1. NN; 2. NN; 3. NN; 4. NN; 5 NN en 6. Jan Konst.(Foto www.riedo.nl)

Zo trof men het kamp aan. (foto www.riedo.nl)

  • De Canadezen gaan heel voorzichtig te werk omdat er truukbommen ontdekt zijn. Zij kunnen overal in het kamp zitten. De praktijk heeft geleerd dat de Duitsers deze “booby-traps” in deuren, in kranen, pompen, schakelaars en zelfs in meubels zetten. Nog erger is het dat ze er dode lichamen voor gebruikten. De Gewestelijk NBS-commandant had op 23 januari 1945 al aan alle NBS-commandanten geschreven dat: “tijdens, of na de bevrijding kunnen voor het onschadelijk maken van mijnenvelden en truukbommen, gevangen genomen Nederlanders (o.a. NSB’ers) hiervoor worden gebruikt,  eventueel werkende op aanwijzing van krijgsgevangenen”.
  • Dat de Duitsers overhaast zijn vertrokken, is voor sommige mensen aanleiding om ‘s morgens al allerlei spullen uit kamp Sondel weg te halen. Kleding, voedsel en radio's maar ook harmonica's werden geroofd. Politiechef Hoving werd er naar toe gezonden om te voorkomen dat er echt geplunderd zal worden. Bovendien is het er gevaarlijk omdat men niet weet of de Duitsers nog bommen hebben achtergelaten. Benjamin Steegenga uit Balk stuurt namens de NBS-districtscommandant een bericht aan alle NBS-commandanten dat alle oorlogsbuit beschreven, opgeborgen en bewaakt moet worden. In het bijzonder wordt aandacht gevraagd voor meubels, instrumenten enzovoort in gevorderde openbare gebouwen en particuliere woningen. Alles moet direct worden verzegeld.
  • Hoving treft in Kamp Sondel een door de Duitsers gevorderde en met Duitse legerkleuren beschilderde,  grote Engelse personenauto aan. Later blijkt Jurjen Pen uit Lemmer de eigenaar te zijn. De Gaasterlandse politie kan de auto goed gebruiken en daarom neemt Hoving de auto in beslag en meldt dit bij de NBS-commandant. In de auto ligt een kist met handgranaten en die geeft hij aan Benjamin Steegenga in Balk, de commandopost van de NBS. De auto krijgt van Steegenga NBS nummerborden. Als hij samen met zijn collega Scholten ‘s middags een proefrit maakt en tegelijk de situatie in Gaasterland bekijkt, ontstaat op de Wyldemerkwei onder Kippenburg nog een angstig moment.  Plotseling stopt de motor vanwege de slechte kwaliteit van de benzine. Op dat moment zien Hoving en Scholten de eerste Canadese tanks aankomen vanuit de richting Rijs. De in Duitse legerkleuren beschilderde is voor de commandant van de voorste Canadese tank aanleiding om direct weg te duiken in zijn schietkoepel. Hij richt zijn kanon op de auto met Hoving en Scholten. Beide mannen vluchten de auto uit en door het struikgewas de bossen in.  De Engelssprekende kampleider J.J. Schell kende de auto en hij maakte een einde aan de verwarring. Hoving en Scholten worden door de tanks meegenomen naar Balk met de auto op sleeptouw naar de garage van busbedrijf de Zuidwesthoek. De reparatie moet snel gebeuren want Hoving wil de auto gebruiken om mensen op te halen die naar Kamp Sondel gebracht moeten worden. Twee maanden later heeft de NBS Gaasterland de auto overgedragen aan het Militair Gezag in Sneek.
  • Na in het kamp alle bommen onschadelijk te hebben gemaakt, trekken de Canadezen verder door Sondel via Wijckel naar Sloten. Het schoolplein in Wijckel werd door de militairen in gebruik genomen met sheltertenten. Het is ongeveer vijf uur ‘s middags als de eerste Canadese gevechtsvoertuigen de stad Sloten binnenrijden. Zij arriveren daar met carriërs en motorrijtuigen. Alles staat onder commando van kolonel K. Landers. De Canadezen worden door de inwoners van Wijckel en Sloten hartelijk toegejuicht. De militairen trakteerden op chocolade en ander snoepgoed. Voor de ouderen werden er sigaretten uitgedeeld. Er heerste in Sloten grote dankbaarheid vanwege de verkregen vrijheid omdat er tijdens de bezetting geen inwoners blijvend gewond waren geraakt door de Duitsers of waren doodgeschoten. De stad Sloten ziet er gehavend uit omdat er tijdens de gehele oorlogstijd helemaal niets aan stadsonderhoud is gedaan. Sommige straten zijn erg beschadigd vanwege het zware vervoer dat heeft plaatsgevonden tijdens het transport van V2 raketten door het stadje naar de lanceerplaats in het Rijsterbos. In Sloten staan vandaag nog grote gedeelten landerijen onder water. De waterbemaling lukt niet omdat er geen elektriciteit beschikbaar is.
  • Uiteraard eiste het rechtsgevoel dat de “verkeerden” in de oorlogsperiode gestraft moesten worden. In de provincie Friesland werden 11 interneringskampen ingericht. Twee daarvan lagen in Leeuwarden (Ericadorp en het vliegveld), de anderen in Heerenveen (Crackstate), Harlingen (Barka), Wolvega (Wierda), Nes (Ameland), Hemrik (Sparjebird) en Sondel. Twee andere kampen in Leeuwarden (Arendstuin en Huis van Bewaring) en in Sneek (Gevangenis) zijn alleen in de periode van het Militair Gezag in gebruik geweest. Al vrij snel nadat de Canadezen uit kamp Sondel waren vertrokken, sloot de NBS de collaborateurs en leden van de NSB uit Gaasterland op in dit kamp. Verder waren daar ook de zuivelfabrieksdirecteur Dijkstra uit Balk met zijn beide dochters die openlijk relaties hadden onderhouden met Duitse militairen van kamp Sondel. De dochters werden eerst in Balk kaalgeschoren en met zwartgemaakte hoofden bovenop een kar door Balk gereden waarbij ze door iedereen werden uitgejouwd. Ook twee gezusters Stoffelsma uit Balk werden als moffenmeiden naar het kamp in Sondel overgebracht. Er zijn verhalen dat zij de weg tussen de kledingzaak van Steegenga in Balk en het oude raadhuis in Balk hebben moeten schrobben. Op uitdrukkelijk verzoek van de kampcommandant werden zij niet kaal geschoren. De bewaking was zeer streng. Elektricien Jan van der Heide uit Balk moest als bewaker bijvoorbeeld met het geweer in de aanslag deze dames naar het toilet begeleiden als zij naar de w.c. achter in het kamp moesten. Piet de Jong werd direct aangesteld als ordonnans tussen de NSB’ers en hun familie. Hij moest de Gaasterlandse NSB-families de oproep brengen dat zij zich in Kamp Sondel moesten melden. In die oproep stond dat ze bestek moesten meenemen, handdoeken enzovoort. Er waren mensen bij die huilden als De Jong aan de deur kwam en er waren ook mensen die hem uitscholden. De Jong bedankte na een week voor deze functie. Later kwamen de gevangenen uit de gehele provincie.
  • Van deze andere gevangenen is een verhaal bekend geworden dankzij het TV-programma “Andere Tijden” waarvan een gedeelte is bijgewerkt op www.npogeschiedenis.nl.Het is het verhaal over een echtgenote van een NSB’er. Jelle Brouwers en zijn echtgenote Gre zijn bij de bevrijding opgepakt als NSB’ers in Leeuwarden. Gre wordt direct weer vrijgelaten maar haar man wordt veroordeeld. In het verhaal wordt een kort moment stilgestaan bij zijn internering in het Kamp Sondel. In de briefwisseling tussen Jelle en zijn vrouw Gre wordt duidelijk wat Jelle in Sondel moest doen en dat de voedselverstrekking nog niet zo slecht geregeld was.
      • Een keer is Gre met twee kinderen naar Sondel gereisd. Daar zit Jelle het langst. Het is een soort bunkerpark, waar de Duitsers in de oorlog een luisterpost hadden gevestigd, die radioverkeer moest opvangen. De bunkers zijn zo degelijk dat ze na de oorlog nooit gesloopt zijn, het is decennia een vakantiepark geweest waar school- en voetbalkampen werden gehouden, in de tijd dat die nog met een vochtige bunker toe konden. Als Gre in 2001 terugkeert naar Sondel is ze geschokt door de omstandigheden waarin haar man destijds moet hebben geleefd. Hij moest daar stenen bikken, weet ze uit zijn brieven van destijds. Het eten was er niet eens zo slecht. In een brief van 13 januari 1946 staat: "'s Morgens en 's avonds vier sneden wittebrood met theesurrogaat. 's Zondagsavonds jam op het brood. Elke middag rats, vrijwel vetloos. Hiervan kun je echter zoveel krijgen als je wilt. De kost is dus erg eentonig, doch hongerlijden hoeven we niet. Voor een paar nachten droomde ik dat jij met de auto voor de poort stond om mij op te halen. Je had Rietje en Anneke bij je. Ja, dromen zijn bedrog, hè."
  • Een journalist van de Leeuwarder Koerier werd op een bepaald moment rondgeleid over het kamp in Sondel om over de heersende toestand te schrijven. Hij constateerde dat Sondel zeker geen vakantieoord was maar: “gelukkig geeft het ook geen reden tot de bittere gevoelens, die dit woord bij elk beschaafd mens opwekt. Hier wordt gepoogd om gestrengheid aan rechtvaardigheid en menselijkheid te paren. Ons bezoek heeft ons ervan overtuigd, dat hier zeer praktisch en nuttig gewerkt wordt en dat geen Duitse methoden nagevolgd worden en dat de leiding in goede handen is”. 
  • Eén keer is er een klacht ingediend tegen twee bewakers omdat zij met hun dienstwapens gejaagd zouden hebben op waterwild in de Grote Brekken. De klacht bleek volkomen ongegrond. Het bleek om twee marechaussees uit Sloten te gaan die in hun vrije tijd een jager met jachtakte hadden vergezeld.

     •   In de Leeuwarder Courant van 7 januari 2023 is bij het verhaal over het verraad van Gerben Bootsma uit Lemmer nog een alinea te lezen met een verklaring van een inwoner van Zaltbommel: “In Kamp
Sondel werd eens een man zwaar mishandeld door een opperwachtmeester uit Oppenhuizen. Ook toen het slachtoffer gevallen was, bleef de opperwachtmeester doorgaan”.

  • De groep Canadezen die bij de driesprong in Rijs linksaf gaat, zal ook meehelpen bij de controle van de leegstaande Landstand Boerenschool in Rijs in huize Mooi Gaasterland.

De Canadezen lieten in Balk deze gehavende Chevrolet Cbol kraanwagen uit 1943 achter. Tijdens de bevrijdingsopmars in 1944 en 1945 had de wagen dienst gedaan in het leger. Maar nu was hij overcompleet. Het was een omgebouwde FORD CMP-2 drietonner. CMP staat voor “Canadian Military Pattern Truck”. De wagen werd “Eleanor -Bill” genoemd. Het vermoeden was dat een Canadese militair de naam van zijn vrouw of verloofde in het stuur had gekrast en dat door zijn eigen naam heeft laten volgen. Deze naam stond in hoofdletters gegraveerd in het stuur. Garage Van der Heide knapte de Dumptruuk op; verwijderde de stalen laadbak en bouwde volgens eigen recept het voertuig om tot wat de Canadezen destijds een “breakdown” noemden. De kraanwagen heeft nog vele jaren dienst gedaan. In 1985 werd geschreven dat de wagen het nog steeds heel goed deed. Tekenen van verval waren er niet De wagen werd altijd bemand door Gerrit Otter. Van der Heide had ook nog een iets lichtere uitvoering.

De eerste Canadese Brencarriërs zijn om 15.40 uur bij het gemeentehuis in Balk. De Balkster fotograaf Mandemaker maakt 36 foto’s van deze historische aankomst in Balk. Hieruit heeft expert Wim Stienstra, destijds uit Balk, kunnen opmaken dat dit het 7e Herkenningsregiment betreft mede op grond van het nummer 41 aan de linkerzijde op een brencarrier. Het verkenningsregiment had meerdere vervoersmogelijkheden. Op de foto’s zijn Universal Carriers (Brencarriers) te zien, de halftrack en de pantserwagens.

Er is ook een foto genomen van soldaten die hun potje aan het koken zijn.  Aan hun schoudertitels is te zien dat zij leden zijn van het 7e Herkenningsregiment zijn. Onder de schoudertitels zit het embleem van de Canadese divisie. Op de foto’s dragen de mannen de zwarte baretten en dus zijn het cavaleristen of huzaren. De Canadese aanduiding voor soldaat bij een dergelijke eenheid was “Trooper”.

 

  • Bij de NBS-districtscommandant Siemen de Jong wordt halt gehouden voor zijn woning aan de Van Swinderenstraat. Veel Balksters zingen hier gezamenlijk – ondanks de verzuiling – het Wilhelmus.

Siemen de Jong en echtgenote Hotske Douma op de stoep van hun woning.

  • De vrijheidsvreugde kende geen grenzen en veel Balksters proberen een plekje te bemachtigen op een Canadees voertuig. De militairen delen grote spierwitte broden uit, grote blikken met koekjes die naar pinda’s smaken. chocolade en sigaretten. De sigarettenmerken waren: Captain, Woodbine, Players, Three Castles en Sweet Corporal. Enkelen krijgen in een blik een geel poeder uitgereikt dat gemaakt was uit eieren. Het poeder moest gemengd worden met melk en dan konden er kleine eierkoekjes worden gemaakt dat als broodbeleg kon dienen. De Canadezen deelden ook blikjes “meat en vegetables” uit. Het was groente met veel vlees erdoor.
  • De groep Canadese militairen blijft niet in Balk maar rijdt door naar Wijckel. Hier wordt een groep ingekwartierd in de school in het centrum. Op het schoolplein in de Bargebek komen de tanks te staan. De Canadese militairen delen ook hier aan de kinderen chocolade uit en witbrood. Enkele achtergebleven Duitse militairen worden afgevoerd onder bewaking van de Canadezen. De Duitsers lopen er armmoedig bij met de handen in de nek. Voorop lopen twee Duitse soldaten die mondharmonica spelen. Het is geen pittige marsmuziek maar treurmuziek. Volgens een getuige uit Wijckel lijkt alles wel op een begrafenis.  Er waren al snel mensen die een sigaretje in hun mond kregen, al kregen de meisjes eerder één van de Canadezen dan de jongens. Er werd die avond in het buurtschap Bargebeck op het land van Johannes Boelsma een vreugdevuur ontstoken van hagendoorntakken wat een mooi schouwspel opleverde.
  • De Zuidwesthoek van Friesland was het laatste gedeelte – met uitzondering van de eilanden – dat nog door de Duitsers bezet is. Voor de Canadezen betekende de bevrijding van Gaasterland en Sloten eigenlijk het eindpunt.

Enkele leden van de verzetsgroep Watergeuzen uit Balk. Helemaal links staat Jan van der Heide; 4e van links Piet de Jong; daarnaast Marten de Boer en uiterst rechts Hein Knück.

  • Op initiatief van Plaatselijk Belang Balk Vooruit wordt om negen uur ‘s avonds op het bordes van het oude raadhuis in Balk een herdenking gehouden. Er wordt gesproken door Ds. Schweitzer, Ds. Brüsewitz, Pastoor Wiegers, NBS-commandant Siemen de Jong en Plaatslijk Belangvoorzitter Wieberen van der Heide. Onderwijzer Koerselman uit Balk heeft al enige tijd stiekem Engelse en Vaderlandse liederen verzameld. Deze liederen worden deze emotievolle avond gezongen en de bijeenkomst wordt afgesloten met het Wilhelmus. De avond leren de Canadezen de Balksters mooie Engelse volksdansjes zoals de : “Hokey Cokey”.

“I put my right hand in.
I put my right hand out.
I give my right hand a shake,
shake it all about
and I turn myself about”.

Voor het woord “hand” kan ook “voet” gezongen worden.

  • De kerkenraad van de Gereformeerde Kerk in Balk is hierbij niet aanwezig tijdens de herdenking. Er was voor deze datum al een kerkenraadsvergadering gepland. Die vergadering gaat gewoon door. Wel past de voorzitter de agenda enigszins aan door bij de opening het Bijbelhoofdstuk Jesaja 12 te lezen waar het “Danklied der verlosten” is te lezen.

TELEURSTELLING VOOR BURGEMEESTER SCHWARTZENBERG

  • Iedereen is in feeststemming behalve burgemeester Schwartzenberg. Om 17.00 uur moet burgemeester Schwartzenberg de harde werkelijkheid onder ogen zien. Er is een vergadering bijeengeroepen in het gemeentehuis.

    In het opgemaakte relaas van de bevrijdingsgebeurtenissen begint gemeentesecretaris Hendrik van der Wal zijn verslag met de constatering dat burgemeester Schwartzenberg, nadat gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders waren uitgeschakeld, gedurende de bezettingstijd ongestoord de bevoegdheden, welke hem waren toegekend, had kunnen uitoefenen. Van der Wal vervolgt zijn verslag met de aanleiding voor de eerste gemeentelijke bestuursvergadering in naoorlogse vredestijd. Siemen Jacob de Jong uit Balk had voor 17.00 uur een spoedvergadering in het gemeentehuis uitgeschreven.  Siemen Jacob de Jong uit Balk was Commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, District IV in Friesland. Gemeentesecretaris Hendrik van der Wal was ook uitgenodigd evenals de gemeenteontvanger en de hoofden van andere gemeentelijke diensten. Op genoemd tijdstip waren de burgemeester aanwezig, de gemeentesecretaris, de gemeentearchitect en de leider van de distributiedienst. De directeur voor Maatschappelijk Hulpbetoon (Sociale Zaken) kon niet aanwezig zijn omdat hij in Bakhuizen was. Gemeenteontvanger Gatze Plantinga was niet aanwezig vanwege “vakantie”, deelde Schwartzenberg mee. De gemeenteontvanger was zojuist opgehaald met een platte wagen en afgevoerd naar Kamp Sondel vanwege zijn pro-Duitse houding. Later zal blijken in de raadsvergadering van 1 juni 1946 dat financiële controleurs een rapport hadden gemaakt inzake de berekening van een kastekort van f. 3164,00 (€ 1440,00) bij gemeenteontvanger Plantinga. Laatstgenoemde had aangevoerd dat het bedrag van Notaris Visser wegens gemeentelijke houtverkopen in een enveloppe gezeten had die òf gestolen was òf bij vergissing in de kachel gestopt was. De controleurs konden aantonen dat Plantinga met dit bedrag enige tijd ,,geschoven” had, d.w.z. dat de tweede houtverkoop als eerste verkoop was geboekt; de derde verkoop als tweede enz. De raad besluit Plantinga ontslag te verlenen en dit wordt op 5 juni 1946 door Gedeputeerde Staten bekrachtigd.

In de Heerenveense Koerier van 24 april 1946 was te lezen:

Gemeenteontvanger en ijverig propagandist van Nederlandse Volksdienst (N.V.D).
Deze combinatie mocht tijdens de bezetting getolereerd of zelfs toegejuicht worden, heden ten dage denkt men daar anders over, zelfs zeer anders, en heeft het zelfs een onvrijwillige gang naar de rechtstafel ten gevolge.

De gemeenteontvanger van Gaasterland, Gatze Plantinga, (foto) in Balk woonachtig, viel deze twijfelachtige eer te beurt. Hij had zich bovendien zeer pro-Duitsch uitgelaten en zelfs was hem ten laste gelegd, dat hij de directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon te Balk, de heer H. Beimin, had gedreigd met aangifte, wanneer deze zijn radiotoestel niet inleverde. Na een uitgebreid getuigenverhoor, achtte het Tribunaal dit laatste echter niet bewezen. De Winterhulp- en de N.V.D.-geschiedenis, het bijwonen van een vormingscursus te Kortehemmen niet in het minst, om welke feiten beschuldigde kennelijk heen draaide, kwamen de thans nog gestaakte gemeenteontvanger te staan op een verbeurdverklaring van f. 3000,00. Verdere straf was de ontzegging van beide kiesrechten voor 5 jaar en nog verbeurdverklaring van zijn radiotoestel. Getuigen hadden de gemeenteontvanger gekenschetst als een goed, maar zeer driftig mens; wat de plaatsing van arbeiders betreft, had hij ook goede dingen gedaan”.

  • N.B.S. Commandant Siemen de Jong leest een verklaring voor die hij had meegekregen: “De te Londen zetelende Nederlandsche Regeering heeft besloten den Burgemeester – de heer G.W.C.D. Baron thoe Schwartzenberg – terzijde te stellen. Door den waarnemend Commissaris der Koningin is met de tijdelijke waarneming van het ambt van Burgemeester belast de heer S.J. de Jong te Balk, commandant van de N.B.S.”. Alle burgemeesters in Friesland die de gehele oorlog in functie zijn gebleven, zullen worden onderzocht op hun houding tijdens de oorlog.  Commandant de Jong deelde mee dat hij steeds op de meest vriendschappelijke voet heeft gestaan met de burgemeester. De Jong stond erop dat hij tot op heden nog kon getuigen van het feit dat hij, den Burgemeester vele mededelingen had verstrekt van vertrouwelijke aard”. De Jong hoopte dan ook dat de burgemeester vorenstaande verzekering van hem wilde aanvaarden en dat de vriendschap, welke steeds tussen hem en de Burgemeester had bestaan, bestendigd mocht blijven. Burgemeester Schwartzenberg deelde mee dat hij pijnlijk getroffen was door de genomen beslissing.
  • Hij verklaarde zich gedurende de zeer moeilijke jaren, welke hij heeft moeten doormaken steeds te hebben laten leiden door het belang van de ingezetenen, met terzijdestelling van zijn eigen belang. Hij zou het vrij wat gemakkelijker hebben gehad indien hij een paar jaar geleden was ondergedoken. Hij heeft gemeend dat niet te moeten doen uit vrees voor represailles welke dan vrij zeker zouden zijn gevolgd. Van zijn kant was er evenwel in de vriendschappelijke verhouding, welke er steeds had bestaan tussen hem en de Commandant de Jong, niet de minste wijziging gekomen.
  • Alle aanwezigen verklaren alle medewerking te zullen verlenen aan de nieuwe tijdelijke burgemeester S.J. de Jong. Deze verklaart het burgemeestersambt niet te willen aanvaarden en daardoor wordt wethouder Halbe Bearnt van der Goot uit Oudemirdum – met toestemming van de waarnemend Commissaris der Koningin – tot tijdelijke burgemeester benoemd. Wethouder Halbe Bearnt van der Goot uit Oudemirdum neemt deze benoeming aan. Hij was nog maar enkele dagen thuis na zijn ontsnapping uit de gevangenis Crackstate in Heerenveen. Van der Goot was op 12 november 1892 in Oudemirdum geboren als zoon van Berend Halbes van der Goot en Marijke op de Hoek. Halbe Bearnt was boer op de Marderhoek in Oudemirdum. Hij maakte graag tijd vrij voor politieke en maatschappelijke activiteiten. Hij maakte van veel besturen deel uit zoals het varkensstamboek; de onderlinge Brandwaarborgmaatschappij De Zuidwesthoek en de N.V. Friesche Onderlinge Belegging – en Voorschotbank. Ook was hij actief binnen de Friesche afdeling Gaasterland  van de Christelijke Boeren- en Tuindersbond. Tenslotte was Van der Goot jarenlang raadslid van de gemeente Gaasterland voor de Anti Revolutionaire Partij en later benoemd tot wethouder. Hij maakte deel uit van het Erekomité 1945 voor de eerste na-oorlogse Slach by Warnsbetinking.
  • Het benoemingsbesluit van Van der Goot wordt op 27 maart 1946 weer ingetrokken omdat burgemeester Schwartzenberg per 1 april weer in ere wordt hersteld en opnieuw burgemeester wordt. Van der Goot kan weer terug naar de boerderij. Bij Koninklijk Besluit van 27 april 1946 wordt Schwartzenberg weer voor een periode van zes jaar benoemd met ingang van 15 mei 1946. Het volledige verhaal over het functioneren van Schwartzenberg is hier te lezen.
  • Dertien onderduikers uit Bakhuizen en omgeving komen deze dag nu uit hun  gemeenschappelijke schuilplaats achter Murnserdyk 8 in Mirns. Hun schuilplaats bestond daar uit een gat dat op 150 meter afstand in de Breelen vanaf de Mirnserdyk gemaakt was. Het lag prachtig verscholen in een boomwal. Het was een ideale en veilige plaats omdat het een eind van de weg lag en mede omdat het er meestal droog was. Om het nog verdekter te maken had men een aardappelbult voor de schuilplaats gemaakt. Via een trap met vijf treden moest men naar beneden. Dan kwam men in een gat dat met stro was bedekt waar iedereen op kon liggen. Er was nauwelijks ruimte voor iedereen en daarom ging men om-en-om liggen zodat men met de voeten bij het hoofd van de ander lag.
    Folkert van Teake Fim was te laat geweest voor deze schuilplaats. Dit hol werd trouw gebruikt als er gevaar dreigde of bij geruchten dat er razzia’s op komst waren. De onderduikers moesten tegen de nare geur kunnen van dit hol. Piet Witteveen is er daarom maar één nacht geweest. Er was nog een schuilplaats. Alle jongeren uit Bakhuizen die gevaar liepen, hadden een schuilplaats gevonden in de toren van de kerk in Bakhuizen.

Op dit bord staat: Ter herinnering aan onze onderduikerstijd 17 april 1945. De foto en het verhaal komt uit het archief van meester Twerda.
Op de foto staan: Bovenste rij v.l.n.r.: Tsjibbe Bakker; Rients Sijbrandij; Jan Bakker; een onderduiker uit Arnhem. Hij was familie van Negenman uit Bakhuizen;  een onderduiker uit Amsterdam die bij de firma Mous in Bakhuizen werkte; Gert Bakker. De tweede rij v.l.n.r.: Tsjibbe de Vries; Joost Keulen; Homme Boukes Witteveen en een onderduiker uit Joure. Onderste rij v.l.n.r. aan weerszijden van het herinneringsbord: Piet van Oostrum. Hij was een onderduiker uit Breda; Klaas Witteveen.  Johannes Albada staat niet op de foto omdat hij die dag niet aanwezig was.  Als onbekenden op de foto worden de Delftse onderwijzer Anton Tonen genoemd evenals die van de Delftse onderduiker Jan de Haan.

Onder aanvoering van NBS-commandant Sjerk Praamsma van district V van de NBS-verbindingsgroep, komt deze 15 personen tellende groep nu ook officieel te voorschijn. Eén gedeelte neemt 17 april en een ander deel neemt 18 april zijn intrek in café Dölle te Balk. Bij 9 april 1945 is melding gemaakt dat de groep zich geformeerd had in Harich.

Commandant Sjerp Praamsma woonde in Bolsward waarop hij op 25 maart 1920 was geboren. Zijn vader Johannes, zoon van burgemeester Sjerp,  was tijdens de oorlog hoofd van het distributiekantoor in Bolsward nadat hij het familiemeubelbedrijf aan het Plantsoen/Amicitiatuin heeft moeten verkopen. Het gezin is in de oorlog nauw betrekken bij allerlei illegale activiteiten. Dit heeft de jonge Sjerp op 16 februari 1946 in een verklaring afgelegd. Op dat moment was hij hulp-agent in Alkmaar. Op diverse plaatsen zal Sjerp junior actief zijn in het verzet met onder andere de schuilnamen Jan van der Velde, D. Van der Wal en Dick. Hij verklaart dat hij rayonhoofd is geweest in een stuk of vier gemeenten zonder vergoeding. Zijn motivatie was: “Mijn plicht als militair en geloofsovertuiging, gereformeerd”. Sjerp was dusdanig deskundig dat hij de officiersstatus had gekregen in de NBS als hoofd van de sectie verbindingen, documentatie en sociale zaken. Hij gaf onder meer leiding aan het illegale tijdschrift “Stormvogel” en hij neemt deel aan de Landelijke Organisatie voor Hulp aan onderduikers en uiteraard NBS. Commandant Praamsma was in de oorlog al eens ondergedoken geweest bij verzetsman Benjamin Steegenga in Balk. In Koudum had hij meerdere contacten gehad met Siemen de Jong uit Balk op diens onderduikadres. Hij was niet bang uitgevallen. Hij heeft zelf schriftelijk aangegeven een SS’er persoonlijk te hebben gedood in Koudum. Een vals persoonsbewijs gaf hem de naam Jan van der Velde, geboren 26 mei 1915 in Mirns en Bakhuizen met het woonadres Balk 46.
Sjerp Praamsma bleek anno 1946 teleurgesteld en verbitterd te zijn, want op de vraag of hij na de bevrijding enig blijk van waardering heeft ondervonden van hen die door hem zijn geholpen, antwoordde Sjerp: “Neen, van niemand. Wel van mijn medewerkers van NBS en L.O. in de Zuidwesthoek bij mijn huwelijk op 30 mei 1945 in Stavoren met mijn koerierster Anna Hiemstra, geboren 26 mei 1921 in Bolsward. In zijn verklaring van 16 februari 1946 schrijft hij verder: “Hoe denk ik over deze 9 maanden bevrijding? En dan zeg ik: we hebben deze ronde verloren tegens stroopslikkers en bangerds van 1940-1945. De strijd tegen de Duitsers is door ons gewonnen, maar deze is dik verloren. Het is een rotbende”. Sjerk Praamsma overlijdt in Zaandam op 29 november 1999, 79 jaar oud.

Op 30 mei 1945 trouwt Sjerp Praamsma in Stavoren. Dit is een foto uit de Balkster Courant. Hieronder een foto van de leden die tijdens de huwelijksfestiviteiten nog eens apart gefotografeerd zijn. Helaas ontbreken bijna alle namen. Alleen de 2e van rechts op de 2e rij is bekend en dat is Bauke Folkertsma.

In deze verbindingsgroep is Albert Venema de kok. Hij wordt direct na de bevrijding magazijnmeester in de keuken van Kamp Sondel. Hij kwam als evacuee met zijn vrouw Sietske Venema-Stellingwerf en twee kinderen, Sietske en Siebe, naar Balk. Daar mochten zij inwonen op het adres Wilhelminastraat 11 bij de ouders van Sietske, Siebren Stellingwerf, veekoopman, en Antje Stellingwerf-Beuckens.  Siebren Stellingwerf was tevens noodslachter en gebruikte daarvoor het slachthuis op de Wilhelminastraat 7 in Balk. Venema was boekbinder maar liet zich in het begin van de oorlog omscholen van boekbinder tot chef-kok. Van 1945 – 1954 was het kok in het (vakantie-)kamp Sondel en daarna een tijdlang in Brabant. Eind 1945 werd een bunker in Sondel omgetoverd tot woning maar uiteindelijk hebben ze een woning gekregen in de Du Toursstraat in Wijckel.

Venema heeft een prachtige samenvatting geschreven over de geest die in het team van commandant Dick Praamsma en de N.B.S. groep heerste. Jammer dat hij alleen voornamen in dit verslag heeft genoemd.

"Dit is het verhaal van iemand die moet beginnen met te vertellen dat hij nooit illegaal werk heeft verricht en waarom dan toch een verslag van mijn bevindingen. Omdat het ook dienstig kan zijn iets te vertellen over een groep illegale werkers na de instorting van de onderdrukkers van ons Nederlandsche Volk.

Zo kwam ik, Albert Venema, geboren te Groningen, terecht in Balk, Gaasterland. Ik woonde tot half februari 1945 in Amsterdam, Euterpestraat 100, nadat wij op 26 november door de RAF bij een aanval op bovengenoemde inrichtingen werden uitgebomd. Kort na de bevrijding kwam ik in contact met de groep verbindingen van commandant S. Praamsma (Dick) die was toegevoegd aan de staf van District IV. Dit contact betekende de voedselvoorziening van deze groep en hiermede zijn we gekomen aan het begin van dit verhaal dat geen schokkende gebeurtenissen bevat. Ik wil met deze bijdrage trachten om hun geest te beschrijven die in spannende dagen en ogenblikken hun leven hadden willen geven voor ons land en volk. S. Praamsma (Dick) met zijn veertien strijdbare helden. Dat waren zij die voor de 17e april 1945 van verschillende kanten bijeengeroepen waren om in de uren van gevaar en van dreiging zo nodig door de toen nog bestaande linies van de vijand de berichten en de bevelen over te brengen.

Ze waren samen uit hun kippenhok in Harich uitgezwermd en neergestreken in een café in Balk, broederlijk naast de staf van hun District. En omdat de voedselvoorziening te wensen overliet, ging men zoeken naar verbetering en dus moest er een kok komen om die taak op zich te nemen. Laat ik het hier maar direct zeggen dat het voor mij een prettige taak is geweest om een klein beetje te mogen doen voor onze mannen van de NBS wiens werk ik als buitenstaander eerst nog moest leren waarderen. Die waardering is er gekomen en niet door heldenverhalen over dingen of daden die zij zelf gepresteerd hadden.  Het kwam in onder ons gesprekken van groepjes over wat er gebeurd is en wat zij gedaan hebben. Zij praten uiterst zelden over zichzelf maar genoeg voor iemand die opmerkt dat er achter de schermen toch heel wat is gebeurd waarvan de grote massa geen begrip heeft. Die massa staart zich blind op het wittebrood dat de kustwacht toegewezen werd en de Engelse sigaretten. De massa die niet kan begrijpen wat het is voor een jongeman om altijd zonder onderbreking in doodsgevaar te verkeren. Op sabotage of het in ontvangst nemen of welk ander feit ook dat gericht was tegen de bezetter, stonden marteling en doodstraffen. Dan is het hard als een troep – die nooit geaarzeld heeft een bevel op te volgen – afgedankt wordt met de woorden:,, Het is afgelopen, jullie moeten maar zien thuis te komen of tekenen voor Indië”. En toch de geest van deze troep was goed en is goed gebleven tot het eind. Als er al eens een moment van neerslachtigheid was dan duurde dat toch nooit lang want dan was er toch altijd Harmen die wel een avontuur te vertellen had. Harmen is nu vertrokken naar Donkerbroek om straks mee naar Indië te gaan. Daar was ook Kees, de beroepsmilitair, de marinier, die in zijn hart toch marinier en soldaat gebleven is, ook al waren er vijf jaar van non-actief. Kees die iedere avond naar zijn /Konijntje/zijn vrouw in het kippenhok ging maar ook iedere dag voor dag en dauw terugkwam. Kees die altijd wel een dwaas verhaal of een ander dwaas gezegde had maar zo heerlijk stram in de houding kon springen. Dan hebben wij ook nog de vliegende motorordonnans Rintje die bij de hele troep bemind en gewild was. En waarom dan eigenlijk; zijn humeur was altijd hetzelfde en op zijn rond gezicht altijd een glimlach. Alleen kan dat gezicht weleens rood zien van de kou en het druipen van het water als er slecht weer was en de berichten toch naar Leeuwarden gebracht moesten worden. Het kwam ook voor dat er te weinig of geen suiker in de thee of koffie was.

Ja, Rintje dat is waar een tere plek in je harnas maar ja wie is er zonder zwakheden? En dan onze Bouke, de boerenzoon, die zo graag uit het boerenwerk wou verdwijnen en nu het vliegveld in Leeuwarden mee bewaakt. Wat zal hem de toekomst brengen? Leeuwarden daar is Theo ook heengegaan; Theo de bootsman van vele oceaanstomers. Theo die vrijwel alle landen en plaatsen van enige betekenis gezien heeft en die gezellig kon vertellen van dit en van dat. Theo wiens strakke gezicht niet uit de plooi kwam als hij een dwaas verhaal deed. Theo die nooit vergat dat hij in Leeuwarden vrouw en kinderen had die, als hij met verlof ging, afgeladen naar huis ging. Hij zorgde dus voor zijn gezin. Theo die met zijn steenkoolEngels iedere Engelsman kon verstaan (hoog of laag). Theo aan jou denken wij nog weleens. Wie waren er nog meer.  Rinke die heb ik maar even meegemaakt omdat hij weer snel naar zijn zaak terug moest. Het werk lag daar opgehoopt. Hij is een der gelukkigen die niet voor de toekomst bevreesd hoeft te zijn. Dit is een steeds terugkerende klacht maar het is ook een vraag die in veler hart brandt. Wat is er voor mij straks te doen; wat gaat de commandant van deze groep doen, welke kansen krijgt hij, Dick? Hij heeft steeds deze groep geleid. Hij kon steeds in de moeilijkste omstandigheden het volle vertrouwen van zijn mannen behouden. Hij behoorde tot de jongeren maar hij kon ook voor de ouderen tot steun zijn. Hij had ook zijn ogenblikken van moedeloosheid en van neergang maar hij kwam er steeds weer bovenuit. Dick waarvan ik weet, dat hij ondanks de teleurstellingen op velerlei gebied, weer vooraan zou staan als er weer gevaar zou dreigen. Moet ik nog meer vertellen en namen noemen, van IJke b.v. die steeds zeer snel door zijn tabaksrantsoen was en daarna bij iedereen een sigaret los wurmde. Ik zei het immers al, de geest was goed in deze groep, ook al vergat IJke zijn belofte in te lossen het geleende geld terug te geven. Dit is het einde, omdat het geen roman is in zeven delen, maar alleen een kleine blik op enkele NBS ‘ers. Of ik geslaagd ben weet ik niet. Wel weet ik dit: Als maar de helft van onze Nederlandsche mannen van deze kwaliteit waren dan bestaat er voor de toekomst van ons Vaderland weinig gevaar”.

Het gezin van Albert Venema en Sietske Venema – Stellingwerf, v.l.n.r. de kinderen Sietske, Siebe en Marten Venema. Vader Venema zit hierbij in uniform van de NBS bewakingsdienst.

In telegramstijl schrijft Hâns Samplonius uit Sondel ‘s avonds in zijn dagboek: “Mooi weer; zwaar geschut; Lemmer beschoten; vele boeren met goed van de Duitschers naar Lemmer; angstige reis; 6 wagens; later 9-10 gevechtswagens; vreugde alom; vele vlaggen; 15 minuten voor drie oude tijd”.

WOENSDAG 18 APRIL 1945

De tijd van de gevreesde “bijltjesdag” is aangebroken. De landelijke angst is dat er direct na de bevrijding zonder rechterlijk proces een vreselijke en  dodelijke jacht op “verkeerde Nederlanders” zal worden gemaakt. Hiervan is groepscommandant Staatspolitie Petrus Mous in Dokkum het voorbeeld. Hij is de zoon van een oud-Gaasterlands echtpaar. Hij wordt door de NBS in Dokkum doodgeschoten. In drie boekwerken en in de Leeuwarder Courant van 15 november 2022 is hierover geschreven en die verhalen zijn hieronder samengevoegd. Wijbenga schrijft in deel III van Bezettingstijd in Friesland over slachtoffer Petrus Maus (met een a in plaats van een o) die op 17 april 1945 is doodgeschoten. Ype Schaaf noteert in zijn broek “ Dodelijke dilemma’s in het verzet” nadrukkelijk: Dinsdag 17 april 1945. Jack Kooistra schrijft in het boek Strijders, Onderdrukkers en Bevrijders over Petrus Mous en gedood op 18 april 1945. De datum 18 april 1945 is ook vermeld op de grafsteen van Petrus Mous. Petrus Mous werd op 25 februari 1897 in Leeuwarden geboren als zoon van Manus (Hermanus) Jozef Mous, geboren 20 september 1862 in Mirns en Bakhuizen en van Trijntje Reekers, geboren op 9 juni 1868 in Balk.  Vader Manus was op 29 mei 1890 van Gaasterland overgeschreven naar Rotterdam. Manus trouwde op 4 juli 1891 in Balk. Hij was op dat moment agent van politie in zijn woonplaats Rotterdam.

Petrus Mous trouwde met Margaretha van der Walt, geboren op 11 juni 1900 in Heerenveen en overleden op 16 juni 1976. Het gezin had 6 kinderen. Petrus Mous werd eerst gemeenteveldwachter in Tjalleberd. In deze plaats werd door de NSB-mevrouw Otter-Kosielski aan de echtgenote van Mous meegedeeld dat de huisarts Hendrik Jan Textor (1885-1942) bij haar een anti-Hitler verhaal had afgestoken. Textor was betrokken bij het communistisch verzet en stak zijn anti-Duitse mening nergens onder stoelen of banken. Petrus Mous startte een dag later het onderzoek en stelde de Sicherheidsdienst in Heerenveen hiervan op de hoogte. Twee politiemensen  op de fiets namen Textor gevangen. Op 29 mei 1942 is Textor in het Oranjehotel in Scheveningen overleden.  Op 1 december 1942 ging hij met zijn gezin naar Spannum verhuizen en op 8 februari 1945 naar het adres Radesingel 21 in Dokkum. Hij was lid van de NSB en stond bekend als een duchtig handlanger van de bezetter. Petrus Mous had het in de oorlog zo bont gemaakt dat een geheim Veemgericht, bestaande uit drie – uit hun ambt gezette - Leeuwarder rechters in begin 1944 hem al eens ter dood had veroordeeld wegens arrestaties van verzetslieden en onderduikers. Het Veemgericht was bedoeld om vonnissen uit te spreken als een soort juridische dekking voor het verzet. Er zijn tenminste 11 van die doodvonnissen geweest. Van deze veroordeling was Petrus schriftelijk op de hoogte gesteld. Daarom week hij daarna uit naar de SD in Groningen. Op zijn veertiendaagse verlofreizen naar huis nam hij uit angst voor liquidatie steeds een andere route. Pogingen om hem na kerkbezoek in Roodhuis en op de brug tussen Spannum en Wommels te doden, liepen op niets uit. Maar Mous was erg geslepen en op veiligheid bedacht waardoor hij de straf van de NBS steeds kon ontlopen.  Maar nu was Mous dan op 14 april gevangen genomen door leden van de NBS in zijn woning aan de Bronlaan E 148. Eerder had een politieman zijn vlucht naar het Westen verhinderd. Hij werd gevangen genomen op het moment dat de verontwaardiging over de schanddaden van de nazi’s in Dokkum nog hoog oplaaiden; niet in de laatste plaats over de dood van twee burgers op de bevrijdingsdag van 14 april. Op grond van zijn innige samenwerking met de Duitse SD en mede als vorm van represaille voor de massa-executie van 20 personen aan de Woudweg op 22 januari 1945. Dat was een Duitse wraakactie op het doden van twee Duitse begeleiders bij een gevangenentransport van drie Dokkumers. Vandaag werd Mous op het terrein van de oude politiekazerne aan de Bronlaan gefusilleerd. Bij die massa-executie van 20 personen was Mous destijds aanwezig geweest en op diezelfde plaats wordt hij doodgeschoten. Hij liet van de massa-executie op 22 januari 1945 weten: “Daar heb ik geen traan om gelaten, want het waren voor het merendeel Gereformeerde terroristen”. De BS-commandant Piet Oberman (1908-1972) en Dirk Humalda, de latere burgemeester van Hemelumer Oldephaert en Noordwolde, hadden tot die executie besloten. Van tevoren had Mevrouw Mous van haar man afscheid mogen nemen. Publiek is er niet bij op de executieplaats behalve opgepakte NSB’ers en een vijftal Landwachters die vooraf vanaf vijf uur de lijkkist moesten halen en dragen vanaf de Dokkumer binnenstad onder luid gejoel van de omstanders. Plechtig en officieel werd door Cornelis Mulder het doodsvonnis voorgelezen. De schoten knallen van het vuurpeloton dat bestaat uit het driemanschap Johannes Antonides uit Gorredijk, Theun Prins van Vlieland en Yde Pranger uit Dokkum. Laatstgenoemde was de commandant van het executiepeloton. Hij heeft zijn leven lang geworsteld met het gebeurde.

Nadat Mous is gedood, vuurt Theun Prins uit wraak nog eens een “wraakschot” af voor zijn op 19 september 1944 gefusilleerde broer Johannes. Acht leden van de Landwacht  moeten toekijken en het lijk in de kist leggen en naar het lijkenhuisje brengen op het katholieke gedeelte van de begraafplaats.  Over deze latere rechtszaak van de Landwachters ontstaat later de nodige deining. Alle aanwezige NSB’ers bij de rechtszaak verklaarden dat zij vreselijk hadden geleden - en in de war waren geraakt – door de aanwezigheid bij de executie. Dat zij daarmee een koekje van eigen deeg kregen, kwam bij hen niet op. Zij hadden zich immers uitgeleefd tegenover de “terroristen”. Nu eisten zij wraak, althans strafverlichting, wegens schending van de rechtsstaat. Zelfs Haagse heren vonden de weg naar Dokkum om dit uit te zoeken. Het liep allemaal met een sisser af. Goed, het was misschien beter geweest om Mous opnieuw te laten berechten, al was het dan met de schending van de rechtsregel “ne bis in idem” geweest, d.w.z. geen twee maal veroordelen voor dezelfde feiten. Maar de bijzondere rechtspleging verliep na een paar jaar zodanig, dat wij niet kunnen treuren om de voltrekking van dit vonnis”.

Dan was er nog een twee jaar durend onderzoek naar de rechtsgeldigheid van deze executie. Dat ging om de vraag of de executie in oorlogstijd of in bevrijdingstijd was gebeurd. Was Dokkum op 18 april 1945 feitelijk al bevrijd want dan miste de executieopdracht zijn rechtsgeldigheid. Het besluit van het Veemgericht was alleen bedoeld geweest in oorlogstijd. Uiteindelijk adviseert de Ereraad eind april 1947: “De Eereraad is van meening dat ten gevolge van de feitelijke omstandigheden van een bevrijding van Dokkum nog niet kon worden gesproken ten tijde van de executie van P. Mous en dat onder die omstandigheden de heer Oberman (opdrachtgever) zich nog gebonden mocht achten aan de hem verstrekte opdracht tot tenuitvoerlegging van het door het Veemgericht tegen P. Mous uitgesproken doodvonnis”.  Het verdere verloop is enigszins duister gebleven. Kennelijk heeft de Genera le Staf de zaak uiteindelijk geseponeerd.

Petrus Mous en zijn echtgenote zijn begraven op de de R.K. begraafplaats in vak links, rij 1 nummer 3 aan het Damwâldsterreedje in Dokkum.

Alle leden van de NBS in Gaasterland kunnen vandaag naar de kledingzaak van Benjamin Herre Steegenga gaan om een blauwe overall te halen met een witte band met daarop de letters BS. Dit bericht houdt in dat Steegenga alles al op voorraad had en in oorlogstijd besteld moet hebben.

          Vandaag wapperden vele vlaggen nog aan de huizen. Een hele ploeg Canadezen is nog in Balk. Het meeste voordeel hiervan hebben de meisjes.  Het is in Balk zo druk dat het 's avonds wel kermis lijkt.

De 19-jarige Jan de Kroon wordt bij Follega in het bijzijn zijn twee vrienden Feike Stegenga en Popke van der Zee neergeschoten door een Groninger BS-lid uit Lemmer. Het gehele verhaal is hier te vinden in een apart hoofdstuk.

In Elahuizen werd ‘s middags een dankstond voor de bevrijding gehouden. Vlak voordat de dienst begon, kwam er een Canadese pantserwagen  die de drie Duitse gevangenen ophaalden uit de zuivelfabriek. Volgens omstanders van de Nederduits Hervormde Gemeente van Nijega, Elahuizen en Trophorne hadden de drie Duitsers mistroostig gekeken.  De dienst – met Jan J. van der Veer als organist – begon toen de pantserwagen vertrokken was.

Jan J. van der Veer uit Elahuizen was ‘s morgens naar Koudum geweest. Onderweg had hij geconstateerd dat de kleine brug bij Galamadammen finaal in het water lag. Hij zag dat er al weer aan de brug gewerkt werd. De grote brug was nog intact, alleen de trekstangen waren kapot. Ieder werd nu met een bootje overgezet. De chef van de veerdienst was een Jood die speciaal voor deze gelegenheid een oranje ster op zijn jas had aangebracht. Op de terugreis had Van der Veer iemand getroffen die zijn radio weer ophaalde.

GASTGEZINNEN

Het is onmogelijk een lijst te maken van alle gezinnen die in de oorlogsjaren gastvrijheid verleenden, hetzij aan onderduikers, aan hongerevacuees of aan vluchtelingen. De redactie van het boek Gescheurd Land heeft in 1990 en 1995 wel geprobeerd die gezinnen te achterhalen die onderdak verleenden aan Joodse onderduikers. Die gezinnen staan hieronder vermeld.

 

BAKHUIZEN
Gooitske Postma (Rijwielhandel) Kind
Joh.Konst (Boerderij De Takomst) Kind
Beitske van der Werf Kind
BALK
J. van den Bijllaardt (huisarts) Kind
P. de Boer (Bakkerij) Echtpaar
Jac. de Graaf Echtpaar en kind
B. Hoekstra (drukkerij) Kind
H. Hoogeveen Kind
T. van Hout (gemeenteambtenaar) Echtpaar
S.J. de Jong (kledingzaak) Kind
A. Noordwal (drogist) Kind
Anne Piersma (veehandelaar) Echtpaar
Joh. Steenbeek (Bakkerij)
Jac. Strikwerda (Fouragehandel) Mevrouw
B. Terwisga Kind
J. van der Velde (aannemer) Kind
C. de Vries Mevrouw
B. van der Wal (Grossier) Echtpaar en kind
Dr. J. Westra (Dierenarts) Kind
ELAHUIZEN
T. Boonstra Kind
P. Feenstra Kind
S.T. Hofstra (onderwijzer) Mevrouw
B. Steegenga Echtpaar en kinderen
HARICH
S. Bokma Kind
Pier Dolsma Kind
A. Groen Echtpaar
Jelle Landman Echtpaar
W. Lootsma Echtpaar
J. de Ruiter (dir.landbouwschool) 2 kinderen
H.J. v.d.Veen (boerderij Welgelegen Mevrouw
Herre van der Wal Kind
MIRNS
T. Albada Echtpaar en 3 kinderen
Jonkheer Van Heurn Meerdere kinderen
S. van der Veen Man
Mevr.H.J. van Dommelen Mevrouw
Kl. Visser Echtpaar
NIJEMIRDUM
G. Boukes (Tuinderij)
Harmen Sinnema 3 kinderen
H. Postma 2 kinderen
Duister Oude man
D. de Haan Kind
H. Mulder Echtpaar
Elzinga, Nij Amerika
OUDEGA
Dopma Kind
Jan Wind Kind
J. de Vries Echtpaar en 1 kind
OUDEMIRDUM
De Boer (onderwijzer) Kind
H.B. van der Goot
Van Hes (Boegen) Echtpaar
Mevr.de Jong(oud-dir.Ziekenhuis) Echtpaar en baby
Jan Schotanus (Elfbergen) 4 volwassenen
J. Stegenga (Boegen) Man en 2 kinderen
Jacob de Vries (Elfbergen) Kind
Jouke v.d.Zee (Busondernemer) Echtpaar en kind
Woudstra (arts) Kind
RIJS
Jonkvr.Q.J.J. Van Swinderen Mevrouw
Hotel Jans Echtpaar
S. van der Meer Kind
W. Meter (belastingambtenaar) 2 dames
P.Postma (boerderij Wite Burch) Kind
C. Roskam Kind
J.B. Schuyrink Man
RUIGAHUIZEN
Durk Breimer Kind
Rintje van Dijk Kind
P. Klijnsma Kind
 
SLOTEN
Everaars (Dominee) Echtpaar en baby
Van der Gaast Hamburger
Smid (timmerman) Kind
Albert de Vries Volwassene en kind
St. Koopmans
SONDEL
Jac. Boomsma Kinderen
J. Jorritsma
Jouke de Vries Kind
WIJCKEL  
A.B. de Boer Echtpaar en kinderen
Ate de Boer Mevrouw, baby en kind
S. Bosma Kind
Sj. Faber Echtpaar+baby+kinderen
J. Faber Kind
Jelte van der Goot Echtpaar
R. Hilwerda Kind
Diete Hofman (tuinderij) 4 volwassen+4 kinderen
Dames Hornstra Meerdere dames
M. Hottinga Kind
Y. de Jong Kind
Lauwerens Echtpaar
H. Schippers Echtpaar
Joh. de Vlugt Kind
Jan Hoekema
Th. Visser

Een niet-alledaags verhaal over de in Bakhuizen ondergedoken 4-jarige Isaäk van Yssel. Hij was eerst ondergedoken bij de familie Twerda en later bij rijwielhandelaar Postma. Vooraf was het nodige met het jongetje gebeurd. Isaäk zat eerst ondergedoken bij een dominee in Delft. Tijdens een razzia gooide die dominee Isaäk het raam uit waardoor het jongetje in een rododendronstruik terecht kwam. Izaäk was daar doodstil blijven liggen. Toen de Duitsers vertrokken waren, had de dominee Isaäk helemaal ongeschonden uit die struiken weggehaald. Voor de wederzijdse veiligheid zocht de domineenaar een ander adres. Bij een hoofd van de school werd plek voor Isaäk gevonden. Daar was ook weer een huiszoeking en werd er met Izaäk weer hetzelfde gedaan en dus werd hij via het raam naar buiten gegooid. Maar door een ander raam werd hij weer naar binnengetrokken in een kamer dat reeds door de Duitsers was onderzocht. De echtgenote van het schoolhoofd was de op 5 februari 1907 in Oudemirdum geboren Jantje Beuckens die zowel in Sondel als Bakhuizen had gewoond. In 1926 was zij als onderwijzeres naar Delft vertrokken.   Zij bracht Isaäk met de Lemmerboot naar Bakhuizen bij schoolmeestersmevrouw Twerda. Zij kon hem niet lang onderdak geven omdat meester Twerda door de Duitsers werd gezocht. Rijwielhandelaar Postma in Bakhuizen wilde Isaäk wel in huis nemen. Het viel op dat er eelt op de knietjes van Isaäk zat en dat kwam omdat hij bij de dominee in Delft nooit voor het raam had mogen staan maar altijd in geknielde houding omdat hij anders op zou vallen. Raamkijken was de enige afleiding van Isaäk en daarom kroop hij steeds naar het raam. Zijn vader en moeder zaten met nog twee echtparen (ooms en tantes) ondergedoken bij een weduwe in Echten. Alle 7 zijn door de Duitsers doodgeschoten.

  DONDERDAG 19 APRIL 1945

Wietze Bouma (Monseigneur Vitus) werd op 6 december 1892 in Oudemirdum geboren als zoon van Wietze Bouma en Aat Bouma-Westendorp. Bij zijn geboorte-aangifte werd vermeld dat de vader op  7 mei 1892 overleden was. De moeder heeft daarom de zoon naar zijn overleden vader vernoemd. Vandaag overleed Bouma in het Japanse gevangenenkamp Loeboek Linggau in Nederlands-Indië. Wietze woonde daar als apostolisch prefekt van de Congregatie Paters van de H.H. Jezus en Maria. Op 27 januari 1915 was hij geprofest en de priesterwijding was 11 maart 1923. Op 26 september 1926 was het vertrek voor de missie naar Banka in Nederlands -Indië.

Plaatsvervangend burgemeester Halbe Bearnts van der Goot had opdracht aan het verzet gegeven om Gaasterlanders met een foute oorlogskeus op te sluiten in het Kamp Sondel. In een volle open vrachtwagen komt de groep “foute” Gaasterlanders daar aan. Politiechef Hoving ziet ze komen en zegt dat dit niet mag omdat alleen NSB-leden opgehaald mogen worden. Niet-NSB-leden zullen een andere berechting krijgen. Hij neemt daarom zelf een paar personen weer mee terug waaronder zuiveldirecteur Anne Dijkstra uit Balk en een mevrouw die al enkele maanden zwanger is.

De NBS-groep van Anne Tuinier had op 16 april 1945 drie Duitse militairen aangehouden en laten opsluiten in de zuivelfabriek van Elahuizen. Deze drie mannen worden vanmiddag opgehaald in een Canadese pantserwagen. Het vervoer vindt plaats vlak voordat de dankdienst in de kerk van Elahuizen zal worden gehouden. Er is dus volop gelegenheid voor een ieder om de drie Duitsers te zien. Nadat de pantserwagen – met 1 mitrailleur - is vertrokken, gaan de mensen de kerk binnen. De dienst wordt ook door Canadese militairen bezocht. In hun midden is ook de Oostenrijker – in Duitse dienst – Jozef Fleck. Over deze deserteur is een apart hoofdstuk geschreven.

De Canadese militairen zoeken ruimte over te overnachten. In Balk, Wijckel en Sloten hebben ze al onderdak gevonden. Vandaag trekken er ook militairen in de school van Nijemirdum.

In het (sinds 6 mei 1945 niet meer-)illegale blad Parool werd deze dag melding gemaakt van een voorval in Nijemirdum. Deze krant had extra aandacht voor deze gebeurtenis vanwege het verraad op de Paroolmensen door de in het artikel genoemde meneer Berends. Het artikel had als inhoud:

“Korpschef Berends in cel. De rollen omgekeerd!

Korpschef Antonie Berends is van zijn paasvakantie in Enschede teruggekeerd, echter op een geheel andere wijze dan hij gedacht had. Geboeid is hij één van de cellen van zijn vroegere domein binnengegaan. Berends bracht de Paasdagen door bij zijn vrouw en kinderen in Nijemirdum in Gaasterland, welk dorp dezer dagen bevrijd werd. Zijn verblijfplaats was aan de Enschedese politie bekend en onmiddellijk werd van hieruit een expeditie uitgerust. In Nijemirdum aangekomen, zagen de politiemannen plotseling hun gewezen chef met vrouw en kroost op straat wandelen. Zij sprongen uit hun wagen en onder een “handen omhoog” bestormden zij hem. Bij zijn arrestatie bleek hij in het bezit van een geladen revolver. Berends heeft altijd beweerd, dat hij zich voor zijn rechters zou weten vrij te pleiten van al zijn misdaden. 

Wij zullen zien, de gelegenheid krijgt hij straks. Overigens heeft hij het niet getroffen, dat hij bij de bevrijding van Enschede niet aanwezig kon zijn, daar de andere illustere figuren uit de politiewereld, b.v. van Limburg, van de gelegenheid gebruik gemaakt hebben, alle schuld op hun chef te werpen”.

 Dirk Jan de Kleine uit Nijemirdum schrijft op 27 september 2017 de onderstaande toelichting:

“Deze man is met zijn gezin een poosje in Nijemirdum geweest en wel bij weduwe Jiers de Jong - Ottema.  Deze vrouw de Jong woonde in een boerderijtje tegenover de Nijemirdumer toren. Haar man, Egge de Jong, is in 1940 overleden. (longontsteking of slokdarmkanker).  Deze weduwe had het financieel niet gemakkelijk want er waren nogal wat jonge kinderen, o.a. Inne, Emke, Teake, Teatske, etc.  Om het geld had zij vaak kostgangers en pensiongasten in haar huis. Dit gezin hoorde kerkelijk bij de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband.  Een predikant van hun kerk, Ds. L.T.A. van der Marel, stond in Nijemirdum van 1938 tot 1942/1943. Deze woonde dus in het huis waar ik nu woon. Hij nam in 1942 een beroep aan naar Middelburg maar kreeg geen vestigingsvergunning van de Duitsers. Hij kreeg een tijdelijke aanstelling bij het Hersteld Verband in Enschede, waar ds. Overduin voor de verdere duur van de oorlog om zijn illegale werk ondergedoken was. Na diens terugkeer in 1945 werd van der Marel algemeen secretaris van de CICSA (Centraal Instituut voor Christelijke Sociale Arbeid) te Enschede. Later was hij Hervormd predikant te Wesepe en Alkmaar. Deze dominee heeft gezorgd voor het contact tussen Antonie Berends en weduwe de Jong.  De familie Berend waren hier met vijf personen in Nijemirdum. Antonie Berend, zijn vrouw Hermina, twee kinderen (jongetjes) en nog een oude moeder. Zij zijn gebracht in een auto met een chauffeur. Dezelfde chauffeur heeft Berends in april 1945 weer opgehaald. (Hij wist het adres en de weg!) De familie Berends had veel luxe, mooie spullen bij zich. Ook een pistool! Ik heb informatie gekregen van o.a. Mevr. Teatske de Jong, Wissebuurt te Nijemirdum”.

 Toelichting:
Antonie Berend werd 25 augustus 1907 in Deventer geboren en trouwde op 21 juni 1932 met Hermina Jansen. Deze Berend had zich als infiltrant binnengewerkt in verzetsgroepen en had zich samen met de Sicherheidspolitzei beziggehouden met de jacht op Joden en op  iedereen die “Anti-Duits” was. Voor al deze wandaden werd hij in oktober 1948 tot levenslang veroordeeld. In 1958 kreeg hij gratie maar werd wel aan de TBS toegewezen. In december 1960 kwam hij geheel vrij en vertrok in 1967 met gezin naar Zuid-Afrika waar hij op 27 juli 1971 in Randburg is overleden.

 Deze avond werd de NBS-groep uit Bakhuizen feestelijk in Bakhuizen binnengehaald door het muziekkorps. In de Rooms-Katholieke school werd de groep getrakteerd op een paar brandewijntjes, een gebakje en een sigaar. Meester Bubberman sprak deze avond een kort woord namens de groep. NBS-lid Johannes Weersma schreef in zijn verslag: “Voor mij persoonlijk had hij ook nog een waarderend woord. Ik kwam met een schat aan bloemen thuis en mijn moeder was zo trots als een pauw. De pater, Bubberman, Mous, mejuffrouw G. Bosma en ik hebben toen samen nog een bezoek gebracht aan de familie Sijtsma. Sijtsma was juist deze dag met de lijkauto thuisgebracht. Toen ik Sijtsma zo zag liggen was de vreugde er voor mij af”.

 De waterleiding is vanmiddag om 13.30 uur weer in bedrijf in Elahuizen. Deze was 14 april er mee opgehouden.

Deze middag kwam de Duitse deserteur Jozef Fleck weer in een Canadese vrachtauto Elahuizen binnen. Hij werd door Pier Haringsma mee naar zijn huis genomen. Fleck mag hier de bevrijding afwachten. Meester Hofstra is daarvoor verantwoordelijk gesteld.

 Vanmiddag moest de NBS plotseling uitrukken. Er zaten nog Moffen in het Rijsterbos. De NBS hiel daarin een razzia maar had daarbij geen resultaat. Bij deze operatie was een lichte Canadese tank ingezet. 

ZATERDAG 21 APRIL 1945

De Balkster Courant verschijnt weer voor de eerste keer na de bevrijding. Zaterdag 29 augustus 1942 was de laatste keer geweest. De krant van vandaag wordt het bevrijdingsnummer genoemd. Het is de 63e jaargang nummer 1. Het valt voor de printer niet mee omdat er geen electriciteit is.
De krant moet met hand- en voetkracht in elkaar gezet worden. Drukker Johannes Hoekstra maakt bekend dat hij in de oorlogsjaren de schuilnaam De Sprankelaar onder zijn verhalen en gedichten heeft gebruikt.In 1937 waren de broers Bauke en Johannes Hoekstra zakelijk uiteengegaan bij de Balkster Courant. Deze werd door Bauke voortgezet en Johannes startte met de drukkerij in Koudum maar hij bleef in de Balkster Courant schrijven. Twee voorbeelden geven aan dat de Balkster Courant in het begin een pittige redactie bezat. Zo werd in het hoofdstukje Correspondentie van 23 juni 1945 geschreven: “ A.J. de W. te Balk. Onze plaatsruimte laat niet toe Uw inspiratie (?) “Eerst denken dan schrijven” te plaatsen. Misschien geldt dit ook wel voor uzelf”. Het tweede voorbeeld is de Courant van 5 september 1945: “Joh.G.B. te H. Wendt U met Uw klacht tot de desbetreffende instanties. Ons blad is geen vuilnisbak”. Er was ook in deze krant een mededeling opgenomen dat de garage van Autobedrijf “De Zuidwesthoek” in Balk behouden is gebleven door tijdige ontruiming. Er was reeds dynamiet aangebracht om het gebouw te laten springen met dynamiet. De firmanten hadden nog 7 bussen en enige luxe wagens door onderduiking enz. kunnen behouden. Zodra de toestemming wordt verleend door de Rijksverkeersinspectie zullen de diensten zo spoedig mogelijk weer worden hervat.

MAANDAG 23 APRIL 1945

-.  Burgemeester R. Reitsma en zijn wethouders van de gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde  besluiten om gewoon door te gaan nu de gemeente bevrijd is. Eén van hun taken is om nieuwe wethouders te benoemen omdat de illegaliteit uit de gemeente geadviseerd heeft dat de zittende wethouders R.A. de Vries en S.P.B. Martens moeten aftreden. Burgemeester Reitsma was 3 oktober 1939 in Koudum geïnstalleerd en op 1 januari 1946 werd hij benoemd in de gemeente Wonseradeel. Bij zijn afscheid werden er veel waarderende woorden gesproken over zijn tijd als burgemeester in oorlogstijd. Reitsma nam afscheid met de tekst: “Doch de mensch overdenkt zijn wegen maar God beslist zijn gangen”.

          -. Deze maandag was het groot feest bij de families Sonsma en Weerman in Balk. In augustus 1944 waren twee Balkster jongens, Tinus Sonsma en Willem Weerman, hun woonplaats Balk ontvlucht en  nadien was er niets meer van hen vernomen. Maar vandaag stonden ze in geallieerd uniform bij de ouders op de stoep. Zij vertelden dat ze vorig jaar na vele omzwervingen van ongeveer 4 weken tenslotte door de Duitse linies waren gekomen in Valenciennes. Onderweg hadden ze kennis gemaakt met een Canadese piloot die op Belgisch grondgebied terecht was gekomen. Ze zijn toen opgenomen in de geallieerde legers en hebben daarin o.a. de bevrijding van Brussel meegemaakt; een V2-bombardement op Antwerpen en ze hebben hard meegevochten in West-Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren. Van daaruit hadden ze de strijd op Duits grondgebied verder meegemaakt. Ze waren nu met verlof thuis en het hoefde geen betoog dat het hun aan belangstelling niet ontbrak. Ze waren vol goede moed en hoopten na hun verlof zich weer bij de strijdende kameraden te voegen. De Balkster Courant eindigde dit verslag met: “Een woordje van hulde voor deze dappere Balkster jongens is hier zeker wel op zijn plaats”.

Vanaf vandaag is er een officiële staf in het bewarings- en interneringskamp “Sondel” te Sondel. Zij staan onder verantwoordelijkheid van de D.G.B.R., de afkorting van Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging. Ieder kwartaal wordt er streng gecontroleerd door middel van boekhoudrapporten.
Commandant is de heer M. Spaans uit Sneek
Plv. commandant is de heer M. Attema uit Woudsend
Johannes Petrus Reehoorn uit Sneek is hoofdadministrateur
Evert Christiaan Thomas uit Sneek is plv. administrateur
Abe Brandsma uit Sneek is menagemeester
Annie C. Bijlsma uit Sneek, verpleegster
Albert Venema uit Wijckel is chef-kok
Er komen in totaal 60-80 hulppolitiemannen bij die zowel in- als buiten het kamp de gevangenen begeleiden bij hun werkzaamheden. Die werkzaamheden bestaan uit landbouwwerkzaamheden in de omgeving; graafwerk voor de P.T.T., opruimen van puin, vis fileren en het stobbenrooien voor de gemeente Gaasterland. Bij dit laatste zware werk werden 100 gevangenen ingezet. Daarom kregen die extra rantsoenen. Verder moest men in het kamp zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn en maakte men gebruik van de aanwezige beroepen. Er was een klompenmaker, een schoenmaker; een kleermaker, een smid, kappers, schilders en zelfs een dokter.
Verder werd direct aangetekend dat al het aanwezige nog Duitse materiaal tot oorlogsbuit zou worden gerekend. De grondeigenaren van het kamp hadden nimmer huur gekregen voor hun land en waren ook nimmer verbintenissen aangegaan. Daarom  zullen de eigenaars worden gecompenseerd. Dat zijn H. Kramer en P. Boomsma uit Sondel; S. Dooper uit Ruigahuizen; G. Jaarsma uit Nijemirdum, D.J. Tuinier uit Oudemirdum en M. Bangma uit Sondel.

  WOENSDAG 25 APRIL 1945 

Rond deze datum heeft de opgraving in Oudemirdum van de op 27 februari 1945 gefusilleerde verzetsstrijders Jacob Wilbers en Johannes Wissink plaatsgevonden.  Na de bekisting zijn ze in eerste instantie op het gemeentelijk kerkhof in Nijemirdum begraven. Het volledige verslag is opgenomen in het hoofdstuk over het verzetsmonument in Oudemirdum.

Gaasterland ontvangt een brief van de Nederlandse Heidemij dat prikkeldraad en de vele prikkeldraadversperringen van omliggende bouw- en weilanden bij Kamp Sondel moeten worden opgeruimd. In Mirns bij het Duitse wachthok is opruiming dringend gewenst. De gemeente Gaasterland antwoordt dat met het opruimen wordt gewacht op de Engelsche Genie na overleg met de NBS commandant.

Foto’suit de collectie van Mulder in Tjerwerd. uit het boek:

"DE ZWH BUS. Een hele onderneming" door Melle C. Van der Goot.

In de zomer van 1943 hadden de Duitsers de garage van de ZWH-busonderneming gevorderd voor hun eigen gebruik. Directeur Hoekstra kon niet anders doen dan de garage ontruimen en hij bracht de bussen en de losse onderdelen her en der bij mensen en organisaties onder. Al spoedig begonnen de Duitsers in de garage een autobus om te bouwen in een overvalwagen. In de zijwanden werden ter hoogte de zitplaatsen openingen gemaakt voor het in en (vooral)  uitspringen. Over de ombouw werd lang gedaan. Zo lang dat de Duitsers er nooit gebruik van hebben gemaakt. Rond deze tijd had de NBS de overvalwagen in gebruik genomen.

DONDERDAG 26 APRIL 1945 

Boekhouder/analist en verzetsstrijder Feike Cnossen wordt in zijn woonplaats Heemskerk voor zijn woning aan de Rijksstraatweg om 23.30 uur gefusilleerd tegelijk met zijn vrouw Margje Cnossen-van Dijk en zijn vader Pier Cnossen. Feike Cnossen was op 6 augustus 1919 in Sloten geboren. Zijn ouders waren Pier Cnossen, geboren 29 juni 1890 in Heeg. Pier was werkman bij de Hoogovens. Zijn vrouw was Durkje Hofman, geboren op 13 juli 1899 in Sloten en overleden op 15 maart 1945 in Heemskerk. De echtgenote van Feike Cnossen was Margje van Dijk, geboren 4 maart 1921 in Beverwijk. Het huwelijk had op 5 juni 1941 in Heemskerk plaatsgevonden.

Er zijn twee verschillende verhalen in omloop over dit vreselijke voorval van drie gefusilleerden. Het eerste verhaal is dat hongerige en koude mensen bomen kapten zodat de kachel kon branden. Een zware boom viel over de weg. Een Duitse colonne kon er niet omheen rijden. Toen hebben de Duitsers het dichstbijzijnde huis opgezocht om wraak te nemen voor het oponthoud en dat huis was van de familie Cnossen. Het tweede verhaal is dat het verzet deze dag dichtbij de woning van de familie Cnossen een “boobytrap” geplaatst had.

Foto: www.oorlogsslachtoffersijmond.nl

Bij het passeren van een Duitse eenheid ontplofte dit apparaat en veroorzaakte veel schade bij de Duitsers. De Duitsers nemen onmiddellijk wraak. Er wordt op de dichstbijzijnde woningen geschoten. Vader Pier, zoon Feike en zijn vrouw Margje proberen nog te vluchten maar zij worden helaas ontdekt. Direct worden ze gevangen genomen en aan de zijkant van hun huis opgesteld en ter plekke neergeschoten.

De begrafenis van Pier, Feike en Margje heeft op 1 mei 1945 plaatsgevonden op de algemene begraafplaats Duinrust in Beverwijk, huurgraf 4e soort, nummer 161. In hun woonplaats Heemskerk is een straat vernoemd naar deze familie Cnossen. Volgens www.oorlogsslachtoffersijmond.nl speelde de familie Cnossen een actieve rol in het verzet.