Het scheuren van grasland

Op 11 oktober 1941 verscheen het besluit van G.J. de Ruiter als de regeringscommissaris voor de Bodemproductie in Nederland. Grasland moest worden omgezet in bouwland om aan de steeds nijpender voedselvoorraad te kunnen voldoen. Het is weliswaar vrijwillig maar er zou wel dwingend worden opgetreden en geen scheurpremie worden uitbetaald als dit niet gedaan zou worden. In Nederland overheerst het grasland en daarom was het omploegen van land als eerste oplossing gevonden voor de voedselproblematiek.

AANLEIDING

Gezonde voeding is in de mode: minder vlees, vet en zuivel en meer groenten. Groenten het liefst van het seizoen en voor de echte liefhebbers zelf verbouwd.

Wat nu, in 2020, de trend is, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland noodgedwongen in praktijk gebracht. Het land moest zelfvoorzienend worden. De landbouw werd in 1940 drastisch aangepast: veeteelt maakte plaats voor akkerbouw. Het dagelijks menu bevatte veel minder vlees en vet. De bevolking ervoer deze verandering als een verarming. Mensen hadden een hongergevoel en verloren soms gewicht. Maar toch kwam men feitelijk niets tekort. Uit later onderzoek is gebleken dat het dagelijks menu juist gezonder werd dan voor 1940. Tot aan de Hongerwinter.

Voor de bezetting is de Nederlandse voedselindustrie afhankelijk van internationale handel. Nederland importeert veel granen, deels bestemd als voedsel voor het vee. Als Nederland in 1940 door nazi-Duitsland wordt bezet, valt de import weg en moet Nederland zelfvoorzienend worden. Om Nederland zelfvoorzienend te maken moet de landbouwgrond zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. Dat betekent minder vee en meer aardappelen, granen en groenten.

Veehouders worden in ruil voor een premie opgeroepen om hun dieren te slachten en grasland te ‘scheuren’ (om te ploegen). Boeren krijgen ook een premie als zij bepaalde gewassen verbouwen, zoals koolzaad waaruit vet gemaakt kan worden. De Nederlandse boeren mogen hun producten alleen leveren aan centrales van de overheid en niets zelfstandig verkopen. In ruil krijgen ze goede prijzen voor hun producten en mogen ze een deel houden voor eigen gebruik.

Dankzij goede organisatie, compensatie voor de boeren, controles en campagnes wordt Nederland in korte tijd zelfvoorzienend.

De eerste cijfers over 1941 waren hoopvol. De voedselopbrengst was 24 procent hoger en dat kwam doordat 31.000 hectare was omgeploegd. Dat is ook de reden geweest dat in de Staatscourant van 2 maart 1942 de tweede “scheurbeschikking bodemproductie” werd uitgevaardigd. Er was van hogerhand druk op de boeren gezet. De scheurvrijwilligheid was verdwenen en er werd aangekondigd dat er een boete van f. 10.000,00 zou worden uitgedeeld of 4 jaar hechtenis als er geen medewerking werd verleend. Naast de straf zou het scheuren op kosten van de landeigenaar plaatsvinden. Er werd in de Leeuwarder Courant aangekondigd dat er controle op de uitvoering zou plaatsvonden. Van hogerhand werd de scheurvergoeding verhoogd naar f. 250,00 als er aardappelen zouden worden geteeld en f. 150,00 voor andere gewassen. Verder werd aangekondigd dat er benzine beschikbaar zou worden gesteld voor motorapparatuur zoals tractoren. Voor paarden was geen vergoeding. Als daarvan te weinig waren, dan moesten die maar geleend worden van buren enz.

In de Balkster Courant van zaterdag 25 oktober 1941 was een artikel opgenomen van de heer Jochem de Ruiter uit Balk, de directeur van de Christelijke Landbouwschool in Balk. Hij maakte dus direct duidelijk op welke manier het beste kon worden omgegaan met de wettelijke verplichting tot het omzetten van grasland naar bouwland.

“Op 13 oktober 1941 is aan de bladen een bericht doorgegeven, waarin mededeling wordt gedaan, dan ten behoeve van de oogst van 1942 ongeveer 100.000 hectare grasland moet worden gescheurd. De hoeveelheid door de landbouw geleverde producten, welke direct of eventueel na een industriële bewerking te hebben ondergaan geschikt zijn voor de menselijke consumptie, dient te worden opgevoerd.

Het opvoeren van de productie van het ter beschikking staande bouwland, dat die producten levert, is niet voldoende mogelijk. Dit bouwland wordt reeds zeer goed benut. Daarom is het noodzakelijk, dat de oppervlakte bouwland wordt uitgebreid. Het grasland geeft in verhouding tot bouwland een klein rendement. Men beredeneert dit zo: Een bepaalde oppervlakte land – beplant met koolzaad – levert een 4 á 5 maal grotere hoeveelheid vet dan eenzelfde oppervlakte grasland ons via de koe kan leveren. Er is in Nederland ruim 900.000 hectare bouwland en ongeveer 1.300.000 hectare grasland. Men wil de helft van het in gebruik te nemen bouwland gebruiken voor het extra telen van de aardappelen. De aardappel is bij uitstek geschikt voor direct menselijke consumptie en kan er bovendien aan toe bijdragen om via het varken onze vetpositie te verbeteren. Voorts wil men de suikerbietenteelt nog wat uitbreiding geven. Het teeltplan 1942 komt nog en zal ons wel nadere gegevens verstrekken. Bij het scheuren zal rekening worden gehouden met het zo mogelijk inschakelen van werklozen. Getracht zal worden de vele moeilijkheden, die er in bepaalde gevallen zijn als gebrek aan deskundig personeel, gebrek aan trekkracht, gebrek aan scheurwerktuigen e.d. zoveel mogelijk te ondervangen.

www.verzetsmuseum.org

Uiterlijk maart 1942 moet dus 100.000 hectare land zijn gescheurd. Is voor 15 november 1941 niet voldoende land opgegeven, dan zal men gedwongen worden te scheuren en ontvangt men geen scheurpremie. De regeringscommissaris voor de Bodemproductie voegt er nog aan toe, dat scheuren bij voorkeur moet geschieden op goed ontwaterde zand-, klei– en zavelgronden. In de omgeving van grote steden zal speciaal gescheurd worden voor de aardappelbouw. Tot zover de mededelingen die we dezer dagen in de kranten konden lezen. Het is zaak dat we dit vraagstuk nu eens nader bezien. De Zuidwesthoek van Friesland bevat allerlei grondsoorten. Voor scheuren komen daarvoor alleen in aanmerking de zandgronden en een enkel perceeltje klei. Dan hebben wij hier nog leemgronden die dus hoofdzakelijk uit leem bestaan en uit het veen. Beide gronden moeten grasland blijven. Wat heeft de landbouwer nu te doen?  Welnu, spoedig van zijn gronden na te gaan welke van zijn gronden geschikt zijn.

Hij kan dat doen met behulp van de grondboor die hem in staat stelt op verschillende plaatsen zijn grond te bezien. Indien de grond hem goed lijkt, kan hij ook nog een deskundige raadplegen en als dat advies ook gunstig luidt, het bewuste perceel voor scheuren aangeven. Dan direct een monster grond op kalktoestand laten onderzoeken. Blijkt de grond kalkarm te zijn, dan kan de kalk voor het scheuren worden gegeven waardoor de zode straks beter zal verteren. Kalk heeft namelijk de eigenschap om de ontleding van de organische stof te bevorderen. De zode bestaat geheel uit organische stof en moet ontleden, om plantenvoedsel beschikbaar te stellen. Blijkt het land zeer kalkarm te zijn, dan geeft men later nog een gift kalk over het geploegde land. Kalk is thans nog vrij te krijgen en is goedkoop.

En nu moet het scheuren beginnen. Zorg vooral dat het land goed ontwaterd is. Bij niemand heeft een schijvenegge om de zoden te vernielen. Men kan dit ook doen door het land voor het ploegen overdwars te bewerken met een cultivator. Daarna ploegt men in de lengterichting. En dan is ons advies: Ploeg niet diep. Ploegt men wel diep, dan heeft men later zeer veel last met de zode. Ligt deze ondiep, dan zal het verteringsproces beter verlopen en kan men het volgend jaar onder de zode komen, die men dan na het omploegen onder de oppervlakte houdt. Ploegt men diep, dan moet men het volgend jaar zeer vlak ploegen wat over het algemeen afgeraden moet worden. Heeft men het land omgeploegd vóór een vorstperiode, dan bevordert dit in hoge mate de omzettingen in de bodem. Tijdig aangepakt geeft goede kans van slagen. Wie kan aantonen dat het scheuren niet zonder brandstofgebruik kan plaatsvinden, kan in het distributiekantoor een formulier halen voor een aanvraag van petroleum of benzine. Na ondertekening zende men dit aan de Rijkslandbouwconsulent Ir. J. Spithorst, Landbouwhuis, Leeuwarden”.

Balk, Oktober 1941

ADVERTENTIES:

Ondergetekende houdt zich beleefd aanbevolen voor het Scheuren van Grasland voor de omgeving van Rijs, Bakhuizen en Omgeving.
Dooper, Rijs.

Ondergetekende biedt zich aan voor het scheuren van grasland en bouwploegen. Overal te ontbieden. Aan hetzelfde adres zand te koop.
van der Kooy, Oudemirdum

Ondergetekende biedt zich aan, evenals vorig jaar, voor het scheuren van grasland. Voor keurig werk wordt ingestaan.
de Jong, Wite Burch Bakhuizen

EXTRA VOEDSELVOORZIENING

De gemeente Gaasterland sluit 10 maart 1944 een contract met landbouwer en tuinder Hoite Schaap uit Balk, B86 (Wilhelminastraat) om 26 hectare te gebruiken voor de voedselvoorziening. Schaap zal dit jaar oogsten voor rekening van de gemeente. Op 10 are grond gaat hij vroege aardappels verbouwen en boerenkool. Acht are gebruikt hij voor spitskool en op 8 are gaat hij dubbele witte stambonen verbouwen. Schaap ontvangt daarvoor van de gemeente f. 9,00 voor honderd kilo vroege aardappelen; f. 4,00 voor honderd kilo boerenkool; f. 7,25 voor 100 kilo spitskool en f. 18,00 voor 100 kilo dubbele witte stambonen. Daarboven krijgt hij nog eens een extra vergoeding van f. 40,00 voor 10 are aardappelen; f. 30,00 voor de boerenkool; f. 36,00 voor de spitskool en f. 44,00 voor de stambonen.

In 1944 zal Schaap aan de gemeente leveren 1061 kg stambonen; 2859 kilo spitskool; 925 kilo boerenkool en 1200 kilo aardappelen.

Het is 28 juni 1944 (3,5 maanden later) nadat tuinder Hoite Schaap uit Balk een overeenkomst had getekend met de gemeente Gaasterland. Vandaag leverde hij de eerste contractuele opbrengsten aan de gemeente. De spitskool is klaar en dit bericht verstuurt de burgemeester Schwartzenberg aan de hem bekende groetenhandelaars in de gemeente Gaasterland.

Het bericht gaat naar: B. Tamminga; M. Schotanus; W. Stoffels; T. Kuiper; P. Kuiper, Jan de Jong, A. de Vos en D. Kuiper, allen uit Balk; Johannes Bakker uit Harich; B. Tromp uit Nijemirdum; M. Zeldenrust uit Oudemirdum en Jan Melchers uit Mirns en Bakhuizen. Als enige niet-Gaasterlander krijgt R. Van der Zee uit Hemelum bericht. Hoe de afwikkeling – zoals b.v. de verdeelsleutel - heeft plaatsgevonden is niet te achterhalen.

Hoewel iedereen blij moest zijn met de extra opbrengsten van groenten,  was er ook nog een andere mening: In de (namaak) Friesche Courant van 7 september 1944 staat nu de oproep: BOEREN, UW VOLK VRAAGT BOTER EN VET! SCHEURT UW LAND NIET.

Het is donderdag 22 februari 1945 als de gemeente Gaasterland voor de tweede maal een contract sluit met tuinder Hoite Schaap in Balk. Er is nog steeds niet voldoende voedsel. Schaap mag opnieuw op kosten van de gemeente – en met vergoeding - groenten verbouwen. Ditmaal mag hij alleen zomergroenten verbouwen.

Met H. van der Veen van Welgelegen uit Harich sluit de gemeente ook een tuinbouwcontract. Dit is voor hem zijn eerste keer en hij mag wintergroenten verbouwen, kool en spruitjes.

www.verzetsmuseum.org

Tuinder Schaap leverde in 1944 1200 kilo aardappelen. Gezien dat aantal is dat slechts een kleine hoeveelheid voor de bijna 7000 inwoners van Gaasterland en de nodige onderduikers. Aan het gevraagde van 4 kilo aardappelen per week kan Schaap dus bij lange na niet voldoen.

In het verhaal van het Ned. Arbeidskamp op de Wyldemerk is te lezen dat de werkmannen ingeschakeld werden bij het aardappelrooien in Drenthe. Hier werden 350 mensen ingezet op 90 hectare land.