Jan (Aukes) de Vries in Gaasterlands verzet 1940-1945

GEVALLEN IN DE STRIJD TEGEN ONRECHT EN SLAVERNIJ,
DAT WIJ IN VREDE VOOR RECHT EN VRIJHEID WAKEN.

Deze marmeren gedenkplaat is aangebracht aan de buitenmuur van het voormalige raadhuis van de gemeente Gaasterland in Balk. De gedenkplaat is op 4 mei 1953 aan de gemeente geschonken door leden van de ex-illegaliteit. Initiator en promotor hiervan was de Gaasterlandse verzetsleider Benjamin Herre Steegenga. De Friestalige tekst is gemaakt door Jan (Aukes) de Vries, destijds inwoner van Gaasterland en gedecoreerd verzetsstrijder. Zijn tekst werd ook gebruikt op de zuilen naast de grafsteen van de gevallenen. In Gaasterland is dat bij Jacobus Boomsma in Sondel en Jeen Hornstra in Wijckel.

 

WIE WAS JAN DE VRIES?De geschiedenis begint uiteraard met de ouders van Jan de Vries. Dat waren Auke de Vries, (1879 – 1955), van beroep zuivelarbeider en Baukjen Jongstra, (1879 – 1969). Zij woonden aan de Jan Jurjenssingel 6 in Ruigahuizen. Het Rooms Katholieke gezin telde 6 kinderen: Fimme, Jantje, Korneliske, Jan, Catharina en Maria.

 

Jan de Vries werd op 14 september 1915 in Ruigahuizen geboren. Omdat zijn vader Auke heette, werd hij meestal Jan Aukes genoemd. Jan was tuinman van beroep toen hij op 21 mei 1942 in Balk trouwde met dienstbode Hotske Boersma, geboren 18 december 1917 in Westhem.

Haar ouders waren Jan Boersma, veehersteller en Jetske Kuipers, beiden wonende Lutswâl 2 in Ruigahuizen. Jan en Hotske kregen acht kinderen: Auke Fimme, Jetske, Jan Fimme, Baukje, Fimme, Simon, Kees en Anneke. De oudste drie kinderen werden in Balk geboren en de anderen zagen in Wyldemerkwei 3 in Harich het levenslicht.

Jan de Vries heeft zowel in Ruigahuizen als in Balk en Harich gewoond. In Balk woonde hij Raadhuisstraat 29 naast de Doopsgezinde kerk. Hij behaalde zijn Mulodiploma in Balk ondanks zijn zwakke gezondheid. Eerst deed hij van allerhande losse werkzaamheden in Noord-Holland en de zuivelfabriek in Balk. Daar werkte hij naar eigen zeggen ondanks de vieze lucht die daar heerste.

Het geboortehuis van verzetsstrijder Jan de Vries aan de Jan Jurjenssingel 6 te Ruigahuizen.

Uiteindelijk werd hij tuinder van groenten en fruit op een terrein naast de ijsbaan aan de Houtdyk in Harich. Hij had de kwekerij van Anne Sikkes voor de helft overgenomen nadat diens zoon Andries – die hem hielp op de tuin - was vertrokken naar het buitenland. Jan de Vries betaalde daarvoor f. 650,00 (€ 300,00). Hij kon daarmee prima in zijn onderhoud voorzien. Naar eigen zeggen verdiende hij driemaal het jaarsalaris van een ambtenaar. Hij heeft de Tweede Wereldoorlog overleefd en heeft daarin heel veel verzetswerk in Gaasterland verricht. Het heeft hem enorm veel energie gekost. Zo was hij in december 1944 drie dagen lang “totaal van de wereld”. Drie dagen lang wist hij van niets.   Zijn vrouw en een verpleegster uit eigen kennissenkring pasten op hem. De verzetsinspanningen waren hem te veel geworden en hij moest rust nemen. Zijn vrouw en deze verpleegster praatten op hem in om met het verzetswerk te stoppen. Vooral zijn vrouw was kwaad dat hij toch weer doorging.

In 1947 kocht Jan de Vries een perceel van 4 hectare op de Wyldemerk in Harich. Het gezin ging daar ook wonen en hij begon daar een appelhof. Als fruitteler bleek Jan de Vries een goede vakman te zijn, maar als ondernemer redde hij het financieel niet, het werd armoede thuis. In 1955 verkocht hij zijn tuinderij op de Wyldemerk in Harich en ging naar Marknesse, waar hij geselecteerd werd door de Rijksdienst IJsselmeerpolders voor een fruitbedrijf met 8 hectare grond. Daar heeft hij later veel spijt van gehad. Die grond daar bleek ongeschikt voor de fruitteelt vanwege het kwelwater dat vanaf het oude land omhoogkwam. Dat was een reden waarom er langs de nieuwe polder randmeren werden aangelegd. In 1958 werd daarom met het fruitbedrijf verhuisd naar Kraggenburg. Hij verklaarde zelf dat hij in 1955 door oorlogsintensiteit het concentratie- en beoordelingsvermogen miste om in te zien dat het bedrijf voor hem geen levensvatbaarheid bevatte. Er moesten te veel bedrijfsonkosten worden gemaakt waar te weinig inkomsten tegenover stonden. Toen hij uiteindelijk een uitkering verwierf van de Stichting 40-45 in de jaren zeventig van de 20e eeuw ging het hem beter.   Na de verkoop van het bedrijf hield hij een flink bedrag over, zelfs na aflossing van de schulden.

De ziekte van zijn vrouw vanaf 1981 tot aan haar overlijden in Zwolle op 22 november 1993 was voor hem moeilijk om aan te zien. Hijzelf kreeg slaapproblemen door steeds maar weer beelden te zien van zaken die misgegaan waren in zijn bedrijf en in zijn verzetswerk. Op 12 november 2006 overleed Jan de Vries op 91-jarige leeftijd in Zwolle. Beiden zijn in Kraggenburg begraven.

JAN DE VRIES IN DE GAASTERLANDSE ILLEGALITEIT 1940-1945

 De weerzin van Ruigahuister Jan de Vries tegen de Duitse bezetting van Nederland was al in 1938 begonnen. Zijn ouders hadden een radio gekregen van Jan zijn broer Fimme die bij Philips werkte in Eindhoven. In 1938 had Jan de Vries een toespraak gehoord van Rijkskanselier Adolf Hitler. De samenvatting van Jan de Vries was direct geweest “dat deze man zoveel wilde bereiken dat zulks alleen maar kon door oorlog te maken met andere landen”. Jan kreeg gelijk en het was zaterdagmiddag 11 mei 1940 dat hij de eerste Duitsers op motor en zijspan Gaasterland zag binnenrijden.

Hij voelde direct innerlijke opstand tegen deze indringers “Jullie horen hier niet. Ik wilde ze er wel direct uitschoppen maar mijn lichaam stond dat niet toe”.  Zijn motief om zich te verzetten was de “brute rechtsverkrachting der moffen”.

JAN DE VRIES EN DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK IN BALK

 In Gaasterland is sprake van illegaal georganiseerd verzet. Als er al iets plaatsvindt dan is het klein illegaal werk. Daar is de Rooms-Katholieke Jan de Vries een lichtend voorbeeld van. Het is maandag 13 januari 1941 als de

Rooms Katholieke Kerk in Balk een schrijven krijgt dat in hun kerken moet worden voorgelezen. In dit bericht wordt duidelijk aangegeven welke houding de R.K.-kerk heeft aangenomen tegenover de N.S.B. ‘Het lidmaatschap van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) is niet toegestaan en zal in de praktijk uitsluiting betekenen van de Sacramentsviering’. Jan de Vries doet kosterswerkzaamheden. Pastoor Wieggers uit Balk vraagt aan Jan of hij de brief onder zich wil houden en op zondagmorgen een kwartier voor aanvang op de katheder wil leggen. De Duitsers mogen de brief niet vinden. Zo gezegd en zo gedaan. Het eerst bekende illegale werk.

Ditzelfde is ook van toepassing op de Bisschoppelijke brief met het verbod om lid te worden van het Nederlandse Arbeidsfront. Dat was een pro-Duitse organisatie voor arbeiders. Degenen die daar lid van werden konden dan, als ze werkloos waren, een uitkering krijgen. Die organisatie was in werkelijkheid bedoeld om Nederlandse arbeiders te pakken te krijgen voor de Duitse oorlogsindustrie. Samen met pastoor Harmanus Antonius Wieggers (1893-1947) stelt Jan een fonds in voor “bijzondere noden”. De Vries collecteert met een schaal in de kerk en verdeelt de collecte-opbrengst onder iedere werkloze R.K.-arbeider. In de winters van 1941/1942, 1942/1943 en 1943/1944 houdt de Vries een kwartier voor aanvang van de kerkdienst de uitdeling in de sacristie aan de mannen die geen lid geworden zijn. De uitkering is even hoog als de uitkering van het Arbeidsfront. Jan de Vries laat meer dan eens duidelijk blijken dat hij het niet eens is met de Duitse aanwezigheid hier. Een kerkganger zegt hem dat de boeren het nu beter hebben door Hitlers melkmaatregelen. Jan de Vries antwoordt hem: “Maak zo snel mogelijk hooi van je gras want je kunt het straks zelf nodig hebben om te vreten”. Twee jaar later gaf de boer Jan gelijk, want hij had twee koeien en een paard moeten inleveren.

Op een bepaald moment in 1941/1942 stond er plotseling iemand bij hem tijdens het koffiedrinken in zijn hokje op de tuinbouw. De man zei Theo Dobbe te heten en uit Sneek te komen. Theodorus  Dobbe* geboren in 1901, was een leidende Nederlandse verzetsstrijder). Dobbe was gestuurd door pastoor Wieggers uit Balk. Die had gezegd dat Jan de Vries wel iets tegen de Duitse bezetters wilde en durfde ondernemen. Dobbe vroeg of Jan wilde meehelpen om distributiebonnen te bezorgen en onderduikers onder te brengen. Er waren op dat moment al ongeveer 100 Joden en andere onderduikers in Gaasterland die aan bonnen moesten worden geholpen. Hij zou ook het distributiekantoor in Balk moeten bewerken om mee te helpen aan illegale verstrekking van distributiebonnen. Jan stemde toe en zo begon hij met zijn illegale werk. De Gaasterlandse distributieambtenaren Duco Hoekstra en Jisk Beimin hebben geweldig meegeholpen. Via Hoekstra en Beimin kreeg Jan de Vries iedere maand plusminus 100 distributiekaarten toegestopt.

*Theodorus Dobbe (1901-1944), was hoofdvertegenwoordiger van een linoleumfabriek uit Amsterdam en al meteen actief toen de oorlog uitbrak. Hij was een onverschrokken verzetsman, die hulp bood aan joodse onderduikers, sabotage pleegde en het illegale blad Vrij Nederland hielp verspreiden. In juli 1940 pleegde hij met vijf anderen, waaronder de drogist Gerard Reeskamp (die in Friesland actief zou worden) een overval op het munitiedepot in Naarden, waarbij ze wapens en munitie buitmaakten. Met de explosieven die ze hadden buitgemaakt bliezen ze op 14 mei 1941 in Amsterdam een opslagplaats van de Duitsers op met telexapparaten en seintoestellen. Er kwamen hierbij wel een aantal Duitse manschappen om, waarvan Dobbe niet wakker lag. Na in de val te zijn gelokt door V-mann Anton van der Waals werd Dobbe op 24 november 1941 in Amsterdam opgepakt. Hij wist uit de gevangenis te ontsnappen. Op 14 oktober 1942 beroofde de groep Dobbe het distributiekantoor van Joure en maakte een groot aantal distributiebonnen soldaat. Die werden verkocht op de zwarte markt om wapens te kopen en de illegale krant Vrij Nederland te kunnen blijven drukken en verspreiden. Dobbe was een echte vrijbuiter. Het beleidswerk in een landelijke organisatie lag hem minder dan het praktische werk als overvallen plegen en liquidaties uitvoeren op verraders. Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, ging dat laatste mis. Dobbe werd door de SD opgepakt bij een actie om een collaborateur te liquideren. Na een zwaar verhoor probeerde hij nog - vlak voor hij zou worden gefusilleerd - te ontsnappen, waarop de bewakers van de Sicherheitsdienst hem neerschoten. Na de oorlog wees een van de bewakers aan waar ze hem in de duinen bij Dieren (gemeente Rheden) hadden begraven, waarna hij werd opgegraven en alsnog een eervolle begrafenis kreeg op begraafplaats Buitenveldert.

JAN DE VRIES ALS HOPMAN

Op 1 april 1941 komt politiechef Hoving uit Balk bij Jan de Vries aan de deur. Hij doet Jan in zijn functie als Hopman de mededeling dat de padvinderij per 2 april 1941 opgeheven wordt en dat hij daarom alle spullen moet inleveren. De Vries gaat met Lubbert Dooper en Bauke Boersma de padvindersuitrusting ophalen en het wordt een zwaarbeladen bakfiets vanuit De Volharding in Balk naar A. Dooper aan de Lutswâl in Ruigahuizen. Het transport kan niet anders dan langs het politiebureau in het raadhuis van Balk waar Hoving op dat moment het opvallend druk zit te hebben met andere zaken. Om 10 uur meldt de Vries zich bij Hoving met lege handen en laatstgenoemde buldert: ”Wat moet dit, ik moet toch wat in beslag nemen? Je hebt toch wel een paar oude planken en touw?”. Daarmee werd voor alle partijen een draaglijke oplossing aan de hand gedaan.

TUINDER JAN DE VRIES

Een controleur uit Sneek verschijnt plotseling op zijn tuinderij en zegt dat hij voortaan alleen maar mag leveren aan de Duitsers. Jan de Vries houdt hem aan de praat, omdat hij weet dat er binnen enkele ogenblikken op afspraak een groep van 10-12 vrouwen komt om appels en groenten te kopen. De Sneker controleur is er nog als de vrouwen komen. Jan de Vries vertelt de vrouwen dat hij niet meer aan hen mag leveren, omdat deze controleur dat nu heeft verboden en dat alles nu naar Duitsland moet. En dan gebeurt het zoals Jan de Vries had gehoopt. De vrouwen gaan naar de controleur toe en bedreigen hem fors. De man neemt de benen en vlucht weg. Jan de Vries heeft in de oorlog nooit weer last van hem of een collega gehad.

JAN DE VRIES LANGZAMERHAND IN GEORGANISEERDE ILLEGALITEIT

 Jan komt zonder wapen te zitten. In november 1941 staat in het gemeentelijke wapenregister van Gaasterland dat eigenaar Jan A. de Vries uit Ruigahuizen zijn jachtgeweer heeft ingeleverd. Het was een dubbelloops jachtgeweer. Wel komt hij in het bezit van een revolver. Jo Weerstra heeft zijn revolver geleend en komt terug met het bericht dat het “ding heeft geweigerd”. De Vries gaat in de schuur op een appelkist zitten en gaat de revolver uit elkaar halen. Jan de Vries merkt ineens dat er iets achter hem is. (De deur is 1 meter achter hem). Door de ruit ziet hij de rug van een Duitse officier. Snel stopt Jan de revolver in onderdelen in de appelkist onder oude kranten. De Duitse officier komt binnen en zegt appels te willen kopen. Hij wil de andere dag nog eens terugkomen om meer appels te kopen. De Vries zorgt dan dat de appels weg zijn ”naar een veiling”. De Duitsers zegt dan (vertaald) “Jij bent een domme kerel. Wij kunnen met 4 mensen heel Holland besturen, want de rest brengt elkaar wel aan”. Hij had in de namiddag ervoor het pistool gezien. De Duitser was een hoge officier uit Solingen van het V-2 strafbataljon. Hij kwam later nog wel eens om groente.

In 1942 begon Jan de eerste onderduikers in Balk en omstreken onder dak te brengen. In totaal heeft hij ongeveer 10 onderduikers geplaatst en ook verzorgd. In dat jaar 1942 werd hij opgenomen in het Landelijk verbond van verzet. Hij ging zich nu bezighouden met de zorg voor het verkrijgen van bonkaarten, verdere hulp aan onderduikers en het verspreiden van illegale lectuur (Vrij Nederland, Je Maintiendrai en Trouw in totaal 400 stuks). In 1944 werd hij lid van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en assisteerde daarbij Benjamin Herre Steegenga uit Balk. In 1944 hield hij zich ook bezig met de sabotage aan dorsmachines en het vervoer van gedropte wapens. Hij zorgde voor de wapenopslag in de later door de Duitsers in brand gestoken boerderij van Louw Wildschut in Wijckel.

In mei 1942 meldt de illegale werker Theo Dobbe zich weer bij Jan de Vries op aanbeveling van pastoor Wieggers uit Balk. De bedoeling van Dobbe was om Joden en andere onderduikers onder te brengen en het was het voornemen om een sabotagegroep op te richten. Als er in Sneek wat te doen viel, zou de groep in Gaasterland werken en omgekeerd. Onderduikers waren wel te plaatsen. Duikers (geen Joden) komen via Dobbe en dan zoekt Jan de Vries voor hen een onderduikadres. De levensmiddelenbonnen kwamen via Jo Weerstra (ook van Dobbe). Hij leverde die weer aan Jan de Vries en Fonger Mous uit Bakhuizen. Ongeveer een jaar loopt dat zo met de bonnenlevering.

Uilke Boonstra uit Joure levert Joden aan Rinke de Boer in Sondel, aan Jacobus Boomsma in Sondel en aan Steegenga in Balk. Ergens in 1942 levert Jo Weerstra inlegvellen voor het verkrijgen van bonnen. Dat contact verloopt pas in de winter van 1944/1945. Daarover heeft Steegenga contact opgenomen met distributieambtenaar Duco Hoekstra. Duco wil helpen met 10 inlegvellen. Dobbe vindt dat veel te weinig en wil een overval plegen. Jan de Vries houdt dat tegen en wil wachten totdat de boekhouding niet meer klopt. In deze tijd krijgt Jan de Vries een revolver van Dobbe. Enige maanden later in 1943 krijgt de Vries veel meer inlegvellen (ongeveer 50 stuks). Duco is een aardige man maar durft dat niet aan. Jisk Beimin durft dat wèl. Na enige tijd komen er iedere maand 110 inlegvellen voor bonkaarten.

Daarna is de overval op Rijs. Daarbij wordt een revolver gebruikt die van Jan de Vries afkomstig is. Distributieambtenaar Jisk Beimin is in alle staten tegenover Jan de Vries: No krijst safolle bonnen en no dit? Do kinst ferrekke, ik doch neat mear”. (Je krijgt zoveel bonnen en nu gebeurt dit. Ik doe niets meer). Jan de Vries slaagt erin na lang praten Jisk Beimin te overtuigen.

Jan de Vries levert bonnen aan Fonger Mous in Bakhuizen; daarna even later aan Bubberman in Bakhuizen. De volgende is Johannes Weersma in Bakhuizen. Dan ontstaat er een ruzie tussen Jan de Vries en deze Bakhuisters, want Jan de Vries heeft zich aangesloten bij Benjamin Steegenga.

De groep van Bakhuizen wil niks met Steegenga te maken hebben. Waarschijnlijk heeft dat een godsdienstige achtergrond. Johannes Bult neemt de bonnenverstrekking in Bakhuizen over. Jisk Beimin levert aan Jan de Vries; Jan de Vries levert weer aan koerier Rintsje Mulder uit Rijs en die brengt ze naar Johannes Bult. Rintsje Mulder was ook al koerier voor H. Weersma.

JAN DE VRIES ALS STAKINGSLEIDER EN ALS BOTERROVER

Bij de Zuivelfabriek in Balk zijn de werknemers op vrijdag 30 april 1943 van plan om alle werkzaamheden neer te leggen. Ook zij kunnen zich niet vinden in het feit dat oud-militairen opnieuw in krijgsgevangenschap worden genomen. Zuivelfabriek Balk wil meedoen omdat Heeg, Hemelum en Oudega-W ook al aan de staking meedoen. In Heeg doet niet iedere werknemer aan de staking mee. In Balk staan de werknemers in kleine groepjes bij elkaar te praten, waardoor het werk eerst door kan gaan. Er wordt besloten dat een dag later het stakingsbesluit definitief zal vallen. Het standrecht wordt ingevoerd voor de provincies Overijssel, Gelderland, Limburg en Noord-Holland.

Een dag later geldt het standrecht voor alle provincies. Dit recht houdt in dat er snel en hardhandig door de Duitsers kan worden opgetreden om de onlusten de kop in te kunnen drukken en dat er niet meer dan vijf mensen bij elkaar mogen staan.

De volgende dag wordt het hoogtepunt van de Melkstaking in Nederland.  In de Zuivelfabriek te Balk wordt ’s morgens om zes uur een stakingsvergadering belegd over de vraag of het personeel zal staken of niet. Het stakingsidee is ontstaan bij het laboratoriumpersoneel met onder anderen Harmen Schippers. Eerste kaasmaker Jan de Vries wordt na een lange vergadering tot stakingsleider gebombardeerd. Zes melkrijders komen ’s morgens met hun melkbussen aan bij de fabriek. Er is niemand aanwezig om de bussen aan te nemen, zodat alles zes melkrijders onverrichterzake met hun volle melkbussen weer vertrekken. Het personeel besluit ’s middags toch maar te gaan werken, omdat melk een onmisbaar levensmiddel is. Daarbij moet verder in acht worden genomen dat de zuiveldirecteur Andries Dijkstra in beeld komt.  Hij dreigt de Duitse Sicherheidsdienst te laten komen als ze het werk niet hervatten. Daarom wordt besloten de staking niet verder door te zetten. Directeur Dijkstra vervolgt zijn acties door zgn. Standrechtbriefjes in de fabriek op te hangen voor meerdere melkstakingslachtoffers.

Verzetsmannen “Reade” Rinke de Boer uit Sondel en Jan de Vries uit Ruigahuizen halen Sinterklaasnacht 1944 alle botervaten met in totaal 500 kilo boter uit een boot in de Luts. De boter was afkomstig uit de melkfabriek in Balk. Het verzet dacht dat deze boter vervoerd zou worden naar de Duitsers, omdat de directeur Andries Dijkstra als “Duitsvriendelijk” bekend stond. De vaten worden in eerste instantie aangeboden aan boer Bokma in Harich. Maar deze is bang dat hij de Duitse speurders op zijn erf krijgt, omdat hij al zoveel illegale zaken in zijn boerderij heeft. De vaten met boter worden daarom eerst opgeslagen in de woning van de ouders van Jan de Vries in Ruigahuizen, omdat hij zo snel niet iemand anders weet. Vanuit de woning van zijn ouders in Ruigahuizen verdeelt het verzet de boter in kleine porties onder de Joodse onderduikers in Gaasterland.

Later zal blijken dat de boter bestemd was voor de fabriek in Sloten. Directeur Popke de Vlugt uit Sloten wilde toen geen schadevergoeding van Rinke de Boer aannemen, omdat het allemaal voor de “goede zaak” was geweest. De Vlugt heeft de verdwijning van de boter wel aan de verzekering opgegeven.

JAN DE VRIES ALS ASSISTENT-DEURWAARDER

 Jacobus Boomsma uit Sondel krijgt in 1943 bezoek van een Duitser om hem op te pakken. Door een list vertrekt de Duitser en Boomsma pakt een fiets en vlucht naar Sneek. Enige tijd later komt de Duitser terug en merkt dat Boomsma gevlucht is. Hij vertrekt weer en men weet dat hij ieder moment met helpers terug zal komen om een huiszoeking te doen. “Reade Rinke” is de knecht van Boomsma die zich in de illegaliteit dienstbaar maakt. Zij beginnen alle gevaarlijke spullen op te ruimen. Daarbij is een door “Reade Rinke” ontworpen brief aan een onwillige betaler. De brief moet nog gepost worden. In de brief staat de dreiging dat er binnen de kortste keren f. 500,00 (€ 220,00) op het kleed moet komen anders zal de boerderij in de fik vliegen.

De brief is ondertekend met: ”De Geheime Dienst”. ”Reade Rinke” was samen met verzetsstrijder Jan de Vries in een actie gewikkeld om bij een boer geld los te krijgen. Deze boer, niet een van de armste in Gaasterland, had met een weids gebaar f. 5, = ter beschikking gesteld met de boodschap dat ze dan nooit meer terug mochten komen. De ongeposte brief werd alsnog gepost en had wel het gewenste effect. De 500 gulden werd afgedragen aan L.O.-leider Benjamin Steegenga in Balk.

JAN DE VRIES IN CONTACT MET DE BOERENSCHOOL IN RIJS

Jan de Vries had contact met de boekhouder van de Duitsgezinde Boerenschool in Rijs. Verderop in dit artikel is een verhaal opgenomen hoe Jan de Vries het voor elkaar krijgt daar een Duitse deserteur te plaatsen.

Verzetsleider Benjamin Steegenga uit Balk beschrijft in zijn “Verslag van Balk”: “Wij hadden in Mooi Gaasterland een school onder leiding van Dr. Haring Piebenga, een N.S.B.-er. Verzetsstrijder Jan de Vries kwam een keer bij Piebenga en die wist hem de namen van ons uit zes personen bestaande verzetscomité te noemen. Maar Piebenga heeft ons nooit verraden. Wij hebben toen tegen elkaar gezegd: ’Jonge, jonge, als de oorlog niet gauw afloopt dan gaat het mis’. Piebenga heeft Jan de Vries verteld dat hij een keer in Sneek bij de Landwacht was en dat die kerels onze namen op papier hadden staan. Maar in diezelfde periode zaten ze geweldig achter de wapens aan”.

JAN DE VRIES ALS LID VAN DE EVACUATIECOMMISSIE

Er is een brief bewaard gebleven van verzetsleider Benjamin Herre Steegenga uit Balk aan heer Halbe Bearnt van der Goot in Oudemirdum. In deze brief van donderdag 25 januari 1945 doet Benjamin Herres Steegenga mededeling van het feit dat vrijdag 26 januari 1945 het eerste transport evacuees uit Limburg zal arriveren. Steegenga, Bouke van der Wal, Thijs van Hout en Jan de Vries hebben als Balksters een evacuatiecommissie gevormd. Zij zorgen ervoor dat de evacuees in huizen worden ondergebracht waar geen Joodse onderduikers zijn.

 JAN DE VRIES ALS SPION

Verzetsleider Steegenga schreef in zijn memoires dat Jan de Vries voor hem spionageopdrachten moest uitvoeren voor de inlichtingendienst Balk. Er zijn geen bewijzen gevonden van deze activiteiten.

De Gewestelijk Commandant van de NBS in de Zuidwesthoek – Siemen de Jong uit Balk – was de militaire kwaliteiten van Jan de Vries opgevallen. Siemen de Jong was beroepskapitein en ging na de oorlog aan het werk op het vliegveld in Leeuwarden. Hij vroeg Jan de Vries mee als zijn adjudant maar een legerbaan leek hem niets.

 JAN DE VRIES ALS WAPENBEWAARDER

Zoals eerder gemeld vindt er op 23 september 1943 een overval plaats door de illegaliteit op een transport van distributiebonnen in Rijs. Hierbij wordt een revolver gebruikt die door Jan de Vries was uitgeleend aan Theo Dobbe, één van de vier overvallers.

In het najaar van 1944 vonden vele wapendroppingen plaats nabij Haskerhorne. In Gaasterland komt ook een zending wapens, die in meerdere boerenschuren tijdelijk worden opgeslagen. Ook bij boer Bokma in Harich worden wapens gebracht, maar op een bepaald moment wil hij dat niet langer en zoekt daarvoor een andere plaats. Hij vindt Jan de Vries bereid daarvoor een nieuwe opslagplaats te vinden. Dat lukt hem. Zoon Wietse Bokma bracht de wapens naar de ouders van verzetsstrijder Jan de Vries in Ruigahuizen. Van daaruit haalt de verzetsgroep De Watergeuzen uit Balk de wapens op en liet deze onderbrengen in de kano’s van de betonloods van timmerman Van der Velde in Balk. Tenslotte werden de wapens naar een transformatorhokje gebracht aan het eind van de Pypsterstikke. Elektricien Jan van der Heide uit Balk wist daar een geschikte verbergplaats.

Jan de Vries had tijdens de oorlog een wapen en een revolver in zijn bezit. Beide schietwapens zijn na de oorlog bij de politie ingeleverd. Ter bescherming van zichzelf had hij altijd een boksbeugel bij zich. Die beugel is in 2020 aan het Histoarysk Wurkferbân Gaasterlân geschonken. Enkele weken later is de boksbeugel door Justitie weer in beslag genomen tijdens de tentoonstelling in Oudemirdum.

JAN DE VRIES EN BURGEMEESTER SCHWARTZENBERG

 In een Friestalig interview voor Radio Gasterlân op 12 april 2002 geeft Jan de Vries in duidelijke bewoordingen zijn mening over burgemeester Schwartzenberg van Gaasterland:

 "Ik heb in de tuin gewerkt van Schwartzenberg en wel eens ruzie met zijn vrouw gemaakt. Schwartzenberg was een flapdrol. Zijn vrouw had karakter. Hij was niet rechtdoorzee. Toch heeft hij als burgemeester kunnen aanblijven vanwege de politiek. Schwartzenberg was een collaborateur.

Schwartzenberg sprak zichzelf schoon. Hij zei dat als hij het werk niet deed dat dan een ander het wel zou doen. Op deze wijze maakte hij zich ervan af.

Ik zei tegen hem dat het dan op een ander zijn geweten ligt en als u het zelf doet dan ligt het op uw eigen geweten. Dat is het verschil en dat vond Schwartzenberg niet zo’n mooie opmerking. Toen werd hij eruit geschopt, maar dat lag politiek niet goed, want de meeste mensen die de meeste steun aan het verzet gaven, kwamen van de Gereformeerden. Voor deze mensen heb ik nog altijd respect hoeveel geld en steun zij gaven. Halbe Bearnts van der Goot werd locoburgemeester en toen kwamen de Nederlands Hervormden, dus de grote massa van Gaasterland. Zij zeiden dat is een Gereformeerde rotstreek en die gingen met een lijst lopen dat de burgemeester terug moest komen. En daar trapten ze ook nog in. Al die lammegoedzakken tekenden ervoor. Zo is Schwartzenberg teruggekomen. De Commissaris der Koningin had de pest aan Schwartzenberg. De burgemeester was een slappe figuur en tegen elk die bij hem kwam, zei hij “ja”. Zo beloofde hij tijdens de woningnood bv. hetzelfde huis aan 6 verschillende mensen en daar zijn de grootst mogelijke ruzies uit voortgekomen. Toen kreeg de Commissaris der Koningin het verzoek uit Gaasterland of ze Schwartzenberg niet kwijt konden. De Commissaris der Koningin zei: “jullie moesten hem eerst zo nodig hebben. Ik kan hem nergens kwijt en dus houden jullie hem”. Toen is Schwartzenberg gebleven”.

JAN DE VRIES ALS PENNINGMEESTER

 Benjamin Steegenga uit Balk ontving van veel mensen financiële bijdragen voor illegale activiteiten zoals kranten. Dat deed hij in de jaren 1940 – 1945 voor het Hulpcomité “Willem van Oranje”, Vrij Nederland en het illegale blad TROUW. In zijn kasboek staat de naam Jan de Vries driemaal als ontvanger van gelden die hij door moet sluizen:

5 januari 1944     f.    641,50
3 februari 1944    f.    306,50
19 april 1944       f.  1081,50

JAN DE VRIES ALS OPPASSER VAN EEN DUITSE DESERTEUR

De boekhouder van de Duitsgezinde Boerenschool in Rijs was Lyklama à Nijeholt. Hij vroeg aan Jan de Vries of die nog een bruikbare onderduiker wist voor werkzaamheden op de school. Jan de Vries wist wel iemand en zorgde er voor dat Johann Stummel, een uit Amsterdam gedeserteerde Duitse soldaat, in de Boerenschool een plekje kon vinden. Deze gebeurtenis toont wel aan dat de Landstandboekhouder Lyklema à Nijholt wist dat Jan de Vries een verzetsstrijder was. Grossier Van der Wal uit Balk had Stummel eerst opgevangen en bij Jan de Vries ondergebracht. “Als je hem niet vertrouwt, schiet je hem maar dood”. Via gemeenteambtenaar Ties van Hout kreeg Stummel een vals persoonsbewijs op naam van Piet Bosma (nu verzetsmuseum).

Twee Duitsers in Balk komen voor zwarte handel in Balk. Stummel fietst er achterlangs en roept tegen de zwarthandelaar “die mannen moet je niet leveren, die zijn van de SD”. Er volgt een achtervolging en Stummel verschijnt bij Jan de Vries. Jan de Vries vloekt Stummel uit en geeft hem een andere jas zodat hij niet door achtervolgende SD’ers herkend wordt.

Stummel gaat houtzagen bij de pastoor. De zaag is stomp en hij gaat naar aannemer Bauke Boersma en wordt weer gezien door een SD’er. “Piet” vlucht in de schuur van Boersma onder de hanebalken.

Op de Boerenschool school komen NSB-kinderen uit Amsterdam. De begeleidsters herkennen ”Piet”. ”Piet” raakt in paniek. Men komt weer bij Jan de Vries. ”Wy kinne neat mear mei ”Piet”. Hy leit op syn keammerke te oaljen: “Ik wil naar de Vries!” (Vertaling: Wij kunnen niets met Piet. Hij ligt in zijn kamertje te razen: Ik wil naar de Vries).

Als de donder gaat Jan de Vries naar de dokter voor een difteritispapier. Uiteindelijk heeft hij dat gekregen van dokter Frowein uit Oudemirdum. Er komt nu een difterieplakkaat op de kamer. ‘s Nachts wordt Stummel weer bij De Vries voor de deur gedeponeerd. Joop Bakker, de arbeider van De Vries, houdt Stummel dan voor geld en goede woorden tot eind van de oorlog (achter Harich).

JAN DE VRIES LID VAN BALKSTER ILLEGALE GROEP

 De illegaliteit en het verzet kwamen voor de allereerste keer bijeen eind december 1943/begin 1944 om te proberen samen te werken in Gaasterland en Sloten. Jacobus Boomsma uit Sondel, voor de Duitsers gevlucht naar Sneek, was nu als onderduiker bezig voor het districtsbureau in Sneek waarvan hij de leiding had. Boomsma nam iemand mee met de naam Leo. Laatstgenoemde was werkzaam voor de Joodse onderduikers. Zij kwamen terecht bij manufacturier Benjamin Herre Steegenga in Balk. Zij wisten dat Steegenga diep in het verzet zat. Zij gaven Steegenga de opdracht om een gemeentelijke commissie te vormen voor alle facetten van het verzetswerk. De allereerste samenkomst was bij Steegenga thuis in zijn Balkster kledingzaak. Steegenga werd door iedereen aangesproken met “Baaimen”, een fraaie Gaasterlandse klanknaam die samengesteld was uit de voornaam Benjamin.

Steegenga gebruikte zijn fiets als dekmantel voor de illegale werkzaamheden. Hij had voor op zijn fiets een koffer met kleding en kon op die manier bij ieder aankloppen zonder dat het in de gaten liep. Ook het komen en gaan van verzetsmensen in zijn kledingzaak viel tussen de klanten niet op.

Eerst waren de vergaderingen om de veertien dagen bij Steegenga thuis. Dat wilde Steegenga niet langer omdat hij het te gevaarlijk vond omdat hij tegenover een brug woont. Daarom werd besloten om de vergaderingen eenmaal per 14 dagen in de Christelijke Lagere Landbouwschool te houden aan de Wilhelminastraat in Balk. De taakverdeling was als volgt: Steegenga regelde het onderbrengen van onderduikers. Jan de Vries uit Balk verzorgde de bonkaarten. Gemeenteambtenaar Thijs van Hout zorgde voor de valse bonkaarten. Het tweetal Cornelis de Vries en Bouke Van der Wal, compagnons in een grossierderij in Balk, gingen geld inzamelen en hielden contact met Joden. Jochem de Ruiter, het hoofd van de landbouwschool, nam ook plaats in deze commissie. Hij was bekend bij heel veel boeren. Volgens verzetsstrijder Jan de Vries was de rol van Jochem de Ruiter erg beperkt. Hij had alleen vergaderruimte beschikbaar gesteld in de directiekamer van de Landbouwschool. Jan de Vries zei ook nog dat Jochem de Ruiter een zwarthandelaar zou zijn. Later werd Jochem de Ruiter Tweede Kamerlid voor de Partij van de Arbeid.

Er kwam iemand uit Sneek bij Jan de Vries langs om te informeren of hij mee wilde werken aan de opvang van tweehonderd onderduikers in de Gaasterlandse bossen, omdat men geen onderduikadressen meer kon vinden. Dit idee werd door Jan ten sterkste afgeraden want de bossen waren overbevolkt door de steekmuggen. De Sneker drong niet verder aan en vertrok. Een week later viel het Jan op dat een groep Duitse militairen grondig de Harichster bossen aan het doorzoeken waren. Er zou dus wel eens verraad geweest kunnen zijn. De gehele woonplaats Balk wordt begin augustus 1944 omsingeld door leden van de Sicherheidsdienst (SD) en Landstormers, zodat niemand meer Balk in of uit kan. Verzetsstrijder Jan de Vries had bericht gekregen dat er een razzia aanstaande was. Dat bericht was door de illegale luisterpost opgevangen in het Burmaniahuis uit Leeuwarden.  Jan had meerdere gevaarlijke spullen in zijn huis zoals een revolver en bonkaarten en wilde dat ‘s nachts verbergen in de tuin bij de volkstuinen. Achter de melkfabriek in Balk en de woningen van Eigen Haard sloop hij door de greppels. Hij hoorde plotseling wat verdachte geluiden en zag iets op een afstand van ongeveer 100 meter. Met de lichte maan op de achtergrond kon hij niet zien op het een paard was of een mens. Maar hij werd vlakbij bijna overlopen door zes achter elkaar lopende Duitse soldaten met een snelvuurgeweer. Zij liepen richting Harich en waren dus al bezig om Balk te omsingelen. Gelukkig kon De Vries vroegtijdig in een greppel wegduiken.

JAN DE VRIES ALS TONEELSPELER

Benjamin Steegenga komt in de tweede helft van 1944 bij Jan de Vries en vraagt hem of hij onopvallend een pakket bonnen en illegale bladen op wil halen uit zijn winkel. Hij wil het graag uit zijn pand hebben omdat de Landwachters nu tijdelijk zijn buren in het Gebouw van Christelijke Belangen zijn geworden. Jan de Vries neemt de opdracht aan. Hij kleedt zich heel eenvoudig aan en haalt de gevaarlijke spullen op. Als hij de winkel van Steegenga uitkomt, loopt er juist een groepje Landwachters rond. Daarbij is Landwachter Delfsma, die Jan de Vries herkent: “Zo, de Vries een nieuw pak kleren gekocht?” “Ja”, zegt de Vries, ik was er nodig aan toe”. De Vries loopt gewoon door terwijl zijn innerlijk hem aandrijft tot spoed.

JAN DE VRIES ALS SCHRIJVER EN OPSCHRIFTENBEDENKER

In de winter van 1940/1941 schrijft Jan de Vries een serie artikelen in de Balkster Courant met als kop: “Onze Bomen”. Hierin vertelt hij alles wat hij weet over de boomsoorten in Gaasterland.

Hij is geen boekenschrijver of dichter. Maar hij heeft wel twee keer een zeer passende tekst gemaakt, waarin hij aangaf zich in een ander te kunnen inleven. De eerste is het provinciale opschrift voor grafstenen van gevallen illegale strijders.

(GEVALLEN IN DE STRIJD TEGEN ONRECHT EN SLAVERNIJ,
D
AT WIJ IN VREDE VOOR RECHT EN VRIJHEID WAKEN.)

Prijsvraag grafopschriften van gevallenen in de illegale strijd. (Vertaling)

De vereniging Fryslân 1940-1945, de stichting/vereniging Friesland 1940-1945, de Commissie Oorlogsgedenktekens 1940-1945 Friesland, hadden een prijsvraag uitgeschreven voor een Friestalig opschrift op de grafstenen van hen, die in de ondergrondse strijd tegen de Duitsers gevallen waren. De jury, de heren J. Piebenga, F. Sierksma en IJ. Poortinga, was klaar met hun beoordeling van de 73 geldige inschrijvingen. Uit het grote aantal deelnemers aan de prijsvraag bleek wel dat er rondom grote belangstelling was. De eerste prijs werd op 17 november 1945 bekend gemaakt. Jan A. de Vries, Balk 331 (Raadhuisstraat 29) werd de winnaar met het opschrift: “Fallen yn ‘e striid tsjin ûnrjocht en slavernij; dat wy yn frede foar rjocht en frijdom weitsje” (vertaling “Gevallen in de strijd tegen onrecht en slavernij; dat wij in vrede voor echt en vrijheid waken”. Dit opschrift zal dus voortaan op de grafstenen van de illegale strijders aangebracht worden. Het is sober en sterk, typerend de strijd en de plicht van de levenden ten opzichte van de gevallenen.
De tweede prijs was voor de heer G. Griepma uit Joure met: “Fallen foar frijdom en rjocht; Achtsjende de mienskiplike saek heger as it libben fan har sels” (Gevallen voor vrijheid en recht; achtende de gemeenschappelijke zaak hoger dan voor hun zelf”). De jury kende twee keer de derde prijs toe. P. Halma uit Huizum met: “Frij man – as dy’t hjir leit – elts dy’t syn lok foar heger lok forsmyt” (Vrij man - zoals die hier ligt – ieder die zijn geluk voor hoger geluk ter zijde legt”). De andere derde prijs was voor de heer W.P. Altena uit Makkum die de spreuk had ingestuurd: “Hjir rêst in helt, dy’t stridend stoar foar lân en folk troch Dútske hân. In frije fries gjin slaef” (Hier rust een held die strijdend stierf voor land en volk door Duitse hand. Een vrije Fries, geen slaaf!”).

Op 1 maart 1946 werd de uitslag bekend gemaakt welk ontwerp voor de steen de tekst van Jan Aukes de Vries zal dragen. Onder het motto “En de toortsen branden op de terpen” ontwierp Marius Duintjer (architect te Amsterdam) de zuil. Jan Aukes de Vries en Marius Frans Duintjer (Veendam 22-12-1908 – Amsterdam 2-5-1983) kregen tijdens de tentoonstelling op 29 november 1946 (tot 7 december) - samen met de andere prijswinnaars- een Folkskunstalbum  als prijs overhandigd van de Vereniging Fryske Folkskunst in het Fries Museum. Op 4 november 1947 werd de eerste gedenkzuil geplaatst op het kerkhof van Tzummarum. Hierop werd de 26-jarige eerste KP’er Evert Sijbesma herdacht. Hij sneuvelde op Bevrijdingsdag 15 april 1945 in Noordbergum.

Op 1 maart 1946 werd de uitslag bekend gemaakt welk ontwerp voor de steen de tekst van Jan Aukes de Vries zal dragen. Onder het motto “En de toortsen branden op de terpen” ontwierp Marius Duintjer (architect te Amsterdam) de zuil. Jan Aukes de Vries en Marius Frans Duintjer (Veendam 22-12-1908 – Amsterdam 2-5-1983) kregen tijdens de tentoonstelling op 29 november 1946 (tot 7 december) - samen met de andere prijswinnaars- een Folkskunstalbum als prijs overhandigd van de Vereniging Fryske Folkskunst in het Fries Museum.

Op 4 november 1947 werd de eerste gedenkzuil geplaatst op het kerkhof van Tzummarum. Hierop wordt de 26-jarige eerste KP’er Evert Sijbesma herdacht. Hij sneuvelde op Bevrijdingsdag 15 april 1945 in Noordbergum.

 In Gaasterland staan twee zuilen met de door Jan de Vries ontworpen tekst. Links bij het graf van Jacobus Boomsma in Sondel en rechts bij het graf van Jeen Hornstra in Wijckel.

 

 

De tweede tekst is bij de eerstesteenlegging van de herbouwde boerderij van Louw Wildschut in Wijckel.  GAESTFJUR . "Gaest" is oud-fries en taalvernieuwend herschreven als “Gaast” dat hoogte betekent. Ook “fjûr” is oud-fries voor fjoer dat vuur betekent. De boerderij stond op een hoogte en werd door de Duitsers in brand gestoken in februari 1945.

JAN DE VRIES TERECHT ONDERSCHEIDEN

In 1982 werd hem in het bijzijn van zijn familie het verzetsherdenkingskruis uitgereikt door burgemeester R.S. Hofstee Holtrop in het stadskantoor te Emmeloord voor al zijn verzetsinspanningen. Toch heeft hij het als teleurstellend ervaren dat er niet altijd waardering is geweest voor de illegale werkers. Het meest heeft hem de opmerking gekrenkt van iemand die zei: “In de oorlog voelden jullie je onmisbaar en daardoor zijn jullie nu onbruikbaar”.

De heer Jan A. de Vries en mevrouw Hotske de Vries - Boersma

JAN DE VRIES 1915 - 2006

GERAADPLEEGDE BRONNEN

Interview 12 april 2002 Radio Gasterlân

Met veel respect opgemaakt op 4 november 2020.

Jan Geert Vogelzang

Twee bijlagen die door Jan de Vries in 1945 zijn ingevuld.