Jan de Kroon werd op 24 juli 1925 geboren in Oudemirdum als zoon van veehouder Uilke de Kroon en Antje de Kroon – de Jong. Jan slaagde in maart 1945 voor het eindexamen aan de Rijksmiddelbare Landbouwschool in Sneek. Direct daarop dook hij onder omdat hij door het behalen van het diploma niet langer vrijgesteld was van verplichte arbeid in Duitsland. Op Bevrijdingsdag van Gaasterland, 17 april 1945, was hij weer thuisgekomen vanuit zijn onderduikadres. Hij had weer in zijn ouderlijk geslapen op de boerderij in Oudemirdum in een kamer met zijn vier jaar jongere broer Harm de Kroon. Nu de Duitsers gevlucht waren, was het niet langer noodzakelijk om de nacht in het zelf gegraven hol aan de rand van het bos door te brengen, op nog geen 50 meter afstand van de boerderij.
Foto klas 1 en 2, 1932. 2e rij bij de muur is Jan de Kroon. foto uit "75 jaar Christelijk Onderwijs te Oudemirdum 1921-1996"
Jan de Kroon hoorde ‘s morgens op deze 18e april 1945 van zijn vrienden dat de brug bij Follega opgeblazen was. Jan sprong onder prachtige weersomstandigheden enthousiast op zijn fiets richting Lemmer, met zijn Oudemirdumer vrienden Feike Stegenga en Popke van der Zee. Harm de Kroon schrijft later dat er nog een vierde jongen meegegaan was maar dat kan niet bevestigd worden. Uit de latere getuigenverklaring van Marten Bangma bleek wel dat er drie op een rij fietsten. Als er een vierde jongen was dan is die onderweg afgehaakt. De ouders van Jan de Kroon keken bedenkelijk, maar lieten Jan gaan. Per slot van rekening hebben de jongemannen al zo lang noodgedwongen in en bij hun huis gebivakkeerd. Bovendien, wat kon er gebeuren? De enigen die nog met een geweer in Gaasterland liepen, waren de Canadezen en de leden van de NBS.
In de omgeving van Lemmer zagen de jongens nog gesneuvelde mensen aan de kant van de weg liggen. Om zeven uur ‘s avonds bereikten zij de dorpsrand van Follega. Zij fietsten daar alle drie naast elkaar. Dat was reden voor een jong Groninger lid van de N.B.S. in Lemmer om hen aan te manen achterelkaar te gaan fietsen. Deze N.B.S.’er stond met Follegaaster Jelle Bangma en zijn 13-jarige zoon Marten Bangma voor de schuurdeuren van Bangma’s boerderij te praten. Marten Bangma deed later in een radio-interview voor de lokale omroep Gaasterland verslag. Hij zei daarin dat de NBS’er raasde: “Alle drie op een rij”. Harmen de Kroon schreef in zijn verhaal dat er twee meisjes op een boerenerf met een jonge NBS-lid stonden te praten.
Het drietal twijfelde aan deze oproep omdat zij niet begrepen waarvoor dit is en daarom draaiden zij hun hoofd om in de richting van de boodschapper. Marten Bangma zag dat de NBS’er naar de weg liep en doelbewust rechtuit schoot. Het is niet officieel bekend waarom de NBS’er schoot. Er is destijds wel door iemand geopperd dat de N.B.S.’er misschien kwaad was geworden op Jan de Kroon. Jan had zich al fietsende omgedraaid waardoor zijn grote opvallende haarlok mee van achteren naar voren zwaaide. Dat is wellicht als een provocerend gebaar opgevat door de N.B.S.‘er. Er werd ook wel geschreven dat de schietende NBS’er wellicht stoer heeft willen doen tegenover de beide meisjes.
Na het schot fietsten de jongens nog twintig meter verder. Harmen de Kroon schreef dat de vier jongens nog even weifelden maar toch twee-aan-twee doorfietsten. Het schot raakte eerst Feike Stegenga die een bijtende pijn voelde in zijn rechterbeen. Hij stapte van zijn fiets en tegelijkertijd viel Jan de Kroon van zijn fiets in de brede berm naast de weg. Hij was in de buik geraakt door waarschijnlijk dezelfde kogel die eerst de fietstrapper van Stegenga geraakt had. Dit moet wel zo zijn geweest omdat niemand het tweede schot gehoord heeft. Feike Stegenga zelf ook niet. Stegenga heeft nooit willen geloven dat de schutter gericht geschoten heeft. Hij heeft altijd aangenomen dat de schutter in de lucht wilde schieten maar daarbij te snel de trekker had overgehaald. Maar dat alles nam niet weg dat de man verschrikkelijk mis was geweest met dit schot” aldus Stegenga.
“No gean ik dea” (“Nu ga ik dood”) hoorden zijn metgezellen Jan de Kroon zeggen en Jan raakte buiten bewustzijn. De schutter bleef verdwaasd voor zich uitzien.
Feike Stegenga werd bij Freerk Beuckens -de buurman van Bangma- binnengebracht en een opgeroepen Lemster huisarts verzorgde de wond. Toen Feike Stegenga en zijn vriend weer op de fiets stapten, is Jan de Kroon al door een toevallig passerende Canadese militaire ziekenauto meegenomen. De auto was op weg naar het Canadees veldhospitaal in Beilen. In de ziekenauto is Jan de Kroon aan ernstige inwendige bloedingen gestorven.
De Canadese militairen en het veldhospitaal hebben ernstig verzuimd de identiteit op te vragen van de hun onbekende persoon. In een brief van 20 juli 1945 schreef de ambtenaar van de burgerlijke stand in Beilen aan de gemeente Gaasterland: “Toen de akte van de Kroon moest worden opgemaakt, heb ik alle moeite gedaan het lijk te doen identificeren, hetgeen mij niet is gelukt. Alleen hier bleef het persoonsbewijs over als een middel van identificatie.
Daardoor is Jan de Kroon in een onbekend graf begraven op de algemene begraafplaats in Beilen”. In de overlijdensakte die door de gemeente Beilen werd opgemaakt, kwam te staan: “In Beilen is een manspersoon bevonden, op wien een persoonsbewijs werd aangetroffen, staande ten name van Jan de Kroon”. Deze formulering in de akte hield in dat het misschien ook iemand anders zou kunnen zijn maar dat de gegevens van het persoonsbewijs waren overgenomen.
De gemeente Beilen had zoiets al eerder meegemaakt en was op zijn hoede voor onjuiste persoonsvermeldingen. Alleen identificatie zou de doorslag geven. Wel is het achteraf vreemd te moeten constateren dat de gemeente Beilen bij de overlijdensaangifte geen contact met de gemeente Gaasterland of de familie heeft opgenomen.
Iedereen in Oudemirdum bleef in het ongewisse waar Jan de Kroon naar toe was gebracht. Er volgden vijf moeilijke weken van intensieve naspeuringen door de familie. Uiteindelijk kwam vader Uilke de Kroon te weten waar het graf van zijn zoon Jan was, toen hem een foto van het aangetroffen persoonsbewijs werd getoond in het gemeentehuis te Beilen. Dat nam niet alle twijfel bij vader de Kroon weg. Daarom liet hij de kist opgraven en daarin lag inderdaad zijn zoon Jan de Kroon begraven. Als relikwie heeft vader De Kroon toen een haarlok afgeknipt en opdracht gegeven zijn zoon over te brengen van Beilen naar het kerkhof in Oudemirdum.
Daar heeft Dominee Albert de Kleine de afscheidsdienst gehouden. Zijn preek ging over Psalm 124: 7 en 8 “Onze ziel is ontkomen als een vogel uit den strik des vogelvangers; de strik gebroken en wij zijn ontkomen. Onze hulp is in de Naam des HEEREN die hemel en aarde gemaakt heeft”.
Deze hele geschiedenis had een groot impact op de familie de Kroon. Harmen de Kroon heeft in de Leeuwarder Courant van 8 april 1995 in het Fries laten optekenen dat, toen hij op vijftienjarige leeftijd van het overlijden hoorde, hij op wraak zinde. “De Duitsers lieten Jan lopen, en dan komt er zo’n vent met een band om de arm die zich heel belangrijk voelt en die schiet dan Jan zomaar neer. Ik dacht dat ik in mijn leven nooit weer blij kon zijn. Als ik toen geweten had waar de schutter verbleef, dan weet ik niet wat er gebeurd zou zijn. Maar ze hebben de zaak ver van ons gehouden en in de doofpot gestopt. Later, tegen de tijd dat er wat meer bekend werd, was de wrevel al wat gezakt. Maar vergeten kun je dit nooit. Op Bevrijdingsdag hangt bij ons de vlag niet uit”.