Kamp Eisbär in Sondel (2)

EEN WERKDAG VAN EEN SONDELER WERKMAN IN HET KAMP
Roel IJkema was onderduiker vanaf november 1943 bij veehouder Marten van der Goot in Sondel. Boer Van der Goot moest ook werkzaamheden verrichten bij het kamp Sondel, maar ging dan niet zelf. Hij stuurde een knecht. Op een dag vroeg hij onderduiker Roel IJkema naar het kamp te gaan. IJkema had een goed persoonsbewijs en dus kon dat geen kwaad. Dit bewijs moest ingeleverd worden bij de aanmelding ’s morgens om 8 uur. De aanmelding moest iedere morgen plaatsvinden met een spade en een lepel bij de Geschäftszimmer. De spade was om te spitten en de lepel voor een bord soep in de middagpauze. Als de werkers om vier uur ’s middags weer naar huis mochten, dan werd het persoonsbewijs teruggegeven met daarbij contant het geld dat die dag verdiend was. ““Je verdiende een mooie zakcent”, aldus IJkema.

Ook Sjoerd P. Spoelstra uit Wijckel had 8 april 1944 via de gemeente Gaasterland een oproep gekregen. Hij moest van 11 april 1944 om 08.00 uur tot en met 1 mei 1944 in het kamp komen werken op bevel van de Chefintendant beim Wehrmachtsbefehlshaber.  Zijn vergoeding was vastgesteld op 52 cent per uur bij een 48-urige werkweek. De vergoeding werd door de gemeente uitbetaald.

Het waren de vijanden maar er ontstonden ook vriendschapsbanden bij het werken, zij het dan in beperkte mate. Tijdens het werken waren er altijd Duitsers om toezicht te houden. Hierbij was een soldaat met de voornaam Jozef. Er werd wel niet veel met de Duitsers gesproken, maar Jozef begon de werkmannen langzamerhand steeds meer te vertrouwen. Hij vertelde daarbij dat hij een bedrijfje had waar wagens voor de boeren werden gemaakt. Hij had een vrouw en kinderen naar wie hij heimwee had, omdat hij ze in lange tijd niet gezien had. Hij vertelde daarbij ook dat hij een hekel aan Hitler had maar hij moest in dienst. Hij vroeg weleens om een pakje shag. Dat werd hem stiekem gegeven en later, op een vertrouwd ogenblik, stopte Jozef het verschuldigde bedrag in handen. ’s Middags was er een warme maaltijd. De soldaten aten om twaalf uur en de Sondelers om één uur. Meestal was het stamppot, ongeschilde aardappelen met kool.

Als ’s middags om vier uur alles geregeld was, werd naar de ingang gefietst waar een soldaat op wacht stond. Een Duitse soldaat op wacht droeg een helm en een geweer, waarin vijf kogels zaten. Aan hun koppelriem zaten zes patronentasjes zaten er nog eens dertig patronen. Drie tasjes aan de rechterzijde en drie tasjes aan de linkerzijde. Het gaf dus een blij gevoel als je een wachtpost voorbij was. De wachtpost deed de hefboom omhoog en men kon weer naar huis. Het was ook mooi werk omdat je elkaar als Sondelers ook beter leerde kennen. De band die toen ontstaan is, bleek niet een ééndaagse band maar is altijd blijven bestaan.

Burgemeester GWCD Baron Thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg van Gaasterland heeft met brieven van 12 en 13 april 1944 schriftelijk geprotesteerd bij de staatsraad i.b.d. Commissaris der provincie Friesland in Leeuwarden tegen de werkzaamheden. Hij schrijft letterlijk op de handgeschreven bijlage van 13 april 1944:

““Ten geleide van bijgaand schrijven moge ik u hierbij nog een enkele opmerking plaatsen. De verhalen van de arbeiders zijn, werkelijk zeer vermakelijk zoo van een stapel hout, die drie keer verplaatst moet worden en ’s avonds weer op de oude plek terecht is gekomen waar hij ’s ochtends stond. Iemand drukte zich zoo uit dat ze aan het húshimmigen waren.

De landarbeiders en anderen, die noode gemist worden, worden gebruikt als Polen of Russen. Als de stelling 7 of 8 man in dienst name, was al het werk in een week afgewerkt. Dient hiervoor de Gemeindeeinsatz vraag ik mij af”.

Dan schrijft hij op 12 april 1944 zijn klachtbrief aan de Staatsraad.

“Ik heb de eer Uwe aandacht te vragen voor het navolgende. Bij schrijven d.d. 3 april jl. bereikte mij een opdracht van den Beauftragte in deze Provincie om voor de tijd van 3 weken 50 arbeiders als Gemeindeeinsatz ter beschikking te stellen van den Commandant van de Duitsche stelling te Sondel. In overleg met de leiding van de stelling kwam donderdag 6 April 12 man en het volle aantal eerst na Paschen, op Dinsdag 11 dezer op het werk.

Nu het werken op de stelling eenige dagen heeft geduurd, bereikten mij mededeelingen omtrent den aard van het werk dat aan den arbeiders wordt opgedragen. Het blijkt mij, dat dit hoofdzakelijk bestaat in het opruimen van het terrein van de stelling en omvat onder meer het egaliseren van den bodem, houtkappen en steenen sleepen.

Ik vernam, dat toen op 11 dezer ongeveer 50 man aan den ingang van de stelling verscheen, de Commandant niet wist wat dat te beteekenen had en wat hij met hen moest aanvangen.

Ik wil aannemen, dat al de genoemde bezigheden noodzakelijk zijn en ook uitgevoerd moeten worden. Het treft mij evenwel, dat daarvoor juist tijdens de voorjaarsdrukte op het platteland werkkrachten moeten worden afgestaan. Het zal u wellicht bekend zijn, dat in Gaasterland zeer veel weiland is gescheurd, zodat het bouwbedrijf ongeveer verviervoudigd is, vergeleken bij voor den oorlog. Arbeidskrachten, die niet reeds op de een of andere wijze werkzaam zijn bij het boerenbedrijf zijn zeer schaarsch, zoodat bijna elke man, die ik naar Sondel zend, door zijn baas slecht of eigenlijk niet gemist kan worden. Wanneer een polder te verdedigen valt of er een dorp voor overstroming moet worden behouden, dan kunnen groote ongemakken worden aanvaard en dient ieder een offer te brengen, doch het is haast niet verantwoord nu menschen te zenden, die het werk van een krullenjongen moeten doen.

Naar aanleiding van vorenstaande overwegingen heb ik mij gewend tot den Luitenant-Commandant van de stelling te Sondel met het verzoek of hij het volle aantal arbeiders noodig had, e.v. met een korter termijn of minder arbeiders genoegen kon nemen, een en ander toegelicht door de grote moeilijkheden, waarvoor de bedrijven thans staan. Mij werd geantwoord, dat dit onmogelijk was. Het werk zou minstens drie weken, wellicht een maand duren en moest direct worden afgemaakt.

 In verband met de groote bezwaren, die er voor de streek verbonden zijn aan het afstaan van een betrekkelijk groot aantal arbeidskrachten voor het verrichten van boven aangehaalde diensten, wil ik U beleefd verzoeken Uwe bemiddeling te verleenen dat de noodzakelijke arbeidskrachten zoo spoedig mogelijk aan het bedrijfsleven worden teruggegeven.”

Dit is een luchtfoto van Kamp Sondel, gemaakt op 6 november 1944.

Toch ging burgemeester Schwartzenberg door met het oproepen van tijdelijke werkmannen voor Kamp Sondel. Voorbeeld is de bewaard gebleven oproep aan de heer Roelf Peter Luyckx in Balk die op 22 mei 1944 werd opgeroepen om een dag later met schop en lepel te verschijnen bij het kamp te verschijnen voor het verrichten van arbeid tot 27 mei 1944. Er werd in het vooruitzicht gesteld dat er f. 0,52 per uur zou worden uitbetaald en een kop soep kon worden genuttigd in het Kamp. De laatste zin was duidelijk: Bij niet-schijnen stelt u zich bloot aan een zeer zware bestraffing. Voor de duidelijkheid had de burgemeester in de oproep gezet dat hij geen bezoek aan huis wilde.

DE BEVRIJDING
De Duitsers wisten in 1945 eerst niet van vertrekken. Uit een rekening van de gemeente Sloten op 6 april 1945 bleek dat een werkman van de gemeente Sloten drie dagen gewerkt had in opdracht van de “Organisation Todt” om twee schepen met hout te legen voor de barakkenbouw van de Duitse Weermacht in het kamp Eisbär.  Het kamp bestond toen uit ongeveer 40 grote en kleine bouwwerken. Toen in april 1945 de bevrijdende Canadezen Friesland naderden en binnentrokken, werden de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.) in Friesland te wapen geroepen. Zij kregen de opdracht om verschillende sabotagedaden te plegen en in actie te komen. Het werd de Duitsers nu steeds benauwder om het hart.

Omdat zij, naar eigen indirecte uitlatingen, bang waren voor die ““verdamte Friesche Partizanen”, kozen zij het hazenpad in de richting van Lemmer om zo te proberen in hun vesting Holland bij Amsterdam te komen. Eerst staken zij nog op zaterdag 14 april 1945 hun Duitse Luchtwachtpost te Mirns in brand. Hier werd alles vernietigd en zelfs konijnen werden levend verbrand. Deze post was een Flugwache, ook wel Flua genoemd. Deze wachtpost werd door 5 Duitsers bezet volgens geschiedenisschrijver Hendrik Twerda. Volgens officiële gegevens zaten er 4 Duitsers als er geen richtingsschijnwerper was. Was die er wel dan waren er zes nodig. Er zijn geen verhalen bekend dat er in Mirns een richtingsschijnwerper gebruikt is.

Op de ochtend van maandag 16 april 1945 werden de boeren uit de directe omgeving huis-aan-huis door de Duitsers opgetrommeld. Zij kregen bij prachtige weersomstandigheden de opdracht om 11.00 uur met paard en twee wagens te komen om mee te helpen aan de ontruiming van het kamp. De boeren moesten wel meewerken, omdat de Duitsers dit eisten en met hun geweren in de aanslag stonden. Het was een gevaarlijk karwei omdat de weg Sondel – Lemmer geheel open was en dus goed zichtbaar voor de geallieerde vliegtuigen en eventueel al op de loer liggende militairen. Nergens waren bomen voor beschutting. De Duitsers zetten alles zelf op de boerenwagens en de boeren hoefden alleen maar te rijden. Kampbuurman Jouke Smits werd als laatste aangewezen om naar Lemmer te rijden. Deze middag gingen om 15.30 uur twintig bolwagens onder Duitse bewaking en volgeladen met Duits materiaal zoals geweren en kistjes met munitie naar Lemmer. De Duitsers zagen er op toe dat er een grote ruimte was tussen de verschillende wagens.

Er moest stapvoets worden gereden, want één paard voor twee volgeladen wagens met munitie was voor een paard geen gemakkelijke opdracht. De wagens werden niet beschoten en bij schemer arriveerde men bij de haven in Lemmer. Het was hoog tijd voor vertrek van de Duitsers, want de Canadezen waren al bij de Wellebrêge in Woudsend en de NBS was al op oorlogspad in Gaasterland. Alle materialen moesten bij de kade in Lemmer worden afgeleverd waar een schip lag. De Duitsers laadden zelf het schip, terwijl er heftig geschoten werd. Na terugkomst moesten de boeren opnieuw naar Lemmer vertrekken, maar nu niet alleen met materiaal maar ook met de mannelijke militairen. De plaats Lemmer lag onder hevig vuur van geallieerden die de Duitsers de terugtocht probeerden te beletten. De Duitsers komen van alle kanten richting Lemmer. Voordat zij definitief vertrokken, werd eerst om exact 18.00 uur de voornaamste installatie met trotyl en handgranaten opgeblazen, waaronder de beide luisterapparaten, de raamantenne, de kampbunker van de centrale post en enkele kleinere bunkers.

Toen de laatste Duitser – steeds vloekend – om 24.00 uur de betonnen brug in Tacozijl was gepasseerd, lieten zij deze brug na enkele pogingen springen waardoor zij rugdekking hadden. Eerst was met één bom geprobeerd de brug te laten springen; daarna nog eens. Toen dat nog niet lukte werden drie bommen in een keer tot ontploffing gebracht. ’s Nachts staken de Duitsers vanuit Lemmer met boten het IJsselmeer over, richting Noord-Holland.

Een dag later legden Tacozijlsters al een noodbrug aan, zodat de boeren met hun paarden en wagens weer terug konden vanuit Lemmer naar hun vrije woonplaats Sondel. Ook was er een bootje aanwezig waarmee personen overgezet konden worden.  ’s Morgens stonden op de kade in Lemmer alleen nog enkele kisten met munitie. Veel karren van de Sondeler boeren waren door de Duitsers in het water geduwd.

De kapotgeschoten brug bij Tacozijl. Op de brug – tot bijna in het water – staat een persoon die waarschijnlijk de overkant probeerde te bereiken. Rechtsboven ligt Lemmer. (Foto afkomstig uit gemeentearchief Gaasterland)

Inventaris van het verlaten radarkamp op 17 april 1945

INVENTARIS RADARKAMP “ EISBÄR” SONDEL 17 APRIL 1945
Als hoofd van de NBS sectie 12, district IV, maakte de heer Benjamin H. Steegenga uit Balk een punctuele inventarislijst op van de buitgemaakte goederen.

3 lampen 1 buitenband 1 vaas
1 piano 2 houten stellages 2 damesmantels
1 schrijfbureaus 2 naaimachines 10 schrobbers
1 schoenrekmachine 1 complete koelkast 11 oude emaille pannen
2 koelcellen 3 braadpannen 4 kleine borden
1 stamper 12 grote emaille schalen 2 crapauds
22 aardappelschalen 4 juskommen 1 rugzak
4 melkkokers 6 koffiepotten 1 melkkannetje
2 grote teilen 2 stoomketels 25 dekenzakken
1 benzinevat 4 losse rollen draad 3 blikjes
1 stoommachine 1 zoeklicht 5 glazen karaffen
1 bus munitie (lichtgeschut) 4 kookplaatjes
1 kolenkit 1 kruiwagen 3 capes
1 geweerrek 2 benzineblikken 2 damestasjes
12 verfbussen 2 grote turfkisten 1 glazen kruik
20 schoppen 4 strokussens 2 tonnen
4 handschrobbers 5 bureaulampen 5 strokussenzakken
2 kolenkitten 13 ballonlampen 15 turfbakken
1 gehaktmolen 44 schoteltjes 1 glazen vaas
2 stormlantaarns 4 ligstoelen 5 bureaulampjes (kapot)
49 jassen klerenhangers 27 overjassen
1 luidspreker gasmasker 1 zeil
messen, vorken en lepels 1 slijpsteen 3 lappen stof
1 spanzaag Hoeveelheid elektrische artikelen 3 ramenwissers
gasmaskerartikelen 2 weegschalen en gewichten 9 kleine kolenscheppen
2 opscheplepels 2 grote houten lepels 3 juskommen
11 soepterrines Aantal schotels 40 gloeilampen
5 dekschalen 3 gamellen 37 broeken
1 aanrecht 8 afwasbakken 1 borstel
2 kussens lege draadrollen 108 stoelen
1 rol kabel 13 rollen draad 57 kisten
1 ladder 1 kolenkist 1 ijzeren kist
14 koffers w.o. beschadigde 1 hondenhok 3 hoekbanken
1 keukenwagen 1 kist met hulzen 28 spiegels
12 pikhouwelen 1 rubberboot 1 boender
3 standers hoogspringers 98 dekens 2 stenen koffiepotten
7 filters 29 kopjes 2 wastafels
3 vaste wastafels 5 waskasten 2 werkbanken
52 tafels 2 damesrokken 12 fauteuils
18 kachels 1 bontmantel 5 brandblusapparaten
41 waterkannen 3 vloerkleden 13 banken
4 vuilnisemmers 4 kleine vegers 114 kribben waarvan 2 niet-compleet
31 strozakken 8 wijnglazen 25 strozakken(leeg)
83 borden 6 eetschalen 4 lantaarns
6 papiermanden 1 stofzuiger 4 manden
2 blikken kisten damesondergoed 2 bureaus
25 wasblikken 3 peper- en zoutstellen 64 kasten
12 emmers

Bron: Balkster Courant 25 november 1982

In 2024 werd een infopaneel geplaatst aan de Noorderreed in Sondel waarop de geschiedenis van het Kamp Eisbär wordt verteld. Aan de hand van een QR-code kan de geschiedenis worden beluisterd. Het paneel is onderdeel van de Liberation Route Europa die een onderdeel is van de gevechtsroute die de Canadezen bij de bevrijding van Friesland heeft gevolgd.

Bronnen en literatuur:

  • Gevleugeld Verleden door Ab. A. Jansen
  • Zij vielen in Wymbritseradeel door Willem O. Santema en Wim J. Stienstra.
  • Kamp Sondel: Van radarstation tot vakantiekamp
  • Gescheurd Land door Jan Oosterhoff, Piet Bode en Joke Keij-Alta.

Het kamp in gebruik genomen door de N.B.S.

DEEL II MILITAIR GEZAG 17 APRIL 1945 – 1 MEI 1945

KAMP EISBÄR WERD N.B.S. KAMP
Al snel na het Duitse vertrek, bezette de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S.) op de morgen van de 17e april 1945 het kamp. De weersomstandigheden waren nog mooier dan de dag ervoor. De NBS-ploeg was er al omdat verzetsleider Benjamin Herres Steegenga via de telefoon op de hoogte gebracht was dat omwonenden van het kamp al ““bezig” waren geweest. ’s Middags zag Steegenga vanuit de richting Nijemirdum de Canadezen in rupsvoertuigen het kamp binnentrekken. Hier werd een onbeschrijfelijke chaos aangetroffen, waaruit de levenswijze kon worden opgemaakt van het ““Herrn Volk” en hun overhaaste vlucht. Het eten stond bijvoorbeeld nog op tafel en er was een onnoemelijk groot aantal persoonlijke eigendommen achtergebleven. Koffers, kleding, dagelijkse gebruiksvoorwerpen enz. Dat alles lag in de grootste wanorde in de bunkers. De chaos werd vergroot doordat hier en daar nog door de Duitsers een handgranaat in de bunker was gegooid.  Ettelijke radio’s, schrijfmachines en accordeons werden in vernielde staat aangetroffen. Op een vernielde schrijfmachine was duidelijk een voetafdruk te zien. Uit de namen en de rangen die op de verschillende kribben voorkwamen, bleek dat in de bunkers (nachtverblijven) van de manschappen de mannen en de vrouwen gezamenlijke slaapplaatsen hadden. Diverse trucbommen werden ontdekt en onschadelijk gemaakt, dankzij een korporaal van de voormalige Nederlandse Genie die hier als kampcommandant fungeerde. In de dieselmotor – voor het opwekken van stroom – werd een trucbom gevonden van 3 kilo springstof. Deze was verborgen geplaatst en met een zelfontsteker verbonden aan het vliegwiel.

Bij het aanslaan van de dieselmotor zou op hetzelfde ogenblik de bom tot ontploffing komen. Dit was maar een van de vele voorbeelden. Op de meest onmogelijke plaatsen werden er trucbommen ontdekt.

Behalve twee parabolische Würzburgapparaten stond er in de omgeving van een radarstation ook een Freya-apparaat. Gelukkig was de opruimactie zonder ongelukken geslaagd. Hiernaast de unieke foto van het Freya-apparaat in Sondel, dat vrijstond op een der bunkers. Onmiddellijk na de bevrijding (17 april 1945) was deze foto gemaakt door de onderduiker J.H. de Baas. Buurtgenoten die voor het eerst het kamp betraden, lieten zich als overwinnaar fotograferen. De hoogste man op de brokstukken is Gerrit Mulder, getrouwd met Klaske Deinum. Gerrit was huisschilder van beroep en in Nijemirdum geboren. Hij verhuisde later naar Tjerkwerd.

De draaiende antennes maakten geen lawaai. Omwonenden wisten van het verband tussen vliegtuigen en de antennes, want als de antennes gingen draaien, dan bleken er vliegtuigen in aantocht te zijn.

Direct na de bevrijding van het kamp begon men – met behulp van burgerwerkkrachten – enige orde te scheppen en een aantal bunkers klaar te maken voor de ontvangst van N.S.B.-‘ers en andere “foute” Nederlanders. Al op de eerste dag van de bevrijding werden al bekende “foute” Gaasterlanders opgepakt en naar Sondel overgebracht. Het bewijs daarvoor was niet zo moeilijk omdat er bij de gemeente Gaasterland een lijst was waarop de NSB-afdeling Gaasterland zelf zijn 14 leden had bekendgemaakt. Dat was gebeurd in 1942 naar aanleiding van de telefoonsabotage op de Duitsers in Nijemirdum waarbij Gaasterlanders in totaal een inkomensafhankelijke boete kregen van tienduizend gulden (€ 4500,00). De Duitsers bepaalden dat de leden van de NSB waren vrijgesteld van betalen en daarom was de lijst door burgemeester Schwartzenberg opgevraagd. Uiteraard werd aan het gevraagde voldaan en   ingeleverd. De gemeenteambtenaren hadden de lijst goed bewaard en haalden het weer naar boven op de bevrijdingsdag. De Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten uit Gaasterland sloot de collaborateurs en leden van de NSB uit Gaasterland op in dit kamp.

Daarbij was ook de zuivelfabrieksdirecteur uit Balk met zijn beide dochters die openlijk relaties hadden onderhouden met Duitse militairen van kamp Sondel. Nog twee Balkster gezusters werden als moffenmeiden naar het kamp in Sondel overgebracht. Op nadrukkelijk verzoek van de kampcommandant werden de dames niet kaalgeschoren. Wel was de bewaking zeer streng. Enkele bewakingsleden hadden daar moeilijkheden mee omdat het de eerste dagen nog mensen uit eigen dorp of omgeving moesten bewaken. Een van de NBS-bewakers was een middenstander uit Balk. Hij had daar soms problemen mee omdat er enkele dorpsgenoten bij waren. Zo was er ook een dame uit Balk opgesloten die hij naar de W.C. moest begeleiden en daarbij op gepaste afstand op wacht moest blijven staan.

De gevangenen mochten nu de rommel opruimen die door hun Duitse kameraden waren achtergelaten. Ook kregen zij de opdracht alles weer te herstellen en te verbeteren, waardoor zij hielpen aan de opbouw van hun “woonplaats” voor de komende jaren.

 

DEEL III  BEWARINGS- EN INTERNERINGSKAMP “SONDEL” TE SONDEL

 

Pentekening in bezit van Gerb Reehoorn, zoon van de toenmalige hoofdadministrateur

Zo snel mogelijk na de bevrijding werden over de gehele provincie Friesland 11 Bewarings- en Interneringskampen ingericht voor NSB’ers en andere politieke delinquenten. Daarvan waren er twee in Leeuwarden (Ericadorp en het vliegveld), Heerenveen (Crackstate), Harlingen (Barka), Wolvega (Wierda), Nes (Ameland), Hemrik (Sparjebird) en Sondel. Twee kampen in Leeuwarden (Arendstuin en Huis van Bewaring) en Sneek (Gevangenis) waren alleen in de periode van het Militair Gezag in gebruik geweest. Bij ingebruikname van Kamp Sondel werd direct aangetekend dat al het aanwezige nog Duitse materiaal tot oorlogsbuit zou worden gerekend. De grondeigenaren van het kamp hadden nimmer huur gekregen voor hun landerijen en waren ook nimmer verbintenissen aangegaan. Daarom werden de eigenaren nu gecompenseerd. Dat waren H. Kramer en P. Boomsma uit Sondel; S. Dooper uit Ruigahuizen; G. Jaarsma uit Nijemirdum, D.J. Tuinier uit Oudemirdum en M. Bangma uit Sondel. Vanaf 1 mei 1945 was er een officiële staf benoemd in het Bewarings- en Interneringskamp met de naam “Sondel” te Sondel.

Commandant Spaans met vrouw en 2 onbekende mannen. Op het bord staat “Vrij 16 april 1945”

De staf stond onder verantwoordelijkheid van de D.G.B.R., de afkorting van Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging. Ieder kwartaal werd er streng gecontroleerd door middel van boekhoudrapporten. Tot commandant werd benoemd de heer M. Spaans uit Sneek. Als zijn plaatsvervanger werd de heer M. Attema uit Woudsend aangesteld. Johannes Petrus Reehoorn uit Sneek werd hoofdadministrateur en Evert Christiaan Thomas uit Sneek zijn plaatsvervanger. Abe Brandsma uit Sneek kreeg de benoeming tot menagemeester en Annie C. Bijlsma uit Sneek als verpleegster. Tenslotte werd Albert Venema uit Wijckel de chef-kok. Er kwamen in totaal 60 - 80 hulppolitiemannen te werken die zowel in- als buiten het kamp de gevangenen moesten begeleiden bij hun werkzaamheden.

Die hulppolitie werd ingezet bij landbouwwerkzaamheden in de omgeving en in de Noordoostpolder. In september 1945 waren in die polder 170 geïnterneerden aan het werk. De boeren konden de mannen inhuren voor aardappelrooien. Dat werk moest met de hand gebeuren want er was alleen een machine om de aardappelen uit de grond te lichten. Boer Kerst Bangma uit Nijemirdum haalde in die periode 20 man op met 2 wagens om mee te helpen.

Verder werd graafwerk gedaan voor de P.T.T.; het opruimen van puin, het meewerken in de bietencampagne; het visfileren en het stobbenrooien voor de gemeente Gaasterland. Bij dat laatste zware werk werden 100 gevangenen ingezet. Daarom kregen die extra rantsoenen. Verder moest men in het kamp zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn en maakte men gebruik van de aanwezige beroepen. Er was een klompenmaker, een schoenmaker; een kleermaker, een smid, een dokter en verder kappers en schilders. De gemeente Gaasterland had 18 april 1945 zijn lijst al ingeleverd en in Sloten werd op 1 mei 1945 een lijst van “verkeerde” personen gemaakt. Er stonden dertien namen op. Naast een uitgebreide familie stonden er twee namen bij van niet-autochtone Slotenaren Er stond een ziekenverpleger bij uit Zeist die voor de Nederlandse Arbeidsdienst had gewerkt en een man van 34 jaar die in Zaandam woonde. Op de lijst stond ook een vrouw die een kind van 11 maanden had en een jongedame die verloofd was met een Oostenrijkse Duitser uit Kamp Sondel. Tijdelijk burgemeester H.B. van der Goot van Gaasterland verstuurde 15 mei 1945 een lijst met 19 namen aan de Militaire Commissaris in Sneek.

Bewakers Kamp Sondel Foto uit het boek “Gescheurd Land”

Het betrof een lijst van “vijanden of landverraders, ingeschreven in het bevolkingsregister dezer gemeente en thans in arrest”. Verder werd er in de begeleidende brief geschreven dat het financiële vermogen van deze negentien personen overeenkomstig de voorschriften van de Nederlandse Regering onder beheer waren gesteld. Burgemeester Halbe Bearnt van der Goot verzond op 17 mei 1945 een nieuwe lijst naar de Militaire Commissaris met nog eens 27 namen. Op deze lijst stonden gearresteerde NSB’ers en landverraders.

In de lijst waren 11 namen van personen opgenomen die in Gaasterland verbleven maar hier niet woonden. Gaasterlands burgemeester Van der Goot deed op 7 juni weer van zich spreken door een nieuwe opgave te verstrekken aan de Militaire Commissaris in Sneek van gearresteerde NSB’ers en landverraders. Het was een aanvullende lijst met dertien namen. Zij werden na 17 mei 1945 door de P.O.D. (Politieke Opsporingsdienst) gearresteerd. Verder werden er acht namen doorgegeven van personen die huisarrest of meldingsplicht gekregen hadden. Een lijst van in beslag genomen gelden van NSB-leden was toegevoegd. Van alle NSB’ers werden de kastegoeden vermeld bij de Boerenleenbank, Rijkspostspaarbank, contanten en schuldbekentenissen. De lijst werd overgedragen aan de bewindvoerders van de gearresteerden.

Er kwamen in Sondel steeds meer gevangenen bij. In 1945 werd maandelijks gerapporteerd hoeveel geïnterneerden er op de eerste dag van de maand waren. Op 1 juni 261; 1 juli 287; 1 augustus 409; 1 september 434; 1 oktober 428; 1 november 454; 1 december 537 en 31 december 518. In Sondel schommelde het aantal gevangenen. Als voorbeeld gold de geïnterneerde Dirk Kerst Koopmans uit Oudemirdum en later Balk. Zijn eerste gevangendatum was 17 april 1945 in Sondel. Na enige tijd volgde de verhuizing naar het Huis van Bewaring in Leeuwarden voor verder verhoor en berechting. Na de uitspraak werd hij naar Sondel teruggeplaatst. Dat leverde huisvestingsproblemen op werd hij doorgestuurd naar Westerbork.

Er was duidelijk dringend meer verblijfruimte nodig. Die ruimte werd gevonden in de verplaatsing van 4 leegstaande barakken uit het kamp van de Nederlandse Arbeidsdienst uit Workum. Het waren 3 zgn. werkersbarakken en 1 rustkamerbarak. De kosten waren voor die tijd niet mals met f. 9374,50 (€ 4200,00) inclusief lakens, slopen, handdoeken en beddezakken.

 AL OF NIET WATERVERGIFTIGING
In het kamp kwamen plotseling veel ziekteverschijnselen voor. Aan 58 personen werden vanaf 26 mei 1945 extra rantsoenen toegekend. Er werd aan drinkwatervergiftiging gedacht. In het Sneker ziekenhuis werden door dokter Spaander watermonsters onderzocht en tot zolang de uitslag niet bekend was, werd er geen water aan de gevangenen gegeven maar dure volle melk. Op 1 juni bleek dat de ziekteverschijnselen niet afkomstig konden zijn uit het drinkwater en kreeg commandant Spaans opdracht met de dure volle melk te stoppen en gewoon weer water te verstrekken. Eind november 1945 bleek dat de gevangenen nog steeds dure volle melk kregen en pas toen liet commandant Spaans dat direct stoppen. Hij verklaarde die brief van 1 juni niet gezien te hebben.

JOURNALISTIEK VERSLAG

De Leeuwarder Courier publiceerde op 16 juni 1945 een verslag van een visite aan Gaasterland en dan voornamelijk aan Kamp Sondel. Het verslag wordt hieronder onverkort weergegeven.

“Al is er in de afgelopen winter in Gaasterland door de burgers veel hout gekapt, toch is deze schone en in Friesland zo uitzonderlijke gemeente in genen dele ontluisterd. Wie haar bezoekt, — het zullen er deze zomer nog weinigen zijn, — verheugt zich nog in de landelijke rust der korenvelden, in de statige waardigheid der oude lanen, in de frisse bosgeuren, in het vrolijk slaan der vinken. De oorlog schijnt aan deze grietenij voorbijgegaan te zijn. Twee dagen later bevrijd dan het centrum en Noorden van Friesland, heeft zij het er toch niet zwaarder om gehad. De ontruiming is praktisch geruisloos verlopen en de N.B.S. heeft hier dan ook een uiterst lichte taak gehad. De emotionele Gaasterlander kan mogelijk zijn fantasie nog eens laten werken over al wat in 't bos verborgen zat, op waarheid berust die werking echter niet. ... Gaasterland lijkt stil en leeg nu.

De Boereskoalle" (Boerenschool in Rijs) is ook alweer door de kustwacht ontruimd en wacht op haar nieuwe (of oude?) bestemming. Het werklozenkamp op Elfbergen, aan zovele Friese jongeren bekend, is afgebroken; de mooie klokkenstoel bestaat niet meer. Het kamp van de Arbeidsdienst wordt thans bevolkt door evacuees. Kippenburg ligt in idyllische vrede te wachten op aanvoer van frisse dranken en pittige sigaren. Maar er is één plaats, die thans een sensatie, een gevoel van nieuwsgierigheid opwekt bij iedere Gaasterlander en vreemdeling: het interneringskamp te Sondel. Op het uitgestrekte terrein, waar de Duitsers hun kostbaar peilstation voor de militaire luchtvaart hadden ingericht, zijn thans meer dan 300 N.S.B.-‘ers tewerkgesteld om de chaos, zoals die door hun vrienden op 17 April was achtergelaten, tot een zekere orde te herscheppen. In de eerste dagen na de bevrijding heeft de heer Kobus hier buitengewoon goed werk gedaan.

Onder de bekwame leiding van commandant Spaans, iemand die in de illegaliteit zijn sporen ruimschoots verdiend heeft, een zeer humaan mens binnen de perken van strenge plichtsbetrachting, is hier nu een “concentratiekamp" ontstaan, dat zeker geen vakantieoord is, maar gelukkig ook geen reden geeft tot de bittere gevoelens, die dat woord bij elk beschaafd mens opwekt. Hier wordt gepoogd, gestrengheid aan rechtvaardigheid en menselijkheid te paren.  Eén van die zandheuvelruggen is kaal en vrij dor, zoals Gaasterland er verscheidene heeft. In de laagte het dorpje; rondom een krans 'van boerderijen, door de Duitsers gemerkt, om het schootsveld te kunnen bepalen. Op de hoogste plaatsen twee peilapparaten, vernuftige bouwsels van groot formaat en meesterstukken van moderne techniek, door de gebruikers zelf vernietigd. Vernietigd door springstoffen, evenals zoveel andere installaties. die hier aanwezig waren, evenals een deel der bunkers en barakken. Vernietigd terwijl de rijst in de kantine nog op tafel stond.
Hier werken nu enige honderden geïnterneerden, vrijwel alleen mannelijke, aan de wederopbouw van ons vaderland. Bekende figuren uit het Friese leven treft men er onder, maar ook de “Hollanders" zijn vertegenwoordigd.

Ruim 50 bewakingsmanschappen, meest hulppolitie, houden toezicht onder leiding van enkele marechaussees. Overigens is hier zoiets als „zelfregering". De geïnterneerden zijn ondergebracht in de 18 bunkers, die nog intact zijn. Elk van die 18 groepen kiest een bunkerhoofd, die de vragen en klachten van zijn kameraden moet doorgeven aan het kamphoofd, ook een geïnterneerde, die zich dan met de kampleiding in verbinding stelt. Uiteraard zijn hier vogels van diverse pluimage aanwezig, maar ieder vindt toch zijn geëigend emplooi. Zo zagen we elektrotechnici bezig met het reviseren van motoren, zoeklichten, installaties enz. De kampleiding hoopt spoedig veel goed materiaal beschikbaar te kunnen stellen voor de overheidsdiensten, die er zozeer behoefte aan hebben. Hier wordt gewerkt, hier is tucht, maar toch hangt hier niet een doodse, drukkende sfeer.

Niemand vindt het hier aangenaam, alleen al niet om de voeding (iets minder dan het distributierantsoen) en om het zeer, zéér beperkte contact met de buitenwereld, maar het leven is er dragelijk, hoewel het voor sommige intellectuelen een zielekwelling moet zijn, niet te kunnen lezen. Ons bezoek heeft ons ervan overtuigd, dat hier zeer praktisch en nuttig gewerkt wordt, dat er geen Duitse methoden nagevolgd worden en dat de leiding in goede handen is. P”.

VERHALEN OVER GEÏNTERNEERDEN
Van een geïnterneerde is een verhaal bekend geworden dankzij het Tv-programma “Andere Tijden”. Het was het verhaal over een echtgenote van een NSB’er. Jelle Brouwers en zijn echtgenote Gre zijn bij de bevrijding opgepakt als NSB’ers in Leeuwarden. Gre werd direct weer vrijgelaten maar haar man werd veroordeeld. In het verhaal werd een kort moment stilgestaan bij zijn internering in het Kamp Sondel. In de briefwisseling tussen Jelle en zijn vrouw Gre werd duidelijk wat Jelle in Sondel moest doen en dat de voedselverstrekking nog niet zo slecht geregeld was.

“Een keer is Gre met twee kinderen naar Sondel gereisd. Daar zit Jelle het langst. Het is een soort bunkerpark, waar de Duitsers in de oorlog een luisterpost hadden gevestigd, die radioverkeer moest opvangen. De bunkers zijn zo degelijk dat ze na de oorlog nooit gesloopt zijn, het is decennia een vakantiepark geweest waar school- en voetbalkampen werden gehouden, in de tijd dat die nog met een vochtige bunker toe konden. Als Gre in 2001 terugkeert naar Sondel is ze geschokt door de omstandigheden waarin haar man destijds moet hebben geleefd. Hij moest daar stenen bikken, weet ze uit zijn brieven van destijds. Het eten was er niet eens zo slecht. In een brief van 13 januari 1946 staat: "'s Morgens en 's avonds vier sneden wittebrood met theesurrogaat. 's Zondagsavonds jam op het brood. Elke middag rats, vrijwel vetloos. Hiervan kun je echter zoveel krijgen als je wilt. De kost is dus erg eentonig, doch hongerlijden hoeven we niet. Voor een paar nachten droomde ik dat jij met de auto voor de poort stond om mij op te halen. Je had Rietje en Anneke bij je. Ja, dromen zijn bedrog, hè."

 Mededeling in Friesch Dagblad van 22 augustus 1945:

GEVLUCHTEN UIT KAMP SONDEL

  • M. en v. d. Sch. hadden kans gezien het kamp Sondel te ontvluchten. De Sneker politie heeft hen te pakken gekregen, zodat zij niet lang van hun vrijheid konden profiteren.”
  • In Leeuwarder Courant van juni 1946 was te lezen dat dinsdagmiddag 4 juni 1946 gedetineerde B. uit Wijckel kans had gezien het kamp te ontvluchten. Zijn vrijheid duurde slechts kort omdat hij reeds dezelfde avond weer in verzekerde bewaring werd gesteld dankzij de activiteit der politie
  • In het kamp zei gevangene Jac. H. op 2 januari 1946 ernstig mishandeld te zijn door de Rijkspolitie binnen het bewakingspersoneel. Dat was althans de klacht die door het slachtoffer bij de kampleiding was ingediend en doorgestuurd was aan de inspectie van de Directeur-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging. Het slachtoffer hoorde nooit iets over de behandeling van zijn zaak en trok exact twee jaar later aan de bel. Het slachtoffer had in 1946 naar het ziekenhuis in Sneek gemoeten wegens een hersenvliesontsteking. De behandelende geneesheer verklaarde schriftelijk dat hij niets van een mishandeling had kunnen constateren. Het onderzoek had enige tijd geduurd want de houding van het slachtoffer was dusdanig dat er geen normaal gesprek kon worden gevoerd met de onderzoekers.
    Het onderzoek mocht wel enige tijd duren schreef de inspectie want “hij hoeft geen Duitse methoden te verwachten”. Kampcommandant Spaans rapporteert tussentijds dat hij het slachtoffer kent uit zijn politieperiode en dat H. daarin als zeer ongunstig bekend stond. Hij had o.a. twee SS’ers helpen te ontsnappen waarvoor hij celstraf had gekregen. Uiteindelijk kwam op 2 februari 1948 het rapport van de heer H.H. Reis als rapporteur van de Algemene Inspectiedienst. Hij adviseert de strafzaak als afgedaan te beschouwen omdat slachtoffer niet in beroep wil gaan. Op 18 februari 1948 deelt het waarnemend Hoofd van de Algemene Inspectie mee de zaak inderdaad als afgedaan te beschouwen.
  • Eén keer is er een klacht ingediend tegen twee bewakers omdat zij met hun dienstwapens gejaagd zouden hebben op waterwild in de Grote Brekken. De klacht bleek volkomen ongegrond. Het bleek om twee marechaussees uit Sloten te gaan die in hun vrije tijd een jager met jachtakte hadden vergezeld.
  • Op 22 maart 1946 werd om 12.00 uur in Kamp Sondel ontdekt dat gevangene Doede Martens Kok uit Lemmer zichzelf van het leven had beroofd. (zelfdestructie). De wachtmeester Klaas Walda had de overlijdensaangifte gedaan bij de gemeente Gaasterland. In 1917 was de benoeming van Kok tot gemeenteveldwachter en daarna klom hij op tot chef-veldwachter. Het NSB-lidmaatschap van Kok is nooit definitief vastgesteld. Kok verleende assistentie bij het oppakken van Joden. Maar ondanks zijn minder gunstige reputatie had hij enkele onderduikers geholpen aan onder meer identiteitsbewijzen.
    In afwachting van zijn verhoor pleegde hij zelfmoord. In het proces-verbaal nummer 1337 d.d. 13 juli 1945 ontkende Kok tegenover de politieke opsporingsdienst dat hij zich schuldig had gemaakt aan het opsporen van onderduikers. Er waren al eerder rechtszaken geweest en Kok kende de uitslag van deze rechtszaken.  Hij was van de uitspraken erg geschrokken en vooral van de opgelegde straffen: langdurig werken in de Limburgse mijnen. Dat angstbeeld had geleid tot zijn zelfmoord, zo luidde de officiële lezing.
  • Een inwoner uit Gaasterland is een jaar in Sondel opgesloten geweest omdat hij 2 keer lid geweest was van de NSB. Zijn gehele verhaal - en het verblijf in Sondel – is HIER  te lezen Hij vertelt hierin ondermeer over zijn verblijf in het Kamp.
  • In de Leeuwarder Courant van 7 januari 2023 is bij het verhaal over het verraad van Gerben Bootsma uit Lemmer nog een alinea te lezen met een verklaring van een inwoner uit Zaltbommel: “In Kamp Sondel werd eens een man zwaar mishandeld door een opperwachtmeester uit Oppenhuizen. Ook toen het slachtoffer gevallen was, bleef de opperwachtmeester doorgaan”. De oppassers waren leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. De NBS werd later werd omgevormd tot het nieuwe Korps Hulppolitie.

SLUITING VAN HET KAMP
Zaterdag 30 november 1946 was de officiële sluitingsdatum van het Bewarings- en Interneringskamp “Sondel” te Sondel. De Dienst Directoraat-Generaal van Bijzondere Rechtsvordering had de gebouwen gehuurd tot 1 december 1946 en niet verlengd. Op 14 oktober 1946 was bijna iedereen al vertrokken. Er waren extra tribunaalrechtbanken ingezet zodat de berechtingen snel konden worden gehouden. Ook waren er mensen met alleen een boete naar huis gezonden en vrijspraak uitgesproken omdat het “vergrijp” te klein was geweest. Voor langdurige straf werd de persoon naar een officiële gevangenis overgebracht.

In het laatste inspectierapport was te lezen op welke wijze alle overtollige goederen werden verdeeld. Mooi is te lezen waar de levensmiddelen en de zeep naar toe gingen zodat een overzicht wordt verkregen van wat er dagelijks voor de gevangenen op tafel kwam te staan. Er werd besloten de goederen te verdelen over het kamp Sparjebird in Hemrik en de rantsoenen gingen naar het distributiekantoor in Balk.

Op 24 oktober 1946 vond de overdracht plaats:

Sparjebird Sparjebird Distributiekantoor Balk
Koffiesurrogaat Tarwebloem Brood
Theesurrogaat Mosterd Tarwebloem
Gortmout Custard Koffie
Gr. erwten Br. Bonen Vlees
Koffiestroop Gort Melk
Gedr. Boerenkool Soepen Eieren
Snijbonen Puddingpoeder
Uien H.H.zeep

 

 

 

 

 

 

 

Er bleven nog 6 gevangenen werken in de opruimploeg. Voor hen bleven er voorraden staan. Op 15 november 1946 was er nog over:
Koffie,  Margarine, Gortmout, Zout, Bruine Bonen, Gortgries, Custard, Scheerzeep.

 

Uit het laatste inspectierapport kwam veel meer informatie naar voren over de dagelijkse gang van zaken. Het personeel dat tot het einde op 15 november op de loonlijst stond:

De commandant had alleen een toelage. Hij was op 1 mei 1946 op eigen verzoek als commandant ontslagen. Waarschijnlijk was hij vanaf die datum niet meer dagelijks aanwezig.

Commandant Spaans 24-11-1904 f. 110,84

Administratie      

Chef-Administrateur Johannes Petrus Reehoorn 14-05-1921 f. 250,00
Plv.administrateur Anthonie van der Meulen 22-10-1924 f. 150,00
Schrijver W. Helder 06-04-1926 f. 100,00

Voedingsafdeling.

chef-kok Albert Venema 26-02-1903 f. 225,00
menagemeester P.K. van der Wal 21-06-1923 f. 150,00

Vervoersafdeling.

Sake de Vries 18-06-1920 f. 175,00

Medische verzorging

arts Jan Herman Hattink 25-01-1910 f. 145,00
verpleegster Boersma 04-09-1924 f. 125,00

Geestelijke verzorging

Kamppredikant Pieter Verdam 26-01-1920 f. 66.66
assistent Albert de Kleine 04-02-1915 f. 55.55
Kampgeestelijke Hermanus A. Wieggers 06-04-1926 f. 66.66

 

Het totaal aantal interneringsdagen per periode:

17 april -31 december 1945…………..96.250 dagen

1 januari – 31 maart 1946…………….43.040 dagen

1 april 1946 – 30 juni 1946…………..35.912 dagen

1 juli 1946 – 15 november 1946…… .30.845 dagen

Sondel bleek tot één der grotere kampen behoord te hebben. In de Leeuwarder Courier werden de aantallen genoemd per 1 juli 1946 van personen die in Friese interneringskampen verblijven. Sondel stond op de 3e plaats van hoogste aantallen:

Vliegveld Leeuwarden 643
Harlingen (Barka) 549
Sondel 374
Wolvega (Wierda) 293
Ericadorp 209
Heerenveen (Crackstate) 162
Leeuwarden (Gevangenis) 72
Hemrik (Sparjebird) 48

Aan deze cijfers is te zien dat de rechtspraak na 1 januari 1946 op gang kwam door zowel vrijspraak als overbrenging naar gevangenissen. Als bv. 96.250 dagen wordt gedeeld door 250 dagen, dan kom je uit op een bezetting van gemiddeld 385 personen per dag. Na de sluiting gingen nog barakken naar vliegveld Gilze-Rijen en die brengt ze op een bepaald moment naar de strafgevangenis in Breda. Het laatste inspectierapport schreef op 2 december 1946: “Resumerende kan van dit kamp vastgesteld worden dat de voedingenadministratie op ordentelijke en secure wijze is gevoerd. Met de liquidatie zijn belast: de commandant M. Spaans (sedert juni 1945); de administrateur J.P. Reehoorn (sedert oprichting kamp) en de managemeester P.K. van der Wal, die opdracht hadden de afwikkeling per 30 november 1946 te beëindigen”.

Op 7 november 2023 stuurde Gerb Reehoorn vanuit Amerika 3 prenten die hij in vader Johannes Reehoorn zijn verzameling had gevonden. Zijn vader heeft nooit iets verteld over de oorlog. Gerb zelf was in 1951 geboren en zijn ouders waren in 1952 naar Amerika vertrokken. Zijn vader in 1921 Sneek geboren. Een week na de bevrijding was Reehoorn naar Kamp Sondel gegaan. In 1948 trouwde hij met een mevrouw de Vries en zij vertrokken naar Apeldoorn. In Amerika werd zijn beroep  zelfstandig accountmanager. Er is een dochter in 1949 in Apeldoorn geboren.

 

Deze prent had waarschijnlijk te maken met zijn functie als administrateur. Zijn hoofd en benen zijn gemaakt als parodie op de achternaam Reehoorn. Er werd proces-verbaal opgemaakt en een politieman bracht daarvoor berichten aan. De afkorting N.S.B wijst op de gevangenen die lid waren geweest van de Nationaal Socialistische Beweging.

 

DEEL IV CHR. VAKANTIECENTRUM SONDEL

 


WAT GEBEURDE ER NA 1 JANUARI 1947
Twee jaar lang zou niets met het complex in Sondel gebeuren. Daarna richtte fouragehandelaar Jan Boomsma uit Nijemirdum begin 1949 een stichting op en kocht hij het complex van de Stichting Oorlogsbuit. In de tijd van de naoorlogse Wederopbouw was dit een mooie activiteitenprikkel. 

De Nederlandse Heidemaatschappij en de Dienst Uitgestelde Werken (DUW) hadden het terrein hiervoor klaar gemaakt. Het geheel van 18 bunkers en 3 gebouwen werd omgeturnd tot een Christelijk Vakantiecentrum voor groepsverblijf en kampeerders en meest jeugdigen die in georganiseerd verband in de bunkers vakantie vierden. Bekend werden de voetbalkampen die door de FVB/KNVB werden georganiseerd. Zangfeesten, filmvertoningen, fietstochten, toneelavonden, openluchttheater en 800 kampvuren, met gitaarmuziek door Jaap Mulder zelf, werden regelmatig gehouden.  Gemiddeld bezochten 25.000 meestal protestantse vakantiegangers het kamp. Weinig Rooms-Katholieken hebben zich er laten zien.

In die tijd stelden men nog niet zoveel wooneisen. De kleinste bunkers hadden drie kleine ruimtes van 10-12 meter en de iets grote bunker hadden 4 ruimtes. De vroegere cellen werden woonkamer; er kwam een slaapkamer in en een keuken. De bunkers moesten bovendien betreden worden via traptreden die tot ongeveer 70 centimeter naar beneden liepen. De vertrekken waren koud en vochtig, maar de woningnood noopte tot bijzondere woonplekken. De bewoning was niet vreemd want zij konden het terrein goed in de gaten houden.

De onderstaande foto in het blad Fen Fryske Groun van 26 juni 1949 geeft aan dat de werkzaamheden een aanvang hadden genomen om de bunkers tot woonverblijven te maken.

Chef-kok Albert Venema woonde vele jaren vanaf november 1945 met vrouw en 3 kinderen op het terrein om uiteindelijk naar Wijckel te verhuizen.

Sondeler Watze Visser vond van maart 1949 tot juni 1950 tijdelijk onderdak met vrouw en kind.  Zo woonde er het 3-persoonsgezin van Sake de Vries. Zij gingen 20 augustus 1947 naar de gemeente Hemelumer Oldephaert en Noordwolde. Het 4 persoons tellende gezin van Willem G.J. Dijk woonde er van november 1946 tot juni 1948. Willem vertrok alleen naar Canada en zijn achterblijvende vrouw met 2 kinderen vertrokken naar Hillegom. Durk Mous vertrok ook naar Canada met vrouw en kind. Zij hadden er van 10 mei 1947 tot 9 augustus 1948 gewoond.

Ook het 4 persoons tellende gezin van Tjeerd de Jong woonde er in de periode van 14 juli 1948 tot 22 oktober 1949 waarna zij in Harich een huis vonden. Sake Bergsma woonde vanaf 15 oktober 1948 met zijn 4-persoonsgezin een half jaar op het terrein. Arnoldus de Winter vond tijdelijk onderdak met vrouw en kind van mei 1950 tot december 1951. De nieuwe woonplaats werd Wijckel. Jan Gerrit van der Werf en zes gezinsleden waren eveneens kampbewoners van oktober 1949 tot november 1952.

In het begin liep de verhuur nog niet zo goed want de seizoenen waren erg kort met korte vakanties en minder financiële ruimte voor reismogelijkheden. Er werd een bijverdienste gevonden door in de wintermaanden een opslagplaats te hebben voor aardappels van boeren uit de Noordoostpolder.

Jan Gerrit van der Werf werd de eerste exploitant en bedrijfsleider. In november 1952 vertrok hij met zijn gezin naar Canada om daar hun heil te zoeken. Hendrik Mulder uit Nijemirdum nam de taken over van Jan Gerrits van der Werf. De 20-jarige Jaap Mulder kwam zelf in oktober 1952 op het terrein wonen en kocht in 1953 het complex van zijn vader en werd directeur. Hij was ook socioloog-leraar, ARP-raadslid en later lid van Gedeputeerde Staten Friesland om tenslotte burgemeester van Tytjerksteradiel te worden.

De familie Ron Schuurman kocht het complex aan in 1977 en deed dat in 1998 over de Ed Landman en zijn vrouw Jeannette van Beem. Roelof Dijkstra uit Balk werd op zijn beurt weer de opvolger van Ed Landman.

Een ansichtkaart verstuurd vanuit het vakantiecentrum

In 2004 werden de 17 bunkers afgebroken waarbij twee zijn blijven staan die vanaf de Noorderreed prima zichtbaar zijn. Die bunkers waren intussen te vochtig en te roestig geworden terwijl het ongedierte de bunkers kon binnenkomen.  Het bleek ook bij de afbraak dat de bunkers slecht gebouwd waren in 1942 en 1943 en door bouwvakkers waarschijnlijk met een gevoel van tegenwerking gerealiseerd zijn.  De puinresten, die na de sloop van de bunkers overbleven, werden vermalen in een puinbreker. De resten werden verwerkt tot een ondergrond voor het stratenplan in het nieuwe bungalowpark.

Hierna verrees tussen 2004 en 2007 er een recreatiepark met 40 vrijstaande bungalows en eigendom van individuele eigenaren. Ongeveer 20 hiervan worden verhuurd door professionele organisaties. De naam werd vastgesteld als “Bungalowpark Sondeler Gaast”. Later verscheen de naam “Parc Sondel”.