Kamp Eisbär in Sondel (2)

Het kamp in gebruik genomen door de N.B.S.

Al snel na vertrek van de Duitsers, bezet de NBS op de morgen van de 17e april 1945 het kamp. Het weer is deze dag nog mooier weer dan de dag ervoor. De NBS-ploeg is er al omdat verzetsleider Benjamin Herres Steegenga via de telefoon op de hoogte gebracht is dat omwonenden van het kamp al ,,bezig” zijn geweest. ’s Middags ziet Steegenga vanuit de richting Nijemirdum de Canadezen in rupsvoertuigen het kamp binnentrekken. Er wordt een onbeschrijfelijke chaos aangetroffen, waaruit de leefwijze kan worden opgemaakt van het ,,Herrnvolk” en hun overhaaste vlucht. Het eten staat bijvoorbeeld nog op tafel en er is een onnoemelijk groot aantal persoonlijke eigendommen achter gebleven. Koffers, kleding, dagelijkse gebruiksvoorwerpen enz. Dat alles ligt in de grootste wanorde in de bunkers. Uit de namen en de rangen die op de verschillende kribben voorkomen blijkt dat in de nachtverblijven van de manschappen de mannen en de vrouwen gezamenlijke slaapplaatsen hadden.

De chaos wordt vergroot doordat hier en daar nog een handgranaat in de  bunker is geworpen. Ettelijke radio’s, schrijfmachines en accordeons worden in vernielde staat aangetroffen. Op een vernielde schrijfmachine is duidelijk een voetafdruk te zien. Diverse trucbommen worden ontdekt en onschadelijk gemaakt, dankzij een korporaal van de voormalige Nederlandse Genie die als tijdelijk kampcommandant fungeert. In de dieselmotor – voor het opwekken van stroom – wordt een trucbom gevonden van 3 kilo springstof. Deze is verborgen geplaatst en met een zelfontsteker verbonden aan het vliegwiel. Bij het aanslaan van de dieselmotor zou op hetzelfde ogenblik de bom tot ontploffing komen. Dit is maar een van de vele voorbeelden. Op de meest onmogelijke plaatsen worden er trucbommen ontdekt.

Behalve twee parabolische Würzburgapparaten stond er in de omgeving van een radarstation ook een Freya apparaat. In tegenstelling tot de Würzburg signaleerde deze Freya de geallieerde vliegtuigen al op een zeer grote afstand. De laatste was veel nauwkeuriger. Hiernaast de unieke foto van het Freya-apparaat in Sondel, dat vrij stond op een der bunkers. Onmiddellijk na de bevrijding (17 april 1945) is deze foto gemaakt door de onderduiker J.H. de Baas. Buurtgenoten die voor het eerst het kamp betraden, lieten zich als overwinnaar fotograferen. De hoogste man op de brokstukken is Gerrit Mulder, getrouwd met Klaske Deinum. Gerrit was schilder van beroep en in Nijemirdum geboren. Hij verhuisde later naar Tjerkwerd.
De draaiende antennes maakten geen lawaai. Omwonenden wisten van het verband tussen vliegtuigen en de antennes, want als de antennes gingen draaien, dan bleken er vliegtuigen in aantocht. De kosten van de luisterapparaten bedroegen – eveneens naar schatting – ongeveer f. 500.000,00 per stuk (€ 225.000.00). De R.A.F. heeft het kamp slechts eenmaal beschoten. De N.B.S.-districtscommandant heeft daarop de RAF gevraagd dit kamp te sparen nadat het nutteloze van de apparaten vastgesteld was, door het uitgooien van de linten. Aan dit verzoek is voldaan.

In mei 1942 werd dit kamp in opdracht van de illegaliteit door een ondergronds werker in kaart gebracht en aan de Royal Air Force doorgegeven. Volgens zijn eigen zeggen heeft NBS-districtscommandant Siemen de Jong uit Balk deze klus geklaard.  Ook is er een verhaal dat boswachter Kees Keuning kamp Sondel in kaart gebracht heeft en dat vervolgens heeft doorgegeven aan een huisarts in Lemmer. Deze arts had weer zijn connecties in Engeland. De kosten die hier besteed zijn, bedragen naar schatting f. 10.000,00 (€ 4500,00) en het werk werd uitgevoerd door een Nederlandse aannemer die later opgepakt werd.

Rond 20 augustus 1944 is ook de verzetsactieve onderduiker Harm Kingma uit Leeuwarden bezig met gegevens te verzamelen over deze luisterpost. Hij deed dat met ene “Frans” uit Leeuwarden. Meer heeft Kingma niet bekendgemaakt.

Direct na de bezetting van het kamp wordt met hulp van burger werkkrachten enige orde in het kamp geschapen en wordt een aantal bunkers klaargemaakt voor de ontvangst van N.S.B. ‘ers. Het aantal personen dan wordt ingesloten wordt in de loop van de tijd steeds hoger. De ingesloten NSB' ers mogen nu de rommel opruimen die door hun kameraden is achtergelaten. Ook krijgen zij de opdracht alles weer te herstellen en te verbeteren, waardoor zij meehelpen aan de opbouw van hun ,,woonplaats” voor de komende jaren.

In mei 1942 werd kamp Sondel in opdracht van het verzet door een medewerker van de ondergrondse in kaart gebracht en aan de Royal Air Force doorgegeven. Volgens zijn eigen zeggen heeft NBS-districtscommandant Siemen de Jong uit Balk deze klus geklaard.  Ook wordt gezegd dat boswachter Kees Keuning kamp Sondel in kaart gebracht heeft en dat vervolgens heeft doorgegeven aan een huisarts in Lemmer. Deze arts had weer zijn connecties in Engeland. Rond 20 augustus 1944 is ook de verzetsactieve onderduiker Harm Kingma uit Leeuwarden bezig met gegevens te verzamelen over deze luisterpost. Hij deed dat met ene “Frans” uit Leeuwarden. Meer heeft Kingma niet bekendgemaakt

De R.A.F. heeft het kamp slechts eenmaal beschoten. De N.B.S.-districtscommandant heeft daarop de RAF gevraagd dit kamp te sparen nadat het nutteloze van de apparaten vastgesteld was, door het uitgooien van de linten. Aan dit verzoek is voldaan.

 

De houding van de bezetter naar de bevolking in Sondel

De Duitsers hebben de inwoners van Sondel niet te veel tegen zich in het harnas gejaagd. De gelegerde militairen waren meest technische mensen die een hekel aan de oorlog hadden. Meerdere hadden al in Rusland gevochten. Er waren ook militairen bij die zich gedeisd hielden, omdat zij bang waren naar het Oostfront te worden uitgezonden. Duitsers waren ook bang voor kleine terroristische aanslagen. Het was bekend dat er ondergronds verzet in Gaasterland was. Dat mag blijken uit het feit dat in januari 1945 de Oostenrijkse militair Josef Fleck deserteerde en opgevangen en verborgen werd door het verzet in Gaasterland. Dat de angst om naar het Oostfront te worden uitgezonden terecht was, mag blijken uit het verhaal “De streupende soldaat" van Harmen Keuning uit Balk. Diens vader was destijds jachtopziener.

"Het was tijdens een woensdagmiddag dat mijn vader in het bos bij Nij Amerika op konijnen wilde jagen. Ik kan het verhaal goed vertellen omdat ik als jongetje met mijn vader mee mocht. In oorlogstijd waren er veel konijnen in het bos en de Commissaris voor de Maaltijdvoorziening had er bij de jachtopzieners op aangedrongen meer konijnen te schieten, omdat ze een bedreiging waren voor de maaltijdvoorzieningen. We waren al een paar gedeelten van de landerijen op en neer gelopen, toen mijn vader even stil bleef staan en mij achter een grote boom duwde. Hij gebaarde dat ik stil moest blijven staan. Vader maakte het geweer open en wisselde de konijnenmunitie voor de reemunitie. Reeën werden geschoten met kogels. Even later hoorden we iemand aan komen lopen op een perceel land ernaast en ons voorbij liep. Het was een Duitse militair in een jagende houding. Toen hij voorbij was riep mijn vader de Duitser aan met: ,, Ho, Politie, geweer neerleggen”. De militair schrok wel even maar deed wat hem opgedragen werd. Vader hield zelf zijn geweer in de aanslag en vroeg aan de militair de kogels uit het geweer te halen en voor hem uit te lopen naar de uitgang van het bos. De militair had aan de kleding van mijn vader wel gezien dat hij met een ambtenaar te maken had.

De soldaat ging daarna lopend naar kamp Sondel en wij gingen op de fiets naar huis. Vervolgens ging mijn vader direct naar politieman Walda in Wijckel. Deze politieman was de verbindingsman tussen de Gaasterlandse inwoners en de Duitsers in Kamp Sondel. Mijn vader vroeg aan Walda om bij de kampleiding zijn bezwaar tegen de stroperij over te brengen. Walda ging met dit bericht naar het kamp. Enige tijd later kwam hij bij mijn vader terug en vertelde hem dat zij dezelfde avond in het kamp Sondel werden verwacht. Hij moest de militair aanwijzen die hij ’s middags betrapt had bij het stropen. Alle soldaten moesten voorbij de barak van de kommandant lopen. Zo kon mijn vader de soldaat aanwijzen die gestroopt had. De militair werd bij de commandant binnengeroepen. Hij kreeg het bevel om al zijn spullen bij elkaar zoeken en de volgende dag met de eerste autobus af te reizen naar…….Rusland want daar konden ze wel soldaten gebruiken. Mijn vader en Walda werden gevraagd om als getuigen van het vertrek de volgende morgen om 7 uur bij de bushalte te zijn. De soldaat is met tranen in de ogen afgereisd."

Dit verhaal toont aan dat er een goede samenwerking was tussen inwoners, politie en kampleiding.

Foto Doede Deinum

De Duitsers waren zeer humaan ten opzichte van de bevolking en van de vijanden die hen in handen vielen. Op de foto hiernaast staan drie ontspannende lachende militairen bij de brug in Balk. Achterop de foto staat september 1942. Zo te zien hebben zij inkopen gedaan.

Alle drie commandanten van kamp Sondel gaven de geallieerde vliegers een militaire begrafenis als ze de kans kregen. Er waren dan geestelijken bij de begrafenis uitgenodigd, er was een vuurpeloton voor het eresaluut en een krans van de Wehrmacht. Deze commandanten hadden een even grote hekel aan de SS en de Grünen als de meeste Gaasterlanders.

De laatste commandant van Kamp Sondel, Hans Hauenstein, nodigde zelfs in het kamp onderduikers uit de omgeving uit als er een razzia dreigde. Hij zette ze direct aan het werk voor het graven van “Deckungslöcher”. En dan liet hij de SS niet toe in het kamp onder de mededeling dat het peilstation een “Sondergebiet” was van de Luftwaffe waar zelfs de SS niets te zoeken had. Zodra de SS het terrein weer had verlaten, liet hij de onderduikers weer gaan. Dat is altijd goed gegaan. Het was een soort gentlemens-agreement met het verzet in Gaasterland; ze lieten elkaar met rust.

Josef Fleck had door desertie laten zien dat hij niet verder wilde met dit Duitse leger. Een ander voorbeeld is dat van Josef Müller uit het Kamp. Zijn functie was hoofd Stabsfeldwebel van de “Kraftfahr-Abteilung”, dit is de Afdeling Motortransport. Müller blijft gewoon aan als militair maar laat in Balk zien dat hij en zijn medewerkers eigenlijk niets van de sommige Duitse praktijken moest hebben. Geschiedenisschrijver Jan J. van der Veer schrijft daarover: “Nadat de busdiensten van Autobedrijf “De Zuidwesthoek” waren gestaakt, werd de garage van Marten de Boer, het hoofdkwartier van de Z.W.H. – overgenomen door de Luftwaffemensen uit Kamp Sondel. Jupp Müller was de man die hier de scepter kwam zwaaien. Het was in die tijd dat het aantal onderduikers in Gaasterland met de dag groeide. Dat bracht onherroepelijk met zich mee dat de Grüne Polizei, geassisteerd door “Jan Hagel” van de Landstorm Nederlanden - later zelfs ook nog door de Feldgendarmerie - hoe langer hoe vaker klopjachten in Gaasterlands dreven ging ondernemen.  Jupp Müllers monteurs hielden in de Balkster garage hun materiaal zoveel mogelijk in topconditie, maar vormden geen gevaar voor de omgeving. Integendeel zelfs. Müller en zijn mensen kenden diverse onderduikers in Balk, maar deden alsof ze hen niet kenden. Op een bepaald moment begon de situatie er dreigend uit te zien toen Balk weer eens door het politiegespuis werd uitgekamd en diverse onderduikers, tot zelfs Joden toe, hun toevlucht tot de Z.W.H.-garage namen. “Komm mal hier”, zei Müller. Hij liet de onderduikers een overall aantrekken en gaf hun bezems in de hand – “und jetzt Arbeiten!”, zei hij. De op deze manier geronselde gastarbeiders veegden alsof ze ervoor werden betaald. Müller zette een schildwacht op post bij de ingang van het garageterrein en gaf hem de opdracht geen sterveling op het terrein toe te laten. Maar ja… even later begon de situatie echt moeilijk te worden want een patrouille Feldgendarmes kwam op de garage af en wilde naar binnen. De schildwacht hield ze tegen en riep: “Herr Stabsfeldwebel, kommen Sie bitte hierher!” Müller kwam in al zijn waardigheid en vroeg nogal arrogant wat de heren wilden. De heren wilden de garage doorzoeken of er ook “Untertäucher” waren. Ze verzochten toestemming daarvoor. “Das wird ja nicht gehen!”, sprak Müller majesteitelijk. “Dies ist Luftwaffe-Sondergebiet und betreten ist strengstens verboten! Also, meine Herrschaften: Sofort Abhauen und Snell, Bitte!!”

De Feldgendarmenie had niets meer te zeggen en droop af. Müller liet zijn vrijwilligers nog een tijdlang doorvegen en toen het gevaar geweken was, werden de overalls uitgetrokken. De onderduikers gingen weer terug naar hun oude schuilplaatsen. Ze loofden Müller blijmoedig en van harte. Jupp Müller was gebiologeerd door ijsvorming en schaatsenrijden. Van dat laatste wist hij niets af en daarom wilde hij het graag leren. Met een stelletje jongens die nog niet in de “gevaarlijke leeftijd” zaten, trok hij er op uit om het schaatsen te leren. Het ijs in de Luts was voldoende sterk en dus werd dat gebruikt als startbaan. Tussen de hoge oevers was er ook nog wat beschutting tegen de felle oostenwind. Nu weet iedereen dat de Luts bijna nooit goed ijs oplevert. Diezelfde oostenwind blaast een laagje zand over het ijs. Dat interesseerde Stabsfeldwebel Jupp Müller totaal niet. Een schoolliedje uit die dagen bezong de wilskracht van ene Jantje met de woorden: “Schaatsenrijden zal hij leren, of valt hij dan ook honderd keren”. Datzelfde ging nu op voor Jupp Müller. Hij moet minstens 200 keer zijn gevallen, maar opgeven? Nooit. Had hij zich op dezelfde manier ingezet voor Hitlers Duizendjarig Rijk, dan zou de kans op de “Endsieg” hiel wat groter zijn geweest. “Der Hitler?” “Der ist mir Würst” moet hij eens in vertrouwd gezelschap gezegd hebben. En er waren meer zoals Jupp. Maar helaas waren er vele, vele anderen, die Hitler hebben verdedigd “bis zum letzten Patrone”.

Een werkdag van een Sondeler werkman in het kamp

Roel IJkema was onderduiker vanaf november 1943 bij veehouder Marten van der Goot in Sondel. Boer Van der Goot moest ook werkzaamheden verrichten bij het kamp Sondel, maar ging dan niet zelf. Hij stuurde een knecht. Op een dag vroeg hij onderduiker Roel IJkema naar het kamp te gaan. IJkema had een goed persoonsbewijs en dus kon dat geen kwaad. Dit bewijs moest ingeleverd worden bij de aanmelding ’s morgens om 8 uur. De aanmelding moest iedere morgen plaatsvinden bij het Geschäftszimmer, compleet met een spade en een lepel. De spade was om te spitten en de lepel voor een bord soep in de middagpauze. Als de werkers om vier uur ’s middags weer naar huis mochten, dan werd het persoonsbewijs teruggegeven met daarbij contant het geld dat die dag verdiend was. ,,Je verdiende een mooie zakcent”, aldus IJkema.

Ook Sjoerd P. Spoelstra uit Wijckel had 8 april 1944 via de gemeente Gaasterland een oproep gekregen. Hij moest van 11 april 1944 om 08.00 uur tot en met 1 mei 1944 in het kamp komen werken op bevel van de Chefintendant beim Wehrmachtsbefehlshaber.  Zijn vergoeding was vastgesteld op 52 cent per uur bij een 48-urige werkweek. De vergoeding werd door de gemeente uitbetaald.

Het waren de vijanden maar er ontstonden ook vriendschapsbanden bij het werken, zij het dan in beperkte mate. Tijdens het werken waren er altijd Duitsers om toezicht te houden. Hierbij was een soldaat met de voornaam Jozef. Er werd wel niet veel met de Duitsers gesproken, maar Jozef begon de werkmannen langzamerhand steeds meer te vertrouwen. Hij vertelde daarbij dat hij een bedrijfje had waar wagens voor de boeren werden gemaakt. Hij had een vrouw en kinderen naar wie hij heimwee had, omdat hij ze in lange tijd niet gezien had. Hij vertelde daarbij ook dat hij een hekel aan Hitler had maar hij moest in dienst. Hij vroeg weleens om een pakje shag. Dat werd hem stiekem gegeven en later, op een vertrouwd ogenblik, stopte Jozef het verschuldigde bedrag in handen. ’s Middags was er een warme maaltijd. De soldaten aten om twaalf uur en de Sondelers om één uur. Meestal was het stamppot, ongeschilde aardappelen met kool.

Als ’s middags om vier uur alles geregeld was, werd naar de ingang gefietst waar een soldaat op wacht stond. Een Duitse soldaat op wacht droeg een helm en een geweer waarin vijf kogels zaten. Aan hun koppelriem zaten zes patronentasjes en nog eens dertig patronen. Drie tasjes aan de rechterzijde en drie tasjes aan de linkerzijde. Het gaf dus een blij gevoel als je een wachtpost voorbij was. Zo'n wachtpost deed de hefboom omhoog en men kon weer naar huis. Het was ook mooi werk omdat je elkaar als Sondelers ook beter leerde kennen. De band die toen ontstaan is, bleek niet een ééndaagse band maar is altijd blijven bestaan.

Burgemeester Schwartzenberg van Gaasterland heeft met brieven van 12 en 13 april 1944 schriftelijk geprotesteerd bij de staatsraad i.b.d. Commissaris der provincie Friesland in Leeuwarden tegen de werkzaamheden. Hij schrijft letterlijk op de handgeschreven bijlage van 13 april 1944:

,,Ten geleide van bijgaand schrijven moge ik u hierbij nog een enkele opmerking plaatsen. De verhalen van de arbeiders zijn, werkelijk zeer vermakelijk zoo van een stapel hout, die drie keer verplaatst moet worden en ’s avonds weer op de oude plek terecht is gekomen waar hij ’s ochtends stond. Iemand drukte zich zoo uit dat ze aan het 'húshimmeljen' waren.

De landarbeiders en anderen, die noode gemist worden, worden gebruikt als Polen of Russen. Als de stelling 7 of 8 man in dienst name, was al het werk in een week afgewerkt. Dient hiervoor de Gemeindeeinsatz vraag ik mij af?”.

Dan schrijft hij op 12 april 1944 zijn klachtbrief aan de Staatsraad.

 “Ik heb de eer Uwe aandacht te vragen voor het navolgende.

Bij schrijven d.d. 3 april jl. bereikte mij een opdracht van den Beauftragte in deze Provincie om voor de tijd van 3 weken 50 arbeiders als Gemeindeeinsatz ter beschikking te stellen van den Commandant van de Duitsche stelling te Sondel. In overleg met de leiding van de stelling kwam donderdag 6 April 12 man en het volle aantal eerst na Paschen, op Dinsdag 11 dezer op het werk.

Nu het werken op de stelling eenige dagen heeft geduurd, bereikten mij mededeelingen omtrent den aard van het werk dat aan den arbeiders wordt opgedragen. Het blijkt mij, dat dit hoofdzakelijk bestaat in het opruimen van het terrein van de stelling en omvat onder meer het egaliseren van den bodem, houtkappen en steenen sleepen. Ik vernam, dat toen op 11 dezer ongeveer 50 man aan den ingang van de stelling verscheen, de Commandant niet wist wat dat te beteekenen had en wat hij met hen moest aanvangen.

Ik wil aannemen, dat al de genoemde bezigheden noodzakelijk zijn en ook uitgevoerd moeten worden. Het treft mij evenwel, dat daarvoor juist tijdens de voorjaarsdrukte op het platteland werkkrachten moeten worden afgestaan. Het zal u wellicht bekend zijn, dat in Gaasterland zeer veel weiland is gescheurd, zodat het bouwbedrijf ongeveer verviervoudigd is, vergeleken bij voor den oorlog. Arbeidskrachten, die niet reeds op de een of andere wijze werkzaam zijn bij het boerenbedrijf zijn zeer schaarsch, zoodat bijna elke man, die ik naar Sondel zend, door zijn baas slecht of eigenlijk niet gemist kan worden. Wanneer een polder te verdedigen valt of er een dorp voor overstroming moet worden behouden, dan kunnen groote ongemakken worden aanvaard en dient ieder een offer te brengen, doch het is haast niet verantwoord nu menschen te zenden, die het werk van een krullenjongen moeten doen.

Naar aanleiding van vorenstaande overwegingen heb ik mij gewend tot den Luitenant-Commandant van de stelling te Sondel met het verzoek of hij het volle aantal arbeiders noodig had, e.v. met een korter termijn of minder arbeiders genoegen kon nemen, een en ander toegelicht door de grote moeilijkheden, waarvoor de bedrijven thans staan. Mij werd geantwoord, dat dit onmogelijk was. Het werk zou minstens drie weken, wellicht een maand duren en moest direct worden afgemaakt.

In verband met de groote bezwaren, die er voor de streek verbonden zijn aan het afstaan van een betrekkelijk groot aantal arbeidskrachten voor het verrichten van boven aangehaalde diensten, wil ik U beleefd verzoeken Uwe bemiddeling te verleenen dat de noodzakelijke arbeidskrachten zoo spoedig mogelijk aan het bedrijfsleven worden teruggegeven.”

 

Inventaris van het verlaten radarkamp op 17 april 1945

 De Duitse bezetting sloeg in de nacht van 16 op 17 april 1945 massaal op de vlucht via Tacozijl naar Lemmer. Toen op 17 april 1945 de Canadezen met hun tanks Radarkamp ,,Eisbär” in Sondel binnenvielen, nam de NBS (Ned. Binnenlandse Strijdkrachten) het kamp in bezit.

Als NBS-hoofd van de sectie 12, district IV, maakte de heer B.H. Steegenga uit Balk een punctuele inventarislijst op van de buitgemaakte goederen.

3 lampen 1 buitenband 1 vaas
1 piano 2 houten stellages 2 damesmantels
1 schrijfbureaus 2 naaimachines 10 schrobbers
1 schoenrekmachine 1 complete koelkast 11 oude emaille pannen
2 koelcellen 3 braadpannen 4 kleine borden
1 stamper 12 grote emaille schalen 2 crapauds
22 aardappelschalen 4 juskommen 1 rugzak
4 melkkokers 6 koffiepotten 1 melkkannetje
2 grote teilen 2 stoomketels 25 dekenzakken
1 benzinevat 4 losse rollen draad 3 blikjes
1 stoommachine 1 zoeklicht 5 glazen karaffen
1 bus munitie (lichtgeschut) 4 kookplaatjes
1 kolenkit 1 kruiwagen 3 capes
1 geweerrek 2 benzineblikken 2 damestasjes
12 verfbussen 2 grote turfkisten 1 glazen kruik
20 schoppen 4 strokussens 2 tonnen
4 handschrobbers 5 bureaulampen 5 strokussenzakken
2 kolenkitten 13 ballonlampen 15 turfbakken
1 gehaktmolen 44 schoteltjes 1 glazen vaas
2 stormlantaarns 4 ligstoelen 5 bureaulampjes (kapot)
49 jassen klerenhangers 27 overjassen
1 luidspreker gasmasker 1 zeil
messen, vorken en lepels 1 slijpsteen 3 lappen stof
1 spanzaag Hoeveelheid elektrische artikelen 3 ramenwissers
gasmaskerartikelen 2 weegschalen en gewichten 9 kleine kolenscheppen
2 opscheplepels 2 grote houten lepels 3 juskommen
11 soepterrines Aantal schotels 40 gloeilampen
5 dekschalen 3 gamellen 37 broeken
1 aanrecht 8 afwasbakken 1 borstel
2 kussens lege draadrollen 108 stoelen
1 rol kabel 13 rollen draad 57 kisten
1 ladder 1 kolenkist 1 ijzeren kist
14 koffers w.o. beschadigde 1 hondenhok 3 hoekbanken
1 keukenwagen 1 kist met hulzen 28 spiegels
12 pikhouwelen 1 rubberboot 1 boender
3 standers hoogspringers 98 dekens 2 stenen koffiepotten
7 filters 29 kopjes 2 wastafels
3 vaste wastafels 5 waskasten 2 werkbanken
52 tafels 2 damesrokken 12 fauteuils
18 kachels 1 bontmantel 5 brandblusapparaten
41 waterkannen 3 vloerkleden 13 banken
4 vuilnisemmers 4 kleine vegers 114 kribben waarvan 2 niet-compleet
31 strozakken 8 wijnglazen 25 strozakken(leeg)
83 borden 6 eetschalen 4 lantaarns
6 papiermanden 1 stofzuiger 4 manden
2 blikken kisten damesondergoed 2 bureaus
25 wasblikken 3 peper- en zoutstellen 64 kasten
12 emmers    

Bron: Balkster Courant 25 november 1982

Luchtfoto van Kamp Eisbär, op 6 november 1944.

De ontwikkeling van de RADAR

In 1886 ontdekte de Duitse physicus Heinrich Hertz de reflecterende eigenschappen van radiogolven. Deze eigenschappen werden bij de radar gebruikt voor het bepalen van richting en afstand van voorwerpen. Deze gebruiksmethode was in 1922 in Amerika ontdekt en sinds 1934 verder ontwikkeld voor gebruik in de luchtverdediging en op zee. Destijds was het een nieuwe techniek, waarvan de toepassing door de oorlogsdreiging en de oorlog in een stroomversnelling kwam. De Duitse Kriegsmarine experimenteerde met de radar in 1934 met twee systemen die door het elektronische bedrijf Gema Co ontwikkeld waren. ,,Seetakt”, die op een golflengte van 80 cm werkt, kwam als scheepsradar in gebruik bij de marine. De antenne Freya, op een golflengte van 2,4 meter, werd als eerste gebouwd op het Duitse Waddeneiland Wangerooge. Hier kwam een uitgebreide proef op stelling van verschillende geteste radars onder leiding van Lt. Diehl. Een eerste succes werd behaald op 18 december 1939 toen 12 van de 22 Wellingtonvliegtuigen uit Engeland werden neergehaald. Deze dag staat bekend onder de naam ,,De Slag boven de Duitse bocht”.

Bij het uitbreken van de oorlog had Duitsland 8 radarstations. Op dat moment beschikte Engeland reeds over 29 radarstations, die langs de gehele kust opgesteld waren. Op 1 augustus 1940 werden alle apparaten op het eiland Wangerooge, op een Freya na, gedemonteerd en naar Nederland overgebracht. Twee typen antennes werden tijdens de oorlog op grote schaal geproduceerd: de Freya en de Würzburg. De Freya werkte over grote afstanden, de Würzburg kon hoogten en hoeveelheden registreren. De paraboolantenne van het type Würzburg had een doorsnede van 7,5 meter. Dit type werd tijdens de Tweede Wereldoorlog verbeterd. Het nieuwe type werd ,,Würzburg-Riese” genoemd.

Uitrusting en functie

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog hadden de Duitsers in het bezette Nederland de beschikking over 8 radarstations. De stations waren bekend als ,'Himmelbettstellungen' die elk twee jagers naar twee doelen konden brengen. Deze stellingen bestonden uit drie uitvoeringen, waarbij de meest uitgebreide bestond uit minimaal één Freya (FuMG80) en twee Würzburg Riese (FuSE 65) antennes. De radarparabolen van het type Würzburg Riese maakten het mogelijk om binnen een afstand van 40 – 70 kilometer een vliegtuigformatie te volgen en de eigen jagers te begeleiden. Met de ,,Würzburg-Riese” beschikten de Duitsers over een zeer goede radar die gebouwd was door Telefunken, destijds een fabriek van radiotoestellen. De radars hadden een schotelantenne met een doorsnede van 7,5 meter en waren gebouwd door de Zeppelinfabrieken in Friedrichshafen. Omdat de fabriek van Telefunken in Würzburg was gevestigd, werd het apparaat ,,Würzburg-Riese” genoemd. De Freya zorgde tot een afstand van 120 kilometer en 8.000 meter hoogte voor het vroegtijdig waarnemen van vliegtuigen.

De kosten van de luisterapparaten bedroegen naar schatting ongeveer f. 500.000,00 per stuk (€ 225.000.00).

De nachtjagers zelf waren stapsgewijs vanaf 1941 voorzien van een eigen boordradar. De bij de kust gelegen stations waren bovendien met een Fernstsuchgerät (genaamd Wassermann, Elefant en Mammut) uitgerust. Gedurende oorlog werd het aantal stations uitgebreid.

Omstreeks 1942 waren er ruim 20 radarstations. Het radarstation Gazelle bij Veendam werd voorzien van het eerste type rondzoekradar (Jagdschloss). Ook station Hase bij Harderwijk werd uitgerust met dit type. Bij een aantal radarstations kwamen grote vierkante houten torens te staan. Deze blokvormige constructies van gemiddeld vier meter in het vierkant waren de zogenaamde Y-peilers. Elk station werd bemand door een zogenaamde Flugmeldekompagnie. In een Auswertungsgebäude werden de gegevens verwerkt. (Auswertung betekent nuttig gebruik). Tegen het einde van de oorlog zijn alle stations door de Duitsers vernield en verlaten. Daarbij is slechts één antenne gespaard gebleven. Apparatuur werd vernield en na de Tweede Wereldoorlog opgeruimd. Vaak resteren er in het land alleen nog de betonnen sokkels van de paraboolantennes, en op een enkele plaats nog bunkers, kazematten of barakken, zoals in Sondel.

Nederlandse radarstations

Vanaf 1941 werd gewerkt aan de uitbreiding van het aantal radarstations dat onderdeel ging uitmaken van de zogenaamde Atlantikwall. Er werd gebouwd aan een netwerk, waarbij alle stations gemiddeld tussen de 40 en 60 kilometer van elkaar af kwamen te liggen en elkaar overlapten. Bijna alle radarstations, ook in de buurlanden, werden alleen aangegeven met een codenaam. Hiervoor werden, zoals eerder aangegeven, dierennamen gebruikt. De namen van de verschillende stations en plaatsen waar ze in de buurt lagen:

  • Bisam (Strijbeek)
  • Bazi (Rips/Bakel NB)
  • Bever (Oostvoorne)
  • Biber (Den Briel ZH)
  • Drossel (Toldijk GR)
  • Eisbär (Sondel)
  • Fox (Lonnekerberg/Lonneker OV)
  • Fohlem (Houthem L, niet in werking geweest)
  • Gazelle (Veendam (GR)
  • Gorilla (Schoonrewoerd ZH)
  • Hamster (Domburg Z)
  • Hase (Harderwijk GE)
  • Hering (Hoorn/Medemblik BH)
  • Kröte (Goor OV)
  • Küken (Meerssen L)
  • Löwe (Marum/Trimunt GR)
  • Marder (Ter Arlo/Zuidwolde DR)
  • Max (Egmond aan Zee NH)
  • Moritz (Scheveningen ZH)
  • Rotkehlchen (Hoekoop/Gouda NH)
  • Salzhering (Den Helder/Callantsoog NH)
  • Schlei (Schiermonnikoog FR)
  • Schmetterling (Den Bommel Z)
  • Seeadler (Diemen/Weesp/Muiden NH)
  • Tiger (Terschelling FR)
  • Truthahn (Weert-Bakel L)
  • Wespe ( Kalishoek NB)
  • Zander (Zandvoort NH)

Daarnaast werden tijdens de oorlog de zogenaamde Y-peil stellingen gebouwd. Deze radio-peilstellingen waren Sneeglöckchen (Schagen), Teerose (Terlet) en Teerose II (Roosendaalse Zand), Löwenzahn tussen Leeuwarden en Franeker en Brenessel bij Den Briel. Of deze stellingen een andere, meer belangrijker functie hadden dan de eerdergenoemde is niet duidelijk. Het centrale commandocentrum was gevestigd in Zeist, later in Driebergen en in de bunker Diogenes op Deelen bij Arnhem. Bekend is ook dat vanaf de verschillende radarstellingen intensief contact was met de Fliegerhorsten (vliegvelden) die in de buurt van de stellingen lagen, omdat vanaf dat vliegveld de ,,Nachtjagd”- vliegers vertrokken.

De radarstations lagen op regelmatige afstand van elkaar. In feite zijn er drie reeksen te onderscheiden: een reeks stond aan of bij de kust zoals Tiger, Moritz en Hamster; een reeks stond meer in het binnenland zoals Eisbär in Sondel, Hase en Seeadler. Als derde lag er een reeks in het oosten van het land zoals Löwe, Marder en Truthahn. Ook waren er verschillende orden te onderscheiden maar de exacte betekenis hiervan is nog onbekend.

Door de aanwezigheid van radarstations is de luchtoorlog voor de Duitsers redelijk succesvol verlopen. De verhalen van Nederlanders en Friezen over neergestorte vliegtuigen en gestrande piloten zijn redelijk talrijk en in de meeste gevallen gedocumenteerd. Zo zijn over de luchtoorlog boven Friesland en Zuid-Nederland inmiddels standaardwerken verschenen.

Heinz Lübke (zie foto) zorgde met de nachtjagers voor veel verliezen bij de geallieerden. Luitenant Lübke verbleef van februari 1943 tot aan de herfst van 1944 in kamp Sondel. En bij dat alles was het Kamp Eisbär in Sondel het Duitse zenuwcentrum. Vanuit Sondel liepen er 46 telefoonlijnen vanaf het kamp naar andere radarstellingen in Duitsland.  Hij wordt een van Duitslands succesvolste Jägerleitoffiziere genoemd. In juni 1943 kreeg hij het IJzeren Kruis der Eerste Klasse en in het begin van 1944 de Erebokaal van de Luftwaffe voor “bijzondere diensten in de luchtoorlog”. Zijn oorlogscarrière was dat hij eerst van zomer 1941 tot voorjaar 1942 commandant was van het Peil- en Radarstion Löwe op Trimunt onder Marum. Ging daarna als commandant naar Schiermonnikoog, stelling "Schlei".  In het najaar van 1944 promoveerde Lübke tot commandant van de toen belangrijke radarstelling in Noord-Nederland, “Gazelle” in Veendam. Op 15 april 1945 vluchtte hij van daar naar Duitsland, toen de Polen als bevrijders kwamen. Na de oorlog werkte hij bij Philips in Hamburg. Hij overleed in het jaar 2000.

De illegale werker KEES maakte op 30 januari 1945 een overzicht van vrijwel alle Duitse Luchtwachtposten, peilstations en zenderinstellingen in het Noorden. Onderstaande toelichting en opgave zijn letterlijk overgenomen. De desbetreffende illegale werker moet aardig ingewijd geweest zijn, om tot dit overzicht te komen in oorlogstijd. Zijn informatie over Trimunt is echter onjuist omdat hier het kamp Löwe gevestigd is.

Betekenis van de afkortingen:
-Flugwache, ook wel Fluwa is Luchtwachtpost (zoals in Mirns)
-Wimstelle is Peilstation.

Verschillende van deze Luchtwachtposten waren uitgerust met een schijnwerper van 1500 watt en dienden om Nachtjagers de richting aan te duiden waarheen een geallieerd vliegtuig of formatie vloog. Vermeld dient te worden dat de bezetting van een gewone Fluwa gewoonlijk bestond uit 4 manschappen, terwijl een Fluwa met een richtingsschijnwerper door meestal 6 man bezet was. Elke Fluwa was uitgerust met minstens 1 m.g. met de bijbehorende munitie en de normale uitrusting. Er stond dag en nacht 1 man op wacht in de uitkijkpost.

 

Flugwache Oost Vlieland
Flugwache West Vlieland
Flugwache Oosterend Terschelling
Luftwaffen-Nachrichten Stelle Tiger Terschelling
Flugwache Oost Ameland
Flugwache West Ameland
Wimstelle Wiesel Ameland
Flugwache Oost Schiermonnikoog
Luftwaffen-Nachrichten Stelle Schlei Schiermonnikoog
Luftwaffen-NachrichtenStelle Heidelberg (Nes) Schiermonnikoog
Flugwache Holwerd
Flugwache Hallum
Flugwache Koehool
Flugwache Wijnaldum
Schiesstab Franeker
Luftwaffen-Nachrichten Stelle Löwenzahn Franeker
Flugwache Gaast
Flugwache Winsum
Flugwache Sneek
Flugwache Langweer
Luftwaffen-Nachrichten Stelle Eisbär Sondel
Flugwache Lemmer
Flugwache Mirns
Flugwache Afsluitdijk
Flugwache Grouw
Flugwache Oudega
Flugwache Tjallebert
Flugwache Huizum
Flugwache N.Bergum
Flugwache Rinsumageest
Funksender Tietjerk
Flugwache Oostmahorn
Flugwache Kollum
Flugwache Oudega
Flugwache Veenhuizen
Flugwache Nijelamer
Flugwache Stavoren
Flugwache Oostwolde
Flugwache Loppersum
Flugwache  
Luftwaffen-Nachrichten Stelle Gazelle Veendam
Flugwache Frieschelo
Flugwache Sellingen
Flugwache Oldekerk
Flugwache Appelscha
Flugwache Annen
Flugwache Schildwolde
Flugwache Steenbergen
Flugwache Buinen
Flugwache Wijnjeterp
Flugwache Trimunt

Bronnen en literatuur:

  • Zij vielen in Wymbritseradeel door Willem O. Santema en Wim J. Stienstra.
  • Kamp Sondel: Van radarstation tot vakantiekamp