Rein Beerends Folmer, geboren 14 juli 1885 in Mirns en Bakhuizen, overleed 27 januari 1945 in kampement Bandoeng als lid van het 15e Bataljon Tjikoedapateuh. Het kamp was van maart 1942 tot januari 1944 een krijgsgevangenkamp. In de periode van januari 1944 tot augustus 1945 was het een interneringskamp voor burgermannen en jongens. Tenslotte van augustus 1945 tot 1946 een opvangkamp.
Hij was werkbaas bij de Genie. Zijn stamboeknummer was Kampnummer 1544. Zijn ouders waren op 11 mei 1884 in Balk getrouwd. Vader was boswachter Beerend Folmer, geboren 22 september 1855 in Mirns en Bakhuizen en overleden op 29 december 1943 in Rijs. Zijn moeder was Andrieske van der Meer, geboren op 30 augustus 1849 in Workum als dochter van Lieuwe Jelles van der Meer en Jeltje Alberts Hooyinga. Zij overleed op 21 juli 1885 in Mirns en Bakhuizen een week na de geboorte van haar eerste kind, zoon Rein. Vader Beerend hertrouwde op 30 september 1893 met Trijntje Nagelhout, geboren 19 juli 1870 in Mirns en Bakhuizen en overleden te Rijs op 5 april 1942.
De kinderen in het gezin werden geboren in Mirns en Bakhuizen. Alleen Martje werd in Diever geboren waar het gezin een korte tijd woonde in 1905 en 1906. Het gezin bestond uit:
Gettje Folmer, geboren 26 juli 1894 en overleden 27 april 1895
Gettje Marijke Folmer, geboren 8 september 1895
Pieter Folmer, geboren 14 oktober 1896
Anne Folmer, geboren 17 mei 1898
Harmke, geboren 3 augustus 1899
Fimme, geboren 3 september 1900; overleden 7 november 1900
Antje Folmer, geboren 26 april 1902
Fetje Folmer, geboren 12 oktober 1903 en overleden 3 september 1910
Martje Folmer, geboren 9 mei 1905
Fimme Folmer, geboren 22 april 1907
Marten Folmer, geboren 10 december 1910
Fetje Folmer, geboren 30 januari 1913
Rein Beerends Folmer werd 15 december 1904 goedgekeurd voor de militaire dienst. Zijn lengte was toen 1,676mm en zijn beroep was arbeider. Hij werd 7 maart 1905 als loteling ingedeeld bij het 1e Regiment Veldartillerie als kanonnier. Een dag later werd hij voor de eerste oefening tot 2 oktober 1905 met verlof gezonden. Vrij kort daarna werd hij op 19 oktober 1905 door de rechtbank van Leeuwarden veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf vanwege drie gepleegde misdrijven van vernieling van andermans eigendommen. Zijn gevangenisstraf ging 24 november 1905 in en op 23 mei 1906 kwam hij weer vrij. Op 10 september 1906 ging hij naar Harderwijk voor de opleiding tot militair in Nederlands-Oost-Indië. Hij tekende daarbij voor een verblijf van 2 jaar. De termijn zou ingaan op de dag dat de ontscheping in Ned. Indië in zou gaan. Dan zou de gratificatie van f. 200,00 uitbetaald worden. Op dezelfde datum werd hij officieel uitgeschreven bij het 1e Regiment Veldartillerie en opgenomen in het Nederlandsch-Indische leger. Het voldeed hem daar zo goed dat hij daar al op 17 maart 1907 als kanonnier bij de koloniale troepen vrijwillig tekende voor een verbintenis van zes jaar. Hij kreeg weer f. 200,00 maar moest daarvan f. 169,86 terugbetalen die hij op 10 september 1906 al had ontvangen.
Rein Beerend Folmer werd 27 januari 1945 begraven op het Nederlands Ereveld Pandu Bandung in Vak V 171.
Zijn definitieve vertrek uit Nederland was waarschijnlijk vanwege een moeilijke relatie tussen hem en zijn stiefmoeder. Niemand heeft meer iets van hem gehoord totdat er later een bericht kwam dat zijn familie in Nederland recht had op zijn erfenis. Daaruit bleek dat hij daar niet getrouwd was of kinderen had.
Wel had hij een Indische mevrouw als samenwonende partner. De familie in Nederland bepaalde dat het geld aan deze Indische mevrouw moest worden geschonken.