Simon Tette Hofstra

Simon Tette Hofstra werd op 7 mei 1908 in Irnsum geboren als zoon van Tette Hotze Hofstra en Bontje de Jong. Hofstra stond alleen bekend als “Meester Hofstra” omdat hij onderwijzer en hoofd van de school in Elahuizen was. Op 25 april 1934 trouwde hij in Workum met Feikje Kuipers, geboren op 17 augustus 1908 in It Heidenskip. In de Tweede Wereldoorlog had de familie een joods echtpaar in huis genomen en dat was Alex en Rachael Weesel-Katoen.

De laatste jaren van hun leven woonden zij in een bungalow aan de Du Toursstraat in Wijckel. Hofstra overleed op 23 december 1990 in Wijckel en zijn echtgenote op 27 september 2002 in Wommels. Het huwelijk was verrijkt met vijf kinderen: Foeke; Tette Hotze; Bontje Jikke; Trijntje Jacoba en Jikke Bontje.

Pinksterzondag 12 mei 1940 zal een dag worden die door sergeant Simon Tette Hofstra nooit zal worden vergeten. Hij had in mobilisatietijd als militair op moeten komen.  Hofstra was aangesteld als groepscommandant van de 1e compagnie in het vak Wons. Vandaag zou hij met vele anderen bij Gaast door de Duitsers gevangen worden genomen en krijgsgevangen worden gemaakt.  Hij had niet kunnen bevroeden dat hij eerst een maand later in de avond van 11 juni 1940 zich weer via allerlei omzwervingen in Duitse kampen bij zijn gezin in Elahuizen zou kunnen aansluiten.

Hofstra en zijn kameraden hadden het plan opgevat om vanuit Gaast naar Workum te varen om zo via Heidenschap en Elahuizen naar Gaasterland te ontwijken. Maar dat kon niet doorgaan want Gaast was al door de Duitsers bezet. De compagniescommandant, kapitein van der Linden, had in Workum willen proberen over te steken. Als dat zou mislukken wou hij het geluk zoeken in Stavoren. Als dat ook niet zou slagen, dan was het plan om in de Gaasterlandse bossen een schuilplaats te zoeken en op een goede gelegenheid te wachten om weer aansluiting te vinden bij het leger in Holland. Het zou dan mogelijk zijn om vanuit Gaasterland de vijand nog enige afbreuk te berokkenen. Maar alles was te vergeefs want toen de boot in Gaast aankwam, stonden de Duitsers al op de kade. De mitrailleur en alle overige zaken stopte Hofstra onder water en nam zijn geweer met een flinke hoeveelheid patronen en enige handgranaten mee. Dan staan er drie Duitse overvalwagens klaar en begint het Duitse krijgsgevangenschap. Midden in Workum werd haltgehouden. Hofstra zag kans om een bekende “Joop” een kaart in de hand te drukken waarop zijn naam stond en de mededeling dat hij “gezond en wel” is. De bekende “Joop” zei toe het bericht bij de schoonvader van Hofstra in Heidenschap te brengen. Het krijgsgevangenschap begon deze dag met een verblijf in het gebouw van de Protestantse Bond in Workum. De deuren werden achter de gevangenen gesloten en aan het geluid te horen werden de deuren zelfs dichtgespijkerd. Het eten bestond uit wittebrood en kaas en de dorst kon met melk worden gelest. Van een bed was geen sprake. Er moest op de harde vloer worden geslapen. Hofstra had eerst de slaap niet kunnen vatten. Allerlei gedachten hadden door zijn hoofd gedwarreld zoals wat het krijgsgevangenschap betekende; dat twee van zijn kameraden waren gesneuveld, dat van velen het lot onbekend was en hoe zou het nu thuis zijn?

Om 12.00 uur was de order gekomen dat ieder zich terug moest trekken. Hofstra en de zijnen gingen in de richting van Makkum omdat ze terecht verwachten dat de kop van de Afsluitdijk wel door Duitsers bezet zou zijn. Nog maar net had Hofstra zijn kazemat verlaten of de brug op de Afsluitdijk werd de lucht in geblazen. Onderweg zag Hofstra één van de Oudegaster autobussen in het water liggen. Hij zag de Jong en stafschef Brouwer met de verdere leden van het Oudegaaster chauffeurkorps lopen. Die wisten op dat moment niet wat ze nu verder moesten doen. De chauffeurs kregen de raad om zich uit de militaire groep te verwijderen. Die raad hebben ze opgevolgd. Bij het gevangennemen van Hofstra liepen de chauffeurs veilig in het weiland.

Een dag later werd hij bij Coevorden per vrachtauto de grens overgebracht en bij donker opgesloten in een barak van het kamp Versen bij Meppen.  Daarna volgde een dag later het kamp Wesüwe, daarna kamp Meppen en tenslotte op 21 mei Stalag IIIA bij Luckenwalde. Ze worden ingeënt tegen tyfus en pokken.  In Luckenwalde verbleven de 400 krijgsgevangenen in tenten waarin alleen maar stro gelegd was. Er kwamen daar in korte tijd – en in andere plaatsen - nu zoveel krijgsgevangenen, dat op bevel van Hitler 20.000 van hen werden vrijgelaten. De maatregel werd ook genomen om het Nederlandse volk te winnen voor de Duitse zaak met als doel om maximale steun te krijgen van de Nederlandse bevolking voor het nationaalsocialisme en de Duitse oorlogsinspanningen elders in Europa. Voorwaarde bij de vrijlating was wel dat ieder de verklaring moest ondertekenen om verder geen acties tegen Duitsland te ondernemen. Die verklaring luidde”: (…) dat ik, gedurende deze oorlog althans zolang Nederland zich met het Duitsche Rijk in oorlogstoestand bevindt, aan geen enkel front noch direct, noch indirect zal deelnemen aan den strijd tegen Duitschland. Ik zal geen handeling begaan of verzuim plegen, waardoor het Duitsche Rijk schade, van welken aard ook, zou kunnen lijden”. Hofstra zal de verklaring ondertekend hebben want op 10 juni 1940 was hij – geheel vermagerd – met die grote groep bij Enschede in Nederland terug. Alle gevangenen werden hier voorzien van schoon ondergoed, nieuwe sokken en een Hollandse maaltijd. Na het vervullen van allerlei formaliteiten mocht hij deze dag eindelijk na een maand gevangenschap weer terug naar zijn familie. Een dag later was hij ’s avonds weer thuis bij zijn gezin. In de komende oorlogsjaren zal Hofstra zich verder manifesteren in allerlei illegale activiteiten en dan vooral in zijn woongebied. De ondertekende vrijlatingsvoorwaarde in 1940 heeft hem niet gehinderd. Hij had in die kampen de onmenselijke Duitse systemen leren kennen.

Na zijn vrijlating werd hij een fel lid van het verzet. Hij werd aangewezen als commandant van de verzetsgroep Oudega – Elahuizen. Hij nam daarbij een groot risico voor zijn gezin met vijf kinderen maar hij voelde het als zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de maatschappij. Hij was erg integer en gesloten en zou zichzelf nimmer op de voorgrond plaatsen. Hofstra pakte de zaken energiek aan. Zijn woning werd het centrum van illegaliteit waaraan zijn vrouw van harte aan deelnam. Onder leiding van Hofstra coördineerde hij met zijn verzetsgroepleden de distributie van bonkaarten voor kleding en voedsel. Er moest ook onderdak hiervoor worden gezocht. De distributie werd voor een deel centraal via bureaus (vanzelfsprekend ondergronds) geregeld, maar ook voor een groot deel via de gewone distributiekantoren, waar betrouwbare ambtenaren bekwaam werden in het frauderen en vervalsen van de distributiebescheiden. Deze bescheiden waren nodig om verstrekt te worden aan de onderduikers. Nijega (Elahuizen) kreeg dikwijls bonkaarten uit Balk. Voor overige illegale activiteiten had Hofstra vooral zijn contacten in Workum en Bolsward.

Een andere activiteit was om aan wapens te komen. Het was hem bekend dat er wapens bij Wildschut in Wijckel waren opgeslagen die goed onderhouden werden. Omdat zijn groep nog geen wapens had, nam Hofstra contact op met Wildschut. Hofstra kon enkele wapens meekrijgen maar Wildschut wilde ze niet brengen want dan wist hij ook waar ze verstopt werden. Nu was het probleem voor Hofstra dat hij de wapens moest halen en er onderdak voor gevonden moest worden. Onderduiker en verzetsstrijder Joop Staargaard uit Elahuizen voelde er wel iets voor en zodoende gingen beide heren vanuit Elahuizen in spertijd een wandeling maken van Elahuizen naar Wildschut in Wijckel en weer terug. Hofstra had een wapenruimte gemaakt onder de vloer van de school in Elahuizen. Het werd daar al snel te tochtig gevonden. Gelukkig stemde boer Andries Buma uit Elahuizen er mee in dat de wapens in de stal van zijn boerderij werden verstopt. De wapens zijn nog eens gebruikt door de groep Oudega/Kolderwolde als zij vanaf de wal op een Duitse boot schieten op de Fluezen. De KP wilde met een boot de Fluezen op maar moest toezien dat de motor dienstweigerde. De wapens zijn ook gebruikt bij de bewaking van enkele Duitsers direct na de bevrijding in de melkfabriek te Elahuizen.

Veehouder Jan Wind in Oudega zat mee in het complot om wapens op te nemen die van wapendroppings afkomstig waren. Wind had draden en materiaal daarvoor in zijn boerenschuur opgeslagen. Maar het zat de groep niet mee. De eerste wapendropping was gepland op 25 september 1944. Maar juist op deze avond werd de eerste V2-raket afgevuurd richting Engeland vanuit het Rijsterbos. De eerste raket gaf natuurlijk veel beroering in Rijs, Gaasterland en wijde omgeving. Het werd al snel de “vliegende bom” genoemd. Er deden al snel allerlei wilde verhalen daarover de ronde. Zo zou de raket vol met vloeibare lucht zitten. Als er één raket ontplofte, dan zouden alle mensen binnen een straal van 5 kilometer sterven. Weer een ander verhaal was dat de temperatuur in hele omgeving heel snel naar beneden zou gaan bij een explosie. Maar commandant Hofstra achtte medewerking aan de dropping nu onaanvaardbaar vanwege de vele Duitsers die er nu in deze omgeving op betrekkelijk korte afstand waren. Het ging dus niet door.

Op 5 oktober 1944 kwam het verzet van Oudega/Nijega in actie in Kolderwolde. Om 20.30 uur werd het bericht via Radio België uitgezonden: “Pieter heeft zijn been gebroken”. Er was met commandant Hofstra eerder afgesproken dat er die avond een wapendropping zou komen na het doorkomen van deze slagzin. Boer Lieuwe Elgersma uit Oudega kreeg de mededeling om de giertank leeg te maken voor de opslag van de gedropte wapens. Op het droppingsterrein zette verzetsploeglid Durk Veenstra de drie schijnwerpers klaar. Maar tot grote teleurstelling kwam de mededeling van commandant Hofstra dat alles niet doorging. Er waren noch steeds zoveel Duitsers in Rijs bij de V2 lanceringen dat het te gevaarlijk was. In het voorjaar van 1945 zag beroepsvisser Durk Veenstra uit Kolderwolde vlakbij Galamadammen een lijk drijven met een zak over het hoofd. Hij meldde direct zijn vondst bij Hofstra en deze had gezegd dat hij dit direct zou aankaarten bij zijn leidinggevenden. Maar er is verder niet meer over gesproken.

Het was niet allemaal illegaliteit waaraan Hofstra meewerkte. Aan de school stond de jonge Jan de Boer als onderwijzer. Die verklaarde dat hij het schoolwerk van meester Hofstra moest overnemen omdat die het veel te druk had met zijn illegale werk. Op papier had meester Hofstra ziekteverlof gekregen. Dokter Banga uit Woudsend zat in het verzet van Woudsend en had daartoe graag medewerking verleend. In Elahuizen was een tekort aan brandstof ontstaan. Onder leiding van meester Hofstra werd er door vijf personen op 29 maart 1945 tot ’s middags vier uur in een groot gat begonnen met het turfsteken bij de Fluezen aan het einde van de Kerkvaart. Durk Draaisma stak daarbij het veen met een spade in vierkante blokken en gooide die koude, natte en glibberige turven weer in de richting van Jan J. van der Veer. Die zette ze weer op een kruiwagen en Bakker Breeuwsma bracht ze dan weer weg. Er werd afgesproken dat de groep op vrijdag 6 april 1945 opnieuw ging turfsteken.

Hofstra wil goed voorbereid zijn op de komende bevrijding. Hij organiseerde op 9 april 1945 een avond bij de ouders Jan J. van der Veer om te leren met wapens om te gaan. De geheime zitting werd gehouden in de slaapkamer met Jan de Boer Sr., de vader van Jan J. van der Veer, meester Hofstra en Joop Staargaren.  Een dag voor de bevrijding moest Hofstra en zijn verzetsgroepleden in actie komen toen er bij Elahuizen drie Duitsers werden opgepakt. Hofstra zorgde ervoor dat deze drie mannen in de zuivelfabriek werden opgesloten en ook werden bewaakt. Hijzelf liep ook wacht en dat deed hij in een gele overall gewapend met een machinegeweer. Verder zorgde Hofstra voor de opvang van deserteur Josef Fleck die zich kwam aanmelden bij de Canadezen. Alles liep goed. De Duitsers en Fleck werden door de Canadezen meegenomen. Op verzoek van Hofstra had Wieger Roelevink bij de zuivelfabriek de noodzakelijke documenten voor hem vervalst. Toen Roelevink daarmee op een bepaald moment mee naar buiten liep, is hij aangehouden, meegenomen en in gevangenschap geraakt. Na zijn vrijlating in april 1945 was Roelevink bijna onherkenbaar vanwege de mishandelingen die hij had ondergaan.

Toen op 4 mei 1995 het algemeen vredesbeeld in Elahuizen werd onthuld, was men Hofstra nog niet vergeten. Bij deze gelegenheid sprak Joop Staargaard over de persoon van Meester Hofstra. Joop Staargaard maakte als onderduiker in de oorlog deel uit van de NBS in Elahuizen: “Twee jaar voorzag hij mij van distributiekaarten. Wat hij bovendien aan het verzet heeft bijgedragen, heb ik in die jaren nooit helemaal geweten, daar hij een uiterst zwijgzaam mens was. Maar dat dat niet gering was, is mij ook toen al verschillende malen gebleken. Naar mijn mening is hem nooit de eer gegeven die hem toekwam. Dat geldt trouwens ook voor zijn vrouw die hem altijd opgewekt en moedig ter zijde stond”.