Wild West in Rijs

Overval op 5 personen van de distributieploeg

In het tamelijk rustige Gaasterland wijst op 23 september 1943 om 9.10 uur niets op een later veel besproken voorval dat op handen is. Onder bedreiging van wapens overvallen vier leden van het verzet in een zwarte Chevrolet - kenteken E38564 - de fietsende uitreikploeg bestaande uit drie distributieambtenaren en twee begeleidende wachtmeesters van de Rijkspolitie. Het gebeurt op de Leise Leane in Rijs, 600 meter vanaf de driesprong waar de overvallers de uitreikploeg tegemoet zijn gereden. De buit bedraagt de volledige kist met 1481 bonkaarten en 100 inlegbladen.

Het is deze morgen prachtig weer als de uitreikploeg van distributiebonnen om 08.30 uur op de fiets vertrekt vanaf het raadhuis in Balk. Hier is het hoofdbureau van de distributiedienst gevestigd. Van hieruit hield men in de omliggende woonplaatsen bepaalde zittingsdagen om daar de distributierbonnen ter plekke uit te reiken. Vandaag staat de uitreiking van levensmiddelenbonnen voor de inwoners van Bakhuizen, Mirns en Rijs in het hulpdistributiekantoor in Bakhuizen op de agenda. De drie distributieambtenaren zijn de distributiechef Jisk Beimin, geboren op 2 november 1914 in Goënga; Onne de Vries, geboren 29 maart 1913 in Balk en Boâke Kuiper, geboren 20 september 1914 in Balk. Achter op de fiets van Jisk Beimin zijn houten kistjes geplaatst waarin 1481 bonkaarten en 100 inlegvellen zijn opgeborgen. De bonnenadministratie is, perfect bijgehouden, in het Balkster raadhuis achtergebleven, want de Duitse overheersers houden hierop scherpe controle.

Foto Wikipedia: Svdmolen assumed (based on copyright claims)

Volgens de afspraak gaan er twee politiemensen mee ter bewaking van het transport. De distributieambtenaren zijn niet gewapend, maar de politiemannen moeten hun pistool dragen en in geval van nood gebruiken. Wachtmeesters Klaas Walda, geboren 14 augustus 1896 in Donkerbroek, wonend in Wijckel, en Jacob Helder, geboren 6 mei 1890 in Minnertsga, wonend in Balk, gaan deze dag mee als begeleiders. Jacob Helder fietst 5 meter voor de 3 distributieambtenaren en Klaas Walda neemt 5 meter achter de laatste ambtenaar zijn positie in.

Zonder oponthoud fietsen de vijf mannen voorbij logement Kippenburg in de richting van de Witte Brug bij de Leise Leane in Rijs. Aan de linkerkant van de weg bevindt zich bij de Wyldemerk het kamp van de Nederlandse Arbeidsdienst. Hier houdt de uitreikploeg een kort moment rust, omdat één van de beide politiemensen een sanitaire stop in het kamp wil maken. De wachtenden zien dan aan de overzijde een zwarte Chevroletauto met grote ronde chroomwieldoppen staan op de reed naar de boerderij van de familie Arend Poepjes, die visserman is op het IJsselmeer. Een auto is in deze tijd een luxe en valt dus op. Bovendien valt het op dat het nummerbord van de auto met een lange regenjas is bedekt, maar verder wordt hier in eerste instantie geen aandacht aan geschonken. Dichtbij de auto zitten vier mannen rustig hun brood op te eten. Toch gaat een van de politiemannen naar deze 4 mannen toe om na te gaan wie zij zijn. Als hij bijna bij hen is, ziet hij zijn collega wachtmeester weer uit het kamp van de Nederlandse Arbeidsdienst komen en daarom gaat hij weer terug om de tocht voort te zetten.

De leden van de uitreikploeg stappen alle vijf weer op de fiets om op tijd in Bakhuizen te zijn. Ze zijn nog maar nauwelijks op weg of de zwarte Chevrolet – met de 4 mannen - rijdt hen met grote snelheid voorbij. In de verte draait de auto bij de driesprong bij het Rijsterbos in Rijs en komt weer met grote snelheid hun richting uit. Waarschijnlijk hebben de 4 mannen nog snel poolshoogte genomen bij Mooi Gaasterland, omdat de Boerenschool van de NSB Landstand  hier gevestigd is. Daar zijn ook regelmatig Duitsers te vinden. Niemand van de vijf leden tellende distributieploeg denkt op deze rustige morgen aan een overval. De auto – al vaart minderend - rijdt Jacob Helder en de drie distributieambtenaren voorbij, maar vlak voor wachtmeester Walda wordt door een van de inzittenden een autoruitje geopend en een stopteken gegeven. Eén van de vier inzittenden achter in de auto vraagt aan Klaas Walda: “Kunt u mij de weg naar Hoogeveen vertellen?”. Walda antwoordt: ,,Bedoelt u de weg naar de woonplaats Hoogeveen of bedoelt u de heer Hoogeveen, de eigenaar van hotel Gaasterland in Rijs?”.  Een antwoord komt er niet meer, omdat een ongeveer 30-jarige man, 1.85 meter lang, slank, donkerblond, zwarte schoenen en een grauwe gabardine regenjas plotseling een pistool op Walda richt en roept: ,,Handen omhoog in naam van de Koningin. Wij dienen een nationale zaak”.

Ondertussen heeft de voorste politieman, Jacob Helder, zich met de fiets omgedraaid en hij kuiert bedaard in de richting van de auto. Maar eer hij beseft wat er allemaal gebeurt, wordt hij door drie andere overvallers, die inmiddels ook uit de auto gekomen zijn, omsingeld. Helder ziet dan dat deze drie personen ook bewapend zijn en hij kan niet zo snel naar zijn eigen wapen grijpen. Eén van deze drie mannen heeft zelfs in zijn ene hand in pistool en in zijn andere hand een nikkelen cilinderrevolver. Alle pistolen en revolvers worden op de borst van Jacob Helder gericht. Wat moet Helder nu doen? Hij kan niets anders doen dan de handen omhoogsteken en zijn revolver overgeven. Een overvaller roept: ,,Geen gekheid of wij schieten. Wat kan ons een moord of diefstal schelen”. Ook voor Walda gaat het allemaal zo snel dat hij geen gelegenheid krijgt zijn revolver te pakken. Onder bedreiging van een revolver wordt die van Walda uit de revolvertas gepakt. De overvaller haalt er 8 scherpe patronen uit en geeft de revolver aan Walda terug. Het wapen van de overvaller was in bruikleen van verzetsstrijder Jan de Vries uit Ruigahuizen. Jacob Helder ondergaat hetzelfde lot en ook hij moet zijn revolver afgeven. Daaruit worden 6 scherpe patronen gehaald en ook hij krijgt het wapen terug. De distributievoorraad wordt door de overvallers van de fiets van Jisk Beimin gehaald en de kist wordt in zijn geheel in de auto gezet. Een groot probleem daagt er nu op voor de distributieploeg en de beide wachtmeesters. Hoe moeten zij aantonen bij het onontkoombare Duitse onderzoek dat zij alle vijf de nodige verzetsacties tegenover de overvallers gedaan hebben. De overvallers bieden Helder en Walda aan om hen een klap op het hoofd te geven, zodat het lijkt op een gevecht tussen politie en overvallers. De drie distributieambtenaren krijgen het voorstel om aan een lap te ruiken die doordrenkt is met chloroform. Hierdoor zullen zij enige tijd bedwelmd raken. Jacob Helder wijst namens de groep het aanbod af, want zij doen immers allemaal hun wettelijke plicht. Van de overvallers krijgen zij de opdracht om een half uur lang op de overvalplaats te blijven. Distributiechef Jisk Beimin vraagt nog of hij zijn kaartspel uit de distributiekist mag halen. Dit spel wordt door de distributieambtenaren in de middagpauze gebruikt. Het verzoek wordt geweigerd, want de overvallers hebben haast. De vier overvallers lopen daarna – met pistolen dreigend en met de rug naar de auto gericht – zo snel mogelijk naar de vluchtauto om dan in de richting van Balk te verdwijnen.

Verslagen blijft de distributieploeg achter, want er zal een goed verhaal op de proppen moeten komen in het proces-verbaal. Zij houden ter plekke een krijgsberaad op welke wijze zij het beste deze gebeurtenis aan de superieuren en de bezettingsautoriteiten kunnen vertellen. Zij hebben drommels goed door dat deze overval nog een hele nare nasleep zal krijgen. Immers, alle distributiebonnen zijn nu verdwenen en de inwoners van Bakhuizen, Mirns en Rijs zitten nu zonder bonnen. De ploeg beseft gelukkig wel dat de distributiebonnen nu bij de juiste Nederlanders terecht zouden komen via allerlei illegale verzetsorganisaties. Maar op dit moment hebben de vijf mannen andere overheersende gedachten in hun hoofd. Alle straf komt nu op hun hoofden neer, want de Duitsers gaan uiteraard straffen uitdelen, schuldig of niet. Er blijven twee mogelijkheden over die tijdens dit krijgsberaad worden besproken.

De ene mogelijkheid is om onderduiker te worden en de andere mogelijkheid is om het voorval op te biechten bij hun Gaasterlandse politiecommandant Wietse Hoving in Balk. Men kiest voor het meedelen aan politiechef Hoving en zij fietsen daarvoor naar Hotel Jans in Rijs. Hier belt Walda met Hoving en hij legt uit wat er is voorgevallen. ,,Onderduiken of naar mijn kantoor komen”, was het antwoord van de groepscommandant. Beide politiemannen nemen weer de fiets en zetten de terugweg in naar het politiebureau te Balk. De distributieambtenaren gaan terug naar het distributiekantoor in Balk.

De ploeg van het distributiekantoor in Balk op de stoep van de Openbare Lagere School in de Dubbelstraat in Balk. Van links naar rechts: Douwe Sijtsma, Piet de Jong, Onne de Vries, Boâke Kuiper, Jisk Beimin, Evert Piersma. Foto Lieneke de Vries via www.langsdeluts.nl

Het onderzoek

Commandant Hoving neemt direct contact op met alle politiegroepen en posten in de omgeving om hen te waarschuwen voor de 4 overvallers in de zwarte Chrevrolet. Ook waarschuwt hij de politie in Heerenveen voor deze overvallers, omdat zij in de richting van Heerenveen zijn weggereden. Daarnaast brengt hij de burgemeester en zijn baas in Sneek, opperluitenant Stoel op de hoogte. Verder maakt hij na aankomst van de mannen direct een Duitstalig proces-verbaal op, waarbij alle 5 betrokkenen worden gehoord door opperluitenant Stoel uit Sneek en de Sicherheitsdienst die inmiddels gearriveerd zijn. De Duitsers rekenen het de beide politiemannen erg aan dat zij geen verzet hebben gepleegd. Vooral Walda moet de boosheid ontgelden, omdat hij heel eerlijk verklaard dat hij tijdens de overval geen patronen in zijn huls had. Zijn verklaring is dat hij dat vergeten was te doen. Het pistool van Helder was volgens zijn eigen verklaring wel schietklaar. Alle vijf personen verklaren dat alles zo snel in zijn werk is gegaan dat ieder daardoor compleet was overrompeld.

Hoving heeft inmiddels een opgave gekregen van het distributiekantoor in Balk welke bonnen ontvreemd zijn. Het zijn 790 bonnen K. 121; 186 kaarten K.221; 317 kaarten K. 312 en 188 Marken K.421. Totaal 1481 bonkaarten. Verder zijn ontvreemd: 19 inlegvellen K.1; 17 inlegvellen K.2; 20 inlegvellen K.3; 12 inlegvellen K.1; 20 inlegvellen L.2 en 12 inlegvellen L.3. Totaal 100 inlegvellen. Het vreemde is dat men met 781 bonkaarten vertrokken is en dat er 790 zijn ontvreemd. De rest van de gegevens kloppen.

Distributiechef Jisk Beimin neemt het op voor de beide politiemannen, want hij zegt dat de beide politiebegeleiders vanwege de snelheid van het gebeuren niets hebben kunnen doen. Beimin was niet benauwd uitgevallen om de Duitsers om de tuin te leiden. Zo zorgde hij ervoor dat verzetsstrijder Jan de Vries uit Balk iedere maand 100 bonkaarten toegestopt kreeg.

Alle vijf betrokkenen bij de overval krijgen foto’s voorgelegd van mogelijke overvallers. Deze foto’s staan in het Algemeen Politieblad dat regelmatig naar alle Nederlandse politieposten worden gestuurd. Enkele overvallers worden daarbij aangewezen en deze namen worden weer ogenblikkelijk doorgegeven zodat deze personalia ook weer in het Politieblad komen te staan.

Klaas Walda verklaart twee signalementen te kunnen verstrekken van de  overvallers. De eerste, de persoon die Walda aansprak: Ongeveer 30 jaar, lang 1.85 meter, slank, donkerblond, blootshoofds, een grauwe gabardine regenmantel, eenvoudige zwarte schoenen. Hij wordt later herkend als Nicolaas Hermanus Bergsteijn uit Woudenberg (die ondanks zijn lengte de alias heeft van ,,Kleine Jan”). Hij werkte als gemeenteambtenaar op de secretarie in Woudenberg.  Hij kwam in contact met de verzetsman Theo Dobbe (Ome Jan) en werd in diens groep opgenomen.

N.H.Bergsteijn. (foto monumentwoestehoeve.nl)

De tweede, een persoon van 1.55 à 1.60 meter lengte, 28 jaar oud, zwart naar achteren gekamd haar, smal gezicht, naar voren springende jukbeenderen, grijze ogen, donkerbruine colbertjas, eenvoudige zwarte schoenen. Als Walda het Nederlandse Algemene Politieblad van 8 juli 1943, nr. 25 onder ogen krijgt, dan herkent hij D.D.B. van Veen uit Sneek als deze persoon (,,Dick Douwes”).

Jacob Helder kan geen signalement afgeven van de daders omdat het hem allemaal veel te snel ging. Jisk Beimin geeft één signalement, hetzelfde als door Walda genoemd is voor de eerste overvaller.

Onno de Vries kan van alle 4 overvallers een signalement geven en heeft dus alles goed in zich opgenomen. Van overvaller één geeft hij ongeveer dezelfde omschrijving als Walda en hij heeft als extra aanknopingspunt dat deze overvaller een masker onder zijn mantel heeft. Het blijkt Gerrit Kleinveld ("alias Groothuis”), ook uit Woudenberg te zijn.
Overvaller twee beschrijft hij hetzelfde als Walda en dus wordt D.D.B. van Veen (,,Dick Douwes”) hier weer herkend.
Overvaller drie wordt door Onno de Vries omschreven als ongeveer 34 jaar oud, 1.60 meter lang, beleefd, donker uiterlijk, bruine ogen, een scheel linkeroog,blootshoofds, donker haar, donker kostuum met groene kleuren. Onno de Vries denkt deze persoon al eens gezien te hebben, maar hij weet niet meer waar.

G. Kleinveld (foto Museum Kamp Amersfoort)

Overvaller vier is een persoon van ongeveer 22 jaar, 1.70 meter lang, rond gezicht, een blauwe gabardine regenmantel. Alle overvallers spreken volgens hem de Nederlandse taal. De overvallers twee, drie en vier zou hij weer herkennen bij een volgende confrontatie. Later wordt bekend dat de vierde overvaller Roelof (,, Rudolf”) van der Berg is.

 Boâke Kuiper verklaart dat Walda werd overvallen door een lang, smal persoon in een grauwe gabardine regenmantel. Hij heeft gezien dat Beimin werd overvallen door een lange man met een regenmantel. Kuiper zegt verder niets gehoord te hebben, omdat hij een beetje doof is. Van een derde overvaller zegt hij dat die scheel was. Deze schele persoon, de vierde overvaller, kan hij alleen omschrijven als een lange man. Verder verklaart dat hij bij een volgende ontmoeting de derde en vierde overvaller wel te kunnen herkennen.

De distributiedienst Doniawerstal, Sloten en Gaasterland neemt een ingrijpende maatregel. Voortaan kunnen de inwoners van Bakhuizen, Mirns en Rijs hun distributiebonnen niet meer in de Rooms Katholieke school van Bakhuizen halen, maar  moet iedereen voortaan zijn bonnen in Balk gaan halen. Een rijdende overval is dan niet meer mogelijk.

In het boek over het illegale verzetsleven van Klaas Roelof Woltjer, geboren 21 maart 1917, uit Groningen werd geschreven dat deze, direct na de overval op het distributiekantoor in Langweer op 4 juni 1943, ook in juni 1943, betrokken was bij een overval in Balk. Een overval in Balk is niet bekend en waarschijnlijk zal het de overval op het rijdende distributieteam bedoeld zijn. De algehele leiding van die overvalploeg was in handen van ,,Remco”, of te wel Rient A. Dijkman. Laatstgenoemde heeft meegeholpen bij een bonnenkraak van 133.500 exemplaren bij drukker Hoitsema in Groningen. Hij werd op 5 juni 1944 opgepakt en zwaar mishandeld. Dijkman werd op transport gezet naar het concentratiekamp Vught waar hij op 22 augustus 1944 met vele anderen is gefusilleerd.

De wachtmeesters Walda en Helder kunnen het proces-verbaal niet meer tekenen, want zij worden direct ingerekend door de Duitse Sicherheitspolizei. Hun verhaal werd te oppervlakkig gevonden. Commandant Hoving krijgt de opdracht om hen persoonlijk naar Leeuwarden te brengen, wat hem niet zo goed uitkomt. Toevallig komt opperluitenant Rondhuis uit Assen op het bureau in Balk. Hoving vraagt hem of hij hem kan helpen “want ik zit onder het werk”. Roodhuis moet inderdaad langs Leeuwarden en wil de beide mannen wel wegbrengen. Hij rijdt dan wel via Sloten (in Balk is geen geschikte celruimte ) om de beide mannen mee te nemen.  Zo worden Walda en Helder ‘s avonds overgebracht naar het politiebureau in Sloten waar zij worden ingesloten en bewaakt door de agenten Van der Bie en Scholten.

Gevolgen

In Gaasterland is het al snel bekend dat de beide politiemannen opgepakt zijn. Willem Helder, een zoon van politieman Helder, komt ’s middags uit de muloschool in Harich. Bij het passeren van de woning van politiechef Hoving in Harich komt mevrouw Hoving naar buiten en zij vertelt Willem Helder dat zijn vader is opgepakt.

Uit het dagboek van wachtmeester Jacob Helder blijkt dat hij en zijn collega Klaas Walda 7 weken lang tot 12 november 1943 opgesloten hebben gezeten in het Huis van Bewaring in Leeuwarden. Iedere week krijgt Jacob Helder van zijn familie bezoek, waarbij eten en schone kleding gebracht wordt. Op 12 november 1943 worden beide mannen overgebracht naar het concentratiekamp Vught.

De familie Helder is niet van deze overbrenging naar Vught op de hoogte gebracht. Zoon Willem Helder treft bij een bezoek aan in het Huis van Bewaring in Leeuwarden zijn vader niet meer en gaat daarom verhaal halen in het Burgerweeshuis waar de gevangenisdirectie is gevestigd. Hij klopt daar op de deur van van het kantoor van Franciscus Lammers, een Nederlandse verrader en grootste van de Friezen. (Door Lammers zijn honderden gearresteerd en gemarteld. Vele Joden vonden door zijn toedoen de dood.)  Hij gaat naar binnen en Lammerts vraagt hem of hij zich heeft gemeld.  Als Willem ontkent, kan hij direct weer vertrekken. Op de gang komen een paar Duitsers en een jonge vrouw hem tegemoet. Aan de vrouw vraagt Willem in het Duits: ,,Können sie mir sagen wo mein Vater ist?” (Kunt U mij vertellen waar mijn vader is?)

Franciscus Lammers. (Foto uit ,, Fan Fryske Groun”)

De vrouw is zo vriendelijk en zoekt in het verblijfsregister waaruit blijkt dat vader Jacob Helder overgebracht is naar het concentratiekamp Vught. Dat bericht slaat in als een bom, want dat houdt in dat de beide wachtmeesters uit het zicht zijn verdwenen en het concentratiekamp heeft een slechte naam. Het vervoer in deze oorlogstijd is moeilijk en dus moeten de regelmatige familiebezoeken achterwege blijven evenals het toestoppen van eten en kleding. IJsselmeervisser Arend Poepjes uit Kippenburg laat het er niet bij zitten en stuurt iedere week een pond paling naar Jacob Helder in Vught. Later blijkt dat - wonder boven wonder - iedere zending paling aan Helder is uitgereikt. In Vught zat Helder op een bepaalde dag van de paling te smikkelen, toen dat door een Duitser werd gezien. ,,Was soll dass” (Wat gebeurt hier?), vraagt de Duitser en Helder kiest voor de juiste oplossing. Hij nodigt de Duitser uit mee te eten. Hij heeft hier later nooit meer wat van gehoord. Later zal Helder aan zijn familie verklaren dat de wekelijkse zending paling hem door de moeilijke tijd heeft heen gesleept en het verblijf wat dragelijk heeft gemaakt. Het verzet in Gaasterland geeft het gezin van de beide politiemannen financiële steun, zo blijkt uit de boekhouding van verzetsvoorman Benjamin Steegenga uit Balk.

Ongeveer zeven maanden later, op woensdag 26 april 1944 om 17.00 uur, worden de beide mannen in vrijheid gesteld en Jacob Helder schrijft in zijn dagboek dat hij de volgende morgen om ongeveer 10.30 uur weer bij zijn gezin is teruggekeerd. Deze vrijlating kwam tot stand door het betalen van smeergeld aan de Duitsers en hun helpers. De overvallers hadden zich  ernstige zorgen gemaakt over het lot van Walda en Helder. Omdat er soms met behulp van geld nog wat viel te bereiken bij corrupte Duitsers en hun Nederlandse handlangers, stelde het N.S.F. (Stichting Nationaal Steunfonds) pogingen in het werk om Helder en Walda vrij te kopen. Ook een niet bij name bekende advocaat uit Woerden/Bodegraven heeft meegeholpen deze vrijheid te bewerkstelligen. Van deze advocaat was bekend dat hij gespecialiseerd was in het vrijpleiten van gestraften bij de Duitsers. Hij heeft een brief geschreven, waarna er snelrecht heeft plaatsgevonden ten gunste van beide wachtmeesters. Ook de brief van de burgemeester van Gaasterland op 19 januari 1944 zal mee hebben geholpen aan de uiteindelijke vrijlating van de beide politiemannen. Burgemeester Schwartzenberg stuurt aan de Staatsraad van de provincie Friesland een brief, waarin hij ondermeer schrijft:

,,Tijdens het transport en bij den overval, welke werd gepleegd door inzittenden van een auto, zijn door de beide gemeenteveldwachters fouten gemaakt en zijn zij in een enkel opzicht nalatig geweest in de naleving van de voorschriften voor dergelijke transporten. Naar ik evenwel meen te weten is het bezwaar, dat tegen hen wordt ingebracht niet zoo zeer gelegen in deze verzuimen op zichzelf, dan wel in het feit, dat zij zich, zonder eenig opzet hunnerzijds wel is waar, hebben laten overrompelen en zoo den aanslag hebben doen gelukken. Nu zult u vermoedelijk wel met mij eens kunnen zijn, dat van voormalige  platteland-veldwachters van omstreeks 50 jaar, aan wien steeds bezadigd optreden en voorkomendheid is ingeprent, in weerwil van van eenige nieuwe instructies niet is te verwachten, dat zij even prompt en scherp reageeren als jeugdige personen, die te dien einde een zeer speciale opleiding hebben ontvangen. De omstandigheid dat zij gehuwd zijn en gezinnen hebben, doet hierbij eveneens zijn invloed gelden.

Klaas Walda is een politieman, die, al moge er eenige aanmerking op zijn processen-verbaal zijn te maken, in het veld uitstekend voldeed. Thans wordt hij zeer gemist, juist in een tijd, waarin zeer veel gestroopt wordt. Walda deed voorts veelal dienst als intermediair met de duitsche stelling in Sondel, tot wederzijdsch genoegen. Door zijn plaatselijke kennis konden de boerenlandgebruikers van grond, binnen de stelling gelegen, die van het een of ander in kennis worden gesteld, in zeer korten tijd worden gewaarschuwd. Nieuw ingekomen politie of gedetacheerden missen deze kennis, waardoor veel tijd verloren gaat. Jacob Helder was de veldwachter, die door mij was aangewezen in het bijzonder te letten op prijsovertredingen. Door de praktijk was hij heel aardig op de hoogte gekomen van de prijsvoorschriften en ging het contrôlewerk tamelijk vlot. Geen der overige thans hier aanwezige Marechaussés is voldoende met dit vak op de hoogte, met het gevolg dat er niets aan de prijscontrôle wordt gedaan, niettegenstaande het hoofd van dezen dienst te Leeuwarden mij uitdrukkelijk heeft verzocht de politie op te dragen meer aandacht aan dit onderwerp te besteden, aangezien den laatsten tijd geen processen-verbaal uit Gaasterland werden ontvangen.

De beide politiemannen hebben nu ongeveer 4 maanden gevangen gezeten, eerst 7 weken cellulair in het Huis van bewaring te Leeuwarden, den rest van den tijd, ongeveer 2,5 maand in het concentratiekamp te Vught. Ieder begrijpt, dat het in den tegenwoordigen tijd niet ongemerkt voorbijgaat aan degenen, die een object te bewaken hebben, wanneer een overval gelukt, mede ten gevolge van verzuimen van de bewakers. Toch wil het mij voorkomen, dat de tijd van detinatie van de beide mannen thans rijkelijk lang wordt.

Gaarne wil ik daarom Uwe bemiddeling inroepen om de beide vroegere veldwachters in vrijheid te doen stellen en wederom aan den dienst en hun gezin terug te geven.”

Op 6 mei 1944 maakt Jacob Helder een kort en duidelijk verslag in hoofdpunten van de wederwaardigheden in zowel het verblijf in de Leeuwarder Huis van Bewaring als die in het concentratiekamp Vught.

Jacob Helder Kampadministratienummer: P1193 Blok 13A
Klaas Walda Kampadministratienummer:  P1194 Blok 12A PDL
Donderdag 23 september 1943 Gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring te Leeuwarden.
Woensdag 29 september 1943 Bezoek van zoon Simon.
Donderdag 30 september 1943 Bezoek van echtgenote Namkje en zoon Willem. ,,Pakje ontvangen”.
Dinsdag 5 oktober 1943 Bezoek van zonen Simon en Willem.
Woensdag 6 oktober 1943 Twee brieven van mijn vrouw.
Donderdag 7 oktober 1943 Boterham en groeten van Jans ontvangen.
Vrijdag 8 oktober 1943 Bezoek van broer Jan Helder.
Vrijdag 15 oktober 1943 Jas, trui en pakje ontvangen gebracht door zoon Willem. Bezoek werd niet toegestaan.
Zaterdag 16 oktober 1943 Gezelschap van Douwe de Boer uit Workum. We konden het samen heel goed vinden en wij werden door elkaar gesterkt in het geloof.
Maandag 18 oktober 1943 Echtgenote werd niet toegelaten op bezoek en maakte een tevergeefse reis naar Leeuwarden. Het was een teleurstelling voor ons beiden.
Dinsdag 19 oktober 1943 Twee brieven ontvangen. Eén was van mijn vrouw en de andere van mijn broer Jan.
Donderdag 21 oktober 1943 Schone onderkleren ontvangen, gebracht door Appie Walda.
Dinsdag 26 oktober 1943 Brief van broer Jan Helder.
Vrijdag 5 november 1943 Bezoek van mijn vrouw, zoon Willem  en van broer Hein.
Vrijdag 12 november 1943 Overgebracht naar het concentratiekamp te Vught. Zoon Willem maakte een vergeefse reis naar Leeuwarden.
Zaterdag 13 november 1943 Grondwerkzaamheden verricht bij het aanleggen van een schietbaan. Commando: ,,Philips bouwkalender”.
Zondag 14 november 1943 Stenen dragen van 7 – 12 uur voormiddags. Commando: ,,Philips Bouwkalender”.
Maandag 15 november 1943 t/m 27 december 1943 Werkzaam in S.S. kazerne. Reparatie van militaire geweren (gedurende 6 weken). Commando: ,,Handwerken S.S. Kazerne”.
Zondag 26 december 1943 ‘s Nachts om 12 uur werden door 3 personen gezongen ,,Stille Nacht” enz.”.
Dinsdag 28 december 1943 t/m 14 januari 1944. Wegens een diepe wonde aan mijn voet opgenomen in een Ziekenbarak (gedurende 3 weken).
Vrijdag 14 januari 1944 Ontslagen uit de Ziekenbarak.
Zaterdag 15 januari 1944 Sorteren en tornen van Uniformkleren. Commando: .,,Veldbekledingsambt”.
Donderdag 20 januari 1944 t/m 8 maart 1944 Wegens Diphterie opgenomen in een Ziekenbarak (gedurende 8 weken).
Zaterdag 18 maart 1944 Ontslagen uit de Ziekenbarak.
Zondag 19 maart 1944 Stenen dragen van 6 – 12 uur voormiddags. Commando: ,,Philips Bouwkalender”.
Maandag 20 maart 1944 Lager reinigen en aardappelenschillen. Commando: ,,Lagerr. en Kartoffelpellen”
Dinsdag 21 maart 1944 t/m zondag 2 april 1944 Slopen van vliegtuigen, sorteren van onderdelen enz. Commando: ,,Lüftwaffe”.
Maandag 3 april 1944 Werkzaam in een timmerbedrijf. Commando:  ,,Bouwleiding Houtplaats”.
Vrijdag 7 april 1944 t/m 25 april 1944 Ingesloten in de gevangenis. 35 marechaussee’s ontvingen celstraf (Buncker) naar aanleiding van ontvluchting van één Marechaussee uit de ziekenbarak.
Woensdag 26 april 1944 Ontslagen uit de gevangenis en uit het  concentratiekamp namiddags ± 5.00 uur.
Donderdag 27 april 1944 Thuiskomst voormiddags ± 10.30 uur.

In april 1944 stelt hij te Vught een lijst op van enkele liederen die hij door collega Walda in de cel van de gevangenis te Vught meerdere malen hoort zingen:

  • Dan ga ik op tot Gods altaren.
  • Ja, Amen ja. Gezang 83:4.
  • Maar de Heer zal uitkomst geven.
  • Ruwe stormen moge woeden.
  • Ik wens te zijn als Jezus. (No. 52)
  • Grijp toch de kansen door God u gegeven. (No. 166)
  • Heer, ik hoor van rijke zegen. (No. 132).
  • Als g’in nood gezeten. (No. 7)

Jacob Helder

Jacob Helder werd geboren op 6 mei 1890 te Minnertsga als zoon van Simon Jans Helder en Geertje Jacobs Hoogerhuis. Balk, 82 jaar oud. Op 18 januari 1919 trouwt hij in de gemeente Barradeel met Namkje de Vries, geboren op 4 november 1893 te Minnertsga, als dochter van Willem de Vries en Berber Tuinhof. Namkje is overleden op 27 januari 1976 te Balk, 82 jaar oud. Zij kregen twee kinderen te weten,  Simon geboren op 8 mei 1920 te Workum en Willem, geboren op 6 april 1926 te Balk.
Jacob Helder begon zijn loopbaan bij de politie in Nijmegen. Daarna volgden Sneek, Workum en Balk  Hij is overleden op 16 november 1972 te Balk.

Jacob Helder voor het oude raadhuis

Na zijn thuiskomst blijkt dat Helder geestelijk erg veranderd is; hij  is min of meer een zenuwpatiënt geworden. Toen hij hoorde dat zijn zoon Simon in oktober 1944  bezoek kreeg van het verzet en gevraagd werd om mee te werken aan een wapendropping bij het Slotermeer, wees hij de medewerking van zijn zoon daaraan nadrukkelijk af. Hij werd erg boos en zei tegen hem: ,, Ik wil dat je dit niet doet. Ik ben opgepakt geweest en ik ben nu weer vrij. Als de Duitsers achter jouw medewerking komen, dan staat het er bij ons niet goed voor”.

Simon Helder heeft op dat punt naar zijn vader geluisterd. Hij was gemeenteambtenaar in Balk en deed daar het nodige verzetswerk. Van Simon Helder is bekend dat hij eenmaal is ondergedoken, toen bleek dat de Duitsers bij een arrestatie een vals persoonsbewijs hadden ontdekt dat door hem was afgegeven. Met medeweten en goedkeuring van de gemeentesecretaris Van der Wal heeft Simon Helder met Ties van Hout, Otto en Jannie de Boer – vooral in de tweede helft van de oorlog – op grote schaal administratieve vervalsingen gepleegd.

Klaas Walda

Klaas Walda is geboren in Donkerbroek op 14 augustus 1896 als zoon van Aldert Walda en Roelofke Fokkema. Hij trouwde te Heerenveen op 30 juni 1919 met Teatske Klijnstra, geboren op 17 maart 1896 te Jubbega-Schurega als dochter van Sjoerd Klijnstra en Taetske Stoelwinder. Zij hadden 1 kind; Aldert Walda, geboren op 12 januari 1920 te Jubbega-Schurega. Op 11 juni 1921 is Walda aangesteld als agent van politie in Amsterdam en op 27 mei 1924 als gemeenteveldwachter in Gaasterland en Sloten. In 1943 ging hij mee over naar het korps Koninklijke Marechaussee. Op 1 januari 1953 ging hij met pensioen. Hij was op dat moment wachtmeester 1e klas en postcommandant der Rijkspolitie in Sloten. Hij overleed op 27 december 1958 te Wijckel. Zijn vrouw Teatske Klijnstra verhuisde op 1 april 1959 naar Delft.

 

Klaas Walda

De distributiedienst van de Gemeente Gaasterland

De distributiedienst van de gemeente Gaasterland heeft 15 juni 1974 een reünie gehouden in Gaasterland. De heer Pieter de Jong (zoon van postbode Jan Mintjes de Jong uit Oudemirdum) heeft daarvan als organisator foto’s en aantekeningen nagelaten. De woonplaatsen van de deelnemers tijdens de distributieperiode zijn niet vermeld.

De lijst met genodigden bestond uit:
Jap Mooijen – Plantinga, Amsterdam
Nel van der Velde – Kuiper, Sellingen
Boersma – Hoogeveen, Balk
Evert Piersma, Julianadorp
Coby Boogaard – Piersma, Den Helder
Janny Boogaard – Dolsma, Enkhuizen
Douwe Sijtsma, Balk
Griet de Winter – Buitenveld, Leeuwarden
Jan de Boer, Hoogeveen
Onne de Vries, Oudemirdum
Piet de Jong, Sint Nicolaasga
Jisk Beimin, Rotterdam
Hendrik van der Goot, Grootegast
Lu Reitsma-Steffens, Siddeburen
Sietze Jongsma, Balk
Piet Terpstra, Leeuwarden
A.W. Huizinga – ten Brink, Wassenaar
Boâke Kuiper was pas overleden toen de reünie-uitnodigingen verstuurd waren.

Er zijn enkele aantekeningen bewaard gebleven die op deze reünie dag de revue gepasseerd zijn:

  1. Weet je nog dat de koeken van bakker de Boer zo lekker waren?
  2. De “lytse” (kleine) Van der Wal altijd een tekort had aan tabaksbonnen.
  3. Als personeel hebben wij eens gestaakt van zaterdagmiddag tot maandagmorgen.
  4. Mevrouw Dijksma had altijd zoveel plezier als er weer iets gek gebeurde.
  5. Het gebeurde soms dat de klepjes van de telefoon in het postkantoor soms allemaal tegelijk openvielen.
  6. In de drukkerij van Hoekstra is eens een Sinterklaasavond gehouden.
  7. Uiteraard is deze overval ook besproken.

Het distributieteam heeft op 28 november 1944 deelgenomen aan een proefmaaltijd voor de Centrale gaarkeuken in Balk. Onne de Vries was aangewezen om de maaltijd op te halen voor zijn collega’s. Het bleek snert te zijn dat als te zout werd beoordeeld.

Op de foto links personeel van de distributiedienst die in het oude postkantoor in de Dubbelstraat in Balk was gevestigd. Hiernaast was toen nog een notariswoning die later is verbouwd tot administratiekantoor van de gemeente. Staand v.l.n.r.: Age van der Meer uit Balk; politieagent Van der Meer uit Bakhuizen; Martsjen Hoogeveen. Zittend v.l.n.r.: Jan de Jong uit Nijega; Pieter de Jong uit Oudemirdum en Petronella (roepnaam Nellie) Kuiper.

Op de foto rechts staan de medewerkers van het distributiekantoor bij hun reünie op 15 juni 1974 voor de ingang van het voormalige distributiekantoor. Bij het sluiten van het kantoor in 1949 was afgesproken dat  er 25 jaar later een reünie zou worden gehouden. Op de foto kunnen enkele personen worden herkend. Zittend v.l.n.r. drie onbekende dames en dan Douwe Sijtsma uit Balk en Piet de Jong, destijds uit Oudemirdum. Op de achterste rij Jisk Beimin. De volgende heer is Hendrik van der Goot die gemeentesecretaris van Grootegast is geworden.

Nagekomen theorieën.

De toen 88-jarige-Rein Albada in Koudum – tijdens de oorlog woonachtig aan de Wyldemerkwei 11 in Harich- vertelde in begin 2018 het verhaal dat de overvalploeg eerst ’s morgens vroeg nog had geprobeerd om bij zijn overbuurman Arend Poepjes een Jodin op te halen die daar in pension was. Volgens Albada was Winkel haar achternaam. Zij was echter ’s morgens vroeg plotseling verdwenen en daardoor visten de overvallers achter net. De ploeg zou toen besloten hebben zich maar op dit distributietransport te storten. Bij nader onderzoek van de schrijver kwam wel naar voren dat er volgens de familieverhalen van Poepjes in oorlogstijd een Jodin in pension was geweest. Die mevrouw had echter dusdanig vreemde vragen aan Gaasterlanders gevraagd en verteld, dat Arend Poepjes het niet meer vertrouwde en hij contact had gezocht met de illegaliteit. Een van haar opmerkelijke daden zou zijn geweest dat ze aan ieder – te pas en te onpas – een foto van haar man had laten zien. Daarbij had ze de opmerking gemaakt dat haar Joodse man  Abraham Vreeswijk door de Duitsers was opgehangen. Als zij de foto van haar ex-man heeft laten zien, dan was dat een oude foto en een leugenverhaal omdat Abraham Vreeswijk al op 21 december 1933 in Deventer overleden was.

Alles is niet meer te controleren. Het komt mij vreemd voor dat deze overvallers - nauwelijks voorbereid – zich aan zo’n gevaarlijke overval zouden wagen. Daarbij rijst ook de vraag waar de overvallers deze mevrouw na gevangenneming mee naar toe zouden nemen. In de Leeuwarder Courant van 7 april 2018 is een verhaal gepubliceerd uit het geheime dagboek van Arnold Douwes uit Drenthe. Hij zou een geheim plan hebben gehad om Joden te bevrijden uit Kamp Westerbork. Daar zaten meerdere mensen in het bevrijdingscomplot met o.a. de Amsterdamse Jodenredsters Hennie en Kitty Winkel.

Wel kan er in 2018 na grondig speurwerk toch nog een mogelijkheid worden gekoppeld. De Gaasterlandse politie heeft namelijk mejuffrouw Renske Winkler, Riouwstraat 69 in Den Haag bekeurd. Zij heeft in een auto gereden met niet of onvoldoend afgeschermde autoverlichting. Dat zal ongeveer eind september/begin oktober 1943 zijn geweest. (De overval was 23 september 1943). Hiertegen is zij in beroep gegaan. Het geeft dus ook aan dat zij in het donker gereden heeft. Dat zal dus ’s avonds zijn geweest en mocht zij in spertijd rijden of had zij een -Duitse ontheffing? In tijden van benzinenood was zij hier in Gaasterland met een auto terwijl een auto voor een particulier in die tijd een duur en zeldzaam bezit was met kans op inbeslagname door de Duitsers.

Vanuit Den Haag krijgt de politie in Balk op 21 oktober 1943 bericht dat het proces-verbaal niet ten uitvoer wordt gebracht omdat het hier haar vervoersmiddel betreft en geen gebouw. Dit is enigszins vreemd omdat zelfs fietslichten afgeschermd moeten zijn. De Gaasterlandse politie zal toch zomaar niet iemand een bekeuring geven die te veel licht maakt? Heeft deze Renske bij Haagse instanties invloed gehad bij de beslissing om haar maar niet te bekeuren? Het zal nu ook duidelijk zijn dat als de politie op 21 oktober 1943 bericht krijgt dat het proces-verbaal ingetrokken wordt, bewijst dat zij een maand daarvoor in Gaasterland was. Zij kan dus de mevrouw geweest zijn die bij Poepjes in pension geweest is.

In het illegale blad – Nederlandsch Nieuws – van februari 1945 is een lijst met personen opgenomen waarop de namen staan van personen die voor de Gestapo in Den Haag werk verricht hebben, hetzij door aanbrenging van landgenoten, hetzij door werkzaam te zijn op een van de Gestapo’s bureaus. Daarin werd ook de geslachtsnaam genoemd van een dame met de naam Winkler. Zou het Renske zijn? In 2013 is een Engelstalig onderzoek verschenen met de titel: “Racial Science in Hitler’s New Europe 1938-1945”. Daarin wordt in een voetnoot kenbaar gemaakt dat er bij NIOD (Ned. Instituut Oorlogsdocumentatie) nr. 176/84 en 176/598 een politierapport is gearchiveerd , gedateerd 20 december 1945, over de naam Renske Winkler.

Via het Googleprogramma is te vinden dat Renske Winkler op 16 december 1890 in Kollum geboren is. Zij krijgt als ongehuwde vrouw in Amsterdam twee kinderen: een dochter Berber, geboren 9 oktober 1913 en een zoon Adolf, geboren 8 april 1917. (†22 maart 2009 in Sneek). In 1921 trouwt zij in Schoten met de koopman Abraham Vreeswijk, geboren 17 maart 1873 in Utrecht. De twee kinderen worden niet erkend of gewettigd. Dit huwelijk wordt 4 jaar later door echtscheiding alweer ontbonden. Abraham Vreeswijk overlijdt op 21 december 1933 in Deventer. Een aparte naamspeling is dat Renske Winkler een zoon krijgt met de naam Adolf in 1917 en dat haar man de voornaam Abraham heeft.

Waarom was deze mevrouw in Harich in pension? Wat wilde zij hier?

LITERATUUR

1.  Artikel "Wild West op Riis" in de rubriek Snypsnaren van de Balkster Courant d.d. 15 maart 1958. Auteur: "R"

2. Artikel "De oerfal op Riis" in de rubriek "Ut it argyf fan MasterTwerda" uit de Balkster Courant van 3 mei 2001. Dit artikel is bijna gelijk aan "Wild West op Riis".

3. Een gewapende overval op een stille landelijke weg in de buurt van Kippenburg. Auteur: "St" (B.H.Steegenga)

4. Protokoll eines gewaffneten überfalls auf der Distributionsausstellingsgruppe. Rapport van W. Hoving op 25 september 1943.

5. Brief van de burgemeester van Gaasterland d.d. 19 januari 1944 aan de heer Staatsraad i.b.d. Commissaris der Provincie Friesland om vrijlating van beide politiemannen.

6. Informatie familie Helder.

7. Aantekeningen J. Helder d.d. 6 mei 1944

8. Boek: Gescheurd Land door P. Bode, J.Oosterhoff en J. Keij-Alta

9. Nederlands Algemeen Politieblad van 8 juli 1943, nr. 25.

10. Artikel "3 jaar vrijheid" in het blad Fan Fryske Groun d.d. 1 mei 1948